FEUILLETON.
COLA.
Gezond en goedkoop.
JW 800.
ZATERDAG 6 JULI.
1889
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden,
16)
VOÜU
Cil Aitfllil
t Langstraat en de
Boiiiiiielerwaard.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijsverbooging.
Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort.
'i' J IJL. .J J LL. JLIIL 1 JJ. J IJl J^ÜÜJEJkiAlglgüJl-J-lL'1^JALH
Advertentiën 1(5 regels GO et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Wanneer de landbouwer op elk zijner
akkers telken jare dezelfde graansoort zaaide
of dezelfde aardvrucht teelde, zou hem dat
spoedig slecht bekomen. Een stuk grond,
onafgebroken aardappelen voortbrengende,
kan dat, ook bij goede bemesting, onmo
gelijk volhoudende vrucht wordt langza
merhand kleiner van stuk, de stoelen klei
ner in aantal en 't kwaad neemt steeds
grooter afmetingen aan. Een akker, jaar
in jaar uit met tarwe bezaaid, zal steeds
kleiner beschot opleveren, totdat ten laatste
slechts stroo en niets meer dan stroo het
loon zijn zal voor des landmans onverstand.
De reden daarvan zullen we niet nader
ontvouwen; elk die 't aangaat kent die en
wacht zich derhalve voor mislukking door
den wisselbouw. Deze, naar de lessen dor
wetenschap toegepast, maakt den grond
tot een onuitputtelijke bron van zegeningen,
We meenen dat hieruit iets te leeren is
voor den mensch zelf. Of 't traagheid is,
of gemakzucht, of iets anders, dat doet er
niet toe, maar de mensch houdt niet van
den wisselbouw. Als we in de dagen van
ons leven terug gaan en optellen wat we
zoo al doen, zijn we spoedig met ons lijstje
klaar. De eene dag gelijkt in den regel
sprekend op den anderen. Opstaan, ontbij
ten, ons dagelijkseh werk, middagmalen,
weer werken, een paar huizen ver wande
len, of een praatje maken en daarna slapen,
om den volgenden dag weer op dezelfde
wijze van voren-af-aan te beginnen.
Onzen vrijen tijd besteden we zoo huis
bakken mogelijk, b.v. door voor de ramen
te zitten, of wat langs den dijk te slente
ren, en zoo we uitgaan, per spoor een
stad op te zoeken en daar langs stoffige
straten en in een onreine atmosfeer ons te
verlustigen in 't genot der vrijheid.
En dat in een tijd, waarin de hygiëne
aan 't woord, waarin sport aan de orde
van den dag is, waarin gymnastiek als een
der werkzaamste middelen tot behoud der
gezondheid wordt aanbevolen
Of heeft het gros der menschen daarmee
niets te maken? Komt het er niet op aan
of onze spieren door veelvuldig zitlen ver
lammen en verstrammen, onze spijsverte
ringsorganen door 't zelfde euvel den dienst
weigeren
De verkeersmiddelen van onzen tijd ko
men die gemakzucht op alle manieren te
geiuoet. Voor een appel of een ei sporen
we uren ver en men schaamt zich bijna te
loopen, waar men zoo goedkoop reizen kan.
Wie maakt tegenvvoordig, als hij zich naar
een op t unielij ken grooten afstand gelegen
plaats moet begeven, de reis te voet, zooals
ouze grootvaders altijd deden? Nu de ge
legenheid zoo gunstig is voor een kleinig
heid een groote reis te maken, schijnt die
reis per voet onmogelijk geworden, en, kan
men zeggen dat de stoom de plaatsen nader
brengt, met evenveel recht mag men be
weren dat de onderlinge afstand grooter
geworden is. Dat is zóó waar, dat in de
groote steden thans vele afstanden niet
anders dan per tram af te leggen zijn, of
schoon men die, voor er trams bestonden,
met gemak per voet deed.
Toch is loopen zoo nuttig voor den
mensch. Het is een der minst kostbare
sportmiddelen, een gymnastische oefening,
waarbij alle toestellen gemist kunnen worden.
