FEUILLETON. In 't Rijk der Tonen. ZATERDAG 29 DECEMBER. 188». Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. ,\S 746. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATEUDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Wegens Nieuwj aarsdag zal liet volgend TVo. een dag vroe ger worden verzonden. Even als ieder ander seizoen heeft ook de winter zijne vermaken en genoegens, doch die genoegens zijn niet altijd daar, waar men ze gewoonlijk zoekt. Wanneer ge hier of daar van recht vorstelijke feesten hoort gewagen, of wellicht zelf voorbij de levendig-verlichte vensters der gezelschaps zalen gaat, waar de liefdelij ke tonen van een weibezet orkest u melodieus in de ooren klinken, odan ontglipt u misschien onwille keurig de zucht: »Wat zijn die menschen daar binnen toeh gelukkig, wat genieten ze veel Och wat ik u bidden mag, benijd ze niet! Hunne vroolijkheid is geveinsdhunne vreugde schijn baar; huu geluk ijdel en nietig! Geloof mij, ik ben geen menschenhater, maar ik ken het leven en de wereld toch te goed om u niet de verzeke ring te geven, dat zij die zich 's avonds te voren zoo zeer hebben vermaakt, den volgenden ochtend met walging aan dit zoogenaamde genoegen terugdenken. »Maar« zult gij mij antwoorden »als die weidsche vermaken geen genot schon ken, zou men er wel spoedig mee breken en er van afzien.'t Mocht wat! De verveling, die men telkenmale ondervindt, belet niet, dat men er zich telkens weer aan overgeeft. Men keert er terug, omdat ook anderen het doen. Men heeft zelfs den moed niet om weg te blijven of voor eene »brillante partijwaarop men genoo- digd is te bedanken. Wat al beelden rijzen er bij dat woord voor mijn geestEn dan die zin- nelooze dansEn die hitte en vermoeienisEn die moeilijk onderdrukte opwindingAl het ijs, alle limonade ter wereld, zijn niet in staat het bloed 'tot kalmte te brengen. Doch het bal loopt ten einde. De schitterende toiletten zijn verkreukt en vertrapt. Met moeite sleepen de dansers hunne beenen voort; het orkest sleept de maat. De kleedingstukken der walsers hebben hun friseh- heid verloren. Wat droef onttooverend schouwspel, zoo'n ten einde spoedend balBij den uitgang nieuwe martelingen. In een licht en luchtig gaas, in een veeleer sierlijken, dan doelmatigen mantel gewikkeld, wacht mevrouw in den tocht, bloot gesteld aan den dikwijls guren nachtwind. Hoe veel kiemen van tering en verkoudheid ontwik kelen zich hier. Victor Hugo's: »Wat heb ik daar door veel jonge meisjes zien stervenis noch eene fictie, noch eene dichterlijke overdrijving, 't Is de treffendste waarheid. Ach, er verstrijkt geen enkele winter, zonder dat men 't verlies van een feeder, in zijn bloei geknakt bloemeke te betreuren heeftEn den volgenden morgen? Den geheelen dag is men onpasselijk, ziek, on tevreden over zich zeivenzonder eetlust, zonder smaak voor iets l Neenniet daar schuilt het genoegen. Gij moet het elders zoeken. Gij moet het zoeken aan den stillen huiselijken haard, in den bescheiding fami liekring, te midden van buren en vrienden, zonder etiquette, zonder dwang. Gulle scherts en onge kunstelde vroolijkheid maken er den grondtoon uit. Ook de kinderen behooren tot het feest. Op de knieën hunner ouders, of wel dartel rollend over den grond, deelen zij in 't genot, dat men smaakt. Met hen houdt men zich gaarne bezig. Vervolgens bespreekt men het dagelijksch nieuws of de politiek. Over den slechten tijd wordt niet geklaagd en wanneer men er over spreekt, is het met eene stille berusting en onderworpenheid, vooral wanneer men zelf er meer of minder onder lijdt of de gevolgen er van ondervindt. Overigens is men vroolijlc en opgeruimd. En waarom zouden we dat niet mogen zijn? De aarde