Goud en Zilver.
ZATERDAG 1 FEBRUARI.
pi
5
Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden.
Bij dit nummer behoort
een bijvoegsel.
\x «60
m
m
ijl
m
w
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte,
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
Agent voor FrankrijkWester Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
centen, doch een'dubbeltje en een stuivertje uit
hebben in zich aan zilver evenveel waarde de
Geld,
zegt
in
als het glas Beiersch, 't welk er tegen ver
ruild wordt.
Zoo althans moest het zijn, indien de
zaak gezond was, edoch dat is ze niet en
vandaar de geldkwestie.
Een gulden ontleent zijn waarde niet aan
't geen er op gestempeld staat, doch aan
de hoeveelheid zilver, die hij bevat. Wij
nemen hem natuurlijk aan voor de waarde,
die hij aangeeft, doch deze is een denk
beeldige, waarvoor 't buitenland feestelijk
bedanken zou.
Dat komt, ómdat zilver geen vaste waarde
op de markt heeft, maar dan eens goed
koop, dan eens duurder is, al naar gelang
er meer gevonden wordt.
In de laatste jaren is de opbrengst der
zilvermijnen bijzonder groot geweest, zoodat
de prijs gedaald is. Het gaat met edele
metalen gelijk met alle andere producten
komt er overvloed, dan daalt de waarde.
Stel dat een koopman alhier te Amster
dam inslaat voor f 1000 ijzer, dan kan hij
dit desverkiezende betalen met duizend zil
veren stukken. Doch koopt hij diezelfde
hoeveelheid te Londen en betaalt hij zijn
leverancier op dezelfde wijs, dan zal deze
lang niet vriendelijk kijken. Te Londen toch
stoort men zich niet aan 't geen wij op
onze stukken zilver stempelen. De koopman
neemt een beurslijst en ziet den prijs van
't zilver na, en dit wetende, rekent hij wat
een stuk zilver als onze gulden waard is.
En weet ge hoeveel dat bedraagt? Niet
meer, volgens het beursbericht van 25
Jan. '90, dan f 0,65. Zoodat de Londenaar
recht had op ruim 1538 zilveren guldens!
Denk nu eens het geval dat we geen
ander dan zilvergeld hadden! Wat zou alles
men, is eenvoudig een ruil- dan duur worden! In het jaar '70 ongeveer
Er zijn in onze beschaafde maatschappij
van die kwesties, die nooit van de baan
geraken, die, al worden ze op een of andere
wijze een weinig op zij geschoven, toch
weer naar voren dringen. Daar is b. v. de
defensie, die wat men er aan doet, toch
voortdurend rekening zal moeten houden
met de bewapening onzer eventueele aan
vallers daar is onze schoolkwestie, die thans
geen kwestie meer heet en mag, doch binnen
zeer korten tijd weer een van belang dreigt
te wordendaar is o. a. ook ons geld, dat
een hoogst belangrijke en ingewikkelde
kwestie in 't leven geroepen heeft, een
kwestie, die we in het jaar 1874 meenden
opgelost te hebben, doch thans in een an
deren vorm zich weer op verontrustende
wijze naar voren dringt.
't Is niet om u een glimlach af te persen,
dat we hier spreken van de geldkwestie.
We weten dat deze onder bijna elk dak de
hoofden in beweging houdt, dat zij de drijf
veer is van de groote maatschappij, de
oorzaak ook van de beroering allerwege
doch 't is niet deze kwestie, die we de per-
soneele zouden kunnen noemen, welke we
op 't oog hebben't is ons geld zelf, onze
zilveren guldens en gouden tienguldenstuk
ken, die ons land een bitter verdriet ver
oorzaken en groot verlies berokkenen.
We vvillen kortelijk nagaan, hoe deze
door ons zoo begeerde;* uit edele metalen
vervaardigde voorwerpjes, zoo onedel han
delen kunnen.
middel. Een arbeider werkt en heeft brood
noodig. De werkgever schenkt hem dit in
den vorm van stukken zilver en koper,
waarvoor hij zich niet alleen brood, maar
al wat hij noodig heeft verschaffen kan.
De bakker ruilt het ontvangen metaal in
voor graan, de boer betaalt er zijn pacht
mee en zoo gaat het geld als ruilmiddel
van de eene hand in de andere, zonder tot
rust te komen.
