FEUILLETON.
COLA.
Een kop Koffie.
ZATERDAG 13 JULI.
1889
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
voor
J\o 802.
van
en
-a
Pc Langstraat en de
Boinmelerwaard.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prysverhooging.
Agent voor Gorcurn en OmstrekenBosch Broes van Dort.
Advertentiën 16 regels GO ct,
Advertentiën worden
voor Frankrijk
Agent
Elke regel meer 10 ct, Groote letters naar plaatsruimte,
tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Het eigenlijk vaderland van den koffie-
boom is de hooge Nijlstreekdaar groeit
hij nog wild.
Niemand kan met zekerheid zeggen, wie
het eerst op den inval gekomen is om koffie
Jte koken. De Perzen verhalen, dat eens,
toen hun groote Profeet veel pijn uitstond
en den Almachtige om hulp had gesmeekt,
den Aartsengel Gabriël (dezelfde die Moha
med reeds de vriendschap had bewezen, hem
te leeren lezen, door zijn hoofd driemaal
tegen den grond te drukken) gekomen was
en hem koffie had leeren drinken, door hem
te dwingen een donkerkleurig vocht op te
drinken, dat hij uit een bijzonder soort van
boonen uit den tuin van Mohamed toebe
reid had.
i De Arabieren hebben eene andere lezing
'an de zaak. Zij verhalen hoe een heilige
Dervish, die in zijn vrije uren zich ver
maakte met het geitenhoeden, herhaaldelijk
had opgemerkt, dat de geiten bijzonder
vroolijk en uitgelaten waren, na-lat zij blaad
jes van een zekeren boom hadden gegeten.
Zij liepen en draafden en maakten kluchtige
sprongen en zagen er zóó prettig uit, dat
tde Dervish er jaloersch van werd. Hij ver
langde hun genot te deelen en at, of althans
kauwde, ook op een paar van die blaadjes.
!En zie hij gevoelde zich zóó luchtig en
opgewekt, alsof hij zelf één van de geitjes
*vas geweest. Daar hij een vriendelijke
Dervish was, wilde hij zijne ontdekking
et voor zich alleen behouden, maar deelde
aan zijne vrienden mede. Maar het scheelde
inig of deze gulheid ware hem zwaar te
,*an gekomen. Jaloersche broeders klaagden
'tn aan wegens het gebruik van bedwel
mende dranken, in strijd met de heilige
wetten. Dit was levensgevaarlijk. Gelukkig
had de nieuwe drank hem scherpzinnig en
welbespraakt gemaakt, zoodat het hem ge
lukte zijne tegenstanders over te halen al
thans ééns de proef te nemen met zijn
geliefkoosde plant. Zij stemden toe. Zij
dronken. Zij werden opgewekt, vroolijk en
plezierig gestemd en onder den indruk van
het genotene verklaarden zij, dat de koffie
was eene gave van den Grooten Profeet als
schavergoeding voor den zoo nadeeligen wijn,
dien hij hun had verboden te drinken.
Een ander heilig man uit Djemen, Gemal
Eddin, die later priester te Aden is gewor
den, voerde de kostbare koffieplant algemeen
in Arabië in, en hierdoor werd zijn naam
zóó beroemd en ontving hij zoo vele be
wijzen van eerbiedige bewondering, dat hij
tot Beschermheilige van de koffie werd ver
heven. Geen trouw aanhanger van den
Grooten Profeet sluit ook heden- nog zijn
morgengebeden, zonder dien heiligen wel
doener der menschheid de heerlijkste ge
neugten van het Paradijs toe te bidden.