En voor hoeveel honderden, die bij den
dagelijkschen arbeid een zittende levenswijs
leiden zou 't niet goed zijn in den vrijen
tijd eens den wandelstaf op te vatten en
zich te vergewissen van 't natuurschoon, dat
onzer aller moeder toch ook aan onze streek
niet onthouden heeft?
Men is tegenwoordig keurig op 't eten,
men zuivert het drinkwater van schadelijke
bestanddeeleu, brandmerkt den vervalscher
van onzer andere dranken, behelpt zich niet
meer als vroeger met een hokje voer slaap
vertrek, neemt op zijn tijd een bad, draagt,
wollen sloffen om te beter legen de afwis
seling van 't weer bestand te zijn, en doet
nóg veel meer 't geen de gezondheidsleer ons
heeft aanbevolen eilieve, wat zal dat
alles helpen als we ons lichaam de zoo
noodige beweging onthouden? Wanneer we
onze longen van tijd tot tijd niet een bad
gunnen in de fiLsche natuur en onze spie
ren een oefening geven, die 't evenwicht
van binnen heivtelt? Wat baat 't den man,
die week in week uit voorover zit om te
werken, dat hij door goed en krachtig voedsel
bet afmattende gevoel, dat hem in de leden
zit, tracht te verdrijven? Niets, zoolang hij
zich niet opheft uit zijn toestand, zijn lon
gen niet laat ademen, zijn spieren staalt
door een flinke wandeling.
Die natuurgenot smaken wil, moet zeer
zeker zijn toevlucht niet nemen tot 't stooru-
verkeer. De natuur wil nu eenmaal niet
door een spoorwaggonraampje bekeken wor
den. Ze wil dat we er wat voor over hebben
en geeft ons daarna rijk terug, voor 't geen
we van onze rust en ons gemak aan haar
offerden.
Voetreizen zijn kostelijke medicijn, maar
voor gezonden om gezond te blijven.
Zieken mögen een eindje wandelen, een
voetreis is voor hen te vermoeiend. Die ze
van tijd tot ondernemen kan, zal er zich
mee bevoordeelen. Niet alleen dat hij andere
lucht, inademt, hij doet ook naar lichaam
en ziel versche indrukken op, terwijl zijn
geest zich losrukt uit den engen kring van
het dagelijkseh leven en een nieuwen blik
slaat op natuur en menschenwereld. Ook
de zorgen laat hij thuis en al komen daar
voor nieuwe in de plaats, reeds die afwis
seling heeft haar goede zijde. Het geheele
spierstelsel, zoowel dat der willekeurige, als
dat der onwillekeurige bewegingen, komt
iu werking; de ademhaling geschiedt anders,
vrijer en dieper; het hart slaat vlugger; het
darmkanaal, een bron van veel lijden bij
zittende menschen, volvoert beter zijn be
weging, kortom, het voeleeren is een soort
van heilgymnastiek voor den geheelen mensch.
Het overvloedige vet verdwijnt, de spieren
worden strakker en teekenen zich scherper
onder de huid af; het lichaam leert meer
ingespannen arbeid verrichtende stofwis
seling gaat geregelder haar gang.
Men gevoelt zich krachtiger en wordt,
minder gevoelig voor de afwisseling van
koude en hitte. Van «Gf staat men daardoor
minder bloot oiu verkoudheden op te doen
de maag herneemt spoediger zijn oude
rechten en verdraagt zelfs ongewone en
harde kost.
Het voeteeren is echter een kunst die ge
leerd moet worden. Een huismusch zal dit
reeds bij de eerste proeve ondervinden. Doch
de moeielijkheden verdwijnen ras en 't ge
not neemt in dezelfde mate toe. Men be-
proeve het.
Huiuui land.
Het gerechtshof van Brussel heeft den
Staat veroordéeld tot betaling van 40.000 frs.
aan een bakker, die bij den ramp te Groe-
nendael vrouw en kind had verloren. De
man had 1 00.000 frs. geëischt.
