FEUILLETON. M 704 WOENSDAG 1 AUGUSTUS. 1888. Uitgever: L. J. YEERMAÏÏ, Heusden. 3) Hoe ons land geregeerd wordt, VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiè'n worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Papier en in de Werkelijkheid, (SLOT.) Tot nog toe zijn wij den heer D. N. op den voet gevolgd en strikt genomen zou niets ons beletten, daarmede voort te gaandoch aan den anderen kant is er ook wel iets voor te zeg gen om het er bij te laten. Op elke bladzijde treffen wij hetzelfde aan veel goeds begraven onder meer kwaads. En waarin bestaat dat vele goeds? Ons antwoord daarop is niet in twee woor den te gevenwij dienen er eenige regelen aan te wijden. In de eerste plaats is het onze innige over tuiging, dat de heer D. N. uit heilige overtui ging najaagt, wat hij goed en rechtvaardig acht. Wij hebben niet alleen dit boekje gelezen, doch al zijne werken; wij lezen gestadig zijn orgaan Recht voor Allen« en volgen hem in de Tweede Kamer. En wij verklaren verder ons leedwezen over het feit zijner miskenning door anderen, door de meesten. Omdat hij radicaal is en revolutionaire denkbeelden predikt, is hij nog geen slecht en verachtelijk man, zooals vele schriftgeleerden schijnen te meenen. D. N. heeft ook naar onze overtuioinor ore- lijk in de bewering: Ons belastingstelsel deugt niet; Ons defensiewezen is slecht; Onze jachtwet is middeleeuwsch Onze nieuwe kieswet is reeds verouderd Onze rechtsjxraak is zeer te vereenvoudigen; Ons onderwijs is niet volmaakt. En zoo zouden we nog meer kunnen noe men. Doch wat is nu het kwaad daar tegen over? Er zijn zeer vele achtingswaardige mannen in den lande, die dit volkomen met hem eens zijn en die ook verandering en verbetering willen. Namen doen niet veel aftoch willen wij b. v. op Van Houten wijzen, een man, dien wij de hoogste achting en vriendschap toedra- gen en wiens kennis wij bewonderen. Yan Houten is ook radicaal. Met hem kunnen wij meegaan, omdat hij langs den weg des vredes en dien der ontwikkeling zijn ideaal wil berei ken, en omdat hij vóór alles van de zaken, die hij bespreekt, bestrijdt of voorstaat, eene gron dige kennis heeft opgedaan. Dit verzuimt D. N. vaak. En dit verzuim maakt hem oppervlakkig en tot een onbetrouwbaren gids. Ter loops maken wij van deze gelegenheid gebruik om onzen lezers eens dringend ter lezing aan te bevelen twee werkjes van S. van Houten: «Over God, Eigendom en Familie« en «de Staatsleer van J. R. Thorbecke«. Nemen wij nu nogmaals een paar feiten als voorbeeld. Wjj kennen geen onzinniger belasting als die op zout, zeep, enz. Dat willen velen met hem; doch eerst moet er iets daarvoor in de plaats gevonden worden, anders loopt de huishouding van den Staat in de war. Dit staat als een paal boven water. Onze huwelijkswetgeving is verouderd en slecht. En J)an? Over dat dan denkt hij niet na. Maar dan loopt onze maatschappij in het honderd. Nog onlangs hadden we het met die ge dwongen winkelnering. Wij keuren die af. Er is zóó véél! D. N. heeft bovendien nog een ander in het oogspringend gebrek. De man is verbitterd. En al wederom betuigen wij, dat dit ons zeer spijt, en nog meer, dat onze maat schappij daar de schuld van heeft. Niemand heeft het recht een andersdenkende voor een slecht menscli te schelden, omdat hij anders denkt. Dat is dom-kleingeestig. En dat ge schiedt Langzamerhand is hij er toe gekomen, ach terdochtig en ergdenkend te worden. Alles en allen wantrouwt hij. In dit opzicht is hij eeni- germate te vergelijken met onzen grooten leer meester en vriend Douwes Dekker. Ik