Toch is 't maar tot op zekere hoogte waar,
dat geld ruilmiddel is. Wanneer 't n.l. niet
meer was, dan zou men ongehinderd ook
iets anders als geld kunnen bezigen. En
wanneer een natie geheel op zichzelf stond,
zou daar ook niets tegen zijn, doch zoo
spoedig men in aanraking komt met het
buitenland, gaat dat niet meer. Men is daar
niet gediend van 't geen wij onder elkaar
als gestempeld hebben. Men verlangt daar
een munt die maar niet een denkbeeldige
waarde bezit, maar een werkelijke.
Zeer in 't klein kan men daarvan een
voorbeeld zien in groote koffiehuizen. Wan
neer aan 't buffet zich tal van bedienden
verdringen om bestellingen uit te voeren,
is dut gereken met stuivers zeer lastig en
tijdroovend. Daarom betalen deze den ge-
heelen dag door met koperen penningen,
die elk vijftien ct. waarde vertegenwoordi
gen. Is dan 's avonds de drukte voorbij, dan
komen ze bij den kassier, leveren het over
gebleven aantal penningen in en zuiveren
het ontbrekende met geld aan.
Zoo'n
Beiersch
niet
nu, waarmee een
glas
penning
van 15 ct. betaald wordt, heeft
meer waarde misschien dan een paar
is de zilverstroom zoo sterk gaan wassen
dat de regeering genoodzaakt, was een an
deren waardemeter aan te nemen.
Dat was het goud, hetwelk toch zeer
vast in prijs stond.
Het was nu allereerst zaak, de waarde
van het goud te bepalen. Dat is alzoo ge
schied, dat circa 6 gram goud op f 10 ge
steld werd, en 10 gram op f 155/8, zoodat
het goud 155/8 maal duurder verklaard werd
dan het zilver.
In dien tusschentijd is 't goud standvastig
in prijs gebleven, eer duurder geworden,
doordat er weinig gevonden wordt. Van
dien kant dreigt dus den Staat geen verlies.
Doch 't gevaar loert van een anderen
kant, van de zijde van 't zilver n.l.
Om dat duidelijk te maken, veronderstellen
we dat men bij de Ned. Bank wat zilver
inwisselt voor goud. Ge behoeft de moeite
niet te doen, want ge kunt niet meer krijgen
dan voor f 50. Dat is een wijze voorzorgs
maatregel, gelijk ons terstond blijken zal.
We koopen voor f 500 goud geld en
zenden dat naar 't buitenland, om er zilver
voor in te slaan. Is de markt van 't zilver
nu evenals hier 155/g maal minder dan 'tgoud,
dan zou de handel niet veel voordeel op
leveren; doch nu de prijs zoo laag is kan
men voor 50 gouden tientjes ongeveer 5,5
K.G. zilver inslaan. Dat zilver, 't welk men
te Utrecht kau laten aanmunten, zal bijna
550 gulden opleveren en men beeft met
deze speculatie f 50 in den zak gestoken,
dat is tien percent!
Dat is de reden, dat ons goudgeld de
eerste jaren na de aanmunting spoediger
't land verdween dan de sneeuw voor
zon't werd eenvoudig uitgevoerd, in
zilver omgezet en kwam in die gedaante
weer tot ons terug.
Toen de Ned. Bank daarvan lucht kreeg,
begon ze zuinig met haar goud te worden,
en streek al wat ze krijgen kon in haar
schatkamers en gaf zoo weinig mogelijk
uit. Ons verlies ware niet te overzien ge
weest, indien we 't goud den vrijen loop
gelaten hadden.
Tegen dit gevaar bestaat geen enkel
middel dan de aanmunting van zilver op
te schorsen.
Doch door dit middel wordt de kwaal
niet verholpen. Waartoe hebben we toch
goudgeld, als we 't niet in omloop durven
brengen uit vrees dat het naar buiten ver
zonden wordt?
Er is maar één afdoend geneesmiddel,
dat dan echter door alle beschaafde Staten
zou moeten aangewend worden, wil het doel
treffen. Men zou n.l. allerwege een vaste
verhouding dienen te bepalen tusschen zilver
en goud, zpodat niet ieder op zichzelf, maar
beide één waardemeter uitmaken. Dan kon
het zilver niet meer tegen 't goud concur-
reeren en omgekeerd.
Dewijl echter zilver en goud van groote
beteekenis in den handel zijn, is dat middel,
het bi-metallisme genoemd, hoogst moeilijk
in te voeren. Onze gouden tienguldenstuk
ken zullen derhalve niet spoedig aan het
ontkomen.
1
gevaar
JEÏ innen]n <1
Eerste Kamer.
