FEUILLETON. M 712. Een beeld uit 't leven. WOENSDAG 29 AUGUSTUS. 1888. Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden. n) VOOlt Uit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs ver hooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 00 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrjjk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. 't Is Zondag. Ernstig en plechtig luiden de klokjes en noodigen de geloovigen ter kerke om hun God te gedenken, te danken en te loven. Ook in het kamertje van den arbeider Hart man dringen de kerkklokstoonen als roepstem men naar het bedehuis door »'t Is Zondagzuchtte de jonge vrouw, die juist gereed is met hare bezigheden; »'t is Zondag •Zou ik naar de kerk g»an?« vraagt ze zich ernstig doch droefgeestig af. »Zou ik?« Doch met zulk een gelaat herneemt ze. De menschen zouden 't mij stellig aanzien, mij ondervragen en daarenboven mijn kind, mijn lieveling slaapt nog en De tranen rolden weer uit hare roodgeweende oogen en biggelden langs hare door zorgen en verdriet vermagerde wangen. Zij kon ze niet meer bedwingen »Och,« roept ze snikkende uit, waarom heb ik ook geen gehoor gegeven aan den welgemeen- den raad mijner lieve moeder, hoe goed had ik het dan kunnen hebben, maar och ik had hem toch zoo lief, ik beminde hem zoo innig klaagt ze en wischt zich met haar boezelaar de tranen uit de oogen Hij mag het immers niet zien dat zij geweend heeft »Hoe is 't, zal dat vervelende grijnen nu eens ophouden Bewaar je krokodilstranen maar tot nadersnauwde een ruwe stem haar tege moet. De toon waarop die woorden werden uitge sproken, deed haar hevig schrikken en ont stellen. Welzoo, zijt gij zoo bang voor mjj?« zegt de man want hij was het en zijne stem klinkt nog harder en ruwer. Vervolgens met zijn vuist op de tafel slaande waardoor een fraai porceleinen kopje een geschenk uit vroeger gelukkiger dagen op den grond viel en in stukken brak, brulde hij haar toe: Breng mij eten!« Zonder een enkel woord te spreken, en na een treurigen blik op de scherven geworpen te hebben, spoed zij zich heen. Gramstorig blikt de man haar na. Nu, hjj heeft ook wel reden om boos te zjjn Gisteren, Zaterdag, had hem de patroon zijn weekloon betaald, 't welk hij tot op een klei nigheid na, in de kroeg en elders verzwendeld heeft, waarop hij dronken naar huis is gegaan. Zijne vrouw had hem daarover verwijten gedaan en hijvergat zich zoover dat hij de hand aan haar geslagen had. Daaraan dacht hij, toen zij heenging en weder binnen kwam en een bord met soep voor hem neerzette, zonder hem aan te zien. En de toorn overmande hem, want hij schaamde zich zijn onrecht en hij wilde het toch niet bekennen. Nou, jij ben me ook een huisvrouwriep hij op boosaardigen toon, en wierp de lepel met geweld op de tafel. Jij kunt nog niet eens een behoorlijke soep koken. Er is geen zout en geen vet in Maar Herman zeide de vrouw droevig, «gij hebt mjj gisteren immers geen geld gegeven, en het vet was al lang op Daar buiten luiden de kerkklokjes en daar binnen in het kleine kamertje, grijpt de man naar het mes, en valt daarmee op zijne lieve, zorgende vrouw aan. Gjj zult mijne moeder niet slaan, ik wil het niet hebben, het is mijne moeder,zeide de kleine Karei. Haar kind en het zijne stond tus- schen hen in. De kleine jongen is door het er gerlijk tooneel wakker geworden, heimelijk uit zijn bedje geklauterd, en trekt partij voor zijne moeder. Tranen staan er in zijne blauwe kijkers en toornig balt hij de kleine vuisten Foei! stoute vader, ik heb u niet meer lief! roept hij en slaat naar hem. En de moeder? Zij trekt haar kind terug, tilt hem van den grond op en neemt hem in hare armen. »IIoe kunt gij toch zoo ondeugend zijn, Kareltje! mijn kind?