FEUILLETON. flelanie Verwolde. M T24. WOENSDAG 10 OCTOBER. 1888. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. YOOtt Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijsper 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Ad verten tiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. 9 Maar hebben we allen niet reeds kaarten huisjes gebouwd? De een huwt eene rjjke vrouw en meent daarmee den bouw van zijn levens geluk onder dak gebracht te hebben na weinige jaren, soms nog wel eerder, komt hjj tot de treurige overtuiging, dat zijn droom van rijkdom en geluk een kaartenhuis is ge weest. Zijne vrouw heeft hem slechts ellendig, niet eens rijk, laat staan gelukkig gemaakt. Een ander jaagt naar eer en roem. Hij wil een man, een groot man worden, wiens naam onsterfelijk is, en aan het einde zijns levens moet hij bekennen, dat al zijne droornen van roem en onsterfelijkheid kaartenhuisjes waren. Een derde bouwt op de trouw van een vriend, van eene innig liefhebbende gade, op de schoonste verwachtingen van een beminden zoon of eener liefdevolle dochter ach slechts kaartenhuisjesniets dan kaartenhuisjes Een man, die zich door zijn rang en stand in de maatschappij ten taak had gesteld, om door opoffering van tijd, kracht en geld, de algemeene belangen te bevorderen, en werkzaam te zijn voor het geluk van anderen, komt einde lijk tot de overtuiging, dat zijne edele pogingen om het maatschappeljjk kwaad, waartoe hij strijd voerde, uit te roeien, schipbreuk leden en afstieten op de bijna geheimzinnige tegenwer king van ellendigen, die zich tegen alles ver zetten wat goed en edel is, omdat daarmee bun rampzalig bestaan vernietigd, hunne schande lijke daden aan het daglicht zouden gebracht worden. Is het wonder dat de man, die het zoo goed meende met de menschen, die zich zooveel om de goede zaak, die hij voorstond, getroost had, eindelijk, ja eindelijk bespeurde dat hij bezwijken moest, dat hjj slechts kaarten huisjes gebouwd had, die een kwaadwillige men- schenhater, met een satanischen grijnslach omver trekt Een braaf en oppassend huisvader, die door bijzondere omstandigheden uit zijn brood ge- stooten is, dingt naar eene opengevallen betrek king. Toegerust met alle mogelijke bekwaamheden, die men slechts van den adspirant verwachten kan, richt hjj zjjn op zegel geschreven verzoek schrift, begeleid van de meest vleiende getuig schriften en aanbevelingen, tot de bevoegde autoriteit, die over de keuze te beslissen heeft. Ten overvloede legt hjj bij de meest invloedrjjke personen bezoeken af, om persoonljjk zjjne be langen voor te dragon en hunne gewaardeerde protectie te verzoeken. Sommigen vindt hjj niet t'huis, anderen geven zich niet t'huis; weder anderen beloven hem op de meest stellige wijze hunne stem en voorspraak, en in eene vrooljjke, opgewonden gemoedsstemming, spoedt zich de sollicitant, zoo spoedig zjjne beenen dit veroor loven, tot zjjne vrouw en kinderen, die reeds belangstellend zjjne tehuiskomst verbeiden. De vrooljjke lach die om zjjne lippen speelt bewjjst reeds genoeg, dat hij met vrjj groote zekerheid op zjjne aanstelling rekent, want de overgroote meerderheid der bestuursleden had hem de ver zekering gegeven, hunne stemmen op hem te zullen uitbrengen. Owelk een bljjde toekomst zou hjj tegemoet gaan wat zou hjj zich inspan nen om met jjver en vlijt zjjne krachten te wjj den aan eene betrekking, waarvoor hjj de eenige aangewezen persoon was, wat betreft zjjne bekwaamheid en zijne beproefde eerljjkhcid en trouw. Nu zou hjj weer in de behoeften van zjjn talrijk gezin kunnen voorzien, nu zou hjj ook zjjne schuld-eischers kunnen betalen, die hjj reeds op zijn toekomstig geluk gewezen had. Heerljjk denkbeeld, 't welk hem tegenlacht De dag der benoeming nadert. Wel is waar vernam onze vriend, dat er zich meer dan 20 sollicitanten hadden