FEUILLETON. Weer gevonden. In de kinderkamer. Jtë T13. 1888. Buitenland. ZATERDAG 1 SEPTEMBER. NIEUW YOOli en Aitciia, He Langstraat en de UitgeverL. J. YUERMAU, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs; per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging. Agent voor Gorenm en Omstreken: Bosch Broes van Dort. Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 et. Groote lettors naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Ilérold, Parijs. a aw»*»»»»*/ vuaxxutv**iumx Vader en moeder houden consult. De jongste van hun tweetal, een levendige krullebol, wien de guitigheid uit de oogen kjjkt, is mankeerende. Hjj is niet ziek, maar ondeugend, niet hangerig, maar al te levendig, niet afgetrokken, maar zeer druk, op 't brutale af. Vader was thuis geko men en had hem als naar gewoonte, op zijn knie willen nemen, doch mama had gezegd »Doe 't maar niet, Nico is stout, hij heeft zjjn zus gekrabd en geslagen en toen ik hem ge lastte haar af te zoenen en mjj beterschap te beloven heeft hij brutaal weg gezegdik doe het toch voor u niet!« »Dat wordt wat moois« had vader daarop met een kwasi-ernstig gelaat geantwoord, doch niettemin had hij aan zjjn lust toegegeven en was aan 't stoeien getrokken. Nu was 't ventje met de meid uit en hielden de ouders consult. Na behoorlijk met de feiten geconstateerd te hebben dat Nico een aller on deugendst kind was, waren de middelen ter sprake gekomen, die tot zijn beterschap konden dienen, 't Eene middel werd te kras, 't ander niet afdoende, een derde niet uitvoerbaar, een vierde bepaald slecht geoordeeld en de conclusie, waartoe dit ouderpaar ten slotte kwam, was 't zal met de jaren wel beteren. Straks als hij naar school gaat, zal men hem die kuren wel afleeren. Hij is ook nog zoo klein en weet nog niet dat hij er kwaad aan doet. En toen ze zoo een beetje geredeneerd hadden waren ze in een jubelaccoord losgebarsten en begonnen als om strijd tegenover zijn brutaliteit, zijn lieftal ligheid, tegenover zijn vele onaardigheden de massa deugden te roemen, waarin hun eenige jongen uitblonk. En zoo werd dit onaangenaam onderwerp ten slotte tot beider genoegen afge handeld en verdween alle bezorgdheid van den echtelijken hemel. Als er geen dadelijk gevaar te duchten is, kunnen de menschen soms schromelijk onvoor zichtig te werk gaan en als de gevolgen onzer handelingen deze laatste niet op den voet vol gen, stappen we al te lichtvaardig over de stee- nen onzer weg voort. Vele ouders verkeeren in den ongelukkigen waan, dat wanneer een kind maar eerst tot Jt verstand kornt, dan ook te geljjker tijd de ge- wenschte volgzaamheid en het begrip van on derscheid tusschen goed en kwaad komen zul len. Ja, velen zijn op dit stuk bjjgeloovig ge noeg te meenen, dat een kind met zekere deug den en tegelijk met bepaalde ondeugden op de wereld komt, zoodat tegen de laatste zeer wei nig uit te richten is en do eerste ook zonder hun hulp wel tot haar recht komen zullen. Ze weten niet dat het menschelijk verstand niet plotseling, op zekeren ouderdom in een kind komt gevaren, doch dat dit ongemerkt door indrukken van buiten wakker wordt. Wanneer Nico op zesjarigen leeftijd een ge hoorzame, lieftallige jongen zijn zal, dan moe ten de ouders het kleine Nicotje met de uiter ste zorg behandelen, reeds van de geboorte af. Hoe minder invloed op 't levenslot van een kind wordt uitgeoefend door kindermeisjes en belang stellende bloedverwanten, hoe beter 't wezen zal. Deze zien de kindertjes het liefst zoet en stil en zjjn niet kieskeurig in de middelen om het zoo te krijgen. In de eerste maanden worden in den regel de zaden gezaaid van koppigheid, dwingelandij, ongehoorzaamheid, wanneer niet een verstandige hand de leidsels stuurt. Een schreeuwend kind door sussen in slaap te wie gen, of door zingen tot bedaren te brengen, 't is een alledaagsch verschijnsel. Van 't hersen- schuddend gewieg gewagen we niet, dat is naar we meenen, de wereld uit. Gedragen worden en in slaap gesust of gezongen bevalt een kleine zeer, zóó zelfs dat hij later