114
»Ik heb hem wel niet daartoe gemachtigd, maar wat hij deed, deed hij in mijn
belangdaardoor lijdt hij. Is 't werkelijk te veel als ik nu een vriendelijk woord tot
hem wil spreken? Ik geloof dat het mijn plicht is, en die verzaak ik nooit. Boven
dien vindt men zoo zelden iemand, die ons onbaatzuchtig verdedigt, dat heb ik
ondervonden.«
Coriolo had de sprekende aangezien, haar fijn gelaat, de zijzachte blankheid van
haar huid, de groote grijze oogen bewonderd, maar haar woorden niet verstaan.
»Mejuffrouw«, zei hij vertrouwelijk, terwijl hij nader trad, »wilt ge werkelijk
uw loopbaan verlaten? Zijt ge niet te bewegen, om zonder masker te rijden? Ge
moet zeker niet weten, hoe schoon ge zijt, anders zoudt ge er niet zoo op staan uw
- gelaat te bedekken. Den volgenden winter gaan we naar Petersburg, beloof me, zoo
ge tot andere gedachten komt, 't me dadelijk te berichten. Ik laat u ongaarne los,
want waarachtig« voegde de kleine Italiaan met geestdrift er bij »ge zijt een
juweel! Zoo zonder eenige aanmatiging, zoo verstandig
Wanda lachte: »Ik dank u voor uw goede meening, Mijnheer de Directeur, en
als ik ooit weer rijden wil, dan beloof ik u, zal 't in uw circus zijn.«
Toen bezocht ze de gevangenis, waar Landry op de rechterlijke uitspraak wachtte.
De gevangenis was een hoog, donker gebouwin de zoele lentelucht, bij den
lachenden, blauwen hemel, en 't zijzachte groene grasveld, kwam 't Wanda voor als
een levend graf; een rilling overviel haar, toen de groote, ijzeren deur voor haar
geopend werd. Een kleine, smalle cel was 't, waarin de gevangene over de tafel ge
bogen, zat te werken. Het heldere voorjaarslicht viel door een klein tralievenster op
zijn blond haar, dat in de gevangenis nog langer geworden was. Hij schreef noten
op een vel papier, want de menschlievende gevangenbewaarder had hem deze kleine
gunst niet willen weigeren. In de eenzaamheid, afgesloten van de buitenwereld, had
Landry zijn genius weergevonden, en nooit had hij uren van meer genot beleefd dan
in deze kale, gewitte cel, die alleen door de invallende zonnestofjes eenige bekoor
lijkheid had. In zijn hoofd zongen en klonken tonen en melodieën, die hij nauwelijks
schielijk genoeg kon vasthoudenhet rammelen der sleutels, noch de eentonige stap
van den gevangenbewaarder wekten hem. Dikwijls smachtte hij naar zijn viool, die
hem nu niet meer een ellendig instrument scheen, zooals nog kort geleden, en de
vrijheid was voor hem 't zelfde als de hoorbare klanken zijn scheppingen.
Aai zeiend bleef Wanda achter den haastig schrijvende staan; hij bewoog zich
niet. 't Kwam haar voor dat ze een vergeefschen weg had afgelegd, dat deze niet
naar haar dank verlangde. Een gevoel van beschaming, dewijl ze zich zelve zoo
overschat had, overviel haar. Daar keerde Landry zich eensklaps haastig omhij
gevoelde dat iemand bij hem was, zonder haar te hebben gezien en stond nu
tegenover het dicht gesluierde meisje. Een oogenblik streek hij met de hand over
't voorhoofd, als wilde hij een droomgezicht verdrijven, en stamelde toen half twijfelend,
half hopend:
Mademoiselle Guillaume
»Ik ben 't«, zei ze een stap nader tredend»hebt ge niet verwacht, dat ik u