Een mille!, erger dan Ie lm FEUILLETON. T49. WOENSDAG 9 JANUARI. 1889. Het is beschikt in Godes raad. Uitgever: L. J. YE'ERMAM, Heusden. VOOR Uit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcnm en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. De mensch heeft door alle eeuwen heen ge zocht naar middelen om zijn lijden te stillen. Hij heeft in de drie rijken der natuur 't geen hem daartoe dienen kon nagespoord en is thans in 't bezit van honderden middelen tegen even zooveel kwalen. In den regel echter neemt hjj slechts tot deze zijn toevlucht op raad van een deskundige. Hij is echter onderworpen aan nog een ander ljjden, waarvoor in de natuur geen kruid ge wassen is. Tot verzachting van dit lijden, het lijden der ziel n.l., zoekt hij troost in den gods dienst of in vergetelheid. Het gebed, de biecht, de aflaat enz. zijn middelen tot leniging of op heffing van 't zielelijden. Zij, die zich boven dit ljjden noch door hun karakter, noch door de kracht van den godsdienst kunnen verheffen, hebben naar middelen gezocht, die het lijden tijdelijk doen vergeten, het knagend geweten voor een. poos tot rust brengen, den angst voor de onbekende, gevreesde toekomst een oogenblik doen wijken. In de meeste gevallen kan men, indien een mensch aan den drank geraakt, als zeker stellen, dat daarachter nog iets meer zit dan een zinne lijke trek naar geestrijk vocht. De jenever is een dier middelen, die den mensch dienen, zijn smart te vergeten, zijn lijden op te heffen, zijn moed te verhoogen. Voor een poos slechts en daarom erger dan de kwaal. Want onder al dat herhaald tot zwijgen brengen der innerlijke onrust, wordt het lichaam gesloopt en gaat het een ontijdigen dood te gemoet. In Indië, waar men ook onzen jenever kent, geeft men de voorkeur aan 't inademen van opiumrook, die in nog korter tijd den patiënt verdooft, hem buiten den invloed brengt van alle zielskwelling en tjjdelijk een wereld hem voortoovert van onvermengd geluk. De opium heeft ook zijn intrede in Europa gedaan, reeds voor lange tijden en zijn tenten opgeslagen in de apotheek, waaruit hij door een deskundige ontboden werd om lichamelijke smart te dooven. Dat dooven schijnt den lijder uitermate bevallen te zijn, althans tegenwoordig grijpt men al zonder doctoraal voorschrift naar het stillend product en dat niet om pijn, maar om de stem daar binnen te dooven, om zich te ontrukken aan een wereld van lijden en op gevoerd te worden in een hemel van zaligheid. Dit middel, evenals de opium voortkomende uit het sap der zaaddoozen van den maankop of papaver, is bekend onder den naam morphine en wordt met een fijn instrument onder de huid ingespoten. De patiënt komt er door in een onbeschrijfelijken toestand van welbehagen, waarin geen lichamelijk lijden meer gevoeld wordt, alle zorgen verdwijnen en de liefelijkste droomen den slaper streelen. Heeft iemand dit eens ondervonden, dan loopt hij groot gevaar het middel hooger te schatten dan het werkelijk is en in alle voorkomende gevallen van minder aangenamen aard zijn toevlucht tot morphine te nemen, tot hij met lijf en ziel een offer van het vergif wordt. Die daartoe eens vervalt is als de mensch, die »aan den drankis. In nuchteren staat is 't dezen onmogelijk iets te verrichten, zijn voeten wankelen, zijn hand beeft en zijn lippen weige ren den dienst. Eerst moet zijn verslapt lichaam door drank tot leven gebracht worden. Ongeveer op dezelfde wijze vernietigt de morphine de krachten. Die er zich aan verslaaft kan niet meer zonder haar leven. Tracht hij ze van zich te weren, dan komt over hem een gevoel van afmatting, van moedeloosheid, ja van wanhoop, dat hem belet eenigen arbeid te verrichten. Slechts de morphine vermag hem uit dien toe- stand op te wekken en spoedig helpt het middel hij kan zijn