FEUILLETON. COLA. Waarschuwing. ZATERDAG 27 JULI. 1889 ,\o 806 Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. VOOR Dit blad «irschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijsper 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijsverhooging. Agent voor Gorcum en OmstrekenBosch Broes van Dort. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Er is geen grooter genot voor een zin delijke Hollandsche huismoeder dan haar kind, haar lieveling eiken dag eeu flinke water-en-zeepkuur te doen ondergaan, zoo dat niet alleen hare meubels en gordijnen, maar ook het kroest een sprekend getui genis aflegt van haren degelijken aard. Zij weet dat ze, door dit te doen, de gezondheid van het kind bevordert en eiken dag een les toedient, die nimmer vergeten wordt. Alleen kinderen, die slordige moe ders gehad hebben, zullen op lateren leef tijd niet schromen zich ongewasschen te vertoonen. Waarover we ons zoo dikwijls verwon deren is dit, dat dezelfde moeder, die een grooten afschuw heeft van ongewasschen handen en dito aangezicht, zich nooit of te nimmer bekommert om de maalwerktuigen van het kind. Behooren die ook niet, al zitten ze binnen den mond, tot het uiterlijk? Laat iemand tien woorden met u spreken en ge hebt een overzicht van den toestand zijner tanden gelijk lig van de uwe. Een schoon, frisch gelaat wordt ontsierd door een stel getinte tanden en daarentegen ver krijgt een alledaagsch gezicht een bijzondere aantrekkelijkheid, wanneer daaruit twee rijen zuiver witte tanden u tegenlachen. Dit wat het uiterlijk betreft, doch er is meer. Er is geen ziekte meer algemeen dan kiespijn en er is geen plaats in het lichaam waar meer geleden wordt dan in den mond. En deskundigen zeggen zonder eenig voor behoud, dat het grootste deel van ons lijden aan tanden en kiezen onze eigen schuld is, door veronachtzaming der kauwwerktuigen teweeggebracht. Om dit goed in te zien, dienen we het menscbelijk gebit eenigszins nader te kennen. In den regel heeft een mensch tusschen zijn derde en zesde jaar 12 tanden en 8 kiezen, vóór het 12de jaar komen er 4 kie zen bij, voor het 18de nog 4 en daarna wederom 4, zoodat het gebit alsdan bestaat uit 12 tanden en 20 kiezen. De tanden echter tusschen het 3de en 6de jaar te voorschijn gekomen, maken tusschen het 6de en 18de voor andere plaats. Men noemt ze melk tanden. Het been, waaruit de tanden be staan, bestaat voor driekwart uit kalk. Elke tand heeft een holte, met merg gevuld en een blinkend overtrek, het glazuur, dat ge heel uit kalk bestaat. Zenuwen dringen door den wortel tot in het merg. De tanden, geljjk alle deelen van het mensehelijk lichaam, ontleenen hun groei aan het bloed en 't staat vast, dat een goed gebruik ook den groei en den duur bevor dert. Het is daarom zeer af te raden, vooral voor kinderen, alle spijzen fijn te maken of in eenig vocht te weeken. Zoo verlaagt men de tanden tot een overtolligheid, wat ze toch inderdaad niet zijn. Een goede voe ding brengt evenzeer veel toe aan den groei. Het is een sprookje dat de tanden der ar men in het algemeen gezonder zouden zijn dan die der rijken. Dat volgt reeds daaruit, dat de laatsteu zich beter voeden en meer zorg dragen voor hun gebit, en de ervaring onzer tandartsen bevestigt het. Reeds bij het doorbreken der eerste melk tanden is het noodig ze dagelijks eenige malen te reinigen met een doekje. Zijn de rijen gesloten dan komt de borstel aan de beurteen zeer zacht borsteltje is daarvoor zeer uitstekend geschikt. Verzuimt men deze reiniging, dan wordt niet zelden in het eerste en het tweede levensjaar de grond gelegd voor het te vroeg vergaan der melk tanden. Er blijft n.l. na eiken maaltijd en van alles, wat een kind tusschentijds nut tigt, iets tusschen en aan de tanden zitten. Dit vermengt zich met het slijm in den mond en zet zich als beslag op de tanden, juist daar, waar het azuur het dunst is. Suiker en zetmeel zijn van dat beslag de hoofd- bestanddeelen en deze gaan in den mond over in melkzuur, dat een vernietigende werking op de kalk der tanden uitoefent. Voor of in het derde jaar heeft het kind in beide kaken tien tanden. Van nu af