De Parijsche tentoonstelling werd tot 1
Juli bezocht door 5.994.574 personen, d. i.
2.651.187 meer dan in 1878.
critnm rttfc.Hi'; r - -
Er heeft te Saint-Etienne tot tweemalen
toe eene ontploffing van mijngas plaats ge
had in eene aan de »Compagnie houillière«
toebehoorende mijn. Er waren 300 werklie
den in de schacht afgedaald. Een groot aan
tal dooden en weinig levenden zijn reeds
naar boven gehaald. Verdere bijzonderheden
ontbreken op dit oogenblik.
Op het socialisten-congres te Parijs zal
Duitschland door 50, Engeland door 10,
Zwitserland door 10, Oostenrijk door 6, Ne
derland door 3, Zweden door 3 en Noor
wegen door 1 afgevaardigden vertegen
woordigd zijn. Ook uit Spanje, Polen, Rus
land, Griekenland en Denemarken zullen
afgevaardigden komen. De Frausche gede
legeerden mede gerekend zullen er ongeveer
250 a 300 deelnemers zijn.
Teneinde ook niet met Frankrijk in moei
lijkheden te komen, heeft de Zwitsersche Re-
geerin; den Graaf van Parijs het verbljjf te
Vevey ontzegd, tei zij hjj zich verbond op
ZwiGerschen grond alle staatkundige be
moeiingen achterwege te laten.
Te Keulen heeft een vroegere nachtwaker
zijne vrouw, van wie hij gescheiden leefde,
op straat, in een aanval van jaloerschheid
aangegrepen en haar een kogel door den
linkerslaap geschoten. De bewoners der Mit-
telstrasze, waar de moordaanslag plaats
greep, riepen de brandweer te hulp, die on
middellijk verscheen. De moordenaar ging
op de vlucht, maar werd door eene groote
menschen menigte nagezet, die hij telkens
met een revolver dreigde. Ten slotte ijlde
de vervolgde in eene woning in de Brink-
Cola antwoordde niet dadelijk. Ze stond
onbewegelijk voor een klein schilderijtje,
dat daar zoo eenvoudig aan den muur hing
en zag er onafgebroken naar. Een onver
klaarbare aandoening beving haar. 't Was
een eenvoudig stukje. Een nederige hut
met gesloten deur en gesloten vensters, in
de verte een dicht bosch en op de vlakke
weide, die daar tusschen lag, onder den
vrijen hemel twee gestalten, die elkander
omvat hieldeneen vrouw en een kind.
Zonder terug te zien gingen zij voorwaarts
naar het boschboven hen een bewolkte,
nachtelijke hemel, de lucht duister en zwaar.
De arm van de slanke vrouw hield het
kinderkopje omvat, terwijl de arm van 't
knaapje om 't middel der moeder lag.
Cola's oogen waren er als aan geboeid.
Deze gestalten deden haar zonderling aan.
De moeder, het kind,, de gemeenzaamheid
tusschen beiden! Niet eene, die taar huis
den rug toekeerde, en hulpeloos en treurig
achterliet wat daar bleef; niet een schoone
jonge vrouw, die haar kinderen vergat, om
lachend een nieuw leven te beginnen, ter
wijl in den nacht een arm man om haar
weende en een hulpeloos, ziek kind haar naam
riep niet een moeder, zooals zij had
gehad.
Mejuffrouw Charlotte, ik moet u storen,
l.oe vleiend uw belangstelling ook is voor
nrijn Duitschen vriendhier is hijzelf, dien
ik mij veroorloof u voor te stellen. De
schilder van deze Hagar Mijnheer Otto
Waldorf.
Cola wendde bij deze woorden vun sir
William het hoofd om en boog zich zonder
op te zien; toen hief ze den blik op en
ontmoette dien des mans, die door Aldridge
aan haar werd voorgesteld.
In haar later leven gedacht Cola dit
oogenblik met geheimzinnig bevenhaar
hart begon hoorbaar te kloppen, een ijs
koude beving haar, terwijl haar geheele
hoofd gloeide.