beroepsplicht weer vervullen, komt in een goed humeur, zijn geest wordt helder, de moedelooze van zooeven is herschapen in een levenslustig mensch altijd zoolang het vergif zijn werking uitoefent. Heeft dit uitge werkt, vaarwel dan levenslust en geestigheid, kracht en ijver, de ongelukkige vervalt weer tot de oude moedeloosheid. Gelukkig heeft hij de morphine bij de hand, hij kan ze des noodig overal met zich voeren, om zjjn lichamelijke en geestelijke ellende te verdrijven. Wat hindert het hem dat armen en borst als van doornen gestoken schijnen en de wonden, door de naaldfijne opening van het spruitje dik wijls tot zweren overgaan en hem ontzaggelijk pijnigen zijn middel overwint ook deze on aangename zijde der operatie. Natuurlijk moet de dosis morphine langzamer hand vergroot worden, wil hij er uitwerking van gevoelen en hoe grooter die dosis wordt, zooveel te minder is de kans zich er aan te ont worstelen. De wilskracht is niet sterk genoeg de ellende te torschen, die over hem komt, als hij ze laat staanhij moet ze nemen. Ten slotte komen verschijnselen van vergiftiging voor, slape loosheid, stoornis in het verteringsproces, dub belzien en koorts, en kan de patient misschien nog genezen worden onder ééne voorwaarde, dat hij zich volstrekt van morphine onthoudt. Dit nu is de uitwerking van een stof, die tegen woordig onder de hoogere standen in het be schaafd Europa veelvuldig gebruikt wordt, zóó zelfs, dat men er reeds van leest in de romans, die heeten een schildering van 't werkelijke leven te behelzen. De snelle en bewonderenswaardige uitkomsten door morphine verkregen bij verwon den en zieken baanden haar den weg en men nam het middel den doctoren uit de hand om op eigen gelegenheid niet het lichaam maar de ziel in slaap te om te schijnen wat men 2) Hoe levendig staat die dag voor mij. Vader had me 's morgens vroeg met de boodschap naar bet slot gezonden, dat hij heden verhinderd was les te geven, en ik sprong meer dan ik ging langs den schaduwrijken weg naar 't heerenhuis om mijn beiden medeleerlingen de blijde tijding te brengen. De gravin zat met haar kinderen op de veranda naast het portaal en las het mor gengebed. Zij was een groote, krachtig gebouwde vrouw van middelbaren leeftijd en ik dacht, ter wijl ik haar met luide, heldere stem hoorde lezen, hoeveel zij verschilde met tante Hanna, zij zoo vriendelijk met de lichtblonde haren over het blanke voorhoofd. Naast haar zaten Elisabeth, het evenbeeld harer moeder, en Gotthold, die even als ik zoowat dertien jaar was. Men noemde hem een vroolijken knaap, en ik had tante Hanna wel eens hooren zeggen, dat hij zijne moeder, die weduwe was, het leven nog wel moeiljjk zou maken, als God hem niet onder Zjjn leiding nam. Aan den ingang der veranda bleef ik staan, tot de gravin amen had gezegd. Toen dat geschied was, zag Gotthold op en riep, terwijl hij vroolijk in de handen klappend mij tegemoet sprong: »Je komt ons halen voor de les? Hoe heerlijk, dat je gekomen zijt. Ik zal je mijn kleinen ponny laten zien. Een paardje, zeg ik je Ik schoof hem op zij, ging naar de genadige gravin, kuste haar, zooals vader me had bevolen, de hand en deed mijn boodschap. »Geen les? des te beter! riep Gotthold en wilde mij meetrekken. »Gotthold, hoe kan je zoo schreeuwen, nu je pas gebeden hebt?« sprak de gravin met een vermanenden blik. Toen gaf ze mjj de hand en zei»je komt zoo zelden op 't slot, Stefanus bevalt het je niet bij ons?