De eerste vervolging had de koffie van
twee zeer geleerde geneesheeren uit Mekka
te verduren. Deze beide dokters hadden er
jaren lang hun werk van gemaakt uit te
cijferen, of Mohamed een heelmeester was
geweest al of niet, met evenveel ijver als
in onze dagen sommige geleerden jaren van
hun kostbaar leven besteden om na te gaan,
hoe Shakespeare zijn naam precies heeft
gespeld. Deze geschiedvorschers waren, na
ontzettend veel te hebben gelezen, eindelijk
tot de ontdekking van een paar regels in
den Koran gekomen, die het gebruik, in
de Moscheën koffie aan te bieden, streng
schenen te verbieden. Zij trokken natuurlijk
even hard te velde tegen de koffie, als hier
te lande nog kort geleden tegen het bier-
drinken werd geprotesteerd. Zij onderzoch
ten de koffieboon en ontdekten zooals
dokt- rs bij zulke gelegenheden gewoonlijk
doen honderd nadeelige hoedanigheden
aan de vrucht. De dokters uit Mekka gingen
zóó ver, te verklaren, dat door het gebruik
daarvan de verbeeldingskracht in zulk eene
hooge mate werd geprikkeld, dat deze op
gewondenheid mogelijk tot nieuwe uitleg
gingen van het heilig woord des profeten
zou kunnen leiden en aldus oproer stichten,
of ketterij. Zij gaven dit aan den Emir te
verstaan en deze haastte zich te toonen,
dat hij althans nog een ijverig volgeling
van Mohamed was.
De Emir beriep eene vergadering van
dokters, rechtsgeleerden en priestersvoor
dezen zou de koffie worden gereed gemaakt
en door de heeren worden gekeurd. Het
geschiedde. Maar men kon niets verkeerds
daaraan vinden. Thans besloot één der twee
geneesheeren, die de zaak op het getonw
hadden gezet, zich voor zijn beginsel op te
offeren: hij verklaarde dat de koffie iemand
dronken maakte, want zij had hom persoonlijk
herhaalde malen dronken gemaakt. Voor dit
misdrijf werd hij met stokslagen gestraft;
maar de Emir vaardigde een bevel uit,
waarbij de koffie in Kaïro en in het gansche
district, waarover hij te zeggen had, werd
verboden. De Sultan te Constantinopel, de
Groote Vader der geloovigen bevestigde
dit bevel intusschen niet; integendeel, hij
verklaarde de gezamenlijke leden van het
congres voor ezels en gaf bevel den onge-
lukkigen geneesheer, die had verklaard zich
aan koffie te hebben bedronken, gevankelijk
naar Constaniinopel te brengen en hein
daar het hoofd voor de voeten te leggen.
Na zulk een optreden waagden noch de
m 19)
.Mevrouw Harland wierp een snellen blik
/An haar kaarten naar den binnenkomende.
»En hij is al binnen. Waarom vraagt ge
fat nog?«
J Cola had zich bij de komst van den man
iet bewogen. Zij zag niet op, ja zelfs zijn
roet beantwoordde ze met een stomme
óuiging.
Meent gij mètden doek?« vroeg Aldridge,
'ie stil eenige woorden met zijn vriend ge-
Visseld had en deze nam met een be-
'eefd »staat ge mij toe, Aldridge?* den
t oek uit de hanuen van Aldridge en ging
aarmee naar 't meisje.
Hij stond voor haar en legde, alsof de
deuruitwerking hem meer was dan zij, die
hij tooide, den rooden sjaal kunstvol om
f meisjeshoofd.
Zijn handen streken langs heur haar. Hij
egde den doek in smalle plooien, die hij te
amen nam en probeerde welk een effect
it maaktedan weer nam hij de plooien
'it elkander en vlijde hem anders, en altijd
'lakten zijn handen heur haar en slapen aan.
Een vreemd gevoel van willeloosheid kwam
jer 't meisje, 't Was haar, alsof ze met
Vin man alleen wasalles wat hij deed,
cheen haar beslist, zoo vol zelfvertrouwen, en
jch lag er over zijn bewegingen een zekere
i koorlijke onbeholpenheid en schroom.
Terwijl hij zoo nabij haar stond ter-
ijl zijn lichaam haar beschutte en zijn
md haar hoold decoreerde, overviel haar
i wensch om haar hoofd voorover te laten
akken tegen zijn gestalte. Heur haar moest
\n juist zijn borst aanraken daar hij
por het podium stond, waarop zij zat.
p dit oogenblik boog hij haar hoofd een
wemig
en een enkel gelukkig oogen
blik meende het meisje zijn arm om zich
te voelen.