't Was een bevend zouderlin<r gevoel van
c_ D
geluk, dat haar doortrok en tegelijkertijd
een knellend voorgevoel van lijden, dat haar
te wachten stond. Otto Waldorf? zulk een
eenvoudige naam en daarbij een hoofd zoo
vol uitdrukking en verstand, eigenaardig
schoon, en dan die dweepende oogen! Hij
zag haar ecnige seconden aan met een on
derzoekenden, verrasten blik. Toen trok er
over dat schoone, gen weinig vermoeide ge
laat een uitdrukking van geblaseerdheid en
om den mond kwamen kleine, fijne plooien.
Hij zag er ironisch en oververzadigd uit.
Hij had haar aangestaard en zich dun af
gewend, om haar dadelijk weer aan te zien.
Zijn manier was kwetsend. Cola wierp
heur hoofd achterover en wendde zich om.
Zij gevoelde dat zijn blik haar hinderde.
En waarom vraagde ze booswat was
die man voor haar? Waarom hinderde haar
zijn hoogmoedige blik?
En toch ter wille van zijn schilderij
had ze hem lief kunnen hebben
Sir William bleef aan haar zijde, 't Scheen,
dat hij 't misnoegen bemerkte, dat het ge
drag van dien man bij haar opwekte. Hij
haastte zich haar gerust te stellen. Wal
dorf behoort tot de uitgelezenen,« zei hij,
»deze kleine schilderij is een copie van de
groote, waarvoor hij in den Parijsehen Salon
de eeremedaille kreeg. Ik heb deze kleine
sehets van hem afgebedeld. Hij is een weinig
zonderling, deze Duitsche Adonis de
vrouwen hebben hem wat verwend -en
daardoor stelt hij de vrouw niet zeer hoog.
Dat is 'teenige punt, waarin wij niet d'accord
zijn, anders is hij een uitmuntend mensch
Cola antwoordde niets. Haar oogen hingen
aan de gestalte van den Duitschen schilder.
Dat hij een Duitscher was, had haar aan
genaam kunnen aandoen, als zijn manieren
niet zoo laatdunkend waren geweest. Carters
trad op haar toe en ontrukte haar aan heur
gedachten.
»Aldriclge heeft on3 niet teleurgesteld,
riep hij overmoedig, »het ontbijt staat ge
reed. Mag ik u geleiden, Mejuffrouw
Het meisje legde den arm in den zijne. Ze
liet zich door hem naar den nevenzaal ge
leiden. waar op den discb eenige flesschen
wijn en eenig koud gevogelte was geplaatst.
Mevrouw Harland stond tegenover Aldridge
en sprak tot hem op haar gewonen, bitsen
toon.
«Waarom thee?« riep ze, »'t is een belee-
digende vooronderstelling, dat een oude vrouw
geen wiju zal drinken! Hm thee! Heb
ik misschien iets noodig om te kalmeeren?«
Sir William boog zijn schoon, grijs hoofd
ootmoedig. Vergeef me,« zei hij lachend,
»ik zie 't, ik ben een boosdoener! Mag ik
desniettegenstaande naast u gaan ziiten?«
O O
»'t Is me totaal onverschillig, waar ge
gaat zitteu. Chamberlin, als ge mijn nicht
nog langer zoo aangaapt, zult ge u ver
slikken
Chamberlin liet in zijn verlegenheid uit
zijn wijnglas eenige droppels op 't tafellaken
vallen.
Daar hebben we 't al,« riep Mevrouw
Harland met leedvermaak uit, terwijl ze
een stuk kip op haar bord nam.
Carters was met Cola op den drempel
blijven staan.
Vergeef me mijn onbescheiden vraag,*
zei hij half luid >zijt ge reeds een weinig
gewend aan uwe tante
Cola zag hem aau en glimlachte. Zijn
nabijheid had iets behagelijks. Ze gevoelde
zich verlicht, sinds zij den Duitschen schil
der niet voor zich zag.