aangemeld, doch wat nood Men had hem immers hier en daar de plechtige verzekering gegeven, dat hij de meeste kans zou hebben, dat zjjne benoeming zoo goed als zeker was Met eene koortsachtige gejaagdheid doet hjj den volgenden dag onderzoek naar den afloop der stemming en verneemtdat niet hij maar een domme, rjjke neef van den voor zitter, met bjjna algemeene stemmen benoemd is. Verpletterende tijding! Hij had slechts ééne, zegge ééne stem op zich vereenigdWegwaren alle illusiën, weg alle droombeelden, weg het vertrouwen op menscheljjke beloften en toezeg gingen De ongelukkige had kaartenhuisjes gebouwd. De bode, bij wien hjj voor een goede fooi! informaties had ingewonnen, had hem in vertrouwen meegedeeld dat het nietswaardige neefje van den voorzitter reeds lang voor de opengevallen betrekking bestemd was en dat de oproeping van sollicitanten, in de dagbladen, slechts een wassen neus was, om daarmee »aan den vorm van de wet< te voldoen. Oals de Koning het wist En zóó, zóó gaan wjj maar altjjd voort kaartenhuisjes te bouwen, waarover we ons als kinderen bedroeven, wanneer die met zooveel zorg en moeite opgerichte gebouwtjes plotseling ineen storten, terwijl anderen, die er bjjstaan, zelfs geen poging aanwenden om ons een be moedigend woord toe te spreken, of ons een hart onder den riem te steken, wanneer we op 't punt zjjn in tranen uit te barsten over 't leed en 't verdriet, 't welk ons door anderen berok kend en aangedaan wordt. Terecht zong eenmaal onze onvergetelijke Tollens »Wie maken moog', en breken inoog', En timm'ren moog' aan luclitkasteelen Wjj slaan niet eens een brekend oog Naar al die kinderspelen Neennaar al die kinderspelen verwaardigt men zich nauwelijks een blik te slaan en tochaltjjd maar kaartenhuisjes, nieuwe kaartenhuisjes. Onze phantasie houdt nooit op telkens weer andere op te richten, wanneer de eerste tot gruis vermorseld zjjn, doch juist aan deze bouwlustige kunstenares hebben we het te danken dat ons het leven, trots al die teleur stellingen, al die ontgoochelingen onzer droo- merjjen en het plotseling in 't niet verzinken der door ons gebouwde luclitkasteelenlief en dierbaar blijft. Ja, aan haar hebben we het te danken, dat wij met vertrouwen op het ons aan 't einde onzer levensbaan wachtend graf heenblikken, in de hope dat onze laatste woning het Hais des Vaders in 't Hemelsch Vaderland, geen kaartenhuis zal bljjken te zijn Buitenland. De Groothertogin van Baden heeft, na de zware slagen die haar in éen jaar troffen, door den dood van haar vader (Keizer Wilhelm,) haar broeder en haar zoon (Prins Ludwig) besloten een gedenkteeken voor de afgestorvenen op te richten, in den vorm van een gesticht voor vrou wen van den beschaafden stand, die door der gelijke zware beproevingen getroffen, lijden en zorgvuldige verpleging noodig hebben. Het zie kenhuis zal de naam van Ludwig-Wilhelms gesticht* dragen. Voor den duur van het bezoek des Keizers van Duitschland aan Rome, wordt van daar naar Ber lijn, via Münehen, een tweede directe telegraaf verbinding aangelegd. Men spreekt van een aanstaand huweljjk van den Erfprins van Hohenzollern met Prinses Maria Therese van Bourbon, dochter van wjjlen den graaf Trani. De moeder van de bruid is de zuster van de Keizerin van Oostenrijk. De stad Florence heeft een verzameling van ivoren en andere kostbaarheden geërfd, ter waarde van 3 millioen francs. door B. 5) Na een jaar toevens te Rome trokken ze naar Napels, en daar werd hun huwelijksgeluk vol komen. Melanie schonk daar haar echtgenoot een zoon, die naar grootvader William werd ge noemd. Dit den ouden man te schrjjven zou nutteloos geweest zjjn, dewjjl hjj hun brieven niet ontvangen wilde. Er werd evenwel gezorgd door het plaatsen van advertenties in vele nieuws bladen, dat het hem wel onder de oogen moest komen, en eerst toen ze daarvan zeker meenden te