« zeide zij en wikkelt haar boezelaar om zijn bloote voetjes, »uw vader is toch zoo goed en heeft u zoo lief! »Neen! Ik ben niet goed!« roept de man door dit tooneel verteederd en in tranen los barstende uit. »Ik verdien niet dat gij mijne voorspraak zijt, Maria Hij valt voor zijne vrouw op de knieën en kust hare handen •Vergeef mij, Maria! gij zult mij nooit weer in zulk een toestand zien. 't Is een geduchte les voor nip En wat vergeeft de vrouw niet aan den man die hare liefde afgebedeld en haar onge lukkig gemaakt heeft? De jonge vrouw vernedert zich voor den be- rouwhebbenden man, kust hem en bemoedigt hem met de zoetste namen. De kleine Karei valt zjjn vader om den hals en laat zijn blonden krullebol op diens schouders rusten En daar buiten luiden de kerkklokjes. Zie! dit beeld, 't welk ik ontleend heb aan eene mij destijds van vriendeljjke zijde medege deelde ware gebeurtenis, zweefde mij voor den geest, toen ik dezer dagen getuige was van een tooneel, voortgevloeid uit de diep rampzalige gevolgen van het misbruik van sterken drank. Ik misgun den werkman zijn jenecer niet om dat hij arm is en geen wijn bekomen kan; ik zeg niet tegen den rijkegebruik wijn omdat jenever tot de sterke dranken behoortneen ik zeg tegen beide: »Kwel uw maag zoo min mogelijk met alcoholische dranken en wijn!« Al wie eenmaal de gewoonte heeft aangenomen om zulke schadelijke dranken te gebruiken zal het ondervinden hoe moeilijk het hem vallen zal zulks na te laten, na te laten indien men niet met een ijzeren toil bezield is om zich zelf aan de maatschappij en zijn ongelukkig gezin terug te geven. De druif is stellig niet door den Schepper ge plant opdat de mensch aan het dier gelijk zou worden, en het kostelijke graan, dat duizenden en duizenden voeden kon is evenmin bestemd om daarmee dood en verderf maar wel om ge luk en welvaart aan te brengen, in den vorm van het krachtgevend brood, maar helaas dat krachtgevend brood wordt meestal verworpen om een doodend vergift te drinken, 't welk zulke vreeselijke sporen achterlaat. Of is het niet treu rig en ellendig, den jeneverdrinker te zien met dat spotachtig en opgeblazen uiterlijk, dien ko perkleurige neus, die holle glasachtige oogen, die bevende handen, die onzekeren en wagge lenden gang, en wanneer men nu weet dat dit alles onvermijdelijk tot zuiperswaanzin delirium tremens) en een ellendigen dood moet uitloopen, zou ik dan geen recht hebben om te waarschu wen voor deze vreeselijke gevolgen? doch wat zullen mijne waarschuwingen baten? Wat heb ben die van zoovele menschen vrienden gebaat? Weinig of niets! Ik beken dat alle edele strijd- voerders tegen dien pest der maatschappij, die zoovele gezinuen diep ongelukkig maakt, niets vermogen, wanneer de ellendige behoefte aan drank gekregen heeft en dat zelfs de pogingen der geneesheeren om den dronkaard door middel van de jeneverkuur van zijn kwaal te genezen, of schipbreuk leden, of weinig bevredigende uit komsten hebben opgeleverd. Slechts de innige overtuigingdat het misbruik van alcoholische dranken een misdrijf is, 't welk hij pleegt jegens zich zeiven, zijn gezin en de maatschappij, gepaard met een ijzeren wil om het kwaad, 't welk hjj bedreven heeft, te be zweren, zijn de eenige middelen, die den dronk aard tot een berouwhebbenden bekeerling kun nen maken. Buitenland. Van waar komt het geld? Een zware be schuldiging wordt door de »Parti Nationalte gen Bonlanger geuit. Het blad beweert, dat het geld voor de laatste verkiezingen gedeeltelijk gekomen is uit Duitschland en gedeeltelijk van een Amerikaan, die een handelsonderneming op het getouw wil zetten, welke tegen de belangen van Frankrijk is. De Parti Ouvrier« eischt dat