»Oprecht gezegd, neen. Ik ben bang voor
haar
>Als ge hulp noodig hebt: ik heb een
scherpe tong!«
»0, dank u Ik zal 't eerst zonder hulp
probeeren om mij haar genegenheid te ver
werven.*
»Dat zal u niet zoo heel zwaar vallen.
Kendet ge uwe tante reeds vroeger
Cola schudde haar hoofd.
»Dan was 't moedig van u om tot haar
te komen.
Cola maakte haar arm uit den zijne los,
om een glas wijn, dat Chamberlin haar
bracht, aan te nemen.
»Ik kan dat compliment niet aannemen,
zei ze eenvoudig, »ik kwam hier, omdat het
mijns vaders laatste wil was, en ik toch
ergens zijn moest.
»Is uw vader dood?*
»Ja.«
»En zijt ge zonder andere verwanten
Cola zag op. »Niet geheel zonder,ant
woordde ze. »Ik heb twee lieve, kleine,
wilde broertjes
»In Duitschland?* vroeg Carters, meer
met het doel het meisje aan 't spreken te
krijgen, dan uit belangstelling in 't geen ze
zei. Zij knikte.
»En hoe oud zijn ze, die benpdens-
waardigen
»Benijdenswaardigen? Waarom?*
Carters' oogen kregen, zonder dat hij 't
vermoedde, een diepere uitdrukking.
Omdat ze door u bemind worden.*
Cola sloeg haar oogen neer. Ze antwoordde
niet. Sir William was in de kamer gekomen
en naast hem stond de Duitsche schilder.
Cola zag, hoe Aldridge hem aan heur tante
voorstelde en plotseling gevoelde ze een knel
lenden angst, dat tante ook hem bits zou
bejegenen. Maar tot haar verrassing gebeurde
dat niet. Mevrouw Harland voerde met den
eenvoudigen Norton een klein twistgesprek
over het klimaat in Londen, en nam de tus-
schenkomst van Aldridge, die haar den
vriend voorstelde, wel wat boos, maar zonder
uiterlijke ergernis op.
»Waarom laat ge Mejuffrouw Charlotte
staan, Carters,* riep Aldridge hem toe, »ziet
ge, dat ik beter voor u zorg, mijn kind?
Mag ik u van dien onoplettende verlossen?*
Cola zag hem smeekend aan.
»Laat me hier staan blijven, Sir William
ik wilde liever niet zitten.
Carters wendde zich met een dankbaren
blik tot haar.
»Dat was vriendelijk van u, Mejuffrouw
Harland ik dank u!«
Sir William lachte. »Ik loop daar dus een
blauwtje. Ja ja dat komt van 't grijze
haar. Sta daar niet zoo zegevierend te kijken,
Carters, breng uw dame ten minste wat te
etenIk zal intusschen uw glas vullen,
Mignon
Terwijl de heeren zich haastten om de
tafel te bereiken, stond Cola eenige oogen-
blikken alleen. Tegenover haar, aan de boe
kenkast geleund, zag zij Otto Waldorf in
gesprek met Chamberlin, die voor hem
stond en op zijn langzame manier iets
scheen te verklaren. Cola werd gewaar, dat
de oogen van den vreemde onverpoosd op
haar rustten. Hun blikken ontmoetten
elkander en bleven op elkander gevestigd.
Een vreemde beklemdheid overviel haar, een
beklemdheid, die ze niet meer verloor, tot
dat het vroolijke gezelschap zich gereed
maakte om afscheid te nemen.
»Ik heb het verlof van uw vriendelijke
tante voor mijn schilderij gekregen,* fluis
terde Aldridge Cola toe, »ze heeft me die
onder erge scheldwoorden gegeven. Heb ik
uw woord, dat ge komt?*
Cola 'boog het hoofd. Zeker,* zei ze,
wanneer wilt ge de eerste zitting hebben?*
»Zoo spoedig mogelijk. De volgende week?
Maandag misschien?*
»Dus de volgende week Maandag!*
Chamberlin bleef nog. »Den wijn kan ik
Aldridge niet cadeau doen,* verklaarde hij,
zich in de eenige leunstoel van 't atelier
zettend. (Wordt vervolgd.)