FEUILLETON. M 774. 1889. ZATERDAG 6 APRIL. VOOK Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrjjk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parjjs. Frankrijk op weg naar de Revolutie, in. Een eigenaardige plaats bekleedden in het Frankrijk der vorige eeuw de parlementen. Men denke hierbjj niet aan instellingen als onze Kamers, maar aan rechtscolleges, over verschil lende plaatsen verdeeld. In den loop der tjjden had een dezer parlementen, dat van Parjjs, invloed weten te krjjgen op den gang der zaken. Zoo b. v. werden alle besluiten des Konings in zjjn notulen opgenomen, geregistreerd en was lang zamerhand dat registreeren, een noodzakelijk heid geworden, zonder 't welk geen koninklijke wet uitgevoerd mocht worden. Het koningschap had dit parlement met een macht bekleed, die voor den schenker noodlottig dreigde te worden. Het trachtte daarom den leeuw de tanden uit te breken en het parle ment zocht het koningschap te beheerschen. Deze strjjd, die onder Lodewjjk XIV voor de monarchie gunstig uitviel en onder L. XV met afwisselend geluk gevoerd werd, eindigde eerst met de Revolutie. Naar den aard zijner instelling was het par lement slechts tot dienen geroepen, tot hulp van den zwakke tegen den sterke. Zoo diende het afwisselend de kroon tegen de edelen en later het volk tegen de kroon. Daarom was het vooral onder L. XV en L. XVI door het volk zoo geliefd. Daardoor aangemoedigd, trad het zoo veelvuldig en zoo krachtig tegen den koning op, dat dezen slechts overbleef of te gehoorzamen, of het parlement aan zich te onderwerpen. Hij koos het laatste. Door soldaten werden de leden gevangen genomen en een nieuw, meer handel baar parlement in 't leven geroepen. De tijd der staatsgrepen was echter voorbij. Deze willekeurige greep naar de volksrechten vond zooveel ljjdeljjken wederstand, dat de ko ning er niet dan na lang dralen toe overging en zelfs aan het hof op afkeuring stuitte. Er had zich een nieuwe macht gevormd, die der publieke meening, die wel is waar nog niet erkend werd, doch desniettemin van grooten invloed was. Het volk, tot dien tjjd een groote nul, begon langzamerhand aanspraak te xuaken op zijn rechten. Het had wel geen aandeel in het bestuur, doch middellijk werkte het daarop in. Dat is de loop van iedere macht die zich opheft. Alvorens haar een plaats in het bestuur ingeruimd wordt, houdt ze een wakend oog, controleert de regeeringsdaden en komt eindelijk op het kussen. De tijd, waarop de derde stand aandeel in de zaken des lands krijgen zou, was eindelijk gekomen. Alle vroegere pogingen daar toe waren vruchteloos geweest, omdat ze ontijdig waren. In vorige eeuwen had de derde stand de koningen bijgestaan tegen de edelen, later de laatsten tegen de koningen. In het eerste geval was hij dienaar der kroon, in het laatste dienaar der aristocratie. Alles geschiedde met hem, niets voor hem. Moedeloos had hij de wa pens neergelegd en 't hoofd gebogen. Eindelijk verscheen hij na een eeuw van knechtschap weer op de kampplaats, doch nu voor eigen rekening. De derde stand, welks grootte, aanzien en macht vau dag tot dag toe nam, verhief zich tegen het koningschap. Aan gevoerd door een schare denkers, die beta zijn rechten wezen, zijn behoeften voorrekenden, de ongerechtigheden aan 't licht brachten, steeg hij uit zijn vernedering omhoog. Er vormde zich een openbare meening, welker uitspraken de regeering moest dulden en welker stem ze niet durfde smoren. Dit was Frankrijk'e toestand, toen Lodewjjk XVI op den llden Mei 1774 den troon be steeg. Frankrijk's hart klopte hem warm tegen. Men was de willekeur, het verregaand despotisme der vorige koningen moede en hij was niet geneigd daarvan gebruik te maken. Men walgde van de onzedelijke, kostbare vermaken van zijn voorganger en hij had reine zeden en, be trekkelijk altijd, weinig behoeften. Men verlangde verbeteringen, die noodzakelijk waren en hij deelde dit verlangen en was er trotsch op te kunnen helpen. Edoch 't is niet altijd