mogen zijn, meldde Ernst hem in een brief vol hartelijke liefde, hoe gelukkig hjj zich in dien zoon gevoelde, en hoe hjj niets vuriger verlangde dan den jeugdigen erfprins in grootvaders armen te mogen leggen. Ook Melanie schreef, gedre ven door haar liefde tot Ernst, daar eenige re gels bjj>0 vader,* schreef ze onderanderen, u moest ons prinsje eens zienErnst zegt dat het op u geljjkt, en dat hjj nu reeds in zijn lief gezichtje het kenmerkende van de Van der Vere's ziet; ik vind dit natuurljjk prachtig, want als de Van der Vere's allen als mjjn Ernst zijn ge weest, dan moet ik als moeder wei bljjde zijn met die gelijkenis.* Ook deze brief kwam, uit Rome hun toegezonden, ongeopend terug. Ge lukkig dat hun kleine Willy hen eenigszins schadeloos begon te stellen voor dit verdriet. Treurig en eenzaam was 't ondertusschen op den huize Dalheim. De oude heer leefde geheel in zich zelf gekeerdzjjn haar was grjjzer ge worden, zijn rug meer gebogen en diepe rim pels hadden zich geplooid in 't verwelkte gelaat. Eiken morgen liet hjj zich door Frans, zjjn ouden dienaar, in zijn grooten stoel naar zjjn portretten galerij brengen. Dan gaf Frans hem de couranten van dien dag en ging daarna achter zjjn heer rustig zitten wachten. Hjj kon evenwel zien, dat zjjn oude heer over do courant heen gebogen dikwjjls in droevig gepeins verzonk, 't geen altjjd hiermee eindigde, dat hjj zuchtend het hoofd ophief en zjjn doffe oogen liet dwalen langs de portretten zjjner voorvaderenmaar of hjj begon bjj den grondvester van zjjn geslacht of bjj zjjn eigen portret, altjjd eindigde de beweging daar, waar zoowat in 't midden die eene schilderij om gekeerd hing, waarna hjj met een wanhopige uitdrukking in zjjn gelaat de lezing hervatte. Uit die couranten had hjj het huweljjk van zjjn zoon vernomen en later de geboorte van William van der Vere, zoon van Ernst van der Vere en Melanie Verwoldedien dag had Frans lang, zeer lang dienst gehad in de portretten galerij; ook hadden de couranten hem den roem meegedeeld, die der begaafde schilderes Mevrouw Van der VereVerwolde in het buitenland werd gebracht voor hare uitstekende schilderstukken en hoe heel Nederland trotsch mocht zijn op 't bezit van zulk een kunstenaresmaar de samen koppeling »Van der VereVerwolde« bleef hem een doorn in 't vleesch, erger nog: de roem, dien zij behaalde, verbitterde hem nog meer; immers daardoor kwam zjjn adeltrots in nog sterker botsing met den kunstenaarstrots, dien hjj haar toedichtte. Frans, zjjn onmisbare ge leider, en daardoor eenigszins zjjn vertrouwde, had hem na dien tijd dikwjjls »William van der Vere« hooren mompelen; maar zelfs de gedach ten aan zjjn kleinzoon en naamgenoot had schijn baar geen verandering gebracht in zjjn gevoelens ten opzichte van Melanie. Zoo sleet de eenzame gebrekkige man vier lange, lange jaren; hjj sloot zich geheel in zich zelf op, en hoewel zjjn gevoelig hart naar liefde smachtte, verhardde hjj zich met de jaren en teerde hjj op zjjn ongeluk. Op 't laatst leed hjj om te ljjden en dat was zjju eenig droevig genot. Maar daar zou een verandering in komen. Ernst verlangde naar zjjn vaderland, maar vooral naar zjjn vader terug. Naar hij meer genoot door de lieftalligheid van zjjn kind, ge voelde hjj ook te dieper hoe ellendig zjjn vader zich moest gevoelen. Eindelijk verliet die ge dachte hem geen oogenblik meer. Kon de kleine Willy misschien niet de brug zijn, die de ver wijdering tusschen hem en zjjn vader aanvulde? 