alleen daarom zijn keel zal opzetten en niet meer zal willen sla pen, vóór dat men hem den zin gegeven heeft. Een verstandige moeder zal daaraan reeds in de eerste dagen gedachtig zijn, en wanneer ze dat blijft kan ze later op een rustig, gezeggelijk kind bogen. De gewoonte doet bij een kind alles. Dat is zóó waar, dat over de tong van een zuigeling eerst eenige dagen de zoete melk moet gegaan zijn, eer ze hem smaakt; voor dien tijd neemt hij even gaarne den bittersten drank als de moe derborst. Juist zoo is het met alle andere ge waarwordingen en men heeft het daardoor in de hand een kind allerlei verkeerde gewoonten eigen te maken, die het, zoo 't niet terstond zijn zin krijgt, tot boosaardig schreeuwen aanzetten. De eerste regel bjj de geestelijke opvoeding van het kind is dus alles te weren wat tot verkeerde gewoonte leidt en te volharden in datgene wat den kleine tot een tweede natuur worden moet. Heeft een kind geleerd door schreeuwen zijn zin te kunnen krijgen, en dat leert het zoo spoedig, wanneer het maar steeds toegegeven wordt, zoo tiert de eigenzinnigheid welig op. Menig ouder wijst met trots op de standvastig heid zijner kleine, gelijk hij de eigenzinnigheid noemt en staat er op de kleine haan koning te laten kraaien. Waar dit 't geval is, behoeft men zich niet te verwonderen, dat 't kind slechts doet wat hem behaagt en zijn wilskracht zich niet ontwikkelt tot het willen en 't doen van het goede en dat van zelfbeheersching en gehoor zaamheid geen sprake kan zijn. Vele ouders zijn slaven hunner schreeuwende kinderen, sparen hun alle moeite en inspanning uit en in plaats van den grond te leggen tot wilskracht, zelf standigheid en karakter ontwikkelen ze de heersch- zucht en den eigenzin. De grootste fout in een kind is echter de on gehoorzaamheid, Deze is zoo algemeen dat men er zich eenvoudig bij neerlegt en denkt, 't zal zoo moeten zijn. Toch moet 't volstrekt zoo niet zijn. Een kind moet onvoorwaardelijk gehoorzamen. Het moet dit niet doen uit vrees voor straf, of op uitzicht van een belooning, het is ook niet genoeg dut 't na vele malen bevolen of gedreigd te zijn den wil des ouders volgt, het moet gehoorzamen uit gewoonte, uit volkomen eensvvillendheid met zijn ouders. Waarom is de ongehoorzaamheid, die de grootste hinderpaal is voor de latere op voeding, den meesten kinderen eigen? Omdat de moeder niet van den beginne af door conse quente en zich steeds gelijk blijvende handel wijze het kind heeft leeren hooren. In plaats van rustig, ernstig, omzichtig en met enkele woorden slechts dat te verbieden, wat ten allen tijde verboden moet worden en er op te staan dat 't geen eenmaal bevolen wordt, onherroepe lijk is en volstrekt nagekomen wordt, verbiedt de moeder veelal naar toevallige luimen, niet zelden schertsend of lachend, en staat dezen dag toe, wat ze den vorigen verboden had. Ze dringt niet op nakoming aan en ziet het rustig toe, dat het kind voortgaat alsof er niets gezegd is. Ja het vroolijkt haar op wanneer de kleine bengel zich met de daad tegen haar be velen overstelt. Zoo kweekt men geen gehoorzaam kind, dat is duidelijk. Men plukt er later de vruchten van. Een kind moet verboden worden, slechts dan wanneer 't strikt noodig is, niet eer voor men vast besloten heeft, het verbod te hand haven. Men moet het verbieden niet tot ge woonte muken en wachte zich vooral te vleien om gehoorzaamd te worden, of een prijsje te zet!en op gehoorzaamheid. De beste belooning is de tevredenheid der ouders. En ten slotte nog dit: de grondslag van de deugden, die ieder zoo gaarne in zijn kroost aankweeken wil, moet gelegd zijn vóór het zesde jaarHet moet dan weten wat goed en kwaad is, het moet uit eigen aandrift, uit liefde tot zijn ouders doen wat goed is in hun oogen. Daarmee wachten en in de opvoeding Gods water over Gods akker laten loopen, denkende dat Komt later terecht, is de paarden achter den wagen spannen. De »Lanterne« heeft weder een nieuwtje. Dat blad weet mede te deelen, dat over eenigen tijd België opgenomen zal worden onder de staten van