zeg eeni- germate, omdat ik hem ongaarne op eene lijn zou stellen met dezen denker. Zoo wil D. N. alles omschrijven, bewetten en reglementeeren. Hij is tegen de machines en wil van alle bur gers machines maken, automaten, zonder vrijen wil, zonder energie, zonder zelfstandigheid. De Staat zal alles zijn en alles doen en alles kun nen. De burgers allen gelijk zijn. Ook dit ide aal is onzin, omdat het onmogelijk is. Strikt genomen mag men geene ondergeschik ten hebben, die onze schoenen poetsen. Maar als D. N. nu eens wilde doordenken, zou hij inzien, hoe dwaas dit is. Want waarom mag D. N. dan wel een paard als trekdier bezigen Omdat hij mensch is, en zoo'n paard maar een dier? Maar wat is D. N. hij redeneert immers zelf zoo wat is D. N. meer dan een dier Hij begrijpe ons goed. Wij bedoelen niets minachtends; des noods leze men wij in plaats van hij. Iets geheel anders is het weer óf iemand, die niets kan, niets doet, maar veel geld heeft, of zoo iemand het doelwit mag zijn en kan zijn van ons streven of wij hem achten. Dit weet D. N. wel beter. Of zoo'n man een lekker leventje heeft, wat gaat ons dat aan En in ernstis dat een lekker leventje? Wij zou den er voor bedanken en des noods liever schoe nen poetsen. Die man doet kwaad roept D. N. Als hij spaartkan hij, economisch gespro ken, geen kwaad doen, dunkt ons. Of hij meer nut zou kunnen doen? Of het te betreuren is, dat hij dit niet doet? Zeker, zeker! en als wij het wagen te profeteeren: »de dagen zullen komen, waarin dezulken niet meer zijn!« dan spreken wij in den geest der historie. Dit alles met een tooverslag te veranderen, is onmogelijk. Wij gaan vooruit dit staat vast. Thans, lezers, nemen wij voorloopig afscheid van dit boekje en van den heer D. N. Naar ons beste weten hebben wij er het een en ander over in bet midden gebracht. Buitenland. De Duitsche keizer ontving te Stockholm het bericht, dat zijn gemalin hem den vijfden zoon heeft geschonken. Dit jonge mensch schijnt groote haast gemaakt te hebben zich in de wereld te vertoonen; althans de keizer had gerekend vóór die gewichtige gebeurtenis te Potsdam terug te zijn. Eerst werd nu het gerucht vermeld, dat hij onmiddellijk huiswaarts zou keeren, maar de uitnemende berichten omtrent den toestand van kraamvrouw en kind hebben hem doen besluiten geen verandering te brengen in zijn plan. Volgens den Weener-correspondent van de »Standard« zou keizer Wilhelm den Ozaar heb ben gesproken over de candidatuur van prins Wladimir voor den troon van Bulgarije en zou hij het voornemen hebben die candidatuur te steunen. te kennen gegeven »Havas« verneemt uit Petersburg, dat men daar weinig gesticht was over de vloot van 10 schepen, die den Duitschen keizer vergezelde. Men vond dat een beetje parvenu-achtig, en de Czaar in het bijzonder was verbaasd over dat gemis aan tact. Ook wordt gezegd, dat de geest drift te Cronstadt en te Peterhof slechts flauw waseerst na de hymne voor den Czaar barst ten overal de toejuichingen los. De politie moest het uitsteken der vlaggen voorschrijven, maar naast de Russische vlag werd geen enkele Duit sche uitgestoken. Men berekent dat Wilhelm het Russische hof heeft gekost! de ontvangst van Keizer gulden millioen uit het leven van den Ouden-Dessauer. KARL MAY. Het schilderhuis, dat voor het beschreven huis stond, maakte het kenbaar als het kwartier van den piaatscommandant. De handelaar ging voorbij den schildwacht, liep de trap op en opende de eerste de beste deur, die hij voor zich zag. Twee onderofficieren waren in 't vertrek, dat hij betrad. »Wie ben je en wat wil je?