Hensden
01! Alll'llil,
boiiüiicièrwaariL
EN RECEPT.
FEUILLETON.
In 't Rijk der Tonen.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Ad verteritten worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Iiue Hérold, Parijs.
Dit blad verschynt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Beoes van Doet.
Er was eens een jong letterkundige, die dik
wijls 't ongeluk had slechte novellen te schrijven
en 't geluk, daarvoor in de bladen verheerlijkt
te worden. Langen tijd was ons dit een raadsel,
doch 't geval verklaarde zich volkomen natuurlijk.
Op een dag stond hij met enkele vrienden in
een levendig gesprek op de straat, toen een
groote hond met vervaarlijke sprongen op hem
losstormde en hem door zijne liefkoozingen bjjna
omver deed tuimelen. Onze novellist zette een
zeer benauwd gezicht, doch in 't zelfde oogenblik
herkende hij het beest het was n.l. de bureels
hond van een der grootste couranten en hjj riep
uit: »o, ben u het, Hector
Toen begrepen we er alles van. Als men u
zegt tot den hond van de redactie, kan deze
niet anders dan den hoffelijke een alleraar
digst menseb noemen en van dezulken zegt
men niet gaarne iets onaangenaams.
Het spreekt van zelf, dat een aardig mensch
zoomin met de afwezigen als met de tegen woor-
digzijnden in opinie verschillen mag. Zoo wijd
't mogelijk is, moet hij iedereen loven, en waar
tij niet loven kan, zich haastig inspinnen.
Dat is niet zoo zwaar als men denkt; geen
mensch is zóó min, dat hij niet nog iets goeds
in zich heeft, geen daad zóó erbarmelijk, dat niet
ergens een verontschuldiging te vinden is. Deze
algemeene lof beteekent dan niet dat men iederen
afwezige als een aardig mensch erkent, alleen
lijk dat men zich zeiven als zoodanig beschouwt.
Zelfs wanneer op den geschonken lof afgedongen
wordt, kan men zich nog altijd redden met de
hoop: zoo slecht kan hij toch onmogelijk zijn!
Zoo krijgt men den roep, dat men steeds het
beste van zijn evenmensch gelooft en zelfs een
afwezige, die 't waarlijk niet verdient, in be
scherming neemt, en aldus slaat men twee vliegen
met één klap.
Er is een soort van oppositie, die men vooral
moet zoeken te vermijden, wil men een bemin-
n e 1 ij k mensch worden. Men moet zich n.l.
hoeden een zonderling, een origineel te zijn.
Zedegebruik en mode zijn slechts verschillende
uitdrukkingen voor den algomeenen smaak, en
het ligt in den aard der zaak, dat in de oogen
dergenen, die aan dien smaak alle recht laten
weervaren, iedere afwijking van de heerschende
mode een misdaad is. Men mag in dat opzicht
nooit zich zei ven zijn. Geen oppositie dus togen
gebruiken en modes van den tiid
Al ware een jong mensch schoon als Adonis,
wijs als Salomo en ridderlijk als Amadis, al
vereenigde hij alle mogelijke en onmogelijke
eigenschappen, nimmer zal hij het predicaat
aardig verdienen, indien hij een spitsen hoed
draagt op een tijd waarop anderen een platten
dragen.
Maar is een puntige hoed nu niet een zeer
onschuldig ding? Zeker, maar dat verandert niets
aan de zaak. Deugdzaamheid is ook een niet te
verwerpen eigenschap en ieder herinnert zich nog
uit de oude historie het geval, dat een zekere
Athener daarom verbannen werd, dat zijne deug
den te veel uitblonken. Alles wat zich van het
algemeen onderscheidt, zij het deugden of puntige
hoeden, is oppositie tegen dat algemeene.
Waarom wil dat jonge mensch er anders
uitzien dan wij Wanneer hij daarmee toonen
wil, dat hij de eenige is, die een goeden smaak
bezit, zoo is dat een onbeschaamdheid van hem.
Wil hij er meer attentie mee trekken, dan is
het nog onbeschaamder. Stelt hij er een eer in,
niet te zijn als wij anderen, dan gedraagt hij
zich nog veel onbeschaamder. Of geschiedt het
eenig en alleen met het doel ons te toonen, dat,
wanneer de hosd op zijn hoofd past, hij met al
onze hoofden niets te maken heeft, dan is dat
het toppunt vau onbeschaamdheid!*
En zoo gaat het voort tot in 't oneindige en
de punthoed wordt overal als een beleediging,
een hoon, een schimp op de samenleving be
schouwd. Men ziet geen enkele deugd in hem,
de hoed belet tot zijn hoofd door te dringen.
