De Éi ver en ziin schrift.
1889.
-O-W-AG. 30 OCTOBEE.
Uitgever: L. J. VETERMAN, Heusden.
VOOK
V-JMjAJU
Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verbooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
Er zijn menschen, die de pen tot gewoon
dagelijksch gezelschap hebbener zijn er,
die slechts enkele keeren per jaar haar ter
hand nemener zijn er ook voor wi'en hare
behandeling onoverkomelijke bezwaren op-
j levert. Het getal der laatsten is echter zeer
klein, dank de goede gelegenheden om zich
de schrijfkunst eigen te maken. Het meeren-
deel der volwassen personen in ons land is
1 in staat de pen te hanteeren en slechts
weinigen zijn zoo onbedreven dat ze althans
niet hun naam kunnen neerschrijven.
Hebt ge nooit opgemerkt dat het schrift
van denzelfden persoon in hoofdzaak steeds
dezelfde kenmerken vertoont? Heeft het u
nooit getroffen dat ge bij 't ontvangen van
een brief, ook zonder op 't poststempel te
letten, terstond kondet bemerken van wiens
hand hij afkomstig was? Ook niet dat de
naarateekening van uw vrienden, van uzel-
ven, in den loop der jaren een vasten vorm
heeft aangenomen, zoodat het hun en u
thans moeite zou kosten den naam in een
anderen vorm neer te schrijven?
Inderdaad bestaat er tusschen den schrij
ver en zijn handschrift een nauwe betrek
king. Hij zelf kan het zijne onder duizend
andere in een oogwenk herkennen en zij,
die van denzelfden persoon enkele malen
pennewerk onder de oogen gehad hebben,
zullen zich in de herkomst daarvan nooit
meer vergissen.
Deze betrekking geeft de justitie een
middel in de hand om in sommige zeer
ernstige gevallen de misdaad tot haar oor
sprong te volgen, zij ook heeft het leven
gegeven aan een eigenaardige studie, die
men graphologie noemt.
Bij deze twee punten willen we een oogen-
blik verwijlen.
Nemen we aan, een koopman heeft een
rekening gezonden aan een zijner klanten
en na lang met ongeduld op betaling ge
wacht te hebben, beschikt hij, 't zij per post
of door middel eener bank, over 't bedrag.
Verbeeld u nu zijne verbazing, wanneer
hij verneemt dat de rekening met voldaan
geteekend getoond is aan den persoon, met
het innen van 't geld belast.. Hij is verze
kerd ze niet afgeteekend te hebben en toch
wordt ze hem aldus voorgehouden.
Na een ernstige, doch vergeefsche waar
schuwing, geeft bij de zaak in handen der
justitie. Deze moet nu beslissen op welke
wijze de handteekening op de rekening ge
komen is. Zij benoemt daartoe een tweetal
deskundigen en deze tijgen aan het werk.
Het eerste wat ze doen, is een handteeke
ning en eenige regels schrift van den be
drogen koopman vragen. En nu moet de
bedrieger al een zeer doortrapte deugniet
zijn, zoo ze niet terstond kunnen vaststel
len, dat op de bewuste kwitantie door den
koopman althans niet geschreven is. Daarna
laat de rechter in zijn tegenwoordigheid
den beschuldigde insgelijks schrijven. Dit
schrift nu wordt nauwkeurig vergeleken,
letter voor letter, haal voor haal met het
te onderzoeken schrift. Het resultaat daar
van is in den regel bevredigend. Zelfs wan
neer hij, om den rechter op een dwaalspoor
te brengen, met veranderde hand heeft ge
schreven, is de overeenkomst van sommige
letters of van enkele trekken, oogen, opha
len, punten enz., toch zoo in 't oogvallend,
dat zijn schuld boven bedenking vaststaat.
Daar 't ook wel gebeurt, dat een bedrie
ger een ander laat teekenen zijn vrouw
b. v., want een vreemde zal niet gemakke
lijk tot zulk een daad worden overgehaald
rust men niet voor men uit verschillende
schriftproeven der naastbestaanden het met
de handteekening overeenkomende schrift
gevonden heeft.