het Duitsche keizerrijk. Aan het slot van het bericht lezen wij echter, dat slechts koning Leopold, de Belgische gezant te Berlijn en Bis marck met dit plan bekend zijn. Iedere lezer moet zich dan toch afvragen, maar hoe komt de hoofd-redacteur van de »Lunterne« dan aan dat bericht? Bovengenoemden zullen toch met hem geen klaverblaadje van vieren geformeerd hebben? Wij geven dan ook dit resumé als curiositeit, als proeve van wat men zich in Frankrijk op de mouw laat spelden. Het jongste zoontje van keizer Wilhelm wordt heden, Vrijdag, gedoopt, in het vertrek van het SCHETS DOOR B. 1) Laug had hij gezworven op de groote een tonige zee en zijn eenige troost bij al de ont beringen, die hij leed, was de gedachte geweest aan zijn vrouw en zijn lief dochtertje. Als de zeespiegel effen was en de golfjes bedaard en kalm daarheen rolden had hij, de ruwe man, maar één beeld voor oogen gehad: 't was dat van zijn eenvoudige woning. Peinzend op 't dek neergezeten tooverde zijn opgewekte ver beelding hem dat stille vertrek voor de oogen, meende hij het tikken van de ouderwetsche hangklok te hooren, zag hij zijn jonge vrouw over haar werk gebogen en haar dochtertje aan haar knieën, beiden moeder en dochter met dat lichtblonde haar en die blauwe oogeu, welke zoo veelvuldig voorkomen bij onze strandbewoon- sters. Zóo had hij vaak schip en zee en alles om zich heen vergeten en zich, door dat won derbaar vermogen van onzen geest om het li chaam te verlaten en rond te dooien uren, uren ver, in de nabijheid gevoeld van de twee aan wie, van al wat de wereld hem kon bieden, zijn hart geheel alleen hing. Zoo ook had hij slechts aan haar gedacht als de golven donde rend het schip bereikten en het besprongen als wolven hongerig naar buitdan, in zijn gebed, dat hij meende zijn laatste te zullen zijn, was de vurigste gedachte gewijd geweest aan vrouw en kinden lieten eindelijk de waterwolven af, zonken ze machteloos en zich hunner onmacht bewust, langs het schip neer, dan verheugde hij zich in het behouden leven voornamelijk om die twee, want elke gedachte zijner ziel was met vrouw en kind als saamgegroeid, geheel zjjn bestaan was éen met hen, en naarmate hij langer van hen gescheiden bleef tooide zijn phan- l u i hl il i tasie hen meer en meer met al wat schoon en goed was. Daar waren booze, bitter booze dagen voor hem gekomen: zijn schip, door roovers over vallen, had voor de overmacht moeten onderdoen, de moed der vertwijfeling kon hem niet behou den, met wonden overdekt viel hij in 's vijands handen; zijn slavernij werd vooral onduldbaar gemaakt door onbekendheid met het lot van vrouw en kindmaar het rammelen aan zijn ketens baatte even weinig als zijn vurigste ge bed hij was en bleef een onmachtig gevangene. Eindelijk, hij wist bijna zelf niet hoe, sloeg de ure zijner bevrijding; maar de vijftien jaar van gevangenschap en de doffe vertwijfeling waarin hij meestal had verkeerd, hadden van den sterken, vroolijken, tegen niets opzienden man een somberen door het leed gebroken grijs aard gemaakt. De smart had hem zoo lang zaam maar zeker gebroken, dat hij zelf niet wist hoe verouderd hij was naar lichaam en ziel. En thans nu hij zich vrij gevoelde geleek hij de vervallen ruïne waarover de late avond zon wel hare glanzen kan werpen, maar waarin nooit meer de blijde scharen van krachtige jon gelingen en schoone maagden in blijde rijen rondtrekken. Zijn geest was ledig geworden en even stram als zijn knieën. Eén gedachte slechts leefde nog in hem't was de gedachte, die hem al die jaren van afwezigheid voor volkomen inzinken had behoed, weer te keeren naar zijn huis, naar zijn vrouw en naar zijn thans twintig jarige dochter, die echter nog altijd als het meisje vun vijf jaren in zijn verbeelding leefde. 