M 950.
ZATERDAG 13 DECEMBER
i S'.fO.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Bij dit niimmer wordt 110. 3
van het feuilleton als bijvoegsel ver
zonden.
De „geestendans" der Indianen.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprp: per 8 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs-
verhooging. Afzonderljjke nummers 5 cent.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht.
't Is een inderdaad moeieljjke en bovenal
teedere kwestie, waaraan bovengenoemde
woorden ons doen denken. Moerdijk noemen
we haar, wijl zoovele bezwaren de nasleep
van kindervoeding (d. w. h. z. van voeding
der schoolgaande kinderen van onvermo
gende ouders) van Staatswege zouden wor
den, bijaldien deze daartoe, geljjk sommigen
willen, over mocht gaan. En teeder boven
dien is die kwestie t8 noemen, omdat men,
door zich tegen eventueële plannen van
Staatswege in die richting te verklaren, zoo
lichteljjk den schjjn van onaandoenlijkheid,
onbarmhartigheid op zich laadt.
»Kostelooze verstrekking van voedsel en
baden aan schoolgaande kinderen van on
vermogende ouders« aldus luidt tegenwoordig
van zekere zjjde het wachtwoord.
Zij, die deze roeping of taak van het
terrein der Christelijke philanthropic willen
overbrengen op het gebied van den Staat,
laten zich meer door hun gevoel (hoe goed
en lofwaardig dat op zichzelf moge wezen)
dan door een zooveel mogelijk alles hierbij
in aanmerking nemend nadenken leiden.
Aan de arme stumpers van onver-mogende
ouders dagelijks, eenmaal warm eten 'te zien
geven, wie, die ook maar eenig gevoel be
zit, zou zich daarover niet van harte ver-
bigden, ja, zou aan die allen zelf niet gaarne
voor eigen rekening een maal eten willen
laten uitreiken, indien hij daartoe bij machte
i De verontrustende berichten omtrent de
oorlogzuchtige beweging onder de Indiaan-
sche stammen in het Westen, worden op
dit oogenblik overstemd door de meening
dat er wel eene sterke gisting bestaat, doch
dat de Roodhuiden, tegenover de militaire
maeht, welke in het veld is gebracht en
tegenover de wapening der blanken, geen
algemeenen aanval zullen wagen. Op zichzelt
staande moorden en rooverijen hebben er
reeds plaats gehad. Bjj troepen zijn de ver
schrikte setticrs gevlucht en ieder oogen
blik kan er uit den overspannen toestand
der gemoederen aan weerskanten eene of
andere bloedige botsing voortkomen. Voor
een algemeenen Roodhuiden-oorlog de
laatste stuiptrekking van het bijna uitge
roeide ras wordt echter thans minder
gevreesd.
Harde behandeling en onderdrukking van
de Indianen moeten in het ontstaan dezer
beweging weder geen kleine rol gespeeld
hebben. Duideljjke en nauwkeurige berichten
zjjn ons daaromtrent echter nog niet onder
de oogen gekomen. Meer is er bekend om
trent den »geestendans,« den vorm waar
onder de dweepzieke overspanning der Indi-
aansche gemoederen zich algemeen openbaart.
Deze »dans« is bjj dien der draaiende
dervischen* in het Oosten te vergelijken.
Het is, evenals deze, eene godsdienstige
handeling, bestaande in hevige lichaamsbe
wegingen en eindigende in een zenuwtoeval.
De geheele stam neemt er deel aande
plechtigheid heeft gedurende drie achtereen
volgende nachten plaats; eten of drinken
wordt onder het dansen niet genuttigd. Zij
beginnen met een hoogen boom om te kap-
pen en op eene vlakte te planten. Onder
of bij dien boom nemen de priesters van
den stam, die ook het beroep van genees
kundigen uitoefenen, plaats. Al de dansers
vormen eenen kring en bewegen zich rondom
was. Wien, die ook maar eenig gevoel en
medelijden kent, raakt het gemoed niet dik
wijls vol, bjj het zien dierjbleeke, uitgeteerde
gezichtjes van honderden, ja, duizenden
kinderen van onvermogende burgers, hier
en in den vreemde, waarbjj alsdan de ver
zuchting menigeen ongemerkt over de lippen
kwam: »Ach! waren zulke stumpers maar
nooit geboren!*
Wanneer we dus aanstonds onze be
scheiden meening gaan zeggen, betreffende
de boven deze regelen in den vorm eener
vraag vermelde kwestie, alsdan meene nie^
mand, dat ook ons hart niet vaak schreit,
bjj de gedachte aan zóóveel ellende, als
helaasreeds van meet af het sraarteljjk
levensdeel van de kinderen der beslist hulp
behoevenden is; maar dan houde men het
er voor, dat met zekeren weemoed en droef
heid over het zoo goed als onmogelijke
althaus op dm duur onhoudbare van Staats
bemoeiing in deze, een en ander, wat hier
volgt, door ons werd geschreven.
