FEUILLETON. Helanie ZATERDAG 29 SEPTEMBER. Uitgever: L. J. YEEEMAM, Heusden. T Buitenland. YOOB en Alteua, Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBoscn Broes van Dort. Ad verten tien 16 regels 00 et. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentie» worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rne Hérold, Parijs. W9 Ge wenscht 't een en ander te hooren van onze reisToch niet hoe we per spoor voort- vlogen, 't eene station na 't andere aandeden, slechte bediening met grof geld betaalden, ge durende de helft van onze reis in den regen omdoolden en de zonnige dagen gemakkelijk tellen konden? Liever wil ik u een kleine ontmoeting ver tellen, die een diepen indruk op ons gemaakt heeftge hebt daaraan meer dan aan een heele lijst van bezochte sleden en dorpen. 't Was dan op een der weinige zonnige dagen dat we in Zwitserland het meer van Genève overstaken in een der gewone pleizierbooten. Het gezelschap bestond uit slechts enkele personen, een Poolsche familie, vader, moeder en dochter, de laatste met haar verloofde. Om 't niet te ver geten, er was nog iemand aan boord. Op de brug zat een jong mensch, naar onze gissing een Griek. Naar de portefeuille te oordeelen, die hij onder den arm droeg, was hij schilder van beroep. Lange zwarte lokken hingen hem over de schouders, zijn gelaat was bleek en zijn zwarte «ogen zaten diep in de kassen. In den aanvang interesseerde hij ons nog al, hij was zoo ge dienstig en bezat veel lokale kennismaar daar hij ons al te spraakzaam was, lieten we bem spoedig aan zijn lot over. Des te aangenamer was de kennismaking met de Polen. De ouders waren doodgoede, oprechte menschen, de jonge man een zeer beschaafd mensch. Ze waren op reis naar 't Zuiden om er de wintermaanden door te brengende dochter n.l. was ziekelijk en had behoefte aan mildere lucht dan Polen in den winter vermag te geven. Het schoone bleeke meisje was of pas hersteld van een zware ziekte of ze had de kiem nog in zich. Zij leunde op den arm van haar ver loofde toen we aan wal stapten, rustte dikwijls uit en een droge hoest brak haar gesprek telkens al. Vol medelijden zag hij haar dan aan en zij weder blikte tot hem op, alsof ze zeggen wilde »het is niets ik ben gelukkigZij geloofden beiden aan geluk en genezing. Op aanbeveling van den Griek, die bij aan komst zich terstond van ons verwijderd had, nam de familie haar intrek in een Fransch hotel, ten einde daar eenigen tijd te vertoeven. Het hotel was niet al te hoog gelegen, doch bood schoone vergezichten aan en was zeer goed in gericht. Ook wij namen daar onzen intrek. Wij ontbeten den volgenden morgen in gezel schap en toen in den namiddag de zon wat afnam, stegen we gezamenlijk tegen de hellin gen op om van het uitzicht te genieten. Nauwe lijks hadden we een plaatsje gevonden en ons gezet of daar verscheen onze Griek weder. Hij groette eventjes, nam den omtrek in oogensckouw en zette zich eveneens neer, slechts weinige schreden van ons verwijderd. Hij opende zijn schetsboek en begon te teekenen. Hij is zeker bang dat we hem de kunst zullen afzienmerkte een onzer op. »We behoeven niet bij hem te zien«, zeide de jonge Pool, »wij hebben genoeg te kijken. Na een poos voegde hij er aan toe: het schijnt dat kjj ons ook op 't boek brengt, nu voor mjjn part gaat 'hjj zijn gang!« Wij hadden inderdaad genoeg te aanschouwen. Voor onzen voet daalde het landschap tot het schoone meer, aan welks oever beneden ons het kleine stadje Tlionon lag, terwijl verder langs den zoom ons oog schoone villa's ontmoette, in bosschages verscholen. De lucht was helder, en in de verte zagen we de torens van Genève, waar achter de bergen hunne toppen verhieven, terwijl achter ons de witte top van den Mont-blanc zichtbaar was. Doch 't liefst verwijlde ons oog op het schoone meer, dat spiegelglad voor ons lag, een enkele boot stoorde de kalme vlakte en hier en daar dobberde een bootje, ter grootte van een note- dop. De waterdruppels vielen als goud en zil ver van de roeispanen