Vrede?
FEUILLETON.
In 't Rijk der Tonen.
1888.
Él|
pF
1
Uitgever: L. J. VETERMAN, Heusden.
.M 732.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging.
Agent voor Gorcuru en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte,
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
IV.
>Het Rjjkstoezicht worde behoorlijk bezoldigd
en uitgebreid.Wie oefenen dat toezicht? In
de eerste plaats de Minister, die met de uitvoe
ring van de Wet belast is, thans de Min. van
Binn. Z. Onder dezen staan 3 inspecteursde
eerste inspectie bestaat uit de provinciën Brabant,
Gelderland en Limburg; de tweede uit: Zuid
en Noord-Holland, Zeeland en Utrecht; de derde
uit Friesland, Overjjsel, Groningen en Drente.
De provinciën zijn verdeeld in vijf-en-twintig
districten, waarover even zooveel districts-school-
opzieners zijn gesteld.
De inspecteurs en districts-schoolopzieners ge
nieten, behalve een vaste jaarwedde, vergoeding
voor reis- en verblijfkosten uit 's Rijks kas,
maar mogen geen bedieningen of ambten be-
kleeden zonder toestemming.
Elk schooldistrict is verdeeld in minstens twee
arrondissementen. Er zijn er in 't geheel vier-
en-negentig, met even zooveel arrondissements-
schooiopzieners. Zij genieten geen jaarwedde,
alleen vergoeding voor reis- en verblijfkosten
uit 's Rijks kas.
De Minister van Binn. Z., 3 inspecteurs, 25
districts-schoolopzieners en 94 arrondissements
schoolopzieners maken dus thans het Rijkstoe-
zicht uit.
De rapporteerende commissie stelt, gelijk we
boven zagen, voor, dit nog uit te breiden, 't Kan
beteekenen in aantal en in macht of in beide.
In aantal dunkt ons niet noodig; we zouden
eer voor vermindering zijnwerd het aantal
bezoldigde distr.-schoolopzieners vermeerderd, dan
konden onzes inziens de 94 arrond.-schoolopzieners
wel vervallen, zonder eenig bezwaar of nadeel
voor 't onderwijs, vooral als voor die schoolop
zieners werden gekozen mannen »die in 't onder
wijs werkzaam geweest zijn, en paedagogische
bekwaamheid bezitten.
Thans weten vele schoolopzieners al heel
weinig van 't onderwijs af. 't Mag ook van hen
niet gevergd worden. Het bij velen heerschend
denkbeeld, of liever de meening, dat het onder
wijs nu eenmaal een zaak is, waarvan ieder
verstand heeft, moest eigenlijk niet bestreden
behoeven te worden; 'tis al te dwaas. Waarom
stelt men bij 't bouwen van een huis geen kleer
maker of bakker aan om er opzicht over te
houden, of waarom laat men de vloot niet in-
specteeren door schoenmakers? Nu de school
opzieners voor 't grootste gedeelte hun taak on
bezoldigd moeten vervullen, moet men tevreden
zijn met wat men krijgen kan, met menschen
die het uit liefhebberij doen of om den voet
op den ladder te krijgenwordt het een bezol
digde bediening, dan zijn er wel flinke paeda-
gogen voor te vinden.
Dus wij zouden meenenverminderen in aan
tal, verbeteren in gehalte, allen bezoldigd en -
met uitgebreider macht. Dit laatste vinden wij
noodzakelijk, niet omdat wij er in principe vóór
zijn 't onderwijs aan de macht der gemeente
besturen te onttrekken, het tegendeel is waar
en reeds gezegd in een vorig artikelmaar
omdat vele gemeentebesturen blijken geven niet
voor hun taak te zijn opgewassende voorbeel
den daarvan zijn legio.
De moeielijkheid is maar, aan te geven hoe
de macht moet verdeeld wordenhet onderwijs
is een gemengde zaak, deels rijks-, deels ge
meentezaak, en de verhouding is ingewikkeld.
De wet van '57 heeft er naar getracht zooveel
mogelijk van de toen bestaande organisatie te
houden en dat is haar gebrek. De benoeming
en 't ontslag van onderwijzers moeten in elk
geval bij 't gemeentebestuur blijven, ofschoon
die benoeming vooral dringend verbetering be
hoeft. Mannen van erkende 'paedagogische be
kwaamheid, die reeds eenigen tijd aan 't hoofd
staan eener lagere school en dat doen tot tevre
denheid van hunne gemeente, die hun sporen
als uitmuntend onderwijzer al lang verdiend
hebben, willen zich niet meer onderwerpen aan
een vergelijkend examen dat strekt hun tot
eer, maar tevens tot financieel nadeel en de
gemeentebesturen zijn er door belemmerd in
hun keus.