bevat werkelijk nog te veel schoons en goeds om een tranendal genoemd te worden, tenzij men zelf dat van haar make. Hier en daar wijdt men zich aan muziek en zang of debiteert eenige aardigheden; maar altijd kiesch omdat de kinderen er bij zijn. In een fatsoen lijk burgerlijk gezelschap bezigt men nooit die halve woorden, dat onkies gefluister, die dubbel zinnige platheden, waarvoor de kinderhartjes zoo ontvanke]ijk zijn. En daarenboven, ook de oudjes zjjn er bijIk zou dit bijna vergeten hebben. Laten wij zorg dragen dat de jeugd achting voor ons hebbe, en dat wij eerbied voor den ouderdom koesteren. Waar dit altijd in den kring van 't fa milieleven in acht, wordt genomen daar moet dit steeds van een weldadigen invloed op de vorming van geest en hart zijn. Waarom zouden zulke vereenigingen, zulke familiekransjes niet aange naam en opwekkend kunnen zijn? Vroegtijdig verlaat men elkander, want bij het krieken van den morgen, moet men uit de veeren, en met een gerust hart en een vreedzaam geweten, keert ieder in zijne woning terug. In stede van ver moeidheid, spijt en wroeging, heeft men eene goede dosis moed en opgewekt voor den volgen den dag mee naar huis gebracht. En welk beeld is bekoorlijker dan een winter avondkransje op 't platte land! Voor een groot flikkerend haardvuur zijn de gasten in een hal ven cirkel gezeten. De vrouwen breien, knoopen of naaien, de mannen knutselen, timmeren of houden zich met dingen bezig, die den geest ver edelen en het verstand scherpen, want nietsdoe ners, pijpjesrookers of hazardspelers moeten uit zulke kringen geweerd worden. Van tijd tot tijd zingt men in koor, een psalm of ander liedof wel een oude van dagen ver haalt episodes uit den ouden Franschen tijd of deelt zijne ontmoetingen en doorgestane gevaren mee op zijne zwerftochten door 't leven, waarbij de kinderen groote oogen opspalken, wanneer ze vreemde dingen uit verre streken hooren verha len, waarvan ze nog nooit iets gehoord hebben. Waarom zouden nu deze eenvoudige, zedige genoegens, die toch onder ieders bereik vallen, die burger en landman kunnen genieten, ook niet den rijke kunnen bevredigen? Ligt dan het min dere niet opgesloten in het meerdere9 Helaas, de ijdelheid der rijken kan zich met het eenvoudige, het ongekunstelde niet vereeni gen. Hun, die aan niets anders denken dan aan de bevrediging hunner onedele begeertendie aan de wereld willen wijs maken, dat slechts het geld geluk aanbrengtdie slechts door prach tige, kostbare kleeding en toiletten willen schit teren, 't zij op het jjs in hunne rjjk getooide arren, 't zjj op het bal door hun feeën-praal neenhun zouden zulke hartelijke, eenvoudige huiselijke genoegens niet behagen. Zij behoeven den glans der luchters, groote zalen waarin men pronkt en praalt; een aantal gasten, die bewonderen en benijdencoquetterie en ijdel heid anders niet Is dan het genot van het huiseljjk geluk, van een vriendelijk verkeer met de zjjnen, geen ver maak, geene verkwikking? Is dan lezen en overdenken, de uitbreiding en beschaving onzer kundigheden geen vermaak, geene verkwikking Kan iets ter wereld den mensch vrooljjker en tot het vervullen zjjner plichten gewilliger en geschikter maken dan dit? Zijn eindelijk ernstige, godsdienstige overdenkingen geen vermaak, geene verkwikking? Zijn zij niet de edelste, de verhe- venste soort daarvan? Verspreiden zjj niet het meeste licht, de meeste vreugde over het mensch- dom? Inderdaad, wie deze vermaken en geneug ten kent en smaak daarin vindt zal zich bij de lange winter-avonden in den huiselijken familie kring niet vervelen en zal in geenen deele zijne toevlucht behoeven te nemen tot die dwaze en ellendige genoegens, die onze zielrustonze