Tegenover hem gevoelt ieder zich vrij van fouten
en gebreken, want, de hemel zij dank, zij dragen
allen te zamen platte hoeden
Over den smaak is niet te twisten. Daarom
laat de wereld zich in zaken van smaak niets
gezeggen en wreekt ze zich veel gevoeliger, wan
neer men tegen het algemeen gebruik, dan als
tegen de wetten ingaat.
Een menschenleeftijd terug kende men in
zekere streek slechts cylinderlioeden en 't was
de klerk eens burgemeesters, die voor ;t eerst
met een phantasiehoed rondliep. Dat was een
zeer onvoorzichtige daad, want toen de burge
meester dien lagen hoed zag, verklaarde hij geen
hansworst op zijn kantoor te willen hebben.
Daarmee had de klerk zijn eervol ontslag ont
vangen en wanneer de lui op jaren in die streek
van hem spreken, noemen ze hem thans nog
de hansworst, en dat wel, ofschoon ze thans
allen met phantasiehoeden op 't hoofd loopen
en de burgemeester zelf op zijn ouden dag alleen
bij plechtige gelegenheden een hoogen hoed
draagt.
Zoo vordert iedere nieuwe mode hare offers,
gelijk de nieuwe ideeën en daar een beminne-
lyk mensch voor niets, zoo bang is als een offer
te worden, zoo hoede hij zich vóór alle dingen,
de eerste en ook de laatste te zijn, die een
nieuwe mode aanneemt.
We kennen daarvan nog een voorbeeld en
willen dat tot leering en waarschuwing rnede-
deelen.
Yoor jaren woonde in een zekere stad een
beschaafd jong menschhij was koopman, zeer
actief in zijn vak en gezien om zijn eerlijk ka
rakter. Hij had slechts ééne fouthij wilde n.l.
op 't punt van nieuwe modes gaarne de eerste
zijn. Ongelukkigerwijze was hij daarom ook de
eerste, die in de voornaamste club der stad met
verlakte schoenen in de danszaal verscheen
en wat was het gevolg? De baldirectie zag zich
verplicht het jonge mensch uit de zaal te ver
wijderen, daar de smaak toen nog gewone lage
schoenen en witte kousen voorschreef.
Nadat de ongelukkige op zulk een wijze uit
de voorname kringen verwijderd was, kon hij
in de stad zijn zaak wel opdoeken. Hij vestigde
zich in een landstadje als koopman en verwierf
zich langzamerhand al de eigenschappen, die
den aardigen mensch kenmerken.
Weinige jaren later, toen hij met een rijk
meisje verloofd was, en in de eerstbedoelde stad
de familie zijner aanstaande bezocht, werd hij
weder geïnviteerd op het bal van de voorname
dansclnb. Hij was nu wijzer, trok witte kousen
en lage schoenen aan maar, o wee! thans
was hij de laatste, de eenige, die nog deze ou-
derwetsclie mode volgde. Hij werd uitgelachen,
bespot en de deur gewezen, 't Was een werke
GEORGE HARTW1G.
TIENDE HOOFDSTUK.
18)
In haar boudoir stond Melanie von Waldheim
en vlocht een diadeem van paarlen in heur blauw
zwart als zijde glinsterend haar. Annette knielde
voor haar op den grond en trok de lange sleep
van haar kleed in breede, zware plooien.
Eindelijk was 't werk klaar, Annette sprong
op en riep triomfeerend>Dit costume zal den
nijd van alle dames prikkelen; ik heb de ge
nadige vrouw nog nooit zoo schoon gezien.
De gevleide wendde onverschillig het schoone
gelaat naar Annette.
't Is goed, Annette laat me alleen, tot het
rijtuig voorkomt.*
Toen ze wist, dat ze alleen was, stampte de
schoone vrouw hevig met den fijnen zijden schoen
op 't tapijt. >'t Is onverdragelijk, zooals de avond
van gisteren me pijnigt; steeds zie ik zijn ho
nend lachje, hoor ik zyn koele, onverschillige
woorden. O, 't is om waanzinnig te worden
Had ik deze uitwerking vooruit kunnen zien,
ik zou me waarachtig zoo niet bloot gegeven
hebben. Als me iemand voorspeld had, dat mijn
macht op hem schipbreuk zou lijden, ik zou
hem hebben uitgelachen als een dommen, kort-
zichtigen dwaas. Ben ik een vrouw, die vergeefs
om liefde bedelt?
Zij trad voor den grooten spiegel, die haar
geheele gestalte weerkaatste en beschouwde zich
zelf' opmerkzaam. Hoe meer deze haar zei, dat
ze schoon was, hoe wilder haar toorn opvlamde.