Niet? Neen; geen stap was hij nader geko
men en toch klopte zijn hart, dat zij 't hoorde,
en zijn handen verloren hun zekerheid.
Vindt ge niet dat in Mejuffrouw Char
lotte's haar een geur is, een bedwelmende,
eigenaardige geur?« vroeg Aldridge, het
schilderachtig getooide hoofd van Cola op
twee pas afstand onderzoekenden de borst
van den Duitschen schilder zwol een twee
maal, terwijl hij zonder iets te zeggen van
het podium terug trad.
Zyn oogen hingen aan haar gezicht, en
Cola meende een lichte trilling in zijn ge
laat te bemerken, toen hij naar Aldridge
ging en dezen met haastigen drang vroeg
Aldridge bewijs me een groote
gunst een gunst, waarom ik u smeek,
't Is niet broederlijk dat weet ikmaar
laat mij dien kop teekenen. Ik zal hem op
geen enkele schilderij gebruiken, daarvoor
geef ik u mijn eerewoord ik wil hem
alleen teekenen zoo als ik hem thans
zie. Mag ik, Aldridge?*
*Ge zijt onweerstaanbaar; maar opdat
ge zien moogt hoe goed ik u gezind ben
daar teeken hem.«
OnweerstaanbaarDoor Cola's hoofd
vloog dat woord en vond weerklank in heur
hart. Hij was als een knaap zoo on
stuimig in de haast, waarmee hij alles bijeen
haalde, houtskool, karton, een schildersezel.
Al zijn geblaseerdheid was verdwenen,
even als de hoogmoed en vermoeidheid.
Haastig ging hij met de houtskool over
't karton, deed afwisselend eenige schreden
voor- en achteruit en kwam dan weer tot haar.
Het viel haar niet in, dat hij, gisteren
nog een vreemde voor haar, haar aanzag,
haar hoofd aanraakte, haar toelachte, haar
onderzoekend aanzag; er was iets onweer
staanbaars in zijn geheele wezen, waaraan
zij niet ontkomen kon.
Op zijn bevel leunde ze haar hoofd te
gen den rotsigen wand, die achter haar
was opgebouwd. Heur zwart haar omlijstte
haar bleek gezichtje als een donkere wolk;
de mond had ze een weinig geopend, ter
wijl de oogen, die diepe oogen, den man
aanzagen, half nadenkend, half droomend.
De tijd vervloog. Carters was gekomen en
met hem eau grof gebouwd roodblond meisje
met een stomp neusje en dartele bruine oogen,
wier blik op dien van Thesi geleek.
Op Cola's aanblik was ze met een kreet
van geestdrift voor het podium op de knieën
gezonken en had zich geen moeite gegeven
haar verrukking te verbergen.
»Een donkere Lorelei, een rotsnimf; kora
len moest ze iu 't haar dragen
Toen werd ze aan den schilder voorge
steld als s-Carters nicht,dat ze snel ver
beterde: »Chamberlin's ook; de afwezige
mag niet benadeeld worden.*
Carters wilde geen kaartspelen. Hij scheen
ontstemt. Sir .William zette zich beleefd
naast Mevrouw Harland.
Of er gespeeld werdof tante bits was
als anders; of Sir William haar geduldig
aanhoorde; of Carters zijn kwaden luim
verloor, Cola wist van dat alles niets. Ze
voelde zich met dien man alleen, wiens
blik haar gevangen hield, en wiens nabij
heid haar gelukkig maakte. Otto Waldorf
sprak niet tot haar, dan als hij bij gelegen
heid opzag en tot haar ging om een los
geraakte haarvlecht te schikken of om een
plooi in den doek te veranderendan be
wogen zich zijne lippen, alsof hij liefkoo-
zende woorden fluisterde zonder het te
weten, en zijn hand rustte met een teederen
druk op haar hoofd. Ze verlangde geen
mooie woorden, 't Was haur, alsof ze bij
elkander behoordenals moest het zoo zijn,
dat zij hier voor hem zat, volgzaam voor
zijn blik, zonder iets meer te wenschen,
daar zij elkander gevonden hadden.
