M 914. ZATERDAG 9 AUGUSTUS. 1890- Uitgever: Ll, J. VEERMAN, Heusden. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Uit de dierenwereld in Indië. ï£2 VOOR Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprjjs: per 8 maanden f 1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiè'n 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Slot. Ik veronderstel - zegt Dr. Hagen dat 't mjjn lezers welkom zal zijn, wanneer ik beproef een olifanten jacht te beschrijven. Het is 6 uur 's morgens. Ik drink mijn koffie; daar verschjjnt een Maleier uit de naaste kampong met het bericht dat in den afgeloopen nacht een kudde olifanten een grooten pisangtuin nabij het dorp verwoest had. Indien ik plezier in de jacht had moest ik zorgen te acht uur in de kampong te zijn. Terstond laat ik mjjn vrienden roepen, en we zjjn op klokslag in de Maleische kampong. Daar is echter geen menschen- ziel te zien. De heer Dato (Burgemeester) neemt zjjn morgenbad en hier en daar komt een slaperig gezicht te voorschijn, verwon derd over het ongeduldig spectakel dat wij maken. Wjj waren in 't idee dat men slechts op ons wachtte om op te breken. Om spoedig voort te komen had ik mjjn koffie in den steek gelaten. Doch van opbreken is nog niets te zien of te hooren. Wjj zenden een boodschap naar den Dato en jawel, daar komt hij langzaam en statig aangewandeld en is hoogst verwonderd dat we zjjn uit- noodiging zoo letterljjk hebben opgenomen. De lui moesten toch eerst hun rijst eten, meende hjj. Nu, wjj hadden best kunnen weten hoe punctueel de Maleiers zijn, doch de jachtkoorts had ons aangegrepen en dit doen vergeten. Tien uur werd het voor we voltallig waren en op marsch trokken. De weg voerde eerst naar den bewusten tuin, die erbarmerljjk toegetakeld was en toen den troep na, langs een weg, die door de olifanten zoo plat als een straat getreden was. Die weg voerde naar het woud. Twee ervaren olifantenjagers n. b. zonder ge weer gingen als wegwjjzers voorop en zoo snel, dat we ze nauwelijks bjjhouden konden. We hadden intusschen gelegenheid te over de onfeilbare zekerheid onzer gidsen te bewonderen. De olifantentroep was steeds vereenigd gebleven. Vele dieren hadden her en derwaarts geloopen, zoodat eindeljjk de weg uit een doolhof van sporen bestond, waarin een onervarene zeker verdwaald ge raakt was en 't hoofdspoor verloren had. Doch wjj gingen vast en zeker op ons doel af, zonder een enkelen omweg. Een klein meer, waar de sporen verloren gingen, werd doorwaad, zoo precies dat we aan de over- zjjde terstond weer den weg voor ons had den. Onze gidsen leidden uit het spoor niet alleen het aantal der dieren af, maar ook hoeveel ruanneljjke en vrouweljjke er onder waren en ze toonden ons op zij van den weg diepe gaten, waarin de mannetjes hunne tanden geprobeerd hadden. Wjj hadden deze gaten voor openingen van uitgetrokken wor tels gehouden en we konden nu zelfs ge mak kei jjk den vorm en de grootte der tan den ramen terwijl we kort te voren het herkennen zulker details nog voor opsnjjderij verklaard haden. Kortom het was ons een genoegen aldus door onze wegwjjzers on derwezen te worden. Zoo wilden we ook, zoo spoedig we het woud bereikt hadden, onze geweren laden; de Maleiers baden ons echter te wachten, tot zij daartoe een teeken gaven, er mocht in het dichte struikgewas een ongeluk ge beuren; zjj konden met zekerheid zeggen, dat we den troep nog niet ingehaald hadden. En zoo liepen^wjj dan, met ongeladen ge weren, schertsend en pratend, ongeveer twee uren ver. Eindeljjk hielden onze gidsen halt, en zeiden ons, dat we binnen