ge zondheid en ons leven in de waagschaal stellen. GEORGE HARTW1G. ozco21) »Ondertusscben had mevrouw von Waldheim een zeer compromitteerende betrekking met den Russischen prins onderhouden en was ten slotte, toen gezegde heer zich eensklaps terugtrok, bij nacht en ontijd uit Warschau verdwenen, zon der dat iemand haar spoor kon volgen. Mijn lot had de algemeene deelneming gewekt; nau welijks vertoonde ik me weer in 't openbaar, of men overstroomde mij met liefde en vriend schap om gemeenschappelijk dat weder goed te maken, wat éene aan mij misdaan had. Mijn talent was intusschen in mijn gevangenschap ten heerlijkste ontwikkeld, want al mijn ellende en al mijn smart vertrouwde ik aan mijn vioolaan 't eenige, dat men mij had gela ten. Ook nog tegenwoordig ontspruiten weer altijd die treurige herinneringen in mijn hart, als ik haar tonen hoor, en onbewust laat ik mijn smart meeklinken in de ontvankelijke harten mijner toehoorders.* »Thans weet gij alles, mijnheer! Ook gij, Geertruida! behoeft nu verder niets meer te schuwen in 't gesprek met uw broeder. Zoo ge mijn ljjden thans hebt begrepen, dan moet ge ook begrijpen, hoe onuitsprekelijk ik die vrouw haat en veracht.* Nu de eigenaardig klagende toon van Wil- beït haar niet meer boeide, verdween in Melanie ook het gevoel van schaamte meer en meer. Zij liep op Bergström toe en riep met snijdende stem »Nu weet ge alles, heeft hij u gezegd, maar neenDit weet gij nog niet, dat deze dol huisbewoner nog altijd onder den invloed van zijn geestverwarring staat, en dat elk zijner woorden zooveel waarheid bevat, als deze stee- nen leven bezitten!Zij wierp een ketting van briljanten kletterend op tafel. »Dat ik hem eens beminde, wie zal me dat kwalijk nemen Elk steke slechts de hand in eigen boezemMaar zijn uit denkbeeldig lijden opgemaakt sprookje is onwaar; daarin is hij een leugenaar.« »Gij waagt het, mijn broeder een leugenaar te noemen,riep Geertruida met bliksemende oogen, terwijl ze op de overmoedige vrouw toe ging. »Gij smaadt nog den man, die om uwent wil de schoonste jaren van zijn leven achter de ijzeren traliën van een krankzinnigenhuis moest doorbrengen? die een geluk verdiende even rijk als gij hem schande en ellende aanbracht? In plaats van tot uzelve intekeeren en uw slecht hart met strenge boeten te straffen, in plaats van mijn broeder op uwe knieën om vergeving te smeken, waagt ge 't nog hem in zijn smart te hoonen Melanie was eerst verbaasd achteruit getreden, maar liet weldra met stillen triomf haar oogen op 't wonderschoone meisje rusten. »Gij zult waarschijnlijk hier wel de laatste zijn, die over liefdesaangelegenheden kunt oor- deelen, mejuffrouw! het ware voor u beter, dat ge uw broeder zich alleen liet verdedigen.* »Neen, neen, dat ware laf en onvrouwelijk!* riep Geertruida, alles om zich heen vergetend. »Hoe zou ik rustig kunnen aanhooren, dat een vrouw, als gij, haar gebreken van zich tracht afteschuivenWie kent u beter dan ikHebt ge mij wellicht beter behandeld dan mijn broe der? Was 't u niet een duivelsch genoegen mij te kwellen en te martelen?* »U, Geertruida?* riep Bergström verbaasd. »0, thans moet alles van 't hart! Ik moet deze vrouw, die een steen in plaats van een hart heeft, ontmaskerenJa, ik weet heel goed, dat ze voor geen zonde terugdeinst; want wie in 't donker als een dief in een vreemd huis sluipt, gesloten deuren openbreekt en brieven ontvreemdt Melanie's hoonende blikken deden de opge wonden spreekster verstommentelaat begreep ze, dat zij zelf haar geheim bloot gaf. Wilbert was naar haar toegetreden en sloot haar in zijne armen. »Wat beteekent dat, Geer truida? Neen, verzwijg me niets; 't moet tus- schen ons alles helder worden, zooals gij zeidet. Hoe kwaamt ge in dit huis, wie leidde u hier in?