»Hoe is 't nu met mijn voorstel?* riep
doktoren, noch de anderen het meer de
vrome, koffie-liefhebbende Mohamedaansche
gewetens schrik aan te jagen en allengs
kwam de koffie in het Oosten aan de re
geering. Reeds langen tijd vóór het hier
verhaalde had een man uit Damascus de
koffie te Constantinopel ingeleid en in 1543
werd aldaar het eerse koffiehuis geopend.
Anderen volgden. Zij werden de toevlucht
der geleerden, die onder den invloed van
dezen opwekkenden drank niet altijd onbe
rispelijke pleitredenen hielden ten bate van
sommige godsdienstige of staatkundige vraag
stukken. Zoodra dit den Sultan bekend werd,
gebood hij de koffiehuizen te sluiten en bij
strenge strafbedreiging werd ook het drin
ken van koffie verboden. Maar het bleek,
dat de koffiekop machtiger was dan de be-
heerscher der geloovigenin het geheim
werd overal koffie gedronken, zelfs in den
eigen Harem van den Sultan. Toen de Sul
tan zag, dat hij niet tegen de overmacht van
een kop koffie bestand was, nam hij het ver
standig besluit bet gebruik daarvan weer te
veroorloven en het voortbestaan der koffie
huizen ook, onder voorwaarde, dat de hou
ders dezer inrichtingen daar vertellers, goo
chelaars, danseressen en slangenbezweersters
aan moesten verbinden, opdat alle staatkun
dige twist- en pleitredenen hierdoor mochten
worden geweerd. Allengs steeg het koffiekopje
tot zulk een aanzien, dat een wet werd ge
maakt, waarbij het eener vrouw vrij stond
van haren ïuan weg te gaan, als hij niet in
staat was haar behoorlijk koffie te geven.
Nadat de nieuwe favorite aldus haar weg
in het Oosten had gebaand, vond de koffie
boon ook weldra dien naar Europa. Pietro
de la Yallee uit Venetië was de eerste, die in
het Westen een koffiehuis bezat; het werd
te Rome in 162G geopend. Een Fransch-
man, Merville, deed dit in hetzelfde jaar
1626 te Marseille. Maar eerst in 1669, toen
Soliman Aga als gezant van Mahmud IV
aan het hof van Lodewijk XIV kwam,
werd het gebruik om koffie te drinken in
Frankrijk algemeen. Reeds bij zijn eerste
audiëntie had de gezant over koffie gespro
ken, en als hij gasten ten zijnent noodigde,
liet hij hun altijd van dien drank uit zijn
vaderland aanbieden. Op een gegeven tee
ken kwamen zwarte slaven, met lichte tul
banden op het hoofd en in fraaie, blauwe
kleeding in de zaal en droegen op een kost
baar, zijden kussen een zeer klein kopje van
het allerfijnste porcelein. In dit kopje werd
dan uit een zilveren, soms ook gouden kan,
koffie geschonken en geknield werd die drank
den gasten aangeboden. De Gezant werd
spoedig populair door zjjne koffie.
In 1762 opende de Armeniër Pascal een
groot koffiehuis te Parijs. Hij had het hard
te verantwoorden tegenover zijn mededinger,
Procope, een Siciliaan, die op de straat, voor
een geringen prijs, koffie liet aanbieden. De
smakelijke drank werd al ras zóó gezocht,
dat in alle hoeken en einden van Parijs cafe's
werden opgericht. Zij werden geschikte
plaatsen van samenkomst voor menschen,
die elkander wilden spreken en daarbij een
kop koffie of iets anders wenschten te ge
bruiken. (Slot volgt.)
■1W UWMBBtM—W—■MMB—WC——W—
USui ten Ijaïi tl.
li m——MM—»——a—
De prefect van politie te Parijs heeft
het houden van stierengevechten aldaar ver
boden, daar de ondernemers hiervan zich
niet gehouden hebben aan de gestelde voor
waarden.
