Vrede? FEUILLETON. In 't Rijk der Tonen. M 730 WOENSDAG 31 OCTOBER Uitoever: L. J. VEERMAN, Heusden. V00B Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes vak Dort. Advertentiè'n 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht, voor FrankrijkWester Co., 20 Hue Hérold, Parijs. Agent III. »Zoolang schoolplicht nog niet is ingevoerd, worde voor bovengenoemde inrichtingen het on derwijs ingekrompen* luidt de zin in zijn geheel, waarvan we in ons vorig nommer het eerste gedeelte bespraken; thans eerst over 't laatste gedeelte, inkrimping der leerstof. De Wet erkent tien verplichte vakken van onderwijs voor de lagere school met nog negen, waaruit enkele kunnen gekozen worden, naardat er behoefte aan bestaat. Die tien vakken zjjn lezen, schrijven, rekenen, vormleer, Nederlandsche taal, vaderlandsche ge schiedenis, aardrijkskunde, natuurkennis, zingen en nuttige handwerken; de negen andere: de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen, al- gemeene geschiedenis, wiskunde, handteekenen, landbouwkunde, gymnastiek en fraaie handwer ken. En al staat er nu bij de opnoeming dier vakken hier en daar ^beginselen van enz., ze vertegenwoordigen toch een heele portie weten schap. Zouden niet sommige zwakke magen over laden worden en andere, die wat sterker zijn, door 't voortdurend opnemen tijd te kort hebben om te verteren? Bij zeer getrouw schoolbezoek tot twaalf-jarigen leeftijd, bij een flink getal ijverige en uitmuntende onderwijzers en bij uit stekende vermogens van den leerling kan er in zes jaar van die tien verplichte vakken nog al 't een ander geleerd worden maar de uitzondering is geen regel en daarom ware het voor de meeste lagere scholen beter enkele van die vakken in 't geheel niet te behandelen dan zooals 't nu moet gebeurenpractische kennis, kennis, die elk voor 't leven noodig heeft, moet op den voor grond staan; al wat bloot wetenschap is, moest by den tegenwoordigen toestand geweerd worden niet van alle, maar toch van de meeste lagere scholen, vooral van de scholen voor on- en min vermogenden. Onze arbeiders hebben bitter weinig aan al die graven en stadhouders, aan al die oorlogen en vredesverdragen, aan al die zeeën, golven en kapen, aan al die insecten en bloei- wijzen, zoolang ze hun taal nog niet goed ver staan, zich niet nauwkeurig en kort kunnen uitdrukken, en de steeds weêrkeerende bereke ningen met hoeveelheden en uitgebreidheden hun dikwijls nog zooveel moeite kosten. Bij Wetsherziening moet er wel degelijk op gelet worden, dat zjj in de eerste plaats het noodige, het onmisbare krijgen en dat istaal, rekenen en voor de meisjes nuttige handwerken maar dat dan ook goed niet alleen, maar uit stekend en zoo gegeven dat de denkkracht er door verstrekt en geoefend wordt. Niet alleen zoolang leerplicht nog niet is inge voerd, maar ook dan nog, tenzij de leertijd aan merkelijk werd uitgebreid en dat zal wel niet zoo heel gauw gebeuren zouden we wenschen, dat niet voor alle lagere scholen het zelfde aantal vakken verplichtend gesteld werd. 't Zou echter verkeerd zijn de regeling hiervan te laten afhangen van de verschillende gemeen tebesturen van Staatswege moet bepaald worden, tot welke klasse elke school zal behooren. Verder wil de Rapporteerende Commissie: »het uitgebreid onderwijs kome meer tot zijn recht.Wie zou dit niet wenschen? 't Is hier hoofdzakelijk te doen om de negen niet ver plichte vakken, die we boven opgavenin de eerste plaats de drie hoofdtalen. Niet dat we wenschen zouden dat nog meer jongelieden, dan er thans reeds zijn, hun tijd zouden gaan ver knoeien met het leeren van een halve mondvol fransch, die ze binnen een ongelooflijk korten tijd toch weer geheel kwijt zijn en waarvan de aanleering al heel weinig heeft bijgedragen tot hun verstandsontwikkelingintegendeel we zou den wenschen dat vele ouders hierin wijzer waren maar wie een taal wil leeren, moet daarvoor de gelegenheid openstaan niet op een avondschool, wat