« »Ik deed dat,« antwoordde Bergström, een warmen blik op Geertruida's blozend gelaat slaande, geloof me, ik heb er lang een bitter berouw over gehad. »En hadt gij 't tot heden nog niet gedaan, dan zoudt ge zeker na dit oogenblik geen uwer leerlingen meer bij deze dame introduceeren, dat lees ik in uw oogen.* De beide mannen gaven elkander de hand. »En zeg ons nu de waarheid,* drong Wilbert. Vrees niets, Geertruida! deze vrouw zal u in mijn bijzijn geen leed doen. Wat ontstal ze u?« Geertruida had in stillen angst de handen ge vouwen en staarde radeloos voor zich. Melanie zag haar strijd en haalde, om haar zege volkomen te maken, het noodlottige pa pier uit haar boezem en liet het hoog boven haar hoofd fladderen. »Dit, mijne heeren!« riep ze lachend. »Maar weest hoflijk en spaart het arme kind nieuwe verlegenheid. Het is wel zeer zoet zich in aan gename droomerijen te verliezen, maar men moet bescheiden zijn, en ze niet aan 't papier toe vertrouwen.* Biddend hief Geertruida de handen naar Me lanie opde dood ware haar op dit oogenblik meer welkom geweest dan de gevolgen, die haar onachtzaamheid moest na zich sleepen. »Heb medelijdensmeekte ze zacht. »Neen, dat artikel heb ik reeds lang van de O band gedaan; uw angst zal me wat opvroolij- ken!« En weer zweefde het blad hoog boven haar hoofd, toen Wilbert met rassen greep het haar ontrukte. Als verstijfd stond Geertruida op haar plaats, ze maakte geen beweging; zelfs toen Wilbert de regels haastig doorvloog, en ze daarna lachend aan Bergström gaf, bewoog ze zich niet. »Uw naam staat daarop; de woorden zijn dan ook tot u gerichtDaar greep een hevige sid dering Geertruida's tengere gestalte aanze zag nog, hoe Bergström het blad aannamze ge loofde zijn gedachten te verstaan, dan sloeg ze met een zachten kreet de handen voor 't ge laat en stortte toen uit het lichtblauwe salon. De drie achtergeblevenen zagen haar eerst zwijgend natoen namen de mannen hun hoeden. Men las op des zangers gelaat, hoe de grond hem onder de voeten brandde. Wilbert bleef voor Melanie staan en zag somber op haar neer. »Ik kwam met het vaste plan, u in uw schande openlijk ten toon te stellen. Doe ik dat nu niet, dan is dat alleen, omdat ge mijn zuster hebt nader gebracht bij den man, dien ze liefheeft. Dat dit een harde straf voor u is, lees ik duidelijk op uw gelaat. Daarmee heeft uw persoon voor mij de laatste bekoorlijkheid verloren; ik voel dat mijn heete wraak langzamerhand bekoelt. Ga rustig uwen weg, mevrouw! onze paden zullen zich niet meer kruisen. Beproef het verledene uittewisschen voor de toekomst, en denk er bijtijds aan, dat de straf voor elke misdaad ons reeds op aarde treft. Vaarwel, mevrouw!* Bergström boog zich eveneens voor de schoone vrouw. Toen verlieten ze haastig het vertrek. Wanneer Melanie hun schreden niet meer hoorde, kwam een stille zucht over haar gesloten lippen. Ze ging naar de plaats, waar Wilbert had gestaan, en staarde vol gedachten op den grond. De klok sloeg helder tien uur. Melanie schrikte op. Zij trok haastig aan de schel. »Laat dadelijk mijn rijtuig voorkomen!* ELFDE HOOFDSTUK. In Geertruida's kamertje heerschte diepe stilte; de bloemen geurden zoetde avondster glansde door de glasruiten, en de maneschijn lag zacht en vol uitgegoten over de gestalte van 't jonge meisje, dat daar aan 't venster knielde. De eerste storm in haar hart had langzamerhand uitge woed, en wat ze thans ondervond was meer 't gevoel van lieflijke schaamte dan van angst NIEUWSBLAD Het Land van IMcii en Altena, h Langstraat en de Boimnelerwaard. Ingezonden EEN VERHAAL VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1