Bij de mijnramp te Saint-Etienne zijn,
blijkens de officiëele opgaaf, 213 personen
Carters zoo luid, dat Cola opschrok; »ik
zeg nog eens, dat het zonde zou zijn, bij
zulk weer binnenshuis te zijn! Wat zegt u
Mevrouw Harland?*
»Dat ik me evenwel al doodelijk verveel,
begon deze, en Carters viel haar met leven
digheid in de rede:
»Daar hebben wij 't, Mevrouw Harland
verveelt zich.
»Ge zegt me dat met zoo'n verwijt, alsof
dat mijn schuld was,« zei Aldridge opstaand;
»hoe ver zijt ge, Waldorf; we willen een
rijtoer maken, zoodra ge den kop drom
mels, dat is prachtig. Laat het zien, Wal
dorf!*
»Oeh, ik bid u, thans niet!« antwoordde
deze. »U alleen wil ik het toonen een
andermaal, och toe, Aldridge
Cola ging van haar verhoogde zitplaats
en bleef een oogenblik naast den man staan.
»Mag ik ook niet?« vroeg ze, de won
dervolle oogen tot hem opheffend. Hij zag
neer in 't smalle gezichtje met dien grooten,
teederen blik, en zijn antwoord klonk diep
en gedempt, slechts door haar te verstaan
»Gij moogt alles, Charlotte; maar hier
voor de anderen moogt ge niets vragen.*
De lichte rijtuigen stonden voor de deur.
Carters zorgde voor de dames. Aldridge en
Waldorf volgden.
De kwade stemming van den jongen arts
was geheel verdwenen. Hij voerde de teu
gels, en praatte, Cola van terzijde aanziende,
alles en van allerlei door elkaar.
»Ik heb me boos gemaakt,bekende hij,
»ik was jaloersch op den man met dien
dweepachtigen blik. Ik ben toch een ouder
bekende, niet?*
Cola lachte. »De oudste in Engeland
»Ziet ge, en daarom wil ik ook bevoor
recht worden. Vertel me wat. Mijnentwege
van uw broertjes in Duitschland. Hebt ge
al tijding van hen?*
Uitvoerige,antwoordde Cola, stelt ge
belang in kinderbrieven? Ik heb twee zulke
documenten bij meMaar kunt ge wel
Duitsch verstaan?*
»Een weinig.
»Dan zal ik ze u zeer duidelijk voorle
zen; maar ge moogt niet lachen om Todo!«
»Zeker niet. Wie is Todo?«
»De kleinste.*
»En hoe heet de oudste
»Knrt. Dus daar is dan vooreerst de brief
ran Thesi; pardon het portret is gevallen.*
Cola bukte zich, maar Carters voorkwam
baar en raapte de photograpbie op. Hij
hield haar ongegeneerd in de hand en zag
haar onderzoekend aan. Hij gaf haar niet
dadelijk terug.
»Mooi,« zeide hij, de photographie vol
belangstelling beschouwende; »wie is 't?«
Thesi.
»Een zuster?*
»Neenik heb geen zusters. Ze staat me
echter zeer na, zoo goed als een zuster; ze
is een lief, mooi meisje.*
Carters beschouwde nog altijd het por
tret; hij nam de teugels in de linkerhand
om de photographie in de rechter te kun
nen nemen.
»Hoe kroes en weerspannig ziet dat haar
er uit. Ze is blond, niet waar
Cola knikte.
>En vroolijk?* vroeg hy verder.
»Ja,« antwoordde Cola, vroolijk en blond
en verliefd.*
»Dat's jammer,* zei Carters, op wien?«
Cola opende het couvert, dat de brieven
van haar geliefden bevatte en haalde er een
tweede portret uit.
»Nu kunt ge ze allen te gelijk leeren
kennen; dit is Mynheer Wendlin, onze huis
onderwijzer en ons aller geliefdste vriend!*
PrachtigDie bevalt me. Deze kop met
dien vollen baard en den gesloten mond,
hij ziet er uit als een man van karakter.
Dien man zou ik alles toevertrouwen, wat
ik bezit! Waar kijkt ge naar?*