Dat de kinderen van onvermogmde ouders,
gezwegen voor een oogenblik van die ouders
zelve, geenszins aan hnn lot mogen worden
overgelaten, zulks spreekt wel van zeil in
een land, dat voor Christelijk wil worden
gehouden, en zendelingen en missionarissen
naar de heidenen zendt. Intusschen is het
hierbij de vraag, van welke zjjde die hulp
kan en mag en moet worden verwacht:
van den kant van den Staat of het Staats
bestuur, dan wel van de zjjde der aldus
genaamde Philanthropic, hetzij door par
ticulieren voor eigen rekening, of door
vereenigingen (1) en genootschappen ge
dreven? Sommigen beweren, dat de Staat
hierin behoort te voorzien; anderen, totopgesloten) tegen gezegde voeding van
welke schrjjver dezer regelen zich rekent,
verwachten zulks van de Philanthropic
van hare vrijwillige dienaars en dienaressen,
welke te zamen een vrjjwillige zedelijke of
geesteljjke macht daarstellen in ieder zich
Christelijk noemend land.
Laat ons thans de eerst bedoelde meening
eens op beknopte wjjze nagaan, om ten
slotte slechts een enkel woord aan de be
spreking der tweede te wijden.
Gesteld, dat van Staatswege en alzoo op
Staatskosten zou worden verordend, dat,
geljjk sommigen willen, eenmaal per dag
aan ieder schoolgaand kind van onver-mo
gende ouders warm voedsel zal worden
verstrekt en een bad zal worden gegeven
Staatswege. Wat toch is het geval of zou
althans te eeniger tjjd het geval moeten
worden, bjjaldien de Staat dit deel van
kinderverzorging op zich nam? Dit, dat
waar eenmaal a was gezegd, men b en e
eerst ljjdzaam zou afwachten, daarna vra
gen, eindeljjk eischen.
»Als er één schaap over de brug is«
zegt het spreekwoord volgen er aan
stonds meerdere!*
Geheele, d. i. driemaal per dag noodige
voeding, zou van Staatswege na korter of
langer tijdsverloop volgen, waar men aan
die zijde met bedoelde kinderen eenmaal
per dag te spjjzigen, ware begonnen. Waar
verder schoolgaande kinderen van onver
wat zullen of liever, wat zouden daarvan mogende ouders dageljjks voor staatsreke-
dan hoogstwaarschjjnljjk de gevolgen wor- j ning werden gebaad, daar zouden spoedig
den? Dit, dat de macht der consequentie kosteloos te verkrjjgen kleêren, mede van
hetzij de belanghebbenden d. i. hunne ouders' Staatswege, moeten worden beschikbaar ge-
of wel hen, die in derzulken plaats als steld. De oude, versleten, opgelapte, onfrisch
pleitbezorgers optraden, van lieverlede al riekende pakjes kleêren de pas uit het bad
sterkere en meeromvattende eischen zou gekomene en op die wjjze verfrischte kleinen
doen stellen, en mitsdien den Staat tot j telkens op nieuw weer te laten aantrekken,
telkens grootere concessiën dwingen. »A1dat zou op den duur toch ook niet gaan,
krjjgt (toch) ieder behoeftig kind 's winters en de alsdan later van nieuwe, frissche
eiken dag warm eten, dan heeft het buiten- i pakken voorziene kinderen telkens weer
dien minstens nog tweemaal per dag honger,* naar de kleine, duffe, soms vuile woningen
deze onlangs in het ^Nieuws v/d. Dag* j terug te laten keeren, zou al mede aan
door eene schrijfster gemaakte opmerking ernstige bedenking onderhevig raken. Zoo
(om de door een schrjjver in genoemd
blad uitgesproken meening .te weerleggen,
volgens welke z. i. kinderen, die door den
Staat gevoed werden, zich ten slotte meer
aan dezen, dan aan de ouders verplicht
zouden gaan gevoelen) deze opmerking
bevat op het zelfde oogenblik een motief
(door bedoelde schrijfster natuurljjk niet
bedoeld, maar niettemin in het gezegde toch
den boom, zoolaDg tot zij van duizeligheid
zich niet meer staande kunnen houden. Dan
keeren zjj zich om en hervatten de be
weging in omgekeerde richting. Eindeljjk
raken zjj volkomen uitgeputsommigen
vallen bewusteloos neer; enkelen valt liet
geluk ten deel, waar het eigenlijk om te
doen is, dat zij een toeval krijgen, waarin
het hun vergund wordt den Messias,* of
de geesten van gestorvenen te zien. Lang
vóór dat zjj vallen, hebben zjj echter reeds
hunne rede verlorener zijn er die op
handen en voeten loopenanderen die in
het rond springen als bokken; nog weer
anderen die met eikaars hoofden tegen
elkaar stooten, of zich op andere wjjze won
den en kneuziugen toebrengen. Is de be-
zwjjming voorbjj, dan vertellen zjj aan de
priesters wat zjj meenen gezien te hebben.