tien minuten op de olifanten stooten zoudennu werden alle buksen geladen, wat de Maleiers onder allerlei tooverspreuken deden, terwjjl zjj den kogel van de kolf langs den loop voerden en boven lieten invallen, nadat ze hem be spuwd hadden. Een prop werd er niet opge zet, zoodat het geweer steeds in de hoogte moest gehouden worden. Ons werd den raad gegeven, zoo spoedig mogeljjk in een boom te klimmen, indien een getroffen olifant op ons af mocht komen. Wij?trokken daarbjj een leeljjk gezicht, daar we 't in de kunst van klimmen niet ver gebracht hadden de Maleiers klimmen natuurljjk als apen. Doodstil ging 't nu in den ganzen marsch achter onze gidsen, die nog steeds zonder geweer liepen. En werkeljjk, nanweljjks 10 min. later verkondigde een zacht geluid, dat ze met de tong maakten, de nabjjheid der dieren. Wjj slopen jjlings hun ter zjjde en toen we in de aangeduide richting in het donkere woud staarden, waarachtig, daar zagen we voor ons, half door een boscbje verborgen, een der grjjze kolossen, rustig slapend, naast een grooten boom staan, de ooren, snuit en staart langzaam en geljjk- matig bewegende. Wjj vuurden allen gel jjk, en de rook belette ons thans iets te zien, zoodat we snel op zjjde sprongen, buiten de rookwolk, doch we verscholen ons spoedig achter de boomen, want nauw was het schot gevallen, of rondom ons kraakte het van brekende takken en geknakte boomen en daartusschen ging zoo'n veelstemmig angstgetrompetter los, dat 't ons bang om 't hart werd en wjj Europeanen zoo bleekv als ljjken werden. Rechts en links hoorden we nu de zware dieren dicht aan ons voorbjj galloppeeren, zoodat het een waar geluk was, dat we niet vertrapt werden. In dat moment was geen van ons in staat rustig te mikken en te schieten. Wjj waren midden in den troep geraakt en nog wel 5 min. na het schieten hoorden we enkele achterbljjvers voorbjj draven, zonder ze te zien. Dat onze kogels echter goed getroffen hadden, kwamen we eerst eenige dagen later te wetenop de plaats waar hjj gestaan had, was geen bloed te zien. We vervolgden het spoor nog 3 uren, zonder ze te achterhalen, en uit de op den weg liggende bloeddruppels trokken de Maleiers het besluit, dat de olifant wonden had ontvangen, waaraan hjj gewis sterven moest. Een paar dagen later kwam men mjj berichten, dat een doode olifant in het woud gevonden was en ik besloot mjj van den schedel meester te maken. Daartoe echter was heel wat volk noodig en ik liet een honderdtal Batta's roepen, hun het vleesch belovende, indien ze mij den schedel thuis brachten. Met lange messen gewapend gingen we op weg, en vonden den doode imposant, ook nu nog, in de schaduw van 't bosch. Nu volgde een schouwspel, verscbr kkeljjk om aan te zien en spottend met if o» schrjjving. Met het blanke mes stortte-. inlanders zich op het dier, daarbjj een bloeddorstig geschreeuw uitstootend en sne den den dooden reus groote stukken vet en vleesch van 't lichaam, zoodat de laatste na een korte poos slechts een bloedige vleeschklomp was, waarin de lange messen der met bloed bevlekte Batta's rondwoelden. Plotseling een algemeen angstgeschrei. De Batta's ontvloden het lichaam des olifants, omdat deze zich scheen te bewegen. En ja, hjj verhief zich voor onze oogen, hoe langer zoo meer, daar de huid afgestroopt was en dus geen tegenstand bieden kon. Plotseling echter ontsnapte het ontwikkelde ljjkengas, gevolgd door een geheele wagenlading vuil en 't lichaam plofte weer ineen. Nu gingen de Batta's weer aan het werk, zoodat na ver loop van een uur niets meer dan de beenderen van den woudreus waren overgebleven. Een onbeschrjjfeljjke, afkeerwekkende geur ver vulde de lucht en de van boven tot onder bebloede Batta's namen ieder met een groot stuk vleesch beladen, den terugtocht aan. Vooraan gingen tien mannen die met moeite den ontvleeschden schedel droegen. Olifantenvleesch is, ook voor Europeanen, een lekkernjjvooral de slurf, die ongeveer als ossenvleesch smaakt. Ik liet mij van eiken olifant, dien rujjn jagers schoten, dezen mee brengen. 