De deskundigen maken van hun onder
zoek een nauwkeurig procesverbaal op dat
ter terechtzitting voorgelezen wordt. Ver
rassend is het dikwijls daaruit te hooren
hoe hoogst bezwaarlijk men zijn eigen let
ters kan maskeeren, en hoe ten eenenmale
onmogelijke het is, dat eenige regels lang
vol te houden.
Ieder kan daarvan zelf de proef nemen.
Let eens op, wanneer ge een brief of iets
anders geschreven hebt, hoe een zekere
letter steeds op dezelfde wijze gevormd wordt.
Let b. v. op de t of d aan het eind van
een woord, op de laatste haal eener n of m,
op de zich steeds gelijk blijvende schuinte
der letters, in 't kort op al die teekenen,
waaraan ge bij den eersten oogopslag uw
schrift herkent.
Een klein voorval uit het werkelijke
leven zij hier vermeld. Van een fabriek
werd een jongen weggezonden met de bood
schap dat hij niet mocht terugkeeren vóór
de fabrikant zijn vader gesproken had. Het
jonge uiensch durfde echter thuis niet reppen
over 't gebeurde en schreef op zijn vaders
naam een brief aan den patroon met ver
zoek om vergeving. Daarmee verscheen hij
den volgenden dag aan 't kantoor. De chef
vatte argwaan en liet den jongen aan zijn
lessenaar zijn naam schrijven. Hij had dit
eenigszins wild en zoo vreemd mogelijk om
de gelijkenis minder te doen in 't oog val
len. Op 't eerste gezicht leek het dan ook
weinig op het schrift van den brief, doch
zie de jongen had uit onnadenkendheid
aan de laatste letter zijns naams een k
een eindkrul geteekend, die in precies den
zelfden vorm in het briefje te zien was.
Dat trekje verraadde hem en hij viel na
deze opmerking door de mand.
Zulke onnadenkendheden nu worden door
alle namakers van handteekeningen of an
der schrift, steeds in meer of minder mate
bedreven, en 't zijn deze ongelukken die
den deskundigen onderzoeker op 't spoor
helpen en tot verder onderzoek uitlokken.
Dat men hier met geen kleinigheden te
doen heeft, zal ieder duidelijk worden, die
de moeite neemt het 12de hoofdstuk van
't Wetboek van Strafrecht na te slaan,
waarin, al naar gelang den aard van 't mis
drijf, een gevangenisstraf van vijf en zeven
jaren weggelegd ligt voor den vervalscher
van geschriften.
Dat het schrift van denzelfden persoon
zich in den regel onderscheiden laat van dat
van anderen, heeft reeds jaren geleden na-
vorschers op 't idee gebracht, verschillende
schrifturen onderling te vergelijken om daar
door te komen tot een oordeel over de per
sonen m. a. w. heeft het leven gegeven
aan een wetenschap, graphologie geheeten,
die uit het schrift het karakter van den
schrijver tracht te ontcijferen. Deze weten
schap stelt een regel schrift of een hand
teekening hooger dan een photo-rafie. Ze
meent dat de mensch zijn innerlijke wegen
meer blootlegt in zijn letters dan op zijn
aangezicht en dat hij derhalve in zijn letters
een betere photografie geeft dan ia het
portret. Edoch, deze photografie is niet voor
iedereen duidelijk leesbaar. Er behoort een
studie van jaren toe om uit het schrift het
karakter des schrijvers te leeren kennen.
We bepalen ons voor ditmaal tot deze
algemeene aanduiding en hopen een volgende
maal deze kunst meer in bijzonderheden na
te gaan. Ze is in 't leven geroepen door
den Franschen abt Michon en telt reeds
vele beoefenaars.
De "Vanclerbilt's.
W. A. C r o f f u r t, The Yanderbilt's
C. d e V a r i g n y, Les Grandes for
tunes aux Etats-unes.
Het heeft zijn bijzondere reden, dat, zoo
wel aan deze als aan gene zijde van den
Oceaan de aandacht weer van nieuws op de
Yanderbilt's gevestigd wordt, die een zoo
kolossaal fortuin bijeenbrachten. Dit hangt
namelijk samen met de sociale quaestie, die
in Amerika wel later dan bij ons, maar nu
ook zooveel dringender om oplossing vraagt.