« »'k Zou graag vaker komen, maar tante Hanna zei onlangssluit je bij je gelijken aan en val die groote lui niet zoo dikwijls lastig. »Die groote lui zijt gij, mama, want mij en Elisabeth kan Stefanus nooit lastig vallen. Nu ziet ge, dat ik gelijk heb, wanneer ik zeg, dat tante Hanna er altijd zoo plechtig uitzietriep Gotthold op triomfeerenden toon. Elisabeth zat nog altijd met gevouwen handen naast haar moeder en zag ons beurtelings aan. Moeder zegt, dat voor God geen aanzien des persoons geldt,merkte ze bescheiden op. »Tante Hanna weet wel, wat zij doet en zegt,« antwoordde de gravin. »Voor God is werkelijk geen onderscheid, maar in de wereld wel, en 't is des Heeren wil, dat er aanzienlijken en een- voudigen op aarde zijn. Maar dat zijn dingen, waarover ik met kinderen niet spreken moet. Hoe gaat het thuis, Stefanus? Is Hanna geko men, en heeft ze de kleine meegebracht Welke kleine?* vroeg ik verbaasd. »Ik zie, dat je van de geheele zaak nog on kundig zijt. Maar ik moet gaan en mijn zieken bezoeken. God zij met uHoe zeer gelijkt ge op je zalige moeder. Je vol donkerblond haar en den vriendelijken trek om den mond heb je van haar. Ook je voorhoofd herinnert aan haar niet hoog, maar breed. Daar zat heel wat ver stand achter. Och, als ze je zoo eens had mogen zien opgroeienDe Heer geve, dat je ook naar verstand en hart op haar gelijkt. Bezoek ons spoedig weer, lief kind, en groet de uwen.« Met deze woorden ging ze in huis, en ik zag haar na, terwijl ik in me zeiven dacht, dat ik haar hartelijk lief zou gehad hebben, als niet gedurig de vrees me had bevangen, dat ik zou vergeten haar genadige gravin te noemen en in haar tegenwoordigheid van Gottholds paarden en honden te spreken, iets waarvoor tante Hanna mij streng had gewaarschuwd. »Wat meende uw moeder met de kleine?« vroeg ik Gotthold, toen de witte muts der gravin was verdwenen. »Weet je 't niet? Ze is gisteren avond laat aangekomen. Sliep je reeds? Wat een jongen! Hij weet niet eens, wat in zijn eigen huis ge beurt. Dat komt van je eeuwig turen in de boeken Weer dacht ik aan den brief met het zwarte lak. Door nieuwsgierigheid gedreven zei ik den kinderen goeden dag en ijlde naar 't dorp, zon der op Gottholds verzoek te letten of naar Elisa beth om te zien, die me zei, dat ze gaarne een eindje met me wilde meegaan. Ik hoorde alleen nog, dat Gotthold me nariep, dat ik niet over mijn eigen voeten moest vallen. Nog zie ik ze voor me, de pastorie aan 't eind der twee rijen kastanjeboomen, waar achter de witte, nette huizen van onze gemeente schemer den. Hooger dan alle boomen dezer vreedzame dorpslaan, welfden zich de twee hooge linden over het dak, dat de roode muren en de boogramen der pastorie bedekte. Ook het ijzeren kruis bo ven de smalle, hooge deur beschutten ze en hun luchtige schaduw huppelt over 't grasperk voor 't huis. Een eenvoudig ijzeren hek scheidt de plaats van de straat en omgeeft het gebouw. Bloemen ontbraken toen nog in dat stille perk, misschien omdat ze in het berkenwoud, dat vlak aan den groententuin achter 't huis grensde, en langzaam stijgend tot in 't Hoogwoud opliep, in groote menigte bloeideu, zonder dat een andere hand dan die van den grooten Tuinman ze ver pleegden. Linden, kastanjeboomen en berken wiegden hun kroonen fluisterend in den morgen wind, en er was zulk een geritsel en gebabbel in 't groene loof, zulk een gouden zongeflikker in de lucht, zulk een gegons van bijen en ge fladder van vlinders, dat mijn veertienjarig jon genshart, overstelpt door al die weelde, wel had willen jubelen van vreugd. In 't dorp, dat ik spoedig bereikte, klapperden de weefgetouwen achter de geopende vensters, waaraan van goud fonkelende kers en blauwe winden haar diepe kelken ont] (looiden en zich zachtkens door het koeltje lieten streelen. Onder de boomen zaten groepen spelende kinderen en dwars over den weg liep een jeugdige zuster der gemeente met een gezichtje zoo rood als de roode banden aan aan haar kapje. Ze knikte me lachend toe, en niet is en met morphine in de hand nooit meer wezen kan. De genezing van een aan morphine verslaafd wezen gaat met groote bezwaren