'tls opmerkeljjk dat op de geheele oostkust van Sumatra niemand de groote lichaams krachten van den olifant tracht ten nutte te maken; waarschjjnljjk omdat niemand het vangen en temmen dezer dieren verstaat. Daaraan zou men echter gemakkelijk kunnen tegemoet komen door uit Cejjlon of Engelsch Indië deskundigen te ontbieden. Zeker is het dat de olifant van Sumatra even goed te tem men is als andere. De sultans van Deli en Serdang bezitten verscheidene exemplaren, die hun oppassers gewillig gehoorzamen en allerlei arbeid verrichten. Zelf heb ik door mjjne jagers tot twee malen toe een jong bekomen. Ze troffen ze met hunne moeders in het woud aan, schoten de laatsten en vingen de nog kleine zuigelin gen op. Onder groot gelamenteer werden ze naar huis gedreven en ik liet ze onder mjjn paalwoning een ruimen stal inrichten. De eerste dagen waren ze zeer treurig, schreeuwden dag en nacht naar hun moeder, wilden geen voedsel tot zich nemen en zoch ten ieder, die hun te na kwam, door gebrom te verschrikken. Doch reeds na vijf dagen kon ik ze uitlaten, zonder eenige vrees, dat ze zouden wegloopen. Ze hadden zich geheel in hun lot geschikt, zochten mjjn gezelschap op, lieten zich liefkozen en volgden mjj waar ik ook heenging. Ze beschouwden mjj als hun tweede moeder en liepen mjj na zooals ze hun echte moeder gedaan hadden Maar ach, de moedermelk, de melk, die de arme schepselen zoo dringend noodig hadden, kon ik ze niet geven. Wel gelukte het mjj eiken dag een paar flesschen koemelk beet te krjjgen, maar wat beteekenen die voor een olifanten maag Ik probeerde als surrogaat door middel van een eind bamboes ze rjjstewater te geven, waarmee vele Maleiers hun kinderen voeden, bij gebrek aan moedermelk, doch dat namen ze alleen wanneer de honger hen te zeer kwelde en dan nog maar in kleine hoeveel heid. Ze vermagerden tot geraamten, strekten mjj onder huilend geschreeuw hun magere sluifjes tegen en zogen op mijn vingers alsof zjj ze willen inslokken. Ik had wel wat willen missen, indien ik ze hun vermoorde moeder had kunnen teruggeven. Zjj gingen steeds achteruit tot de dood hen uit hun lijden ver loste. Het is wel onnoodig te zeggen dat de olifant voor de Maleiers een voorwerp van vrees en bjjgeloovige vereering is. Oude olifanten zijn hun heilig. Eens op een mor gen ontdekte ik dicht achter mjjne woning sporen van een olifant en gaf mijn jager last, dit spoor te volgen, terwijl ik onder- tusschen mijn vrienden zou laten roepen. Nadat echter de Maleier de voetstappen in in oogenscliouw had genomen, bad hij me van de jacht af te zien, daar de olifant, die hier voorbijgekomen was, een oud, heilig dier was, in wien de ziel van den groot vader des tegenwoordigen Dato (Burgemees ter) gevaren was. Hjj heette bjj de Maleiers daarom kort Dato en op zulk een heilig dier zullen de inlanders het geweer nooit aanleggen. uiten lanci. Te Fontaine-le-Port, bij Fontainebleau, werd een zestienjarig seminarist, die als alle jaar bjj den pastoor Léger logeerde, bij het baden in de Seine door den stroom medegesleept. De zoon van de dienstbode des pastoors, een jongmensch van 22 jaren sprong