1850. ZATERDAG 28 DECEMBER. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. HET BESTE DEEL. 1881). VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht, voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Agent Uit het feit dat stadsmenschen van tijd tot tijd hun toevlucht naar 't platte land zoeken, om daarna verfrischt en gesterkt weer den kamp aan te binden met de scha delijke invloeden, die de stad op hen uit oefent, schijnt te volgen dat het beter is te leven buiten dan in de stad. Dit feit op zichzelf beteekent echter weinig, daar het trekken der stedelingen naar buiten even zeer een mode kan zijn, als een behoefte, en daarmee is volstrekt niet gezegd dat een vermoeide stedeling in de plaats zijner in woning zelf zich niet zou kunnen opknappen door rust te nemen. De statistiek en nauwkeurige onderzoe kingen hebben integendeel bewezen dat het land in vele opzichten achter de steden staat en dat, waar het geldt schadelijke invloeden tegen te gaan, de stad vooraan staat. Zoo b. v. heeft men gevonden dat de sterfte van zuigelingen in de eerste weken ten platten lande grooter is dan in de stad, waarvan alleen 't kleven aan vooroordeelen de schuld kan gegeven worden. Van de tweede maand af begint meer en meer de stad overwicht te krijgen in de kindersterfte, wat hoogstwaarschijnlijk te wijten is aan ziekten, die vooral in de zomermaanden heviger woeden onder de kinderen in de stad, dan ten platten lande. Het tweede levensjaar wordt in den regel |i bedreigd door koortsen en dit gevaar is wederom in de steden grooter dan daar buiten. Dit geldt vooral van roodvonk, mazelen, ingewands-typhus en kinkhoest, terwijl daarentegen diphteritus op het land t meer te vreezen is dan in de stad. Dat de buitenlieden, doordat ze voortdurend frissche lucht tot hun dienst hebben, daardoor beter bewaard blijven voor epidemische ziekten, is een vooroordeel. Over 't algemeen toch komen de buitenlui, vooral in den winter, veel te kort aan frissche lucht, doordat hun woningen te eng zijn of doordat ze de beste, ruimste lokaliteiten ongebruikt bewaren tot pronkkamers, door besloten en zeer verhitte woonkamers, overbevolkte scholen en kerken en dikwijls ook door afwezigheid van sani taire voorzorgen. Van het derde levensjaar begint het over wicht der landelijke bevolking weder af te nemen en van het vijfde jaar af is de sterfte ten platten lande grooter dan in de steden. De nadeelige invloed van minder beschut ting tegen het ruwe weder doet zich op het land, blijkbaar aan de groote sterfte des winters, meer gevoelen dan in de stad. In het bijzonder is dat van invloed tusschen het 10de tot het 17de jaar. Van dien leeftijd af is de sterfte weder grooter onder de stadsbewoners en wel onder die van het mannelijk geslacht. Van het 17de tot het 20ste jaar kiezen de jonge lieden een beroep en onderwerpen zich daar mee aan vele schadelijke invloeden, van welke een groot deel tot longziekte leidt. Deze vordert des te meer offers, naarmate de beroepsbezigheden in gesloten, stoffige ruimten plaats vinden. In het meest on gunstige geval verkeeren de arbeiders in katoen- en wolfabrieken, voor welke dan ook tegenwoordig door ventilatie behoorlijk zorg gedragen wordt. Het is ontegenzeggelijk dat in de steden veel meer jonge menschen aan longtering omko men dan daar buiten, doch 't is ook waar dat dit zijn grond niet heeft in het wonen in de stad, maar uitsluitend in het beroep zoo men dit niet aanneemt, is het onverklaar baar dat onder de vrouwelijke bevolking de longtering minder hevig woedt in de steden dan ten platte lande, een uitkomst, die o.a. ook in Engeland, 't fabrieksland bij uitnemendheid, vastgesteld is. Bovendien is de sterfte aan luchtpijpont steking en longaandoening onder de stad bewoners grooter dan op het land, vooral in de steden waar 's winters steenkolen ge stookt worden. Daar deze ziekten onder beide geslachten evenwel offers