Ja, als haar hart met haar uiterlijk hadde over
eengekomen, dan gewis ware Melanie een sieraad
van haar geslacht geweest, want men kon inder
daad niets verleidelijkers zien dan dezen vollen
hals, die zoo sneeuwwit uit de licht-rose zijde
te voorschijn kwam, dan dat kleine hoofd met
dien parelkroon, en niets lieflijker dan de gansche
verschijning. En dat alles zou ze vergeefs aan
dien ondankbaren verspild hebben? Ze kon 't
niet gelooven, dat Bergström's gevoel voor haar
niet warmer was dan de prachtige diamanten,
die haar armen versierden.
Onrustig liep ze heen en weer.
»Welk een zottin ben ik toch, dat ik me met
zulke voox-stellingen folterZoolang ik dezen ge
tuige bij me draag, zoolang vlucht de schuchtere
ree voor den al te verliefden jager. Ha haik
kan best begrijpen, hoe verontrust ze hem ont
wijkt, als zijn mond onbewust het hatelijke ge
heim dreigt uit te spreken. Nog houdt ik kaar
hartstocht in mijn hand, en ware het mij maar
mogelijk tweedracht tusschen hen te zaaien, dan
zou ik nog de hoop niet opgeven, den trotschen
zanger andermaal aan mijn voeten te zien.*
Melanie schoof voorzichtig den brief weer in
haar boezem en ging langzaam naar het licht
blauwe salon, 't Was half negen en dus tijd
om het rijtuig voor te laten komen. Langzaam
ging ze naar 't schelkoord en had het juist
gegrepen, toen in 't halfdonker der deur een
hooge mannengestalte verscheen, die de verschrikte
vrouw langzaam naderde. Met wijd geopende
oogen staarde ze den brutalen indringer aan,
die met over elkander geslagen armen een kleine
buiging maakte. Toen hy het hoofd weder op
hief, verdween ook de laatste twijfelze wist
het nu zeker, dat het Wilbert Broniewicz was,
die spotachtig lachend voor haar stond.
Goeden avond, mevrouw, het verheugt me,
u na zulk een lange afwezigheid weer te mo
gen begroeten! Uw toilet zegt me, dat ge de
stille avonduren buiten's huis denkt door te
brengenheel goedge zult u slechts een klein
oponthoud hebben te getroosten. Maar wees ge
rust, schoone dame, uw langer wegblijven, zal
hen, die u 't hof maken des te meer van liefde
doen gloeien!*
Melanie had haar spraak nog niet onder haar
bedwang. Alle bekommernissen, die zy sinds
dien avond niet van zich had kunnen schudden,
en die haar zelfs tot dien dwazen diefstal hadden
verleid, pakten haar zenuwen zoo geweldig aan,
dat haar hart bijna hoorbaar onder haar kleed
van bleekroode zijde klopte. De jonge man
wendde geen blik van haar afhoe verwarder
zij zieh toonde, hoe minder ze over haar ge
moedsrust meester was, des te tevredener werden
zijn schoone trekken.
sNiet waar, mevrouw, zulke ontmoetingen
zijn onaangenaam, en zelfs vrouwen, zooals gij,
bezitten geen moed genoeg ze bedaard tegen te
treden. In plaats van tot den dans en overmoedige
scherts, zal ik u aan mijn arm in 't verledene
terug voeren, er is daar een kleine rekening, die
ge bij uw plotseling vertrek onbetaald liet.*
Ze stiet zijn hand terug. »Met welk recht
komt ge hier binnen? Bedenk dat ik om hulp
kan roepen om uw lastigen persoon uit mijn
huis te laten verwijderen! Ga, of ik schel!*
Eer ze echter het schelkoord kon grijpen, lag
Wilbert's hand reeds met ijzeren druk op haar
arm en trok haar geweldig ervan terug.
Volstrekt niet, schoone vrouw; eerst zult ge
mijn woorden onder vier oogen aanhooren; ik
zal later wel zorg dragen, dat het geheim tus
schen ons voor 't oog der wereld wordt ont
sluierd. En waarom zoudt ge ook om hulp roe
pen Ik meende, dat dit middel het laatste was,
dat dames van uw opvoeding te baat namen!*
Onbeschaamdesteunde Melanie.
Onverbeterlijke, wilt ge zeggen. En inderdaad,
mijn bewondering is geheel dezelfde gebleven
als ge me tot bij 't gaslicht wildet volgen, zou
ik daar nog beter in staat zijn u mijn compli
ment te maken over uw schoonheid.*
»Laat mijn hand los, ge doet me zeer.*
»Doe ik u werkelijk zeer?* riep hij dreigend.
En gij waagt het, dat woord uit te spreken?