Gelijk alles ginds grooter proportiën aan
neemt, scbjjnt ook de strijd, eens ontbrand,
daar met veel meer hevigheid en op reus
achtiger schaal gevoerd te zullen worden.
Dat hierbij de groote kapitalen eene rol
spelen, behoeft geen betoog. Zij hebben hier
en daar verbittering gewekt.
Wij stellen in de Yanderbilt's bijzonder
belang, daar zij, gelijk men weet en reeds
aan hun naam ziet, van Nederlandschen
oorsprong zijn. Uit De Bilt afkomstig, heb
ben zij oudtijds ook hun naam meer op
zijn Hollands: Van der Bilt, geschreven.
Den 27sten Mei 1791 werd uit dit geslacht
de vader en grondlegger van het fortuin,
Cornelius Vanderbilt, in den Staat New-
York geboren.
De familie was talrijk in de ouderlijke
woning, maar de opbrengt der pachthoeve
gering. Om aan den kost te komen, moest
Cornelius menschen en koopwaren van den
oever der Hudsonrivier naar den anderen
oever overzetten. Doch hij onderscheidde
zich niet slechts door zijne sterke gezond
heid en kloeken lichaamsbouw, maar ook
door stoutmoedigheid en schranderheid. Ge
durende den oorlog van 1812 belastten de
militaire autoriteiten van New-York hem
met het leveren van proviand aan de zes
forten, die de stad beschermden. Dit was
zijn eerste verdienste van beteekenis. Op
23-jarigen leeftijd bezat hij 9000 dollars en
enkele zeilschepen.
Daar verschijnen op de Hudson de eerste
stoombooten. Dit geeft Vanderbilt te denken.
Hij begrijpt terstond de waarde van het
nieuw vervoermiddel, verkoopt zijne schepen
en stelt zich ter beschikking van zekeren
Gibbons, den bezitter van een der stoom
booten. Met hem worstelt hij jaren lang
tegen de zeilvaart en het daaraan in New-
York verbonden monopolie. Doch in 1829
is de slag gewonnen, Vanderbilt, om zoo te
zeggen, meester ter zeeHij heette dan ook
weldra »de vloodvoogd* (the commodore);
rusteloos werkte hij voort aan de verbete
ring en uitbreiding der stoomvaart.
In 1853^was hij reeds zeer rijk en zijn
inkomen aan dat van koningen gelijk, zon
der dat hij de lasten van koningin droeg.
Hij besloot toen, eens wat uit te rusten
van zijnen arbeid en te genieten van zijne
schatten. Daartoe zou hij gaan reizenhij
wilde Europa zien. Het schoonste jacht,
dat nog ooit gebouwd was, werd bemand;
het was de North-Star, een drijvend paleis.
Daarin bezocht hij met zijne familie ach
tereenvolgens Engeland, Frankrijk, Italië,
Rusland en Turkije, de oude wereld ver
bazend door zijn pracht. Toch vergat hij
nooit, wie hij geweest was.
Te New-York teruggekeerd, salueerde het
jacht eerst zijn moeder met een-en-twintig
saluutschoten. Aan haar bescheiden woning
stapte hij af, en den eersten dag bracht hij
door met haar zijn reizen te verhalen.
Yan zijn dertien kinderen beminde hij
den jongsten zoon George het meest. Maar
hij verloor hem vroeg in den burgeroorlog.
Zijn oudste, den later zoo bekend geworden
Willem Hendrik, mocht hij aanvankelijk
niet lijden. Hij plaatste hem op een ban
kierskantoor, waar hij weldra 1000 dollars
per jaar verdiende. Toen besloot die zoon
te trouwen.
Waarvan zult gij leven?* vroeg hem zijn
vader.
»Van de negentien dollars, die ik weke
lijks verdien, luidt het antwoord.
Willem, herneemt de oude man, ik heb
u als dikwijls gezegd en herhaal het thans,
dat gij niets zijt en nooit iets anders zult
zijn dan een dwaas.