't Moest beproefd, eer 't misschien te laat was. Hjj mocht den ouden man niet zoo ellendig verla ten laten stervende liefde van zijn Willy had hem dat geleerd, diezelfde liefde moest den ouden vader leeren zjjn trots te verloochenen. Zjjn be sluit was spoedig genomen. Aan het park, dat tot den huize Dalheim behoorde, grensde een woning, die hjj van zjjn moeder had geërfd en die gemeenschap had met dat park. Die woning wilde hjj betrekken. Melanie keurde het plan volkomen goed en spoedig meldden de nieuws papieren, dat de heer en mevrouw Van der Vere in 't vaderland terug waren en Nederland dus zijn groote kunstenares terug had. De oude heer Van der Vere zat in zijn grooten rolstoel en werd door Frans door 't park ge reden. De kleine Willy wandelde daar, goed in 't oog gehouden door eene kindermeid. 't Was een »voorlijk« kereltje, die Willy. Moeders kunstenaarsziel en phantasie was bjj hem saamgesmolten met vaders dieperen zin; de Italiaansche zon had hem gebruind en vroeg ontwikkeld. Reeds een paar dagen had de oude heer het aanvallig knaapje in 't park bespied; hij had dadelijk aan de zoo duideljjk sprekende familie trekken ontdekt wier kind het was, maar, al klinkt dit vreemd, hjj scheen een weinig schuw voor hem te zijn. Thans echter, daar Willy vlak langs zjjn stoel voorbjj ging, kon hjj zich niet langer weerhouden. »Kom eens hier, mannetje!* »'k Heet niet mannetje.* »Zoo; hoe heet je dan?* Willy.* »Kom dan eens hier, Willy.* »'k Heb geen tijd; 'k moet dien vlinder van gen om meê te spelen.* »Dat kunt ge straks doen; dan komt er misschien één, die mooier is. Kunt ge niet wat niet wat met mij spelen?* »Nee; je speelt niet eerlijkje zit altjjd in dien mooien stoel en die andere heer moet je altijd rijdenga jij er nu eens uit en laat die andere heer hoe heet hjj Frans.* >Laat menheer Frans er nu eens in zitten. Waarom loop jjj er nooit achter?* »Ik kan niet loopen, Willy »Dan kan je ook niet met me spelen. Ik heb niets aan je.« »Naar huis, Frans!* Dat was de eerste kennismaking, 't Was den ouden man zonderling te moê; zjjn hart trok naar het knaapje, maar hjj voelde, dat de aan rakingspunten alleen in zijn hart waren, dat hjj niets voor 't kind was. De vrije toon, waarop hij zoo lang hem heugde niet was aangespro ken, verstoorde hem echter niet. Hjj verlangde naar toenadering, maar voelde, dat 't hem moei lijk zou vallen den weg te vinden. Den vol genden dag ontmoette hjj Willy weer in 't park. »Dag, menheer Frans!* Goeden dag, jongeheer.* >Wil je nu mij eens rijden?* Frans zweeg verlegen stil. Gelukkig redde zjjn heer hem uit de verlegenheid door te vragen »Wou je zoo graag eens rijden, Willy?* »Ja, menheer hoe heet je?« Thans zweeg de oude man verlegen stil. Na eenig aarzelen zei hij»ik heet mynheer Wil liam. Frans, rijd me tot die bankik wil daar wat gaan zitten, dan kan je den jongenheer William rondrijden.* Dat was een pret; telkens als Willy zijn grootvader voorbjj kwam, klapte hij jubelend in zijn handjes en riep: »Dag William, dat gaat mooi, hè? Ik houd veel van menheer Frans!* »En wil je me nu een handje geven?* »Ja, als je me ook eens rijdt! De oude man antwoordde met een droevig n Het Land van en AStena, He Langstraat en <le Hoinnielerwaard. Kaartenhuisjes, kinder droornen, kinderspelen Hoe fonkelen de oogen der kinderen, wanneer de moeder voor hare kleinen, uit lichte kaarten prachtige paleizen bouwt. »Nog één verdieping hooger!* roepen zij uit, en volgen met kloppend hart de bewegingen der moeder, die de meest mogelijke voorzichtigheid in acht neemt, om den lichten en^ luchtigen bouw steeds hooger op te voeren. Ééne enkele beweging één enkele ademtocht en het heerljjk gebouw, 't welk met zulk een onverdeelde aandacht door de lieve lingen gadegeslagen en bewonderd werd, ligt in puinhoopen. »Ach hoe jammer, nu is 't om gevallen!* klagen de kinderen, maar de moeder troost ze, want kaartenhuisjes zjjn toch zoo spoedig opgebouwd en vernietigd. Wjj groote menschen lachen over het spel der kin deren en over hun leedgevoel, wanneer de zwakke fundamenten der kaartenhuisjes zoo plotseling ineen storten. Om aan den vorm der ivet te voldoenbezigt men zulke chicanes! O O

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1