gemakke lijk goed te doen; Lodewijk ondervond het. Hij was noch despoot, noch hervormer. Het faalde hem teneenenmale aan wilskracht, noodig om in den staat groote veranderingen in 't leven te roepen, aan wilskracht, even onontbeerlijk voor den heerscher, die zijn macht beperken, als voor hem, die ze uitbreiden wil. Lodewijk XVI bezat een ontwikkeld verstand, een goed hart, maar zijn karakter ontbrak het aan energie, aan vastberadenheid in het handelen. Zijn plan nen tot verbetering stieten op hinderpalen, die hij niet vooruit gezien had en niet te overwinnen vermocht. Zijn regeering van 1774 tot 1789 was slechts een lange keten van hervormings plannen zonder eenig gevolg. Terwijl we herinneren dat de toestand des lands aldus was: de schatkist uitgeput, een schul denlast van 4000 millioen, geen spoor van kre diet, het volk gebukt onder ondragelijke lasten, willen we den zwakken Lodelijk op zjjn onheil volle baan volgen. Zeer wijs meende deze te doen door terstond bij zijn optreden tot eersten minister te kiezen Maurepas, een 73-jarig man, onder L. XV in ongenade gevallen om zijn afkeer van 's vorsten bijzitten. Een man van ervaring dacht de koning, is me welkom. Hij vond echter in Maurepas niets meer dan een hoveling, die zich niet be kommerde om Frankrjjks wel en wee, doch slechts om de gunst zijns vorsten. Tot collega's koos hjj eveneens hovelingen, Eén man slechts telde het ministerie. Dat was T u r g o t een veel omvat tend hoofd, een vast en doortastend karakter. Hij wilde het volk zijn rechten teruggeven, de aangeklaagden het recht van verdediging schen ken, den protestanten gewetensvrijheid, den schrijvers persvrijheid en andere rechten, die later de Revolutie van de bewindhebbers af dwong. Hij wilde op 't stuk der belastingen de drie standen evenredig treffen, den handel van de tollen, het land van heerendiensten bevrijden. Zoo iemand, dan zou hij de Revolutie hebben kunnen bezweren. Doch hij stuitte op grooten tegenstand. Hij nam door zijn plan de hovelin gen tegen zich in, en verschrikte Maurepas door den invloed, dien hij op den koning uitoefende. Lodewijk XVI moest hem opofferen, maar ver klaarde toch: Turgot en hij waren de eenigen wien het welzijn van 't volk ter harte ging. Zoo beklagenswaard is de positie eens monarchs Zijn plaats werd een half jaar later ingeno men door Necker. Bezuiniging was zijn leus, ook hervorming, maar langzaam. Allereerst zou den de uitgaven en inkomsten in evenwicht moeten gebracht wordenvoor gewone tijden alleen gewone inkomsten en slechts in buiten gewone gevallen leeningen. Ook Necker ver mocht niet tegen den stroom op te zwemmen. De koningin noemde hem »den kleinen koop manen het hof kon hem niet uitstaan. Zelfs het parlement was hem, uit naijver, niet genegen en zoo trad hij in 1781 af, weinige maanden na de publiekmaking van de eerste openbare staat der finantiën. De koningin nam de ledige plaats van Necker in en erfde diens invloed op Lodewjjk. Deze goede, zwakke vorst had behoefte aan leiding. De jonge, schoone, heerschzuchtige Maria An toinette verkreeg grooten invloed op hem. Van hervormingen had zij een hevigen afkeer. Ze was zeer trotsch en daardoor bij het volk minder geliefd. Hare uitspanningen, die soms aan het lichtzinnige grensden maar nimmer onzedeljjk waren, werden haar gewoonljjk ten kwade ge duid men was ook zoo lang een onzedeljjk hof gewoon, dat men aan reinheid van zeden moeie- ljjk meer gelooven kon. Daar kwam nog bjj dat Maria Antoinette's naam in oneerbare aanraking gebracht werd met dien van den kardinaal Rohan, een man van zeer losse banden. Dit weefsel van leugen en bedrog is te ingewikkeld om 't uitvoerig na te ver tellen, doch 't komt hierop neer dat een hof dame Rohan op 't idee bracht een zeer kostbaar halssnoer voor de koningin te koopen om daar door de verloren gunst bjj het hof te herwinnen. Bedoelde dame nam het sieraad in ontvangst en verkocht het bij gedeelten in Engeland. Rohan was op 't tijdstip van betaling, buiten