Boulanger een eere-jury zal benoemen, bestaande uit leden der pers, welke opgedragen moet worden te onder zoeken van waar het Boulangistisch comité het geld bekomt. In een krankzinnigengesticht is opgenomen moeten worden Jules Ducatel, de ambtenaar der stad Parjjs, die den 21 Mei 1871 de poorten van Parijs opende voor het leger van Versailles, en waarvoor hij bijna door de communards was gefuseleerd. uit het leven van den »Ouden-Dessauer. KARL MAY. Het onderhoud moest wel zeer belangrijk zijn, want in plaats van den majoor, kwam na korten tijd Anna terug en verzocht op last van den laatste eerst den oudsten ritmeester, na een pauze den jongsten en eindelijk ook den luitenant von Helmerding haar te volgen. Ze gingen na elkan der en lieten eindelijk het bewaken van de gevangenkamer aan den baron over, die in zeer groote spanning op de terugkomst van de officie ren wachtte. Allengs werd hij ongerust. Hjj was alleen in de kamer. De bezetting stond aan de grenzen op post of was afwezig om te patrouilleeren; de officieren, die op 't oogenblik vrjj van dienst waren, waren voor en na naar Iliimiuerlein ge gaan, en in 't slot zelf waren er nauweljjks een dozjjn soldaten op wier hulp hjj kon rekenen als 't den gevangenen inviel hun kamer te verlaten. Daar klonken rassche schreden in den cor ridor de deur ging open en een jong officier in majoors-uniform trad binnen. Den baron ziende, vroeg hjj met een buiging: »de heer baron von Bernstorff?« Dezelfde! En wie geeft me de eer?« »De wachtmeester Hendrik Bellheimer, die zich tjjdeljjk in de kleeding van den gevangen majoor von Zachwitz heeft gestoken, om u te beduiden, dat ge een kind des doods zijt, als ge 't waagt één woord te spreken. Iljj trok een pistool, ging voorbjj den ver bleekten en van schrik sprakeloozen man en klopte aan de deur der balconkamer. »Doe open!« Werda?« bromde het van binnen. Wachtmeester Bellheimer. Het slot sprong open; de deur werd voorzichtig geopend en achter een kier verscheen de snorre- baard van Heinz. Moordelement, hjj is 't werkelijk! Open 't gat Hjj trad in de kamer, achter hem de vorst. Bellheimer wendde zich tot den laatste: »Ben je de leverancier Hillman?« Als je niets daartegen hebt, ja!« klonk het snel besloten. »Wat wil je?« »Zjjne doorluchtigheid, de heer veldmaarschalk heeft vernomen welk gevaar je dreigt wegens een zekere gelijkheid met zjjn Excellentie, en hjj heeft me met een detachement hierheen gezon den, om je uit de klem te redden. Neem de ge leende pistolen, die de majoor von Zachwitz hier heeft laten liggen en volg me. Voorwaart, Fiihr- mann, kom uit je hoek!« De vorst en Heinz voegden zich dadeljjk in hun nieuwe rol, zonder die te begrjjpen en ver lieten het vertrek, zonder den baron niet een blik te verwaardigen. Fahrmann was zeker liever achter gebleven, maar had een te groot respect voor Bellheimers pistool, dan dat hjj had dur ven tegenstreven. Heer baron, gjj bljjft hier op deze plaats, tot ik terug kom!« beval de wachtmeester en volgde dan de vooruitloopenden. Beneden stonden, door twee soldaten vastge- den, vier gezadelde paarden. De vorst keek den wachtmeester aan met oogen alsof hjj heui in brand wilde steken, maar zat met Heinz dadelijk te paard. Kan je rjjden?« vroeg Bellheimer den waard uit »de Ster.« Stijg dan op! Ik vooraan, jjj in 't midden en die twee daar achter je In snellen draf ging het van 't slot, door 't vlek en 't vrjje veld. Aan den weg stond Anna met een pakje m de hand. Kom hier bij me zittengebood de wacht meester, terwjjl hij haar de hand toestak. Wat moet dat meisje vroeg Leopold. Zal 't later zeggen. Weer voorwaarts ging het, zoo snel moge- Ijjk, door velden en beemden, voorbjj de een zame herberg en altjjd verder, zonder dat een vjjandeljjk wezen zich liet zien. Zoo bereikte men eindeljjk de Elbe beneden Mödlich. Een boot lag aan den oever; men steeg af. Bellmann trad voor den vorst. »Mag Fahrmann weten met wien hjj gevan gen was?