Dat het bijzonder onderwijs, dat altijd op
vrijheid van onderwijs heeft aangedrongen, thans
vraagt om uitbreiding van 't Rjjkstoezicht, is
wel een sprekend bewijs van de noodzakelijk
heid dier uitbreiding.
Onze lezers zullen thans, ook zonder dat wij
nog spreken over de andere voorstellen der
commissie, 't met ons eens zijn dat het meer
malen genoemd rapport zeker wel der overwe
ging waard is. Wij maken er volstrekt geen
aanspraak op, het grondig te hebben bespro
ken; dat mocht ook voor ons blad niet. Maar
wij hopen toch hier en daar iets gezegd te
hebben, dat waard is overwogen te worden en
dat tevens den lezer in staat zal stellen met
beter inzicht den aanstaanden strijd te kunnen
volgen. Die strijd wordt van alle kanten voor
bereid en zal hevig zijn. Het openbaar onder
wijs zal denkelijk veel veeren verliezen, die het
bijzonder onderwijs zullen tooien en verwarmen,
maar er zullen onder de te verwachten veran
deringen ook vele zijn, die het openbaar onder
wijs ten goede zullen komen. Kan op dezen
voet de vrede gesloten worden, velen in den
lande zullen tot onderteekening bereid zijn.
Maar
Men wil van andere zijden meer, veel meer.
Zie b. v. de Nota van den heer Vermeulen,
die thans in onderscheiden bladen de rondte
doet.
We spreken thans niet over 't geen daarin
gezegd wordt aangaande hooger- en middelbaar
onderwijs. Maar wat het lager onderwijs be
treft, wil de heer V. onder meerdat de zorg
der overheid zich bepalen zal tot het houden
van toezicht en het subsidiëeren van onderwijs,
verstrekt aan kinderen van on- en minvermo
genden. Onvermogend zijn zij, die niet bij machte
zijn eenig schoolgeld voor hun kinderen te be
talen minvermogend zij, die niet in staat zijn
ook zelfs voor één kind, de helft van het nor
male schoolgeld op te brengen. Het bedrag van
het normale schoolgeld wordt berekend door de
som der uitgaven, gedurende het vorig schooljaar
gedaan, te deelen door het gemiddeld getal der
schoolgaande kinderen.
We willen thans geen becijferingen maken,
maar licht is 't in te zien hoe dit, tot wet ver
heven, zou drukken op den burgerstand, vooral
den kleinen burgerstand en de arbeidersgezinnen.
Neem maar een of andere gemeente tot voor
beeld, zie wat het onderwijs daar kost per school
gaand kind en ge zult vinden dat die kosten
voor velen, die toch niet tot de on- of minver
mogenden gerekend kunnen worden, niet te
betalen zijn. En dat zijn juist zij, die in den
strijd voor 't bestaan het onderwijs niet het
minst noodig hebben en die tevens in elke ge
meente wel het grootst in aantal zullen zijn.
Met het zoo goedkoop mogelijk te maken, is
't niet gewonnen onderwijs is geen zaak, die
aanbesteed en aan den minsten inschrijver gegund
kan worden. Waar moet het dan met verlich
ting, ontwikkeling en beschaving heen. Terug?
Is dat het doel?
Wij hopen uit liefde voor Land en Volk, dat
vóór de beslissing nog velen de oogen zullen
opengaan.
Niet dit mag de vraag wezenzal 't openbaar
onderwijs 't voornaamste blijven of zal 't aan
vulling worden, waar 't bijzonder onderwijs te
kort schiet; die vraag is wel gewichtig; maar
gewichtiger is dezehoe zal 't onderwijs, afge
zien van alle partijbelang, zóó geregeld worden,
dat het meewerkt om zooveel mogelijk geluk,
welvaart en verlichting te bevorderen.
(Slot.)
Buitenland.
Eindelijk is er eenig bericht ontvangen omtrent
den Afrika-reiziger Stanley. Het is wel haast een
jaar oud, maar toch beter dan niets.
Het bericht is te Zanzibar aangebracht door
koeriers uit Tabora, eene plaats die ongeveer
200 Eng. mijlen ten zuiden van het Victoria-
meer en ongeveer even ver ten oosten van het
Tanganyika-meer moeten gelegen zijn. Deze
koeriers melden dat zekere Arabieren, handel
drijvende tusschen Tabora en de landstreek tus-
schen het Albert-meer en het meer Nutu Nzige,
in November van het vorige jaar de achterhoede
van Stanley's expeditie ontmoet hebben op een
punt bewesten het Albert-meer, aan de grens
van het land der Monboetoe. Stanley zelf werd
door deze handelaars niet gezien, daar hij zijne
achterhoede twee dagmarsclien vooruit was; doch
het heette dat hij gezond was hoewel hij veel
geleden had aan koorts. Door ziekte en onheilen
was zijn troep tot 250 man geslonken. Veertig
GEORGE HARTW1G.