staat den wissel te voldoen en daardoor kwam het bedrog uit. Hij werd gevangen genomen doch vrjjgesproken. De hofdame ontkwam een levenslange opsluiting door de vlucht. En de koningin, in wier naam dien handel gesloten was, heeft zich nooit kunnen zuiveren van den blaam, daarin de hand gehad te hebben. In spotliedjes, carricaturen, vlugschriften enz. heeft men haar over dit vermeende kwaad zeer hard gevallen. Deze vurige, doortassende vrouw heeft aan de zjjde van den flegmatieken koning benauwde dagen gesleten. Doch haar levensgeschiedenis is slechts een onbeduidende bladzjjde in der eeuwen worsteling, wier gewelddadige oplossing in het jaar 1780 door geen sterveling meer was tegen te houden. Het is beschikt in Godes raad, 27) Een uur vóór den bepaalden tijd stond ik weer op den drempel van haar woning. De oude vrouw deed open. »De juffrouw is heden te zeven uur afgereisd.* Ik tuimelde eenige schreden achteruit en een nevel kwam voor mjjn oogen. De vrouw greep mjjn hand en bracht me binnen. >Ga op deze sofa zitten, ze is niet erg ge makkelijk, maar toch een rustplaats; daar ziet ge de piano, waarop ze gespeeld en waar bjj ze gezongen heeft. Ze bewoonde deze kamer.* Waarheen is ze gevlucht »Dat kan ik u niet zeggen.* »Ge moet en zult het!* »Ik mag niet, zelfs al heb ik meelij met u. Mijn woord bindt me. Ik heb 't arme meisje lief. Gisteren avond brak het ijs om haar hart en heeft ze me alles gezegd. Toen ik haar zei, dat ik u van de deur had gewezen, weende ze en vertelde mij haar geschiedenis. Ge behoeft er niets bjj te voegen en me niets te vragen ik geef geen antwoord!* »Als ge al het andere weet, moet ge ook we ten, dat ik alle banden heb losgereten om voor haar te leven. Er is niets op aarde, dat me van haar scheiden kan.* De vrouw zag me verbaasd en getroffen aan. »Ge zjjt met een voorname dame, met een gravin verloofd, die goed en vroom is. Leonore zal niet toestaan, dat ge u van deze scheidt. »Ik zeg u, dat ik vrij ben en de geheele we reld doorzoeken zal, tot ik haar vind. Geschiedt dit te laat, dan moet gjj 't voor God verant woorden.* 'k Was van plan de deur uit te gaan, toen de vrouw me terug riep. Waarheen gaat ge, ongelukkig mensch? Blijf! Ik laat u niet uit huis gaan, eer ge u bedacht hebt en uitgerust zijt. Ge ziet er uit, alsof ge geen straat ver kunt loopen. Zet u neer en ik zal u een glas wijn halen. Later zal ik zien, wat ik voor u kan doen.« »Ik verlang niets, als dat ge me zegt, waar heen ze gegaan is.« Een poosje stond ze stil en scheen te overleggen wat zij doen zou. »God vergeve mjj, ik moet mijn woord breken. De jonge man is in vertwijfeling. Misschien is 't be ter, dat hij haar spreekt en ziet,« fluisterde ze en voegde er hardop bij: »Van avond komt het meisje in 't huis mijner zuster te Triest. Van daar gaat ze, geloof ik naar Venetië om te zin gen. Schrijf haar eenige regels, vóór ge haar nareist; ik zal den brief aan mijne zuster adres- seeren en er eenige woorden bjj voegen, 't Zou u anders moeiljjk vallen bij haar toegelaten te worden. De juffrouw was vast besloten u nooit weer te zien, opdat gij beiden uw plicht getrouw bljjfc. In haar teeder lichaam woont een sterke geest. Slechts door haar vasten wil gelukte het haar, zooals ik geloof, een zenuwlijden te onder drukken, waarmee ze bij me kwam. Marianne D. die door mijn zaligen man tot zangeres was op geleid, beval haar aan mijne bescherming aan, en ze gaf me weinig drukte. Zie eens hier: zeven brieven zjjn van morgen vroeg hier afgegeven; zelfs een met een Italiaausch adres. Eenige er van brak ze open en las ze, maar ik zag, dat haar gedachten er niet bjj waren. Drie liggen er nog ongeopend. Maar nu moet ge schrijven, want de brief moet binnen een uur aan 't post kantoor zijn.