« »Neen.« Dan verzoek ik u, vooruit te varen. Ik kom met hem na en zal hem aan den opperwacht meester van Dennau afleveren. »En "t meisje? Zal eerst mee roeien en me dan de boot terug brengen. Zoo geschiedde het. Ook hier liet zich geen Hannoveraan zien. Aan den overkant stond een Pruisische post. Hjj riep de boot aan, maar liet na een paar woorden dadeljjk de twee mannen passeeren. Anna bracht het vaartuig terug. De paarden werden gekoppeld en aan de boot gebonden. Bellheimer hield het roer. Fahrmann moest de riemen grjjpen; zoo kwam men gelukkig over. Hier werden de dieren aan het houtgewas ge bonden, om later afgehaald te worden. Toen nam Bellheimer zjjn gevangene bjj den arm en liep met hem en het trouwe meisje naar Lenzen. Daar aangekomen vonden zjj het escadron van ritmeester von Galen, dat gereed was ge weest om uit te rukken, maar zoo even bevel had gekregen af te stjjgen. Nauweljjks had Bellheimer den waard uit »de Ster« afgeleverd, of hjj werd voor den vorst geroepen. Hjj vond hem alleen. Bellheimer, jou negenoog, hoe heb je dat alleen klaar gespeeldklonk hem tegen. De wachtmeester vertelde alles wat van 's morgens vroeg tot heden gebeurd was. Anna had eerst aangaande de gevangenen op 't slot berichten moeten inwinnen en toen de officie ren moeten halen. Deze waren één voor één door Bellheimer overmand. Den majoor, die met hem van dezelfde statuur was, had hjj ge dwongen van kleeding met hem te ruilen, hem I1 en zjjn kameraden door banden onschadeljjk gemaakt en zich toen naar 't slot begeven, waai de soldaten, die zonder opzicht waren, zjjn be velen, in de meening, dat hij van 't hoofdkwar tier kwam, dadeljjk hadden uitgevoerd. De meeste van hen had hjj met bevelen naar de buiten posten gezonden, om zich den terugweg vrjj te makende anderen hadden de paarden van de vier bjj Hammerlein opgesloten officieren moe ten zadelen. De vorst hoorde met steeds aangroeiende verwondering toe. Bellheimer, je bent een heele kerel, je bent een gevaarljjke schavuit, voor wien men zich in acht moet nemen. Daarom zal je van heden af steeds bjj me zjjn. Wil je luitenant worden Excellentie •Al goedJe gaat uit 't regiment en wordt als officier mjjn adjudant. Verstaan •Om u te dienen, Excellentie! Ik weet niet welke woorden •Mond toeEn je meisje, dat voor jou haar vader in den steek liet (de vader heeft zeker den galg verdiend), zal ook over me tevreden zjjn. Wat ze heden verloren heeft, zal haar uit zet, waarvoor ik zal zorgen, vergoeden. Stuur haar thans tot de bruiloft naar Dessau. Ik zal haar een paar woorden aan mjjn Anna-Louize meegevendie zal voor haar zorgen. Den waard uit »de Ster« heb je toch zeker afgeleverd?* Om u te dienen, ja.« •Goed. Dien zal ik leeren onze landskinde ren aan den vijand te verkoopen. Laat de drom mel nu nog eens tot me zeggen, dat de Des- sauer zoo vol ruwheid zit als een hond vol vlooien. Wacht, hjj zal den fijnsten strik heb ben, die te vinden isen zjjn jongen, den ver rader, zal ik bjj zjjn kladden pakken, dat hem de lust naar Anna vergaan zal! Maar maak nu, dat je weg komt; je weet, wat je Bernnstortf beloofd hebt, anders hangt en verlangt hjj naar je tot op den jongsten dag.« De vrouw van den opperwachtmeester had zich Anna liefderjjk aangetrokken en haar voor den eersten tijd een schuilplaats aangeboden. Het Land van Itaèn en iltena, He Langstraat en de een weinig bekende episode DOOR V.*KT al', ja - ■■■mm -gup. flf ■- a - K w r f

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1