hem na, maar verdween op zijn beurt. Geljjk lot wedervoer den heer Léger, een man van 45, die zich geheel gekleed te water begraf om de anderen te redden. De drie ljjken zjjn gevonden. De Justice maakt de opmerking dat Keizer Wilhelm, uit vrees voor minder har- tel jjke ontvangsten, geen der hoofdsteden bezoekt van de Vorsten, aan wien hjj een bezoek brengt. De Koning van België ontvangt hem te Ostende, Koningin Victora op Wight. Dit komt omdat men te Brussel manifestaties zou te duchten hebben gehad en omdat het Kabinet van Londen niet veel lust had om de kosten der receptie te dragen. En te Petersburg zal de Keizer zich ook wel niet wagen. Een correspondent van de Indépendance had te Ostende een intervieuw met een offi cier des Keizers. Deze verklaarde, dat het bezoek aan den Koning van België een voudig een beleefdheidsbezoek wasdat het volgend jaar Spanje zou worden bezocht; dat er voor het oogenblik geen sprake was van een bezoek aan Parijs, maar wie weet wat gebeuren kan. De Keizer wil den vrede en zou alles doen om dien te bewaren. Indien een reis naar Parjjs niet werd op gevat als een uittarting, maar als een be- wjjs van den wensch om in vrede met Frankrjjk te leven, zou de Keizer niet aar zelen daarheen te gaan. Uit Rome wordt gemeld, dat eene schik king getroffen is tusschen Pruisen en het Vatikaan betreffende de uitbetaling der ach terstallige traktementen der lagere geeste lijkheid, welke ingevolge de Mei-wetten in gehouden werden. Men is nameljjk over eengekomen, dat het Pruisische gouverne ment, in plaats van alleen den interest over het totale bedrag uit te keeren, de helft van het kapitaal geheel zal uitbetalen, be nevens den interest over de tweede helft. De geheele som bedraagt dan 18 millioen. In een onderhoud met een Russisch jour nalist heeft de voormalige rijkskanselier von Bismarck zich beklaagd over den vjjandigen toon der Russen, die hem het Berlijnsche ver drag van 1878 verwijten, terwjjl hjj alleen op dringend verzoek van den Czaar zelf het initiatief tot het Berljjnsche congres genomen had. Bismarck verklaarde, dat hjj zich op dat congres letterljjk voor Rusland afsloofde, wat niet verhinderde, dat men hem behandelde »als een knecht, die niet gauw genoeg komt wanneer er gescheld wordt. Na het congres van 1878 kwam er langza merhand verandering in de verhouding, zeide von Bismarck. Wel heeft graaf Schuwaloff eens een formeel verbond voorgesteld, maar von Bismarck dorst dat niet aan, omdat hjj Duitschland niet geheel van Europa wilde afscheiden. In 1879 veranderde von Bismarck echter geheel en al. Hij kreeg toen inzage van een document, aan welks bestaan hjj nooit geloofd zou hebben, wanneer hjj het niet met eigen oogen had gezien. Tot tweemaal toe werd daarin met oorlog gedreigd. Dit docu ment beslisteYon Bismarck reisde naar den Oostenrjjkschen premier Andrassy, en het Drievoudig Verbond was geboren. En des ondanks, zeide von Bismarck, is Duitschland tegenover Rusland niet vijandig gezind. Een oorlog met Rusland zou trouwens noch voor den een, noch voor den ander eenig voordeel kunnen opleveren. Nooit, zeide von Bismarck met nadruk, zou Duitschland Rusland aangrjjpen. En wat Rusland betreft, zoo gelooft hjj volkomen aan zjjne vrede lievendheid. De troepenbeweging aan de grenzen heeft hjj nooit als eene vjjandelijke uiting van Rusland beschouwd, (behalve in- dertjjd toen er eene meerderheid voor de militaire wetten gevonden moest worden ja hjj durft zelfs beweren, dat Rusland in een nieuwen kamp met Frankrjjk andermaal on- zjjdig zou bljjven. Von Bismarck eindigde met de