Daarbij bleef het. Willem kreeg geen
anderen zegen of huwelijksgift mede. Weldra
had zich de goede jongen overwerkt en
werd ziek. Zijn lichaam bleek niet bestand
tegen het zittend leven. Toen kocht zijn
vader hem een boerderij, die hij hem schonk
met de smalende woorden»Ik zie wel, dat
ik de eenige van ons geslacht ben, die tot
iets beters in staat is, dan tot het omploe
gen van den grond.*
Het zou toch nog gansch anders loopen
dan de vader vermoed had. Willem werd
een zeer goed landbouwer werkte met voor
deel. Dit deed Cornelius genoegen en ver
zoende hem langzamerhand met zijn oudste,
die trouwens, nadat de jongste overleden
was, zij eenige hoop bleef.
Hij sloeg ham nauwlettend gade en stelde
hem van tijd tot tijd op de proef, om te
zien, hoe hij zich uit moeilijkheden redden
zou. Eens gebeurde er iets, dat zijn gun
stigste verwachting wekte. Willem deed zijn
vader het voorstel, dezen den mest zijner
stallen af te koopen. llij had dien noodig
voor zijn land en wilde dien in een schuit
daarheen brengen.
Hoeveel geeft gij er voor?« vroeg de
vlootvoogd.
»Vier dollars de lading.*
Afgesproken,* zei de vader, die meer
dan overtuigd was, dat zijn zoon geen ver
stand had van zaken, daar de prijs het
dubbele was van hetgeen hij had behooren
te bieden.
Den volgenden dag begeeft hij zich naar
de ladingsplaats, waar het vaartuig zeil
klaar ligt.
«•Hoeveel ladingen zijn er in, Willem?*
vraagt hij.
Hoeveel? Wel maar één,* is het ant
woord.
»Wat blieft u? Op zijn minst genomen
zijn er toch twintig in.«
»Gij vergist u, vader. Als ik van een
lading spreek, dan bedoel ik wat de schuit
dragen kan.*
Daarop vertrok hij en liet den vlootvoogd
verbaasd achter. Deze bleef staan, zoolang
het vaartuig in het gezicht was en had sedert
dien dag een gansch ander denkbeeld van
Willem's slimheid dan vroeger. Niet lang
daarna riep hij hem tot zich te New-York,
nam hem in zijne zaak en droeg hem tal
van ondernemingen op.
Nochtans bleef hij zelf werkzaam ten
einde toe. Op 70-jarigen leeftijd verandert
hij op eens van batterij. De vlootvoogd wordt
spoorweg-koning. Hij verkoopt zijne stoom
booten en steekt zijn geld in railwais. Men
verbaasde er zich over en zijne vrienden
lieten niet na te voorspellen, dat hij door
deze nieuwe onderneming zijn ontzaglijk
fortuin zou verspelen. Doch de vlootvoogd
kende de kaart des lands beter. Hij lette
op de teekenen der tijden en wist de bakens
te verzetten als dat noodig was.
Achtereenvolgens kocht hij nu vele spoor
lijnen. Zijne concurrenten doen de aandeelen
dalen. Hij vermeerdert de inkoopen, en, als
de tijd gekomen is, weet hij de fondsen te
doen rijzen. In vijf jaren tijds heeft hij meer
dan 50 millioen gulden bij zijn fortuin
gevoegd.
Toen hij 3 Augustus 1876 op twee-en-
tachtig-jarigen leeftijd stierf, liet hij zijn
zoon meer dan 200 millioen gulden na;
aan legaten schonk hij bovendien ongeveer
30 millioen weg.
Weldra bezat de zoon ver over het dub
bele: een kapitaal van 200 millioen dollars
of 500 millioen Ned. gulden. Men zou mis
schien denken, dat hij gelukkig was. In
tegendeel, een zoo groot vermogen is een
last. Iemand bezwijkt er onder en weet niet
meer wat hij er mee doen moet. Willem
Vanderbilt getuigde het zelf in zijne brieven
en gesprekken. Hoe dikwijls wenschte hij
in zijn vorstelijk paleis te midden eener
koninklijke weelde gezeten, omringd van de
schoonste schilderpen en kunstprodukten,
den vredigen tijd terug, toen hij eenvoudig
en zonder zorg op zijne boerderij in Staten-
Island leefde! Bovendien was zijn gezondheid
zwak, hetgeen zijn levensvreugde temperde.