eischen, is het duidelijk, dat niet het beroep hier den doorslag geeft, maar wel 't verblijf in ver hitte ruimten, waar voortdurend vergiftige stoffen gefabriceerd worden. Sedert ruim een zestig jaren hebben de hartziekten een plaats onder de oorzaken van sterfte ingenomen en wel, naar de statistiek aangeeft, in de steden ruim zoo veel als buiten. Zoowel hier als daar, zijn 't vrouwen, die daaraan lijden en derhalve zijn de hartziekten te zoeken in oorzaken, waaraan meer het vrouwelijk deel der bevol king onderworpen is dan het mannelijke. Het bewegelijke stadsleven is ook de oor zaak van verstoord zenuwleven, een der ergste kwalen van dezen tijd. De groote drukte en de invloed daarvan op de zins zenuwen, de doorgaande trek naar genot, het koortsachtig jagen naar winst onder de zweep der concurrentie, de onbeschrijfelijke haast, die zelfs geen tijd voor het maal be schikbaar stelt, maken het verklaarbaar dat het leger van zenuwzieken onder de bewoners der groote steden veel grooter is dan daar buiten. Niet zonder invloed mag ook de alcohol aangestipt worden op zenuwen en hersenen, vooral onder de mannelijke bewoners. Gedurende den middelbaren leeftijd is het leven in de stad ontegenzeggelijk nadeeliger voor het sterke geslacht dan voor de vrouw. Het is de strijd om 't bestaan, die zijne offers vordert en die bij toeneming der behoeften steeds grooter proportiën aan neemt. De verterende drift naar genot, naar uiterlijk vertoon, verdringt de tevredenheid; het inwendige leven sterft onder den wed strijd in pronk en uitwendigen glans. Zij, die hun begeerte naar aardsche goederen vervuld zienboeten daarvoor met hun beste jaren. Van het 60ste levensjaar af keert zich de sterfteverhouding meer en meer ten gunste der stadbewoners. De meerdere be schutting tegen weerinvloeden, een b-hage- lijke woning en een goede verzorging schijnt in den ouderdom meer tot verlenging van het leven bij te dragen, dan de beste land lucht. Wat ziekten betreft staan de landbewo ners niet minder bloot dan die in de stad d. w. z. ze worden even dikwijls aangetast, maar zij genezen eerder. Hun weerstands vermogen is sterker dan die der stedelingen, vooral in het warme jaargetijde. Derhalve is het gaan naar buiten der stedelingen een goed werk, dat de gezond heid ten voordeele komt. Alleen maar, dit zit 'm niet in de atmosfeer, doch in de eischen, die 't stadsleven den menseh stelt. De steden hebben door tal van maatrege len gezorgd, dat het wonen op zichzelf al daar zeker niet minder gezond is dan buiten. Met groote kosten worden ze dagelijks ge reinigd, de faecaliën met zorg opgehaald, rijkelijk drinkwater verschaft, waar 't moge lijk is, plantsoen aangelegd en zoo verkee ren vele steden in verscheidene opzichten in beter conditiën dan 't platte land. En wat leert nu de statistiek? Deze spreekt ook volstrekt niet ten voor deele van 't platteland. Op de sterftekaart staan b.v. den Haag, Amsterdam, Utrecht en Middelburg niet onvoordeelig vermeld. Daarentegen zijn b.v. 's Gravendeel, Oud- en Nieuw Beierland met een zwarte kool geteekend. Hilversum in het zoo hoog geprezen Gooiland telt 36 sterfgevallen op de 1000, terwijl Amster dam op 30 genoteerd staat. Voor Den Hel der is dit getal 26, terwijl het te Petten, een zeedorp in de buurt waar men een gunstig cijfer zou vermoeden, 42 bedraagt. Ofschoon men dus niet als vasten regel kan stellenhet land staat bij de stad achter, blijkt dat toch in vele gevallen wel elijk zoo te zijn. deg' De volgende schets, door Johan Gram, is, met goedkeuring van de directie, over genomen uit de Berichten van de directie van de Algemeene Maatschappij van Levens verzekering en Lijfrente, gevestigd te Am- dam, aan hare Agenten Mevrouw van Ampel had de laatste kaars aan de candelabers op den schoorsteenmantel aangestoken, toen haar man het salon bin nentrad en zij hem met een zegevierend glimlachje vroeg: »Wel man, hoe vind-je 't nu hier? Prach tig hè? Wat zullen de vrienden opkijken!