Zitting van Dinsdag.
In de vrij onvoltallige vergadering der
Eerste Kamer zijn Dinsdag de algemeene
begrootingsdebatten voor 1890 gevoerd. De
heer Van Roijen, de tekortkomingen van
het kabinet latende rusten, meende dat
schadelijke accijnsen gemakkelijk waren af
te schaffen, mits slechts op de uitgaven,
vooral die voor de defensie, krachtig werd
bezuinigd. Voor de regeling van de gemeen
telijke belastingen, waren vaste regels noodig.
Bestendiging van het kiesrecht van 1887
moge strijdig zijn met het voorloopig ka
rakter, daaraan door de Grondwet gegeven,
bezwaar had hij er niet tegen, gelet ook op
de onverschilligheid der natie voor de uit
oefening van het kiesrecht. Alleen verlangde
hij, dat de Reg. de partij manoeuvre van
verleden jaar, weinig welwillend tegenover
de Eerste Kamer, die men wilde omzetten
niet zou herhalen. Hij verwachtte een eer
lijke uitvoering der schoolwet van deze Reg.
In de godsdienstige richting van den Mi
nister van Koloniën zag hij gevaar voor
de orde en rust in Indië, zijn aanblijven
neemt hij niet op zijn verantwoording. De
heer Van Lier leverde beschouwingen over
's Min. plannen o. a. van het gemeentelijk
belastingstelsel en verdedigde het denkbeeld
van restitutie naar het bevolkingscijfer der
gemeenten.
De heer Alberda pleitte voor evenredige
lastenverdeeling, meerdere gelijkstelling van
man en vrouw. Ook hij zag in het gods
dienstig drijven van den Min. van Koloniën
gevaar en weigerde hem, tenzij beter inge
licht, zijn steun.
De heer V. Breggen betoogde dat op het
platteland, de landbouwer te zwaar gedrukt
wordt- door de bestaande onrechtvaardige
verdeeling van lasten, men lette meer op
de behoeften van het platteland. De heer
Van Swinderen waarschuwde ook tegen
verhooging van grondlasten. Het platteland
kan dit niet dragen.
De heer Rengers die dit kabinet niet ver-
eenzelvicht met den Min. v. Koloniën, wil in
's lands belang met de Reg. samenwerken.
Minister Mackay verklaarde, dat de grond
belasting het beste middel was om te voor
zien in den nood der gemeenten, zonder al
te zwaren druk op den grond te leggen.
Omtrent hei kiesrecht en de defensievoor-
stellen handhaafde hij de verklaringen in
de stukken.
De onderwijswet zal hij zoo goed moge
lijk trachten uit te voeren. Hij verdedigde
den minister van koloniën en verzekerde,
dat geen dwang op de Mahomedanen be
doeld werd om het Christendom aan te
nemen, maar het een regeeringsplicht was
om beschaving onder de heidenen te ver
spreiden.
De Minister van financiën verklaarde, dat
de bedoeling der aangekondigde regeling
van het gemeente-belastingstelsel is een deel
der rijksbelastingen, ook van de grondbe
lasting, aan de gemeente af te staan. De
verbooging der opcenten bij de grondbe
lasting is daarvan niet het gevolg.
Prinses Wilhelmina is geheel van hare
ongesteldheid hersteld en in staat weder al
hare lessen te hervatten.
Ook Z. M. is van zijne onlangs gemelde
lichte ongesteldheid genezen.
Thans is echter volgens het »N. v. d. D.,«
H. M. de Koningin door een lichte verkoud
heid aangegrepen, zoodat de gewone rijtoe
ren niet meer gemaakt kunnen worden en
H. M. hare vertrekken niet mag verlaten.
Woensdagmiddag is het lid der Eerste
Kamer. mr. II. M. A. Baron Van der Goes
van Dirxland, overleden.
Uit de bij de Tweede Kamer ingekomen
ontwerp-Spoorwegovereen komsten blijkt, dat
de Rhijnspoor wordt genaast en alle lijnen
worden verdeeld tusschen de Holland sche
IJzeren Spoorwegmaatschappij en de Ex
ploitatie-Maatschappij, vooral in 't belang
der internationale en binnenlandsche ver
bindingen.
De regeling zal den Staat 45 millioen
kosten, waarvoor eene geldleening van 3
pCt. noodig zal zijn. 't Jaarlijksche voor
deel voor den Staat is op f 38,000 geraamd.