neer. Het geheele verge zicht werd verguld door de stralen der ondergaande zon. Heerlijke geuren van bergkruiden en bloe men vervulden de lucht, kortom we genoten daar met volle teugen. Geen woord werd in ons gezelschap gesproken, onze geheele aandacht werd geboeid door het paradijs voor ons. De jonge Polin lag in het grasze had het hoofd gevleid aan de borst baars minnaars. Het bleeke ovaal van haar lief gezichtje vertoonde een weinig kleur en in de blauwe oogen blonken tranen. Hij verstond die ontroering, boog zich over haar neder en kuste haar de tranen af. De moeder zag het aan en het ging haar als de dochter, en ik ik zag ook toe en had het hart overvol. »Hier moet lichaam en geest gezond worden lispelde 't meisje, »welk schoon land!« »God weet, ik heb geen vijanden, maar wanneer ik ze had, zou ik ze hier kunnen ver geven sprak de vader met trillende stem. En toen was 't weer stil om ons heen. Wat we verder gevoelden konden, we niet uit spreken en ik kan dat thans nog niet. Wij waren allen gelukkig en hadden ons geluk wel met de geheele wereld willen deelen. Dezelfde aan doeningen hadden ons overmand en daarom zwe gen we. Nauwelijks namen we er zelfs notitie van dat de Griek na ongeveer een uur zich op richtte, zijn schetsboek sloot en na vluchtigen groet onhoorbaar heen ging. Wij bleven. Eindelijk, toen de horizon den goudglans der ondergaande zon begon te verliezen, herinnerde de moeder ons aan de klok. Wij daalden lang zaam de hellingen af naar ons hotel, langzaam, maar opgewekt als de vroolijke jeugd. In 't hotel zetten we ons in de ruime veranda. We hadden daar nauwelijks plaats genomen of ons oor werd onaangenaam getroffen door een 1 u i d e woordenwisseling. Onze Griek was met den hotelhouder aan den gang en wij moesten onwillekeurig toeluisteren. Het onderhoud duurde niet lang. »Als ik geen andere gasten hier had, dan bromde de waard en besteeg de trap der veranda, waaronder wij zaten. »Zeg eens,« vroeg de ionge Pool, toen de man langs ons been kwam, »wie is die heer, hoe heet hij?« »Ja, wie weet het, hoe die kerel zich noemt, snauwde de hotelhouder en zag lang niet vrien delijk over 't hekwerk naar omlaag. »Wij noe men hem den vampyr!« EI ij is toch schilder, niet?« »Ja, maar 'tis er naar! Hij schildert alleen lijken. Wanneer iemand in den omtrek sterft, is de kerel reeds op denzelfden dag met het portret klaar. Hij teekent ze vooruit en bij ver gist zich nooit, die gier!« De oude Polin stiet een angstkreet uit in hare armen lag hare dochter, onmachtig, doodsbleek. In 't zelfde oogenblik vloog haar verloofde de trap af, greep uiet de eene hand den schilder in de borst en ontrukte hem met de andere zijn schetsboek. Wij ijlden hem na. Beiden mannen rolden over 't terras. Het schetsboek was open gevallen, de bladen verstrooid en op een daarvan stond het vol komen gelijkend portret der jonge Polin, de oogen gesloten, een mirtentak om het voorhoofd geslingerd. De ex-maarschalk Bazaine is den 23n, even voor middernacht, te Madrid overleden. Hij leed aan een hartkwaal, die in 1885 door een val van het paard verergerd was. Den 13n Febr. 1811 te Versailles geboren, trad hij op zjjn twintigste jaar bij het vreemdenlegioen in dienst als soldaat, en werd reeds na vier jaren tot of ficier bevorderdtijdens den Krim-oorlog was hij brigade-, en werd hij divisie-generaalin den slag bij Solferino onderscheidde hij zich zeer en bij de expeditie naar Mexico volgde hij ge neraal Florey als opperbevelhebber op. In Frank rijk teruggekeerd, ontving hij in 1864 den maarschalksstaf. Den lOn Dec. 1873 werd hem die bij vonnis van den krijgsraad, op grond vau zijn gedrag als opperbevelhebber van het leger in Metz in 1870, weder ontnomen en hij ter dood veroordeeld. De straf werd in 20 jaren gevangenis veranderd, te ondergaan in het fort St. Marguerite tegenover Cannes. Hij vluchtte en leefde sedert dien tijd vergeten in Spanje, het geboorteland zijuer gemalin. Men zal zich her inneren, dat verleden jaar door een half waan