van Hensden enz. van 14 Juni 1890. 125 Daarbij keek hij over zijn schouder naar zijn helper, en daar hij niemand zag, sprong hij weg^ en kwaui terug met een heer aan de hand, die scheen te twijfelen of hij bij deze zoo weinig ceremoniëele voorstelling mocht nader treden. Wanda en prins Tessenheim stonden tegenover elkander! Op denzelfden dag, waarop Egon zich zoover had overwonnen, dat hij zijn dage- lijksche wandeltochtjes zou opgeven, waarop hij besloten had, Wanda te vergeten, had het toeval de teugels van 't lot in handen genomen, en voerde 't hem onverwachts in Wanda's tegenwoordigheid. Een gloeiend rood vloog over 't gelaat van 'tjonge meisje, terwijl ze de lippen op elkaar perste en hem toornig aanzag. Zwijgend boog hij zich. »Welk een toeval,zei hij eindelijk verlegen. »Toeval?« herhaalde zij verachtelijk, en voegde dan op denzelfden toon er bij: »zelfs hier! Hier had ik Uwe Doorluchtigheid niet verwacht »Ik geef u mijn woord, dat het een toeval is,« gaf hij een weinig boos tot ant woord, »en als ik u stoor, ben ik dadelijk bereid weer heen te gaan.« Achim, die tot nu toe zijn kapel bestudeerd had, zag eensklaps met groote oogen op. Waarom ben je niet vriendelijk tegen dezen heer, Wanda? Hij heeft me den kapel gegeven, en ik wilde hem daarvoor wat van mijn melk geven. Je bent anders tegen alle menschen altijd vriendelijk. »Dus alleen voor mij maakt ge een uitzondering,zei hij geraakt. »Dan kan ik niet beter doen, dan u zoo spoedig mogelijk van mijn gehate tegenwoordigheid te bevrijden. Trotsch richtte 't jonge meisje zich op. Gij hecht te veel gewicht aan mijn terughouding; uwe aanblik is me volstrekt niet hatelijk, alleen maar onverschillig. »Dan zult ge me wel toestaan, dat ik een poosje op deze bank uitrust. »Ze behoort den logementhouder, geloof ik, en deze alleen heeft het recht toe te staan of te verbieden. Daar 't evenwel zijn beroep is gasten te ontvangen, zal 't eerste misschien wel 't geval zijn. Kom, Achim, zet je naast me't is tijd dat we naar huis gaan, en je moet eerst nog een weinig uitrusten. Verwonderd zag de knaap zijn zuster aan. »Er is nog volstrekt geen haast bij, Wanda; mama heeft verlof gegeven orn lang weg te blijven, en ik zou gaarne eerst nog den hond en de paarden zien. Myn heer heeft beloofd, dat ik op een paard mag rijden, en, niet waar, ik mag dat toch, al doet Wanda leelijk tegen u?« Hierbij vatte hij goedhartig Egon's hand. »Uw zuster deed niet leelijk tegen me«, antwoordde deze lachend, »en als je er lust in hebt, kleine, kom dan maar dadelijk mee.« Het jonge meisje bleef alleen zitten en twee groote tranen vloeiden langs haar wangen. Waarom was 't lot haar zoo wreed en zond het altijd weer juist dezen man op haar weg, tegen wien ze onvriendelijk en hard moest zijn, en die toch blijkbaar niet begreep waarom. De waanzinnige wensch kwam bij haar op hem in 't gelaat te werpen aan wie hij eigenlijk deze vriendelijkheden verkwistte, den schrik te zien en tegelijkertijd daarmee de geheele veranderingen van zijn gedrag, dat dan zeker

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 5