moet het poetsen der tanden van even groote noodzakelijkheid geacht worden als 't was- schen van 't aangezichtgeen morgen mag overgeslagen worden en ook geen avond, want gedurende den nacht verzuren de over blijfselen van het avondeten in den mond en tasten de tanden aan. Men zij geheel gerust, er kan aan de melktanden niet te veel gepoetst worden. Het is het eenige middel om ze in goeden staat te houden, want in den regel worden de tanden aan de buitenzijde ziek en dit is alleen tegen te gaan door zeer groote reinheid. Het dagelijksch poetsen der tanden is ook daarom van zoo groot gewicht, dewijl het kind er aan leert gewennen en ouder geworden niet beter weet of het behoort tot de gewone reiniging van het lichaam. Wij beweren natuurlijk niet dat bij, die zijn tanden van der jeugd af verzorgd heeft, verschoond zal blijven van alle pijnen. Er zijn nog andere invloeden, die op de tanden werken en soms hevige pijn veroorzaken. Doch van tandziekten, ontstaan door ver- waarloozing en vervuiling van 't gebit, zal de zoodanige zich althans vrijwaren. In weerwil eener zorgvuldige verpleging komt het voor, dat de tanden toch ziek worden. Omgekeerd zjjn er, die betrekke lijk weinig zieke tanden hebben, ofschoon ze nimmer een borstel gebruiken. Men trekke daaruit echter niet het gevolg alsof de ver pleging der tanden een nuttelooze nieuwig heid ware. AVie trots de laatste eenige holle tanden bekomt, vergete niet dat hij er erger aan toe zou zijn, indien hij min der zindelijk geweest ware. Van het 6de jaar af begint de verwisse- seling der tanden. Zij, die dan de plaats innemen der kleine, blauwwitte eerstelingen zijn niet meer te vervangen. Wordt aan deze niet de hand gehouden, wordt niet eiken dag de mond van schimmels en zuren gerei nigd, in zieke zoowel als gezonde dagen, dan worden de tanden aangestoken*, de kiezen worden hol en dikwjjls staan jaren van onuitsprekelijk lijden voor de deur, die men had kunnen ontgaan door intijds den borstel ter hand te nemen. Komt deze waarschuwing voor ouderen van dagen te laat, nie alzoo voor de jeugd. Laten zij, die het geluk niet gehad hebben in hun jeugd daarin voorgegaan te zijn, althans hunne kinderen er aan wennen, dat bij de dagelijksche benoodigdheden van de toilettafel ook een tandenborstel behoort en zij zullen u, ouder geworden, daarvoor dankbaar zijn. -Buitenland. Zaterdag j.l. was de dagbladpers uitge- noodigd een proefrit mede te maken op den schemin de fer glissant* slede-spoor weg, die op de tentoonstelling te Parijs op de Esplanade des Invalides in werking is gesteld. Deze uitvinding zal geheel het spoorwegstelsel veranderen. De wagens hebben geen wielen, maar rus- 22) Waldorf,zei hij zacht, »ik kan u slechts herhalen, dat ik u versta, en des te dieper versta, daar ik zelf, ik, oude man, door dit meisje getroffen ben in mijn hart, dat ik reeds lang gesloten waande te zijn. Charlotte Harland is een schepseltje, dat in de jaren harer jeugd reeds zelfverloochening geleerd heeft; in wier leven, hoe jong het is, geen zonnestralen vielen. De zwaarmoe digheid in haar groote oogen bezit een wonderlijke bekoorlijkheid. Haar wezen heeft iets bijzonders; zij spreekt een weinig anders dan anderen, zij gaat anders dan anderen, zij gevoelt anders dan anderen, en alles aan haar ademt eene bijzondere persoon lijkheid, waaraan we ons niet kunnen ont rukken. Geloof me, Waldorf, dit meisje wacht geen levenszon, zoo niet een groote gebeurtenis de wolken verscheurt, die haar bestaan bedekken. Haar lot ligt in huar oogen, zoo diep en zoo treurig. Ik wil u thans iets bekennen, Waldorf! Na ons laatste tochtje had ik een uur, waarin ik bijna besloot, Charlotte Harland mijn hand aan te bieden. Verschrik niet. Ik wilde niets voor mij, maar een innig gevoel zei me, dat ze in mijn huis, onder injjn bescherming, wellicht beschut zou zijn voor 't noodlot, dat haar, ik weet niet van welke zijde, dreigt. Voor mijzelf wilde ik haar niet, waarlijk niet. Maar ik kwam daarvan terug. Ik had toch geen recht, ik had me, geloof ik, geschaamd haar mijn aanzoek te doen ik heb grijze haren!