zinnige een moordaanslag op hem gepleegd werd. Het lijk van Bazaine zal ter aarde worden besteld op het kerkhof van St. Justo te Madrid. Bazaine laat een weduwe en 3 kinderen na; een dezer is sergeant bij het Spaansche leger. Bazaine had slechts een klein vermogen, hoe wel hij in een fraai ingericht huis woonde. door B. 2) Met eenige verwarring bemerkte ze dit. Van der Vere maakte, niet heel edelmoedig, van die verlegenheid -gebruik; hij greep haar hand en haar diep in de mooie oogen ziende, zei hij: »ik zou liever met u strijden, Mejuffrouw Verwolde dan tegen u, mag ik doen opmerken Schielijk onttrok Melanie hem beur hand en sprak luid lachend: »ha, daar komen onze ach terblijvers ook aansukkelen; kom toch bier, lieve Mina, je kunt mijn secondant zijn: 'k heb een duel met Menheer Van der Vere.« - Met zulke ongelijke wapens mag ik den strijd niet aanbinden. Verbeeld je, Van Straten (en hij deelde hem Melanie's voorstel mee) is bier niet alle voordeel aan de zijde van mijn tegenpartij Een landschap kan natuurlijk beter in kleuren dan in woorden geschilderd worden. Maar zou niet bij een ander, een abstract onderwerp,'t voor deel aan mijn kant zijn? Als we bijvoorbeeld in plaats van dut landschap eens de Liefde kozen, zou u den strijd dan nog aandurven, Juffrouw Verwolde »Wij, kunstenaars, kunnen slechts copieeren wat in ons is. Niemand kan iets geven, dat hij niet heeft. Wat we scheppen moge nieuw zijn als geheel, elk onderdeel moet door waarneming ofls eigendom geworden zijn; slechts 't geheel, de keus en de rangschikking der deelen is van ons, maar....« »Mag ik de opmerking maken, dat ge nu uzelve gaat bevechten,sprak Van Straten. »Maar« ging Melanie met een vriendelijk lachje tot Van Straten voort, »is dat bij kunste naars van 'rwoord niet even zoo? Moet ook bij hen niet alles door de poorten der ziel, de zin tuigen, binnenkomen? Slechts de wijze, waarop de phantasie de stof bewerkt, stempelt het een tot kunstgewrocht, het ander tot knoeiwerk. Thans meende Wilhelmina van Straten, dat ook zij een woord moest meespreken, maar ze bracht langzaam 't gesprek op meer alledaagsche onderwerpen; de anderen volgden haar en spoe dig gaf men zicli aan scherts over, waarin geen van 't viertal den ander iets toegaf. De wandeling werd nog geruimen tijd voort gezet. Van tijd tot tijd vlijde men zich onder de ruischende hooge masthoornen op 't fluweelen mos. Eerst tegen het uur van 't diner kwamen ze in 't hotel »de Engelterug. Wie, die ooit met een aangenaam gezélschap wandeltochtjes maakte door de bekoorlijkste stre ken van ons vaderland, heeft niet. ondervonden, hoe door het gezamenlijk gesmaakt genot de harten dichter bij elkander worden gebracht? Gemeene nood mag vijanden tot vrienden ma ken: 't gedeelde genoegen, vooral in de vrije natuur, laat ons eeli blik slaan in de schuil hoekjes, die anders zorgvuldig worden verbor gen gehouden; we durven natuurlijker en meer waar zijnonder Gods vrijen hemel of in 't gol vende ruischende woud schamen we ons minder om ons gevoel te toonen en liefde te bewijzen en te ontvangen. Of zon 't niet waar zijn, dat er veel liefde wordt ingehouden en veel koel heid wordt gehuicheld uit valsche schaamte? Is 't leven dan werkelijk zoo rijk aan genot, dat we 't moedwillig armer mogen maken? Als we staan bij 't sterfbed van een die ons lief is, dan is niet dit onze grootste smart dat ze van ons heengaan, maar wel de gedachte: ik had dat dierbaar leven, dat thans voor goed wordt af gesloten, zoowel voller en rijker kunnen maken; 't beeft me nooit aan liefde ontbroken, maar 'k heb ze dikwijls niet getoond, omdat ik me niet bloot durfde geven. Ons gezelschap ondervond den genoemden in vloed. Te Rhederoord, Sonsbeek, Doorvveerth, den Hemelschen berg, waar ze ook dwaalden, elke wandeling sloot hei1 nauwer aaneen. Van der Vere was meest in 't gezelschap van Melanie, en na een paar dagen moest hij zich half on willig bekennen, dat al zijn gedachten bii haar waren. Half onwillig: de familie Van der Vere toch