O'jcno7)
Toen Geertruida haar dweeperij zoo zielkun
dig hoorde verklaren, wilde haar hart zich tegen
dien kouden dwang verzetten, maar de gewoonte
zegevierde: Tante kon geen ongelijk hebben.
»Ja zeker, u hebt gelijkzei ze tevreden.
>Maar u kunt ook verzekerd zijn, dat ik mijn
phantasiebeelden, zooals u ze noemt, nimmer on
trouw zal wordendat ik veel meer altijd stu-
deeren en vlijtig werken wil, tot ik den voet
dapper op de hoogste trede van de ladder gezet
heb, die tot het meesterschap in de zangkunst
voert.
»Ik heb niet anders van je verwacht, Truitje
Maar je dagwerk is heden nog niet afgeloopen
zie me niet zoo verbaasd aandaar ligt een brief
voor je, dien ik reeds opengebroken en beant
woord heb. 't Is een kleine verrassing voor je.
»Een verrassing! Och hemel, sinds eenigen
tijd sidder ik wezenlijk als ik u van verrassingen
hoor spreken. Wil Hallmann misschien
Tante moest om de dwaze angst van Geer
truida luidkeels lachen. »Neen, nu is Hallmann
onschuldig aan de zaak. 't Is een uitnoodiging
van onze buurvrouw op de eerste verdieping,
mevrouw von Rosenze wil een kleine, muzi
kale soirée geven en verzoekt je te acht uren bij
haar te willen komen.
»En wat hebt u daarop geantwoord
»Dat het me een genoegen is, je zoo onver
diend uitgekozen te zien, en dat je er stipt
zijn zult.*
»0 Tantelief!*
»'t Spreekt van zelf datje er heen gaat, kind.
Die bedeesdheid moet je overwinnen. Je kleed
ligt gereed en dus is er niets tegen.
't Hielp niets. Truitje keek wel wat zuur,
maar voegde zich naar tante's wil, die het dunne,
witte kleedje met het zelf geborduurde garnituur
gereed had gelegd.
»Dat is wezenlijk een mooi kleedjezei 't
pleegmoedertje, toen ze haar lieveling zoo netjes
gekleed voor zich zag staan.
»Nu nog deze rose sjerp en een eenvoudig
sieraad in uw haar. Wacht, ik zal je mijn rozen
geven, zoo even zijn juist twee prachtige knopjes
opengegaan
Deze opofferende goedheid verdreef Geertrui-
da's kwaden luim. Ze viel haar Tante om den
hals, noemde zich zelf ondankbaar en onverdra-
gelijk en beloofde opnieuw volstrekte gehoor
zaamheid.
»A1 goed, Truitje! Je bent nu eenmaal een
kleine opvliegster. Sta nu echter stil, opdat ik
die speld kan vaststeken zoo, nu ben je
klaar en 't is ook hoog tijd, dat je gaatAmu
seer je goed en kom niet al te laat thuis.
Geertruida kuste nog eens de hand der goede
tante en ging toen de kamer uit. Maar zoo kon
ze toch niet weggaanstilletjes sprong ze in de
nog openstaande deur terug en riep plagend
»ik bleef toch veel liever bij u TantetjeIk geef
niets om mevrouw von Rosen
Op de eerste verdieping giug het druk toe.
In 't voorhuis stonden de bedienden; ze wezen
de binnenkomende dames links naar de kleed
kamer van de vrouw des huizes, en de heeren
rechts naar een smal portaal.
O, die kleedkamers bieden soms interessante
zielkundige studiën aan! We blijven daar eenige
oogenblikken langer dan ons toilet dat eischt.