met den besten wil knutselwerk blijft, maar in een afzonderlijke klasse der dagschool, waar gezorgd wordt, dat de leerlingen zoo spoedig mogelijk over het aanleeren der doode vormen heen geholpen worden om zich verder te oefenen in het spreken van en het correspondeeren in de eene of andere moderne taal. Voor handteekenen moest in elke gemeente gelegenheid bestaan, en dat moest ieder leeren niet zoozeer om een teekenaar te worden, als wel om de zoo hoog noodige oefening van oog en hand; niet ieder, die oogen heeft om te zien, ziet. Zoo ook moest in geen enkele landbouwende gemeente de gelegenheid ontbreken om landbouw onderwijs te ontvangen. Met dezen eisch der Commissie mogen we veilig instemmen. Deze wil verder, dat de vier onderwijzersrangen weer zullen ingesteld worden. Bjj de Wet van 1801 werd één acte van toelating als onder wijzer erkendbij die van 1806 werden vier acten ingesteld, die verschillende rechten gaven en waarom dan ook de scholen in scholen van de le, de 2e en de 3e klasse verdeeld werden. De Wet van 1857 kende maar 2 acten: die van hoofd- en van hulp-onderwijzer; die van '78 heeft dat in wezen zoo gelaten; thans wil de Commissie de onderwijzersrangen van 1806 weer in 't leven geroepen zien en wel om daar door te zorgen, meer te zorgen voor de prac tische opleiding van den onderwijzer. Zoo'n vierde ranger van 1806 lei een examen af in lezen, schrijven en een weinig rekenen; 'twas een examen, dat heel wat minder inhield dan wat een flinke jongen van 13 jaar uit de hoogste klasse eener lagere school thans weetdie vierde rangers waren meestertjes, die op de schoolbanken moesten zitten in plaats van er voor staan. Waarvoor dien toestand weer in 't leven te roepen? Verder stond de 2e rang ongeveer gelijk met de tegenwoordige ondcrwijzersacte (hulp), en de le rang met die van hoofd der school. Ofschoon er onzes inziens niet veel pleit voor 't op nifjuw instellen der vier rangen, zou toch zeker niemand het sluiten van den vrede daarom een enkelen dag willen vertragen, zoo niet zoo niet misschien de bedoeling was op deze wijze weer, even als in 1804, onbevoegden aan 't hoofd eener school te krijgendaartegen moet zoo ernstig mogelijk geprotesteerd wordenaan dat gevaar mag de lagere school om niemand en om niets worden blootgesteld. Nog een ander punt willen we thans even bespreken: »De plaatselijke commissiën van toe zicht worden voor een derde door de gezamenlijke hoofden der scholen in de gemeente benoemd. Thans wordt dat toezicht uitgeoefend door Burge meester en Wethouders. De Gemeenteraad kan echter ter nadere verzekering van het plaatselijk toezicht eene commissie instellen, voor welke de scholen steeds moeten toegankelijk zijn, die alle GEORGE HARTW1G. o=*«o5) Zij nam haar licht en verliet snel de kamer. In haar eigen klein kamertje ging ze aan 't ven ster staan en zag peinzend naar de immer dichter vallende sneeuwvlokken en liet al de beelden van den dag van heden voor zich voorbijgaan. En als haar phantasie nog eens alle indrukken ge trouw had weerspiegeld steeg een schoon edel mannenbeeld op voor de oogen van haar geest, een gelaat, dat ze door haar gesloten oogleden duidelijk meende te zien, en dat haar half met toorn, half met bewondering vervulde Oscar Bergström's beeld. Toen Geertruida den volgenden dag ontwaakte, hoorde ze haar tante reeds heen en weer dren telen. Snel sprong ze op, maakte haar eenvoudig toilet en trad vroolijk) hoewel met een ietwat -bleek gelaat tot haar pleegmoeder in de woon kamer. Als deze echter gemeend had, dat Geer- taruida zich thans meedeelzamer en openhartiger zou toonen, dan had ze zich bedrogen. Het jonge meisje zette zich bedaard met haar handwerk tegenover haar tante neder en naaide alsof ze een toovernaald als peetgeschenk had gekregen. Toen de slinger van de klok eenigen tijd zijn eenlettergrepig gesprek had voortgezet, greep de oude vrouw naar een breiwerk, wierp daarover een onderzoekenden blik op haar pleegdochter en zei vriendelijk »Nu, Truitje, heeft de nacht u goeden raad gebracht?