« vroeg de eene met een barsche stem. «Is de opperwachtmeester von Dennau thuis »Wat wil je van hem?« «Dat gaat jou toch niet aan. Ik vraag of de opperwachtmeester thuis is?« «En ik vraag, wat....« «Wil je wel eens dadelijk je neuswijzen sna vel houden, jij leelijk negenoog, jij? Ik »Snavel, neuswijsviel de onderofficier hem in de rede en pakte hem bij den arm. Kom dadelijk mee naar de wachtIk zal je den neus wijzen snavel op je huid laten teekenen, dat....« «Wat is dat voor een heidensch schandaal daar buiten riep een scherpe toon daar tus- scben. 't Was de opperwachtmeester zelf, die in zijn kamer met eenige officieren in gesprek was en toornig de deur open smeet. «Wie is die rustverstoorder, die zich vermeet, hier in....« Rustverstoordervroeg de veehandelaar, ter wijl hij zich omkeerde, «kijk hem eens aan, mijn heer de luitenant «Hemmeldonnerw.... 'k wil zeggen, 'k bid dui zendmaal om verschooning, doorluchtige excel lentie! Ik kon onmogelijk weten, dat....« »A1 goed, al goed! Doe in 't vervolg eerst de oogen goed open voor je schimpt. Ilij trad de kamer binnen, waar hem de ver schrikte heeren in stijve voorgeschreven houding ontvingen. Goeden moigen Hebt niet gedacht, dat heden zulk bezoek naar Lenzen zou komen? Nu, wou eens zien, hoe 't hier geschapen staat. Hebt gis teren toch mijn order ontvangen, heer opper- wachter, wat?« De gevraagde stond voor hem, de pink op de naad van de broek en stijf als een laadstok. «Om u te dienen, excellentie, ja.« »Hebt ge den kerel »Mag ik onderdanig vragen, welken kerel «Welken kerel? Nu, wienanders dan Hiimmer- lein «Hammerlein 'k Heb dien naam nog nooit gehoord, 'k Bid onderdanigst me te willen infor- meeren, wie....« «Hammerlein.... nooit gehoord.... te informee- ren?! Daar zullen nu toch tien miljoen granaten te gelijk inslaanGe hebt mijn order ontvan gen en bidt onderdanigst om tijding over Elam- merlein?« Excellentie, vergeef me, ik vei-oorloofde me na den ontvangst van uw order dadelijk den luitenant von Wrede naar 't hoofdkwartier te zenden om te zeggen dat de order.... Wrede.... hoofdkwartier.... order? Waarom stuurt ge me een ordonnansik heb toch ge schreven, dat ik lieden zelf komen zou? 'k Won het onderzoek zelf leiden en vraag nu voor de tweede maal of ge Hammerlein hebt?« Het gelaat van den piaatscommandant was van verlegenheid boog rood geworden en de andere officieren wierpen elkander verlegen blik ken toe, waarin eene levendige bezorgdheid niet te miskennen viel. Excellentie vergunne me vriendelijk« hij trad naar de schrijftafel en haalde een beschre ven blad uit een daar liggend couvert «te verzoeken deze regels door te lezen Vorst Leopold, want deze was liet, greep naar het papier, ging naar 't venster en studeerde een langen tijd op de akelige teekens, die hij onder de oogen had. Nooit was hij een vi'iend en be wonderaar van de edele schrijfkunst geweest en berichten te lezen of zelf de pen te voeren be hoorde voor hem tot de grootste moeielijkheden van 't, aardsche leven. Maar zoo'n schrift, als hij hier zag, was naar zijn meening onmenschelijk, was hem nog nooit onder de oogen gekomen. «Wat is dat dan toch voor een laf prulschrift, hé?« vroeg hij eindelijk. «Dat ziet er juist uit, als had iemand handen en voeten in een inkt- tobbe gestoken en of hij dan op het papier had rondgekropen. En zoo'n ellendige kladderij waagt ge mij te lezen te gevenDe aderen op zijn voorhoofd zwollen op en zijn oogen bliksemden toornig. Daar kan geen mensch een enkele letter uit maken. Zeg me eens welke ezel dat geschre ven heeft «Excellentie, mag ik onderdanigst verzoeken.... «Verzoeken? Wat dan?