* Frits was op den drempel der dubbele deur blijven staan, en op en neer wippende, met de handen in den zak, antwoordde hij met een zweem van spotterij in zijne stem: Prachtig zeker, maar« »Wat maarbrompot herhaalde het lieve blonde vrouwtje, terwijl ze hare lin kerhand op zjjn schouder legde.. »Het ziet er hier nu zoo gezellig en mooi uit. Die candelabers maken daar heel wat vertoon Als je me nu die portières niet geweigerd hadt, dan zou ik volmaakt tevreden zijn!« »Toe maar, portières óók nog! Maar Louise, je denkt zeker dat ik wonderen met mijn inkomen en crediet kan doen? Laten we toch wat beter tering naar nering zetten.... De kinderen worden grooter en gaan meer geld kosten.... »De kinderen, de kinderenAls die groo ter zijn, zullen we wel verder zien en zal ons salon niets meer te wenschen overlaten. Maar je weet, Fritslief, portières en een moderne rustbank of divan zijn me nog onontbeerlijk voor mijn geluk. »Kom, kom, ons salon ziet er nu toch wezenlijk smaakvol uit. Zoo'n nieuwerwet- sche canapé zou hier misschien nog welkom zijn, maar als men drie kleine kinderen heeft, zooals wij, deden we beter aan de Spaarbank dan aan een nieuwe rustbank te denken.* De slanke blonde vrouw, wier stralende blikken vol trots in 't. rond gingen, liet nu den arm vau haar mans schouder glijden, en bij zich zelve »proza-menschmompe lende, begon zij de laatste hand aan het theeservies te leggen, dat in gala-toilet op tafel prijkte. »Proza-menschherhaalt Frits, zijne schouders ophalend, »wie komt in dit ge val dien titel meer nabij: gij of ik, Louise? Moeten we niet in de eerste plaats aan onze kinderen denken? Frans wordt elf jaar en zal over eenige maanden naar de Hoogere Burgerschool gaan.... Marietje »Marietje«, herneemt Louise scherp, wordt tien en Henri acht: dat weet ik even goed als jij. Maar dat doet niets tot onze por tières af Waarachter jjj je verschuilt,» liet Frits er onmiddellijk gekscherend op volgen, om Louise weer in een goed humeur te bren gen. »Ja, ja, vrouwtje, dat doet er véél toe. De opvoeding zal ons veel geld kosten, en als we dan geen appeltje voor den dorst onzer kinderen bewaard hebben, zijn zij het slachtoffer van onze verkwistingen*.... Verkwistingen't Is alsof we eiken dag oesters met champagne gebruikten Neen vrouwtje, zelfs geen mosselen met Amsterdamsch Beiersch; maar toch we moeten oppassenBen ik niet even sterfe lijk als ieder ander, en zoo ik eens van je weggenomen werd, zou Verder kon hij niet doorgaan, want Louise sloot hem met een hartstochtelijk gebaar den mond, en zei met eene van aandoe ning trillende stam »Begin-je weer? Om nu zóo iets vreese- lijks aan te roeren, als we goede vrienden verwachten. Kom, Fritslief, jij, een man in de kracht uwer jaren, zeven-en-dertig met den len November, zoo kloek en knap als een ritmeester der huzaren, denk jij toch aan zulke akelige dingen niet, groote on deugd En hierbij werd de goedige, zwakke Frits zoo gestreeld en ontving zulke hartelijke tikjes op zijn wang en zwarten baard, dat de brave echtgenoot er ook ditmaal weer van afzag, om zijn ijdel, wereldsgezind vrouwtje over iets ernstigers dan een paar fluweelen portières te onderhouden. Juist had zij dat schrikbeeld van Frits' mogelijken dood onder tal van liefkoozingen en onsamenhangende woordjes verdreven, toen er gebeld werd en een oogenblik later mijnheer en mevrouw Vaans binnentraden, bijna op den voet gevolgd door mijnheer Doolmer, een celibatarius en boezemvriend van Frits. Willem Vaans, een schoolkameraad van Frits, had de militaire loopbaan gekozen, terwijl zijn vriend, die steeds voor den handel lust en aanleg had getoond, sedert jaren op een groot kantoor was geplaatst, waar hij het nu tot eersten boekhouder had ge bracht. De ongetrouwde vriend Doolmer leefde van zijn geld en voor zijne vrienden, zooals hij altijd lachend zeide. Spoedig was het vijftal om de theetafel gezeten en Suze Vaans, die een scherp oog had en eene goede opmerkster was, had al dadelijk de nieuwe candelabers ontdekt. »Hé, Louise, wat heb je daar een paar mooie candelabers! Prachtig hoor!