* Aldridge lachte even, alsof hij verlegen wtó' en zijn gelaat werd op dit oogenblik onbeschrijfelijk schoon. Waldorf ging naar hem toe, sloeg den arm om zijn schouder en zag hem toen lang aan. »Gij zijt de edelste, de braafste mensch, dien ik ken, AldridgeZeg mij, wat ik doen moet.c »Niets, vriend! Ik spreek eerlijk. Gij hebt niets te doen, dan u door uw eigen in drukken te laten leiden. Ik heb op uw ge voel 't onbegrendste vertrouwen en in de reinheid en den trots van 't meisje 't heiligst geloof. »Maar wat moet er van komen »lk weet het niet, maar iets, 't een of ander, zal beslissend op u inwerken. Wilt ge tot twaalf uur wachten, dan kunt ge Charlotte zien; ze komt hier.« Een siddering overviel den man. Hij trok de onderlip tusschen de tanden en beet er hevig optoen greep hjj vastbesloten naar zijn hoed en jas. Heden niet,* gaf hij tot antwoord, en zijn stem klonk heesch, heden kan ik haar nog niet zien »Komt ge morgen nog aan?* Misschien.* »En als ik u van avond zien wil, waar zult ge zijn?* »Ik weet het niet, Aldridge, ik weet het niet; laat me thans gaan.« »Tot morgen dan »Tot morgen, Aldridge!* Aldridge, die Cola tot de trap tegemoet gegaan was, verschrok hevig op 't zien van dat bleeke, smalle gezichtje. Hij bood haar den arm, maar zij wendde zich om en zei »Janie is bij me; ze volgt me op den voet.* Het blonde meisje kwam dadelijk. Ze hoorde nog de laatste woorden. »Ja,« zei ze lachend, nadat ze Aldridge had toegeknikt, »ik volg haar overal, ik loop de Lorelei na, alsof ik de schipper in 't kleine bootje was. Ik ben totaal verliefd op Char lotte, en zij ze houdt niemendal van me.* Cola lachte de spreekster toe, en dat was haar gansche antwoord. Janie was daarmee tevreden. Ze bracht leven en beweging in 't atelier, dat gedurende de eerste uren van de zitting stil dreigde te worden. Om half drie werd er gescheld en Chamberlin verscheen. »Is mijn nicht Janie hier vroeg de lange man, wiens tamelijk kort geknipt hoofd in de half geopende deur verscheen. Janie liet van vreugde het album vallen, waarin ze bladerde. Hij vraagt naar mij!* riep ze half in triomf, half met verbazing; toen lachte ze, zoodat men haar prachtige tanden kon zien en ging haar langen neef tegemoet. »Kom binnen,* riep Aldridge zonder van zijn werk op te zien. »Ik kan niet,* was 't antwoord, »'k heb twee mijl gereden en zit vol slijk. Dat kan slechts een nicht over 't hoofd zien. Ik heb je bij de Harlands gezocht, Janie, en daar vernomen, dat ge hier zijt. Wil je voor 't eten nog een ritje met me maken Of ze wildeIn een oogwenk was ze ge reed; haar wangen waren donkerrood ge kleurd van opwinding. »Kan ik u hier met Aldridge alleen laten, Lorelei Sir Aldridge hield zich boos. »Deze vraag, Mejuffrouw het spijt me, dat ge zoo weinig vertrouwen in me hebt.* Janie was naar Cola geijld. »Ik zie 't komen, dat ik toch maar Cham berlin neem,* fluisterde zij. >Als hij onder weg een enkele maal 't woord trouwen zegt, rijd ik rechtstreeks met hem naar den ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Bid voor me Cola zag haar na. Hoe haastte zij zich Hoe verheugd was zeCola benijdde haar een weinig om 't gevoel van geluk, dat ze toonde, en toch was Janie haar daarom lief. 't Verdreef meer dan alle woorden, welke Janie kon zeggen, Cola's vrees omtrent Wal dorf. Janie was geen huichelaarster. Als zij van Chamberlin hield, en zoo scheen 't in derdaad, dan beteekende de ontmoeting met Waldorf, waarvan tante had gesproken, niets. Dit bewustzijn deed haar goed, maar spoedig kwamen de oude, kwellende gedach ten weer terug. Waar was hij Waarom vermeed hij haar? Was hij boos op haar en waarom? Of was hij misschien ziek? Ziek! Daaraan had ze nog niet gedacht. Maar neen; tante had.haar immers verteld, dat hg met Janie »Een weinig naar dezen kant, bid ik u, Mejuffrouw Charlotte! Zoo! Nu is't goed! Is dat niet de positie, die Waldorf aangaf?* Waldorf! Hij had den naam genoemd, en nu durfde zij, zonder dat hij er iets van kon denken, voortspreken. Misschien kon ze van Aldridge iets vernemen. »Ja,« zei ze, een weinig sneller ademende, »zoo wilde hij 't het eerst.* »Juist en toen veranderde hij iets aan de positie.