Met den aanstaanden zomerdienst zal de
groote internationale sneltrein, welke des
morgens van Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag en Leiden via Emmerik naar Keulen
en Frankfort vertrekt, belangrijk versneld
worden met later vertrek van Rotterdam,
Den Haag en Leiden en vroegere aankomst
te Frankfort. Omgekeerd vertrekt de trein
ook later uit Frankfort en zal de Amster-
damsche trein reeds van Oberhausen sepa
raat doorrijden, waardoor die trein nog een
halfuur vroeger in Amsterdam zal aanko
men dan verleden zomer, evenals te Rotter
dam en Den Haag de aankomst versneld
wordt. De trein van 10.15 uit Rotterdam,
10.5 uit Den Haag, en 10.30 uit Amster
dam wordt ook versneld met aansluiting te
Keulen op den rechtsrheinischen sneltrein
te 5.10 van Keulen naar Frankfort (aan
komst 9.20 's avonds) en den linksrheini-
schen trein te 5.15 van Keulen naar Mainz,
Basel.
De centrale raad van den sociaal-demo-»
cratischen bond in Nederland maakt bekend,
dat op het congres, 25 en 26 Dec. te 's-Hage
gehouden, de volgende besluiten zijn geno
men, die door het referendum bekrachtigd
zijn
Ce punten van het programma der partij
thans luidende:
1. Algemeen en verplicht kosteloos on
derwijs van Staatswege. Kosteloos onderwijs
aan alle inrichtingen van onderwijs.
Scheiding tusschen kerk en staat, en
2. Verbod van kinderarbeid en van vrou
welijken arbeid, die schadelijk voor de ge
zondheid, opvoeding en zedelijkheid kan
zjjn.
Worden veranderd in:
1. Verplicht vrij onderwijs, de kosten te
dragen door den staat.
Onderhoud gedurende den leertijd, van
staats- of gemeentewege, der kinderen die
daaraan behoefte hebben, en
2. Verbod van kinderarbeid en regeling
van den vrouwenarbeid in verband met de
eischen der gezondheid.
Te Utrecht bestond bij eenige dames
weder het voornemen om, als ten vorigen
jare, eene poppententoonstelling te houden,
maar thans op veel grooter schaal en ten
voordeele van het Nederlandsch gasthuis
voor ooglijders. De tijdsomstandigheden zijn
echter oorzaak dat men het denkbeeld voor
alsnog niet zal ten uitvoer brengen.
Eenige achtenswaardige dames zijn er in
geslaagd, om te Utrecht een »tehuis voor
vrouwen en meisjes* op te richten. Tot dat
doel is reeds een huis aan de Nieuwegracht
gehuurd.
Het hoofddoel is om nette meisjes of
vrouwen, die langer of korter in de stad
moeten vertoeven en zij, die aldaar in be
trekking, doch zonder familie zijn, te her
bergen of in staat te stellen, haar uitgaans
avonden in huisselijken kring door te bren
gen. De godsdienstige gevoelens der logé's,
welke die ook zijn mogen, zullen geëerbie
digd wordende inrichting echter zal chris
telijk zijn.
Den 23sten dezer vertrokken van Vlis-
singen per Durban Castle« naar Durban,
om van daar naar »de Fonteinen* nabij
Johannesburg te reizen, achttien bergwer
kers met hunne chefs, allen Duitschers.
Zij zijn in dienst van de Nederlandsche
Z.-Afrikaansche spoorwegmaatschappij om
bij de exploitatie van de eerste op groote
schaal ingerichte steenkolenmijnen in de
Transvaal werkzaam te zijn, onder leiding
van den aldaar reeds bijna twee jaar ver-
toevenden mijningenieur, den heer L. Bühner.
Spoedig vertrekt, als boekhouder dier mijn,
de heer K. H. Schadd Jr. van Amsterdam
naar dezelfde plaats.
Omtrent de werken aan den hoofdspoor
weg van genoemde Maatschappij (de lijn
welke Pretoria met de haven van Lourenfo
Marques moet verbinden) vernemen wij, in
verband met het telegraphisch bericht, dat
de Portugeesche spoorweg thans tot de
grenzen der Zuid-Afrikaansche Republiek
gereed is, dat reeds op 1 November 11. de
spade in den grond is gestoken, en dat
sedert dien dag eenige honderden kaffers
werkzaam zijn aan het maken van de
spoorbaan tusschen de grenzen en de Komati-
rivier.
Dat baanvak, slechts drie kilometer lang,
en Altena
oiiiiiielerwaard.
Franco per post zonder prijs -