gepaard. Daar de lijder onder geen voorwendsel het vergif meer zien mag en allerlei voorwendsels zoekt om het onder zijn bereik te krijgen, kan hij alleen in een ziekenhuis behandeld worden. Het is ge beurd, dat in dergelijke inrichting in Frankrijk de patiënten trots de strengste controle opium wisten binnen te smokkelen tusschen boeken, in puntjes van sigaren, tusschen de zolen van pantotfels. Ze zijn zóó zedelijk zwak, dat ze niet zelden het »maison de santé* binnen gaan met het doel genezing te zoeken en toch heimelijk morphine meebrengen. De vrees voor 't gemis is grooter dan de kracht om het lijden, dat met afschaffing noodwendig gepaard gaat, flink in het oog te zien. In zulk een inrichting moeten uit de zieken kamers alle voorwerpen verwijderd worden, die maar bij mogelijkheid de gedachte aan zelfmoord kunnen opwekken. De deliriums waarin ze ver vallen, die spookgestalten, die hun verhit brein meent te ontwaren, de pijnen, die ze te door staan hebben maken dit noodzakelijk. Ze huilen en bidden om morphine en 't is voorgekomen dat een zieke zich de polsader doorbeet om aan zijn lijden een eind te maken. Na eenige weken is de ziekte geweken en wordt de patient ontslagen. Hij is genezen, maar voor hoe lang. Hij komt weer in zijn vroegere omgeving, ziet dezelfde aangezichten en dezelfde meubels en een siddering overvalt hem, want daar valt hem in dat de geheime lade van zijn schrijf bureau morphine bevat. Plotseling wordt hij door een vurig verlangen naar de noodlottige plaats gevoerd als hij hier zich zeiven over wint, dan eerst kan hij als genezen beschouwd wordenvelen vervallen weer tot het oude ging haastig verder. Toen ik voorbij 't school gebouw kwam, hoorde ik hoe de kinderen in koor »Loof den Heer« zongen. Aan 't venster, den rug naar de straat gekeerd, stond de onder wijzer met zijn lang, wit haar en hooge door ouderdom gebogen gestalte. Langzaam be woog hij de armen op en neer om het tempo van 't gezang aan te geven, maar 't scheen meer dat hij ze uitbreidde om de kinderschaar te zegenen en aan hun liederen vleugels te geven, opdat ze ten hemel konden stijgen. Yoor onze deur bewoog zich niets en in 't koele met wit zand bestrooide voorhuis was geen spoor van een voetstap te zien. Ik opende de deur, welke rechts naar de woonkamer leidde. Verbaasd en sprakeloos bleef ik op den drempel staan. Op 't roode tapijt voor de zwarte sopha stond, door 't zonlicht omstraald, de gestalte van een kind. Zij droeg een luchtig, wit, tot op de knieën reikend kleedje en goudkleurige schoe nen een fijn blauw net omsloot heur vol licht blauw haar, dat, van 't voorhoofd gekamd, de omtrekken van het bleeke, teedere gezichtje duide- delijk liet waarnemen. De gedachte aan een engel was de eerste, die bij me opkwam en ik weet niet, of 't me wel verwonderd zou hebben, zoo ik aan de blanke, bloote schouders vleugeltjes had gezien. Ik wist toen nog niets van feeën en elfen, want slechts zelden verdwaalt een spreukjesboek in de dorpen der Hernhutters. De verschijning van het kind bracht me zoo in de war, dat ik eerst tot me zei ven kwam, toen ik vader hoorde zeggen: >Kom nader, Stefanus, dat is Leonore, je kleine nicht en nieuwe speelgenoot. Yan heden af zal ze bij ons wonen, waarover de Heer zijn zegen geve. Reikt elkander de hand, kinderen, en hebt elkander lief als broeder en zuster, zooals gij voortaan zult zjjn.« Hij stond van de sopha op en leidde de vreemde tot me. De kleine zag me met groote, donkere oogen aan en strekte de hand naar me uit. Ik weet niet, of ik haar de mijne reikte; ik hoorde alleen een vreemden toon, als een diepe half ingehouden zucht en zag, hoe twee groote tranen NIEUWSBLAD Het Lam! van lensden en Aftena, Boiiimelerwaard. Hei vreemde kind.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1