* »Hebt ge de teekening later gezien, Sir William Hg gaf een ontkennend antwoord. »Ik was van plan hem er naar te vragen, maar vergat het, daar we over iets anders spraken.* Cola's oogen opende zich wijd, maar vielen spoedig weer toe. Was hjj dan hier?* vroeg ze zacht. »Voor twee uur!* gaf Aldridge ten ant woord. »Oh 't Meisje zat na deze woorden stil en ge heel bewegingloos. Aldridge was zoo druk bezig met werken, dat ook hg zweeg, tot dat hij plotseling bemerkte, dat Cola's oogen dof werden en zij er erg vermoeid begon uit te zien. »Willen we ophouden, Mejuffrouw Char lotte?* Ze haalde diep adem. »Ja, als 't u blieft!* Bij 't weggaan wendde ze zich nog eens tot den schilder. Wat ze zei kwam twijfel achtig en onzeker over haar lippen. »Als ge Mijnheer Waldorf ziet, Sir Wil- ten met gegroefde sleden op de spoorstaven. Onder hooge drukking wordt onder uit deze sleden water geperst, dat tusschen de spoor staven en de sleden wegvloeit, maar zoo doende tevens maakt dat de sleden niet meer op de spoorstaven, maar op een laagje water rusten, dat niet dikker dan een nagel, maar toch voldoende is om den trein zeer gemak kelijk te doen glijden. Even als een schip op het water, kan men nu met een vingerdruk den trein doen loopen. Door een vernuftig uitgevonden inrichting wordt de trein voortgespoten door water stralen, die onder hooge drukking met groote kracht uit straalpgpen komen, die van af stand tot afstand op den weg zijn geplaatst en door den trein zelf geopend en gesloten worden. De beweging geschiedt zonder schokken, stooten of geluid, onmerkbaar maar met een zeer groote snelheid. Het lijntje op de ten toonstelling wordt in enkele seconden afge legd. Een slede-spoorweg tusschen Londen en Parijs zou niet meer dan twee uur voor den overtocht noodig maken en het kolen- gebruik zou tot een tiende van het tegen woordige beperkt worden. De ingenieur Girard, die in de Fransch- Duitsche oorlog omkwam, is de oorspronke lijke uitvinder van dat nieuw vervoermiddel, dat thans door een van zijn helpers, den heer Barre, is uitgevoerd. De »XIXe Siècle« bevat een uitvoerig ver slag van de proefnemingen met de nieuwe onderzeesche boot, welke door den luitenant Goubet is uitgevonden. Men heeft de boot op den bodem van een bassin laten zinken en daar 8 uren laten liggen. Ofschoon elke gemeenschap met de lucht was afgesneden, konden de manschappen zonder moeite, liam, wil u hem dan herinneren, dat tante op een bezoek van hem wacht?* Aldridge beloofde het; toen ze vertrokken was, schudde hij medelgdend het hoofd. »Ze heeft haast, het arme kind; haar oogen stonden dreigend en angstig te gelijk. Haar hart had daar een moeielijken strijd met haar trots!* IV. De bruiloft van Bertha Harland naderde, 't Gaf eiken dag een heèle drukte. Bertha, Cola en Mevrouw Harland hadden onop houdelijk boodschappen te doen of naaiwerk te verrichten. »Daar hebt ge de lijst voor dezen middag, zei ze eens 's morgens, neemt een rijtuig en gaat samen de boodschappen doen. Vier oogen zjjn beter dan twee, en ik ben op die wijs voor een poosje van u tweeën verlost.* Dadelijk na 't ontbjjt gingen Bertha en Cola op weg. De inkoopen hielden haar lang op en 't was reeds namiddag, toen ze eindelgk klaar waren. »Ik wil graag nog een weinig in 't park wandelen,* zei Cola, toen ze uit het rijtuig stapte, »is 't u góed, dat ik u met al die pakken en pakjes alleen verder laat rijden?* Bertha verzocht haar, dat ze zich om haar niet bekommeren zouze wilde toch ook Mijnheer Talbottle nog afhalen. Toen 't rijtuig wegreed, sloeg Cola den weg naar 't park in. Ze ging haastig voort, zonder om te zien. Toen ze de belommerde lanen, die omstreeks dezen tijd niet bezocht werden, intrad, overviel haar een zeldzame beklemdheid, evenals vroeger in dat bootje was gebeurd. 't Was doodstil om haar heen; slechts eenige kikvorschen kwaakten en een avond vogel, die zich wat lang had opgehouden, kraste in de lucht, 't Meisje was droevig gestemd. Al de smart, die haar in de laatste twee weken getroffen had, kwam weer over haar. (Wordt vervolgd.) van en Altena, [Ie Langstraat en de Boininelerwaard.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1