* Ach, goeden raad voor mij wel, tante, maar of hij u behagen zal, dat durf ik nauwlijks ver wachten,* zuchtte Geertruida zacht. »Hebt ge alles goed overlegd, mijn kind? 't Is uw levensgeluk, dat ge moedwillig wegwerpt »LevensgelukAch, als u zoo spreekt, doet ge me pijn, gij goed moedertje voor hoe on dankbaar moet ge me houden »Misschien voor een weinig onbezonnen Geertruida kon dit zachte verwijt niet verdra gen; ze sprong op en sloeg haar armen om de bekommerde vrouw. »Zoo moogt ge niet van me spreken, ik ben niet onbezonnen! Zie, ik heb geen vooruitzich ten, als ik mijn vorming als zangeres moest op geven niet waar? En toch bezweer ik u met den heiligsten eed, dat ik, zelfs op 't gevaar af, dat ik van nu af alle zangonderwijs zou moeten missen, toch nooit Hallmann's vrouw kan wor den vraag me niet waaromIk kan u geen rekenschap van mijn gevoel geven, elke zenuw van mijn hart verzet zich tot zulk een dwang. Er is maar een middel om mij tegen zulk een otfer te bewegen, namelijk uw bepaald uitge sproken bevel. Ik zou daaraan gehoorzamen, tante, dat weet u, maar mijn levensvreugd was voor eeuwig weg »God beware mij voor zoo'n zonde, mijn kind Uw besluit moet wel zeer ernstig zijn, als ge zelfs het onderwijs van den beroemden meester daaraan wilt opofferen. Ge bemint Hallmann niet en kunt hem daarom niet tot echtgenoot nemendat is me genoegEn nu niets meer daarover en vooral zet niet zoo'n bedroefd ge zicht anders zou ik denken dat ge boos waart over de ouderwetsche inzichten van uw tante. Geertruida ademde op als van een zwaren last bevrijd; ze omarmde haar pleegmoeder en plaatste zich toen voor haar klavier, waar zich haar laatste droefheid in weemoedige tonen oploste, terwijl tante in flink geschreven, hoewel wat stijve let ters, aan Hallmann den vasten wil van haar nicht meedeelde. VIERDE HOOFDSTUK. »Gaat ge al Truitje »Ja; 't zal over een paar minuten vier uren zijn, en ik heb een goed kwartiertje noodig om te loopen.« »En wat doet ge dan met den tijd, die u nog over blijft, voor de les begint?* »Dien gebruik ik om tot bedaren te komen. »Dien ganschen tijd lachte tante, toen ze in de ernstige oogen van de pleegdochter zag. Tantelief, ik geloof dat ik toch voor dien Oscar Bergström bang ben.* »Dat geloof ik ook. Als ge echter weer zoo overdreven bedeesd zijt, word ik ernstig boos.« Geertruida antwoordde niets, hing haar muziek- tasch aan den arm en wilde vertrekken. Aan de deur gaf ze haar tante een hartelijke kus, met de woorden »Dat is eigenlijk niet de ge schikte manier om me voor den beslissenden strijd te sterken. »Wat moet ik dan zeggen »Kom niet terug, of terug als overwinnaar Gedraag u waard den grooten naam van uwen leeraar!* deklameerde Geertruida met komisch gevoel. »0 gij schelmpje!* lachte tante vriendelijk. Behoud nu maar uw vroolijken luim; die zal je in 't beslissend oogenblik moed geven. En nu, ga, mijn liefkind en wees een flink meisje.* Geertruida liet zich dat geen tweemaal zeg gen ze hief haar kopje trotsch omhoog en riep door de half geopende deur, ik zal niet meer zoo laf zijn, daar kunt ge staat op maken. Hoe dichter ze bij het grijze, voorname ge bouw kwam, des te meer verhaastte ze haar schreden, 't Scheen wel, dat ze zich ditmaal blindelings den verwachten onaangenaamheden in de armen wilde werpen. De met steenen be legde ingang was bereikt, de deur doorgegaan en onbevreesd steeg ze de breede trappen op. Voor de zaal bleef ze een oogenblik peinzend staantoen ze echter schreden achter zich meende te hooren, ging ze snel binnen. Binnen heerschte opgewonden vroolijkheid. Rosalie Lehnheim, die laat in den nacht van een bal was teruggekeerd, stond op het podium en beproefde eenigen van haar kennissen te copiëeren, waarbij ze zich mocht verheugen in grooten bijval van haar medeleerlingen. Te midden van luid gelach trad Geertruida de zaal inlichtingen