* Ik schreef in weinig woorden alles. De vrouw nam een klein blad papier, schreef er eenige regels op, gaf me een ouwel om mijn brief te sluiten, stak beide in' een couvert en adresseerde: aan mevrouw Zte Triest, Altstadt 62. »Nu praten de menscben nog van 't geluk van jong te zijn, maar wat baat de jeugd, als ze zulke bezwaren meebrengt? En altjjd op nieuw de oude dwaashedenGoddank, dat er nog ver standige oude lieden zijn, die zich der jeugd aantrekken! Voor zonsondergang moogt ge deze kamer niet verlaten. Slaap hier rustig uit en rjjd om tien uur, of nog beter met den nacht trein naar Triest naar uw pleegzuster. Ze ging heen en kwam na eenige minuten terug met een glas wijn, brood en vruchten; zette 't vóór me op tafel en schoof een kussen in den hoek der sofa. »Als ge u versterkt hebt, leg dan uw ver moeid hoofd op 't kussen; ge kunt u voorstellen, wie dat vóór u gedaan heeft. Met deze woorden maakte ze zich gereed om de kamer te verlaten en ik stond op om haar uit te geleiden. »Ga niet zonder mijn dank mee te nemen. Stilzeide ze en reikte me haar hand, ter wijl ze met de andere de deur opende. »Met dien dank is er geen haast, en ik heb thans ook geen tijd meer te missen. Tegen den avond kom ik om u te wekken.* Ik was alleen in de kamer, waarin zjj vier lange weken geleefd en zwijgend geleden had. 't Was er stil; het geruisch van 't leven op straat drong slechts gedempt hier binnen. Aan de roodachtig grijze muren hingen platen van heiligen tusschen immortellen kransen en naast de donkere en lage deur bevond zich onder een ivoren kruisbeeld een klein bakje met wei water. Uit die kloosterachtige eenzaamheid had ik haar verdreven, wier onrustig hart hier ten minste een zekere vrijplaats had gevonden voor het leed en verdriet der buitenwereld. Onrustig als zjj, stond ik, een vreemde gast, in haar heiligdom en zag rond naar een teeken, dat me de zeker heid kon geven, dat zij voor mij hier geweest was, en dat alles wat ik gisteren had beleefd, geen spooksel van mijn phautasie, maar werke- lykheid was. In de vensternis stond een ouder- wetsche schrijftafel van zwart houtdaarop lagen de zeven brieven vier er van open en een verwelkte witte leliëntak, achteloos weggewor pen door een hand, die anders met teerheid de kleinste grasbloem verpleegde. Ik las de gêopende brieven hartstochtelijke uitstortingen, zooals ze 't hart ontstroomen in oogenblikken van be zieling en mjjn hart kromp van smart bjj de gedachte, dat zij, die door de wereld zoo geliefd en gevierd werd, door mjjn schuld eenzaam om zwierf van plaats tot plaats in vreemde landen. Ik drukte mjjn gloeiend voorhoofd in 't kussen, waar haar hoofd gerust had en een onuitspre kelijk verlangen bezielde me naar haar nabjjheid om haar door duizendvoudige liefde alle leed te vergoeden, dat door mjj op haar onschuldig hoofd was gedaald. Nog leefde zjj't was nog niet te laat, en waar ze zich ook verborgen had, ik zou haar vinden, 't Was in Gods macht weer te ver eenigen, wat door ongeluk en schuld gescheiden was. In dit geloof, en op de lippen het oude, het ééne gebed, sliep ik in. 's Avonds te tien uur had ik Weenen verla ten; tusschen vjjf en zes, na een reis van bijna twintig uur, konden we, zooals mjjn reisgezellen zeiden, Triest bereiken, 't Was een droevige dag; sinds den vroegen morgen streden grauwe regen wolken met den oostenwind, gereed zich in regen op te lossen, zoodra de laatste omsloeg. We kwamen aan 't laatste station, de trein hield vjjf minuten stil. »Daar ginds ligt Triest, die grijze streep is de zeejammer dat de nevelige lucht ons 't schoone uitzicht beneemt,* merkte een mijner reisgenoo- ten op. »Was mjjnheer al meer in Triëst?* Ik gaf een kort, ontkennend antwoord. Reeds gedurende de gansche reis had zijn onvermoeide tong me gekweld en nu, zoo na aan aan 't doel en gepijnigd door ongeduld, was ik niet in staat nog langer tot offer te dienen voor zijn praat zucht. »Een vermoeiende reis van Weenen naar Triëst; een bed zal mynheer misschien liever zjjn dan zonneschjjn en een mooi uitzicht«, ging de man op vriendeljjken toon voort. (Wordt vervolgd.) Het Land van He Langstraat en de ominelerwaard. Gemist. Het doel der reis.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1