* Louise's oogen schitterden van vreugde bij die opmerking, zelfs zoodanig, dat haar de gelaatsuitdrukking van Suze ontging, waaraan afgunst blijkbaar niet vreemd was. Prachtig hè Beelderig zeker een verrassing van je man 9^ Op dit laatste woord legde Suze nadruk en keek daarbij haar echtgenoot aan. »Ja...en neen antwoordt Louise lachend. Frits, die het gesprek gevolgd heeft, voegt er vroolijk tusschen ■mnVHHHHBMH Louise's geluk hing blijkbaar van die candelabers af, Suze, en daarom ben ik ge zwicht.* Hoor-je 't, Willem?* zegt mevrouw Vaans met een uidagend lachje, waarin allerduidelijkst te kennen wordt gegeven: »dat is nu pas een lieve man!« De kapitein streek even zijn langen knevel uit en antwoordde kalm »Ons geluk hangt van onze kroonluchter thuis af: het drietal dat we groot hopen te zien worden en flink groot hopen te brengen.* Suze keek voor zieh bjj deze woorden van haar man, en de ongetrouwde heer Doolmer zei lachend: »Wat is een oude jongeheer toch voor veel zorg bewaard Zeker,* herneemt Frits, »die heeft alléén maar te zorgen dat vrienden na zijn dood van zijn kapitaal genieten »Wat een egoïstzegt de kapitein vroo lijk. »Maar in ernst, Louise, je weet niet, hoe dat begrip van sparen en voor den dag van morgen zorgen er bij mij diep inge drongen is. Trouwens, er was reden toe. Toen ik om de hand van Suze vroeg, was ik eerste luitenant en had slechts te be schikken over eene kleine som gelds. Suze's vader, een Engelsehman van afkomst, vroeg mij naar mijne vooruitzichten, en toen ik hem die uiteenzette, zei hij leuk: »Als ik Suze een groote huwelijksgift kon meegeven, stond ik u haar zonder eenige voorwaarde af, want omtrent uw persoon en karakter, heb ik de beste getuigenissen ingewonnen. Ongelukkigerwijze bezit ik geen fortuin, en ben ik dus verplicht voor het lot mijner dochter te zorgen, indien het ongeluk wilde, dat gij haar als weduwe en moeder achter liet.* Ge begrijpt, hoe vreemd ik hierbij opkeek. Jong en vol illusiën, het leven vroolijk en levenslustig intredende, trok die oude heer me onzacht uit den blauwen ether naar beneden, en tooverde me die frissche, blozende jonge maagd als een treurende, bleeke weduwe voor oogen.* »Waar wilde Suze's pa dan toch heen?* vroeg Louise nieuwsgierig. Luister slechts. De oude man had vol komen gelijk, en ik ben hem nog eeuwig dankbaar, zijn raad te hebben opgevolgd, of liever de door hem gestelde voorwaarde onmiddellijk te zijn nagekomen. In Enge land, vertelde hij mij, stelt ieder vader aan den aanstaanden schoonzoon, die geen ver mogen heeft, de voorwaarde, dat hij, in 't hu welp k tredende, eene polis in eene le vensverzekeringsmaatschappij ten bate zijner vrouw zal nemen. Ook de oude heer Johnson wilde slechts onder die conditie mij zijne lieve dochter afstaan.*... »Man, laat me niet kleuren,* viel Suze hem lachend in de rede, maar zond hem daarbij een blik toe, die den kapitein er zoo gelukkig deed uitzien, alsof hij heel Atjeh ten onder had gebracht. »We zjjn vrienden onder elkaar, en ik kan dus openhartig met jelui spreken. Ik ben toen onmiddellijk naar eene degelijke levensverzekeringsmaatschappij gegaan, en op mijn huwelijksdag toonde ik mijn schoon vader de polis, waarbij ik, Willem Yaans, oud 25 jaar, aan mijne vrouw, Suze John son, oud 20 jaar, een weduwenpensioen van f 1000 'sjaars na mijn overlijden verzeker. De oude man had volkomen gelijk, dit van mij te vorderen, en het ware te wenschen dat ieder schoonvader dien eisch stelde. Dat is ollao hiioL and ?ao on Pc Langstraat en de ftoiuinclcrwaard. Franco per post zonder prijs- lft and en Ie stal, jflryvi M-UU-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1889 | | pagina 1