Men meene niet, dat hij alles voor zich-
zelven behield. Evenals zijn vader was hij
zeer milddadig. Willem deed vooral veel
ten behoeve van het onderwijs. Onnoemelijk
is het getal behoeftige studenten, die hij in
staat gesteld heeft de wetenschap te dienen.
Predikantenrechtsgeleerdenadvocaten
allen hielp hij met de daad, en ook met
raad. O. a. met het gezonde advies om toch
nooit in fondsen te speculeeren, wat zoo-
velen te gronde richt en wat hij zelf
zoo verzekert hij nooit heeft gedaan.
Toch was hij niet algemeen bemind. Door
zijn rijkdom en positie maakte hij zich vele
vjjanden. Men deed aanslagen op hem en
zond hem dreigbrieven in menigte. Aau de
scherpste critiek was hij dagelijks blootge
steld. Het regende schotschriften en smaad
redenen. Doch dit alles had geen vat op
hem. Want hij was kalm en moedig in hooge
mate. Wist hij, dat zijn leven ergens gevaar
liep, dan ging hij er onmiddellijk heen.
Moest hij sterven, dan zou hij sterven, wat
hij ook deed, zei hij. Hij bezat in dit op
zicht het geloof van een Muzelman, de
kalmte van een wijsgeer en een stoïsche
doodsverachting. Ook als hij door het pu
bliek of door de pers werd gelasterd, was
hij nooit boos. Hij begreep dat dit zoo zijn
moest, dat een man als hij noodwendig den
nijd van velen wekte.
Om zijn zfonen, die trouwens ook al ont
zaglijk rijk waren, niet te veel met vermogen
te bezwaren, schonk hij bij zijn dood de
helft er van weg. Ruim 200 millioen gulden
werd door hem vermaakt aan liefdadige in
stellingen.
Hij overleed in December 1885. Zijn dood
was een gebeurtenis. Van het pas besproken
testament gewagend, schreef het New-
Yorksch dagblad »The Sun*»Nooit toe
kende eenig mensch een dergelijk stuk. Men
heeft koningen zien sterven, groote schatten
nalatende; keizers zijn gevlucht, met rijk
dommen beladen bankiers hebben fortuinen
bijeengebracht. Maar nooit zag men een
eenvoudig particulier millioenen op milli-
oenen stapelen en naar goedvinden weg
schenken. De verbeelding verstomt bij dezen
goudstroom, bij sommen en bedragen, welker
beteekenis haar ontsnapt en waarvan men
zich slechts bij benadering of door vergelijking
een begrip kan vormen. Toch zijn die som
men werkelijkheden, die de wil van een
enkel man rechts en links uitdeelde alsof
het rjjpe appelen waren.*
D. N.
hhimm
De troonredewaarmede Duitschlands
Rijksdag is geopend, geeft de hoop te ken
nen, dat wij 't volgend jaar geen oorlog
zullen krijgen.
Dat is tenminste alweer een jaar gewon
nen! Een jaar, waarin Duitschland zich twee
nieuwe legerkorpsen zal aanschaffen en
Rusland repetitiegeweren. Natuurlijk zal
Frankrijk in dat jaar ook iets doen om
gelijken tred te houden met de Duitsche
wapeningen, en dan zullen ook de andere
landen gedwongen zijn niet achter te blijven.
Wanneer zal deze wapeningsmanie toch
haar toppunt hebben bereikt? Het is een
ziekte, zooals de geschiedenis er meer telt
en die met een catastrophe zal eindigen.
Rusland gaat onderwijl een hoogst aan
zienlijke leening sluiten, en de Duitschers
«PT
mm
van llensileii
en Altena,
De Langstraat en de
Boinnielerwaard.
Franco per post zonder prijs-
-
Buitenland.
nr