« «Mij te zeggen.... «Te zeggen? Wat dan?« «Wat deze regelen bevatten «Wat.... deze regelen.... bevatten? Zijt ge dan gek geworden, de een en de ander? Ik heb u reeds gezegd, dat geen mensch in staat is uit die vuile kladderij een enkele verstandige letter te maken. Of kunt gij 't misschien »Neen.« «Niet? En ik vorst Leopold van Anhalt-Dessau, veldmaarschalk van 't Duitsche rijk en van Prui sen zal 't werk van een schrijver verrichten en dien zwarten bagger voor u helder maken?« Zijn toorn nam gestadig toe. Driftig trad hij op den opperwachtmeester toe en vroeg: «Nu, welke schoorsteenveger heeft op dat prulschrift rondgedanst en wat heeft dit vod met mijn or der van gisteren te maken «Doorluchtigheid, dit geschrift.... «Geschrift? Een kladderij is 't. Nu alzoo, die kladderij.... «Is door «Bij den hemel, ga voort! Is doorExcellentie's hoogst «Hoogst eigen hand geschrevene Excellentie's hoogst.... De vorst trad een schrede terug, sperde van verbazing den mond wijd open en zag den spre ker met starende oogen in 't angstige gelaat. Het duurde een geruimen tijd eer hij kon spre ken. «Ik zelf met hoogst eigen hand ge schreven Mensch, heer opperwachtmeester, mijne heeren, wilt ge met uw veldheer spotten? Waart ge geen officieren, dan liet ik u allen te zamen en elk afzonderlijk dadelijk krom sluiten. Gelooft misschien een uwer dat ik niet schrijven, of mijn eigen schrift niet lezen ltan?« «Excellentie, niemand zal 't wagen, zoo iets ook maar te denken; maar....« «Dat zou ik u allen ook radenDus, maar....« «Maar ik verzoek ondanig naar de ondertee- keniDg te zien. En hier is 't couvert «Deonderteekening? Ikteekentoch »Leopold;« maar hier is L, noch e, noch o uit te maken, en het pold is heelemaal in den inkt verdron ken. Laat het couvert zienHm, hm.... Wat moet die geschiedenis dan toch eigenlijk voorstellen «Het is de order, die uwe Excellentie me gis teren gezonden heeft. «Wat? mijn order is 't? En die kan mijnheer de opperwachtmeester niet lezen, die geeft hij mij terug, opdat ik hem zal zeggen, wat er in staat? Alle duizend onweersbuien, bommen en granatei!, nu schiet mijn geduld te kort, nu suist het mij door 't hoofd, nu wat doe ik toch met u, met met....« In de hoogste opwinding stormde hij in de kamer op en neer, stampte met de voeten en sloeg met de armen in de lucht. «Excellentie, dit geschrift is....« «Is? Nu wat is het?« «Is door de .handen van 't gansche corps officiers gegaan.... «Corps officieren gegWa wa wa wat?Van 't gansche corps officieren? Wat zegt ge me daar? Een order, die alleen aan den opper wachtmeester von Dennau was gericht, is door de handen.... hemel.... van 't gansche.... millioe- nen.... corps officieren gegaan...., bommen en granatenEu dat noemt men militaire beschei denheid Wees op uwe hoede, gij.... gij—.« NIEUWSBL De de OP BOOK F. DOMEIA NIEUWENHUIS. (Lid der 2e Kamer.) o o Schaf ze af! roept D. N. Schaf ze af! roept D. N. Maak wetten er tegen, roept D. N. Uitmun tend; en hij doet het. En ziet, deze wet is on bruikbaar. Het lijkt ons een onding toe. Nu zegt D. N.dat is, omdat ik ze voorgesteld heb. Dat is niet zoo, want wij verklaren met de hand op ons hart, aan alle kleingeestigheid vreemd te zijn. Thans mist D. N. zeer zeker zijn doel. Waardoor? Door gebrek aan kennis, door verzuim van kalme studie en grondig on derzoek. En och, zoo zouden wij wel tot mor gen kunnen voortgaan. fe ÏÉMshlb. een weinig bekende episode DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1