behoorde tot de aanzienlijkste fatniliën des lands; gedurende een lange reeks van jaren had geen der oud-adellijke Van der Vere's er aan gedacht een 'vrouw te nemen uit den deftigen burgerstand, waartoe Melanie Verwolde behoorde. In de portretten-galerij van hun ouderwetsche huizing, waar al de Van der Vere's van de laalste 300 jaar bijeen waren, kwam er slechts één voor, die zich zoover had vergetenhet portret zijner vrouw hing naast bet zijne, maaromgekeerd. Nu was Ernst Van der Vere na zijn vader de eenig overgeblevene uit het eertijds bloeiende geslacht. En kon hij voor zich ter liefde voor Melanie veel over 't hoofd zien, hij kende den onbuigzamen adeltrots zijns vaders te goed om niet te weten, hoe een verzoek om de schilderes de oude familie binnen te mogen leiden, zou opgenomen worden. Die trots was niet minder geworden sinds de oude heer, door een val van 't paard kreupel geworden, slechts met moeite en steunend op zijn kruk zich kon voortbewe gen. Meer buiten de wereld gesloten, verwijlden zijn gedachten liefst in 't verledene en dacht hij alleen aan de toekomst voor zooverre die in verband stond met zijn zoon, die het eenigst was, dat hij op aarde lief had, eensdeels om zijn waarlijk beminnenswaardig karakter, maar ook omdat hij een Van der Vere was en het geslacht in stand moest houden. Ernst wist dat zijn vader er naar verlangde hem getrouwd te zienmeer malen had hij er hem over gesproken, maar geen der oudadellijke dames, die zijn vader hem voorstelde, kon genade vinden in zijn oogen. De vaste overtuiging, dat zijn vader van een hu welijk met Juffrouw Verwolde niets zou willen weten, maakte hem in de tegenwoordigheid van het rijk begaafde meisje dikwijls terughoudend en koeler dan hij wel graag zou willen zijn, terwijl lijk haar eenige oogenblikken later naar de inspraak van zijn hart weer met innige liefde te geinoefc kwair -xjp*. Die strijd matte hem af; hij begreep, dat .hjj niet langer haar gezelschap mocht genieten, te meer daar hij had rueenen te bemerken, dat hij meer indruk op Mejuffrouw Verwolde had ge maakt dan voor haar rast wenschelijk was. Neen, dat kon zoo niet langer, er moest een einde aan gemaakt worden. Wilhelmina Van Straten, die Van der Vere's dralen alleen aan de gewone beschroomdheid van oprechte liefde toeschreef, wist haar neef Adölf bij hunne wandelingen steeds in beslag te nemen. Ook nu weer waren Van der Vere en Melanie alleen. De laatste was bezig met in haar boek een schets te maken, evenals ze gedurende deze gansche week zoo dikwijls had gedaan, 't Gold thans het huis »Mariëndaal.« 't Zou moeielijk zijn een lieflijker punt te vinden. Van een be-r moste hoogte zag ze, tusschen het hooge geboomte door over rijke waterpartijen heen, het landhuis verrassend schoon voor zich liggen. Ze schetste schijnbaar ijverig door. Van der Vere lag in 't mos uitgestrekt meer naar achterenze had hem lachend die plaats aangewezeneerst had hij vóór haar gelegen en het schoone meisje onaf gebroken aangestaard, maar de schilderes had hem schertsend gezegd, dat hij zich meer ach terwaarts moest plaatsen, zoo hij niet wilde, dat de schets mislukte. Zoo had hij daar geruimen tijd gelegen, terwijl hij de blauwe rookwolkjes van zijn sigaar nastaarde, die kronkelend opster gen in de ijle lucht, en van tijd tot tijd een woord met haar sprak, 't Was hem reeds een genot, als hij van ter zijde het bezielde gelaat kon zien als 't zich met vorschend oog ophief om het heerlijke landschap op te nemeno, al tijd bij haar te zijn, naar haar levendig gesprek te luisteren, met haar te mogen spreken over al die onderwerpen, waarin beiden zooveel be lang stelden en die hij nog nooit met een an dere vrouw had kunnen bespreken; te zien hoe^ in 't vuur van hun gesprek haar oogen tel kern meet- tintelden van bezieling, terwijl haar bore hijgde en opwinding haar gelaat kleurde, w\ ter wereld kon voor hem halen bij dat genot) En daaraan moest een eind komenHij ka;

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1