Nadat ik jaren en jaren om uwentwil geleden
heb al wat een mensch slechts lijden kan, en
smarten heb ondervonden, die iedere beschrijving
te boven gaan, waagt gij 't nog, u over een
weinig pijn te beklagen?*
Zijn uitzicht verschrikte de jonge vrouw zoo
lijk schandaal. Er was onder 't heele gezelschap
niemand, die ontdekte dat hij trots zijn buiten
models verlakte laarzen toch een aardige
kerel waszijn meisje zelfs noemde hem een
onbeschoft mensch en nam haar woord terug
en daar hij tengevolge van deze afbreking na
korten tyd bankroet moest maken, noemden zyn
gezamenlyke schuldeischers hem kortweg een
domkop. En waarom dat alles Eenig en alleen
daarom, dat intusschen de smaak zich voor ver
lakte schoenen verklaard had
Daaromeerbied voor den smaak uwer tyd-
genooten
Hiermee hebben we, naar ons beste weten,
de jonge lui onder onze lezers gewaarschuwd
voor de gevolgen der oppositie. Gelukt het hun
nu deze te vermijden, dan hebben ze het groote
gebod nageleefd en de zoozeer gewenschte be
minnelijkheid verkregen.
Misschien komt het in hen op een persoon
lijke vraag tot ons te richten, n.l. of wij deze
theoretische kennis tot ons eigen nut aangewend
hebben, om zelf een uitstekend mensch te
worden.
Deze vraag kunnen we zeer afdoende met vier
letters beantwoorden. We geven dat antwoord
echter niet, maar verzoeken verlof nog een
anecdote te vertellen, het zal de laatste zijn.
Een man, die stotterde, kwam eens tot een
wonderdocter met het verzoek hem van zijn
hinderlijke kwaal te genezen.
J-j-j-jaantwoordde de vreemde docter,
»d-d-d-d-dat zal ik doen.*
Toen de man hoorde dat de docter zelf stot
terde, verbaasde hij zich zeer en vroeg waarom
de docter dan in de eerste plaats zich zei ven
niet genezen had.
»M-m-mijn lieve vriend« stotterde de geleerde
man, v-v-voor mij is dat geen kwaal, het
b-b-behoort in tegendeel tot mijn natuur, te stot
teren het zou me bezwaarlijk v-v-vallen, het
na te l-l-laten.«
Zoo behoort het ook tot onze natuur te velde
te trekken tegen alles wat ons ongerijmd voor
komt, die natuur wordt gewoonte, en deze weer
een genoegen, maar ge kunt er op aan, dat
iemand, die in zoo'n strijd zijn genoegen vindt,
door geen sterveling onder de beminnelijke men-
schen gerangschikt zal worden. (Slot.)
danig, dat ze zich willig door hem liet leiden,
waarheen hij wilde; onder het stralende gaslicht
bleef hij staan en beschouwde haar met stille
verachting.
»Ge hebt u prachtig geconserveerd, mevrouw!
inderdaad van deze bloeiende wangen zijn alle
sporen van vroegere gebeurtenissen weggevaagd,
zelfs de bewegelijke trek om de lippen is dezelfde
gebleven. Ge kondt gerust nog eens uw onver
gelijkelijke rol in Warschau spelen. Deze kleine
hand,* hij vatte haar rechterhand onderzoekend
aan, »zou ze me niet kunnen verraden, hoe
dikwijls haar eigenares sinds dien tijd van min
naar is veranderd? Ik geloof, mevrouw, dat uw
kleine vinger beweren wil, dat men dat raadsel
door middel uwer handschoenen kan oplossen.*
Hij wierp haar hand van zich, en wendde zich
om. Melanie meende, dat by deze gedachte
het gevoel hem overweldigde en besloot die kans
zich ten nutte te maken.
»Als ik tot nu toe zweeg, dan geschiedde dit
slechts om u den iijd te geven om al uw bitter
heid op me uit te storten, ik dorst niet eer op
vergeving hopen.
Pijlsnel draaide Wilbert zich om en trad vlak
vóór haar, zoodat zyn heete adem haar voor
hoofd beroerde; dan brak hij in een doordrin
gend gelach uit, dat de schuldige vrouw ijskoud
door 't hart sneed.
>Hy is waanzinnig!* riep ze onwillekeurig.
Geweest, mijn beste, geweest!* antwoordde
hy, langzamerhand rustiger wordende. »En 't is
waarlijk niet verstandig van u gehandeld me
daaraan te herinneren. Uw kinderlijke eenvou
digheid vermaakt me weer even als vroeger.
Dus ge hoopt op vergeving, gij, de trouwelooze,
gij, de meineedige, gij, de duivelin met het
voorkomen van een vrouw? Die hoop is ver
bazend
Op dit oogenblik verscheen Geertruida in de
deur en weinige oogenblikken daarna ook Oscar
Bergström, die rustig aan de deur bleef staan,
terwyl Geertruida naar haar broeder snelde en
zich aan zyn borst wierp.
(Wordt vervolgd.)
EEN VERHAAL VAN
Q-sr-o