verzekering, dat hjj zijne krachten aan de bevestiging des vredes zou blijven wijden. Koningin Victoria ontving den Keizer van Duitschland met herhaalde omarmin gen op het terras van het slot Osborne, nadat de Keizer aan boord was begroet door den Prins van Wales en den Hertog van Edinburg en bij zijn komst aan wal door den Prin ses van Wales, den Hertog en de Hertogin van Connaught, Prins en Prinses van Christiaan van Sleeswjjk-Holstein, Prins Hendrik van Battenberg enz. Tot de Prin ses van Sleeswjjk-Holstein zei de Keizer: »Ik ben zeer blijde weder in Engeland te zjjn«. Op den weg naar het paleis verdrong zich een zeer groote menigte, die den Keizer daverend toejuichte. Nadat en familie het luncheon was gebruikt, bleven Koningin Victoria en haar kleinzoon geruimen tijd alleenook den volgenden dag had weder een zeer lang onderhoud tusschen de Koningin en den Keizer plaats. De Koningin heeft de overeenkomst tus schen Engeland en Duitschland betreffende Helgoland bekrachtigd. Een mjjnwerker te Barlboro bjj Ches terfield heeft zjjn vrouw vermoord. De jonge man had voor eenigen tijd zijn kinderen naar zijn broeder gebracht, omdat hjj hen niet vertrouwde aan de zorgen van zjjn vrouw, die met een ander man leefde. Toch bleef hjj haar een deel van zijn week loon uitkeeren, maar hij wilde naar Amerika gaan, omdat, zooals hjj zeide, hjj niet kon instaan voor zichzelf, als hjj zjjn vrouw ontmoette. Zaterdag heeft hjj na een woor denwisseling zjjn vrouw met een schermes den hals afgesneden. Daarna vluchtte hjj naar het naburig dorp waar zjjn moeder woonde, vertelde haar wat hjj had gedaan en snelde weg met de woorden dat hjj den dood ging zoeken. Den volgenden ochtend werd het lijk van den ongelukkige op den spoorweg gevonden. Zjjn oude moeder, die in korten tjjd twee zonen door een mjjn- ongeluk en haar dochter door verdrinken verloor, is zeer ernstig ziek geworden. Te Karlsbad zjjn 17 personen gevangen genomen, verdacht van valseh geld te hebben gemunt. In eene boerenwoning in de buurt werden vormen en een werktuig gevonden, waarmede Oostenrijksche zilveren florjjnen, pasmunt en Duitsche marken konden worden geslagen. De munten zijn zoo goed nage maakt, dat ze bjjna niet van de echte kunnen worden onderscheiden. Dr. Eduard Mayer, een bekend advocaat te Weenen, vertrok dezer dagen met zijn zoon en een gids uit Zoll-am-See, om een toertje te maken in de Salzburger Alpen. Toen zij niets van zich deden hooren, werd een onderzoek ingesteld en weldra werden de drie lijken op een sneeuwveld gevonden. Vermoedeljjk zjjn de reizigers door een sneeuwval in de diepte gestort. Verbazende hitte en hevige stormen duren in de Vereenigde Staten voort. Te Chica go kwamen 60 gevallen van zonnesteek voor, waarvan 30 met doodeljjken afloop. De temperatuur is hooger dan ze, voor zoover bekend, ooit in Juli geweest is. Caffrey, de Canadesche »bruggespringer«, is Zondag te Boston van een hoogte van 150 voet in de Charlesrivier gesprongen en bleef onmiddeljjk dood. Kort te voren was hjj met goed gevolg van 75 voet ge sprongen. De zoon van een rjjken Mexicaan kwam dezer dagen te New-York van de militaire school te Chester, in Pennsylvanië. Bjj zjjn aankomst bleek hjj aan Melaatsch- heid ljjdende te zjjn, en op bevel der re geering werd hjj naar een eiland nabjj New-York overgebracht. Het zonderlingste van het geval is, dat hij in Mexico en op school geheel wel was. Het Land van flensden en Altena, He Langstraat en de Beniinelerwaaril. Franco per post zonder prjjs-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1890 | | pagina 1