Een dame met twee mooie dochters komt bin
nen. Terwijl de jonge meisjes de lichte overklee-
diug afleggen, begroet de moeder een zoogenaamde
vriendin- »Ha, gueden avond, mijn lieve mevrouw,
vind ik u ook hier 't Is heden geen kleine op
offering voor me geweest, maar ge begrijpt
»0, gij arme, ge lijdt zeker weer aan uw ge
wone migraine?*
»Ja, mijn migraine! Maar bovendien vind ik
een uitnoodiging bij dit slechte weer onbeschaamd.*
»Ge hebt gelijk, lieve vriendin! Ook ik ben,
in vertrouwen gezegd, met tegenzin hier heen
gegaan. Die eeuwige muziek, en dan die interes
sante gastvrouw, die nog bovendien aanmatigend
genoeg is voor jong en schoon te willen doorgaan
»En die geen onderscheid weet te maken tus
schen de vrouw van een raadsheer en van een
geheimraad
»Als nu 't eten ons maar eenigszins schade
loos stelde!*
»0 hemel, weet ge nog wel van die ragout
van 't vorige jaar?*
»Met die bedorven kreeftestaarten
»En dan zoo'n kostbare huishouding! Zijden
beddelakens
»Nu, men kan daaraan wel zien, wat zijn
liefde geprikkeld heeft! Kinders, zijt ge klaar?*
»Ja, mama!*
Zorgt dat ge van avond onbevreesd de stuk
ken voordraagt, die ge hebt ingestudeerd En
gaat ze zacht voort Alida, als de zoon der
gastvrouw met je wil spreken, wees dan zoo be
minnelijk als je maar kunt er zit daar geld.
Mathilde, vergeet niet gelegenheid te zoeken om
te herinneren, dat je grootmoeder een geboren
gravin Bentheim is geweest, versta je?«
De vleugeldeur gaat open. De huisvrouw treedt
haar gasten vriendelijk tegemoet. Hoe blinken
de gezichten der dames van hartelijkheid!*
Beste vriendin, wat hebt ge ons met uw uit
noodiging verblijd't Is altijd zoo heerlijk, zoo
machtig prettig bij u!«
»We konden nauwelijks den tijd afwachten
om uw lief gezelschap te genieten.*
Niets wetend van die huichelarij in gezelschap
pen en onbekend met die konventioneele grove
logens trad Geertruida binnen. Ze moest zich
verlaat hebben, want er was niemand meer in
de kleedkamer. Bedeesd volgde ze den bediende
en trad tamelijk beschroomd het salon binnen,
waar een bont, talrijk en lachend gezelschap bij
een was.
Mevrouw von Rosen had nauwelijks het jonge
meisje bemerkt of ze ijlde vriendelijk op haar
toe en, Geertruida's hand vattend, leidde zij haar
naar heur kennissen aan de theetafel. Mejuf
frouw Geertruida Höfner, mijn zeer lieve vriendin
en leermeestereszoo stelde de vriendelijke vrouw
de blozende Geertruida voor. »Ga nu bij ons
zitten tot het kunstgenoegen begint. O ge zult
heden iets uitgezochts hooren, iets uitnemend
schoons. Maar ik wil niets verklappen!*
Geertruida had te veel te zien en op te mer
ken, om zich bezig te houden met verrassingen,
die later moesten komen. Ze vond alles zoo heer
lijk en aangenaam, de dames zoo prachtig ge
kleed, de salons zoo gezellig ingericht, dat ze
met groote oogen rondzag en het gouden thee
lepeltje nauwelijks nu en dan naar den mond
bracht. Daar in die vensternis, half verscholen
in seringen en mirten, stond een wonderschoone
vrouwhaar geel atlas kleed omhulde in breede
plooien haar rijzige gestalte en in haar zwarte
haren schitterden kostbare dauwdroppelsdeze
tintelden ook in de kelken der gloeiende grana
ten op haar borst, ze slingerden zich om de
teere handgewrichten en omgaven als liefkozend
heur prachtigen hals. Melanie von Waldheim
plukte ongeduldig aan de geurige bloemenran-
ken; daar viel er een op den grond, maar zij
bemerkte het niet; rusteloos blikten haar leven
dige donkere oogen door de zaal en met onmis
kenbare teleurstelling wendde ze het hoofd af,
wanneer er een nieuw lid van het gezelschap
de deur binnentrad.
Thans ontstond aan de andere zijde der zaal
een kleine beweging, dat eigenaardige gefluister
waarmee men zich om gevierde grooten dringt,
en bliksemsnel veranderden de duistere trekken
der jonge vrouw in stralende vroolijkheid.
Bergstrüm had haar bemerkt. Het lachje, waarmee
hij haar hand greep en aan zijn lippen drukte,
stelde Melanie rijkelijk schadeloos voor de ge
leden verveling.
»Gij moest een weinig minder lang wegblij
ven, mijn vriendin sommige dingen is het ge
duld der vrouwen gauw uitgeput. Is 't niet
onhoflijk van u me zoolang in die eenzame
vensternis te laten wachtenZe zei dit op
den pruilenden toon van een vertroeteld lief
raat en de
ommelerwaard.
EEN VERHAAL VAN