omtrent de school en het onderwijs kan krijgen, die toezicht houdt op 't onderwijs, de scholen minstens tweemaal 's jaars bezoekt, zorgt dat de verordeningen stipt worden nageleefd en verder een adviseerend lichaam is; ook moet die commissie den onderwijzers, die haar voor lichting, hulp of medewerking vragen, bijstand verlecnen en zich beijveren den bloei van 't onder wijs naar vermogen te behartigen. Nu is 't een algemeen erkende waarheid, dat zeer veel commissiën van toezicht in de vervulling van haar taak te kort zullen moeten schieten, zoo ze niet behoorlijk worden voorgelicht. Wat van den onderwijzer tijden lang studie vordert, om n.l. naar behooren op de hoogte te zijn van alles, wat dienen kan tot welslagen van 't onder wijs en de opvoeding, wordt niet door anderen zoo maar in eens verkregen door een benoeming door den Gemeenteraad. In groote gemeenten is een afzonderlijke commissie noodig en zijn ook gemakkelijk geschikte mannen daarvoor te vinden in kleine gemeenten gaat dat niet, ook niet met de verandering, die de rapporteurs willen. Ten platten lande moesten de hoofden der scholen als adviseerende leden zitting hebben in de com missie van toezicht. Het is al te dwaas, dat, waar eenige ingezetenen vergaderen om over de belangen van 't onderwijs te spreken, daar de mannen, die in de eerste plaats geroepen zijn om voor 't onderwijs te zorgen, de onderwijzers, worden thuis gelaten. We zeggen dit niet in 't belang van den onderwijzer, zooals onkundigen licht zouden meenen, maar in 't belang van 't onderwijs. (Slot volgt). Buitenland. Op verzoek van den rechtskundigen raadsman van de »Freisinnige Zeitung* om opgave der reden, waarom het nummer van genoemd blad in beslag genomen is, dat een uittreksel uit het dagboek van keizer Frederik bevatte, is geant woord, dat de beslaglegging geschied is op ver langen des keizers en overeenkomstig de wet op het copierecht. Het denkbeeld van het bezoek van keizer Wilhelm te Madrid schijnt geheel opgegeven. in, zoo bedaard en onbevreesd als ze zich dat in de verloopen dagen onophoudelijk had voorge nomen. Haar rustigen blik gleed vluchtig over de aanwezigentoen ging ze naar haar zelf gekozen plaats aan den eenzamen muur en zette zich daar neer, terwijl een lichte trek van spot op haar lippen zetelde. Haar tegenwoordigheid viel den uitgelaten dames spoedig lastig ze besloten dus om aan het gansje, zooals Melanie van Waldheim Geertruida had genoemd, haar overmoedigen luim te koelen. Rosalie hief snel haar hand op, alsof ze daarin een pand had en riep lachend: »Wat zal men hem doen, die zijn medemenschen met bedaard overleg verveelt?* »Als hij tot ons vermaak kan dienen, zal men hem dulden,was 't antwoord. »Ik twijfel of Bergström heden zal komen. »En waarom »Hij moet sinds eergisteren lijden aan een geweldige aandoening in het hoofd. >Ik meende dat hij aan kramp in 't lijf leed.* »Aan beide misschien! Gaat ge van avond naar de opera?* »Men geeft Orpheus van Gluck, van Gluck, hoort ge, niet iets van Offenbach!* »0, mijn hemel! ik vrees, dat ik die opera nooit meer zal kunnen hooren zonder bij de roerendste passages een lachbui te krijgen.* Zoo klonk het van alle kanten dooreen. Tot nu toe had Geertruida zich kunnen be dwingen thans was haar zelfbeheersching echter ten eindeze opende den mond en brak in zulk een vroolijk, kinderlijk gelach uit, dat de tonen glashelder door de zaal klonken. Eer de verraste dames zich tot een nieuwen aanval konden wapenen, trad Oscar Bergström binnen en maakte aan alle verdere gesprek een eind. Hij keek Geertruida nauwlijks aan, opende snel het instrument, schoof het stoeltje recht en liet de eene dame na de andere haar toonladders zingen. Nu kwam Geertruida aan de beurt. »Nu, mejuffrouw, ge ziet er rustiger uit dan ik de vorige keer mocht denken. Mag ik u ver- Het Land van en Altena, De Langstraat en de Bouunelerwaai'd. EEN VERHAAL VAN O o

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1