't Gelukt hem een schip te vinden, dat hem naar 't vaderland zal brengen. Het scheepsvolk spot met den vreemden ouden man, die zich niet met hen bemoeit, die suilend neerzit, als zij zich vermaken en uit wiens oog alleen dan leven straalt als het uren lang heenstaart in dezelfde richting: de vaderlandsche kust. Maar spot. die geen weerstand vindt, is gauw verzadigd. Spoe dig laat men hem alleen. Toch bemerken ze wel dat de oude man onrustiger wordt. Ze begrij pen hem thans evenmin, maar beginnen hem te vreezen, en gevoelen zich werkelijk verlicht, nu hij zijn verlangen te kennen geeft om met de sloep aan 't gindsche strand gezet te worden, daar, waar over de duinen heen dat spitse to rentje zich verheft; en hoewel de avond valt en de landing in 't schemerdonker moeielijkis, voldoet men gaarne aan zijn verlangen. Bij hun terug komst bespreken ze met elkaar hoe onder het varen de onrust van den ouden dwaas was toe genomen, hoe hij zelfs bij de dreigendste gol ven overeind was blijven staan het hoofd ver voorover gebogen naar het strand, de beide armen uitgestrekt naar het dorpje achter de dui nen en van tijd tot tijd uitbarstend in klanken, waarvan zij niet konden zeggen of er een ge bed of een vloek in had gelegen. Nu ze nog eens omzien, zien ze bij het licht der opkomende maan hem met haastige en toch wankelende onvaste schreden in de duinen verdwijnen. Hij haast zich voort; maar hoewel hij den naasten weg zeer goed kent, neemt hij toch een omweg. Zoo nabij het doel, welks bereiking hem vijftien lange bange jaren heeft in 't leven gehouden, aarzelt hij. 't Verlangen is hem te sterk; hij kan niet meer voort. Met moeite sleept hij zich naar een herberg, die hij daar in vroe ger jaren niet heeft gezien, en zet zich in de slecht verlichte gelagkamer neer. Er is niemand in de herberg dan de waard, die op een stoel in den hoek zit te dommelen. »Geef me een glas bier,« brengt hij met moeite uit. Nu de waard hem het verlangde brengt, ziet deze hem uitvorschend aan en zegt: Zeker ten grooten weg afgelegd, wantje lijkt wel erg moe en ik heb je nog nooit in deze streken gezien. »lk ben hier in lang niet geweest, maar er wonen zeker nog wel kennissen van me. U ken ik echter niet; hoe heet je?« Waardman. 'k Heb dit huis hier zoowat vijf jaar geleden laten bouwen en mijn herberg gaat goddank goed. Maar wie zijn die kennissen van wie je spraakt? Misschien kan ik je wel inlich tingen geven. Vroeger woonde hier een zekere Boilings, een zeeman; maar hij moet lang geleden met zijn schip uitgevaren en niet weergekeerd zijn. Je hebt zeker wel van hem hooren spreken »Dat ik weet niet.« »IIij was getrouwd en had een meisje, dat, toen ge hier kwaamt, zoowat vijftien jaar moet geweest zijn. Toen ze een kind was, had ze lichtblauwe oogen en blond baar.« »Dat hebben hier meest alle meisjes. Maar ja, nu herinner ik 't me misschien. Toen ik hier pas kwam woonde hier een weduwe, een flinke mooie vrouw, maar haar dochter, die nu zoo wat twintig jaar zal zijn, is toch mooier; ze is de prachtigste meid, die uren wijd in den om trek te vinden is, zulke vriendelijke, onschuldige, blauwe oogen en zulk goud-blond haar vind je maar zelden. Maar der moeder was 't aan te zien, dat ze veel had geledener was een pein zende trek op haar gelaat, die er niet op hoorde en haar oog had iets vreemds, alsof 't lang vruchteloos in de verte had gestaard. Maar is je vermoeidheid nog niet over? me dunkt je beeft zooof komt het van liet flikkeren van die lamp? die walmt van avond dan weer ellendig. »Geef me nog een glas bier. Ik ben moe en heb dorst. Je zei, dat de weduwe Boi lings hier woonde. Is ze vertrokken? Waar is ze heen gegaan j>Wel neen; ze woont hier nog; maar ze is weer getrouwdze had het erg arm en werd zoowat onderhouden door een vriend van haar eersten man, zij en haar dochter; Haruien Voort huis had haar al lang tot vrouw begeerd, maar zij weigerde altijd, in de hoop dat Boilings nog terug zou komen, tot. dat ze eindelijk begreep Maar, man, ik zou naar bed gaan; je hebt zeker de koortsje geheele lichaam schudtje hebt je te veel vermoeid. »Ja 'k heb de koorts; 'k zal probeeren onder dak te komen Dank je ik kan wel alleen gaan. Laat me los zeg ik je je ziet immers, dat ik wel loopen kan. Los, of bij God neen, dat meen ik niet; maar o,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1