Het einde van het feest is een gemeen
schappelijke maaltjjd, waarin stukken rauw
vleesch met huid en haar verzwolgen wor
den. Niet weinigen sterven van uitputting,
of bljjven verminkt door de verwondingen,
die zjj elkander toegebracht hebben.
De geestendans der Sioux-lndianen, te
Wounded Knee Creek in Zuid-Dakota, werd
door een spion van het naburige agentschap
der Vereenigde Staten bjjgewoond. Hij
kwam in het kamp der Roodhuiden op het
oogenblik dat de zon boven de kim verrees
en de dans den geheelen nacht reeds ge
duurd had. Een kring van 182 mannen
en vrouwen bewoog zich om den boom
een honderd of vier zaten in het rond en
begeleiden den dans met een eentonig,
klagend gezang. De meeste wilden waren
met de oorlogskleuren beschilderd; velen
liepen tot het midden toe naakt; hun breede
borst was met streepen roode en geele verf
geteekend. In hunne lang afhangende, raven
zwarte haren waren arendsvederen gevloch
ten aan hunne bloote beenen droegen zjj
rinkelende kransen, bestaande uit kralen en
uit pennen van het stekelvarken. Enkele
dansers droegen een lang toegeknoopt ge
waad van wit katoen, dat boven hun hoofd
in een kap eindigde. Deze stelden de geesten
voor. In het midden van den kring zaten
de vjjf priesters, oude, afgeleefde mannen,
met groengeverfde staven in de hand, waar
van het uiteinde een slangenkop voorstelde.
Die staven bewogen zjj op de maat van
den dans.
Langzaam, met gesloten oogen en gebogen
hoofd, bij eiken stap de knieën buigende
en de doorgesleten mocassins (muilen) laten
de sleepen over den grond, sleurden de dan
sers elkander rondom den boom. Het zeurige
gezang had weinig afwisseling van toon of
diepte. Tusschen de beschilderde naakte
ljjven maakten de witte gedaanten der »gees-
ten* een spookachtigen indruk. Wild gil
den de vrouwen het telkens uitwaggelend
sleepten allen elkaar mede; de vertooning
liep op haar einde. Dicht bjj den boom
lagen twee mannen en eene vrouw bezwjjtnd
neder. Op hen werd door de anderen niet
gelet. Op eeus vloog een van de gevallenen
op en schreeuwde: »Ik zie den Grooten
Vader, maar hjj wil niet tot mij spreken
want ik stink!* Toen viel hjj weder neer
en rees de ander op met de woorden: >Ik
zag den Grooten Vader, maar hij wilde niet
tot mij spreken omdat ik geen paarden had
Nu was de beurt aan de squaw, die op
gillenden toon riep: >Ik heb den Grooten
Vader gezien. Hjj zond eenen arend die
injj medenam ver weg, naar eenen berg.
De Groote Vader heeft mij gezegd dat de
de blanke mannen het land uitgejaagd zullen
worden, dat de Indianen zullen heerschen
over het land, en dat de buffel en het hert
terug zullen keeren!*
Toen ging het dansen voort met laatste,
nieuwe vaart; toen werd het huilen hef
tiger; toen hielden de uitgeputten zich over
eind met eene laatste inspanning hunner
krachten, onder stuiptrekkingen en gezichts
verdraaiingen, maar altijd met gesloten
oogen. Telkens viel er een in den kring,
soms op een boomtronk of eenen steen,
ontstond van zelf behoefte aan afzonderlijke
woningen voor bedoelde kinderen, verbon
den aan de schoolgebouwen, natuurlijk voor
zien van mannelijke en vrouwelijke sup
poosten.
Mocht de een of ander onder het lezen
dezer regelen in stilte meesmuilen: »welk
een overdreven voorstellingzoo is ons
antwoord daarop dit: dat, waar de ééne
zoodat het bloed uit zijn hoofd gutste. Al
len vertoonden reeds, in afzichtelijke wonden,
de teekens hunner nachteljjke buitensporig
heden. Ten laatste, toen de zon ten naas-
tenbjj twee uren het tafereel beschenen had,
hield het door uitputting op. Allen lagen
ter aarde, in de zonderlingste houdingen
een aantal waren bezwijmd, of verwrongen
in zenuwtrekkingen hunne ledematen.
Op deze manier heeft de geestendans bij
alle stammen plaats, op heel het uitge
strekte gebied waar de laatst overgeblevenen
der Roodhuiden hun kommerlijk bestaan
voortslepen. Nadat de bezwijming voorbij
is, blijven de gezichten die zjj gehad heb
ben, het onderwerp hunner gesprekken en
het middel om elkaar opnieuw op te win
den. Het slot dezer verhalen, die de een
natuurljjk den ander napraat, is gewoonlijk
dat zjj twee bergen gezien hebben, die slijk
uitbraakten en de blanken overstelpten, en
dat daarDa »de goede oude tijd* van het
Indiaanscho natuurleven terugkeerde.
Ontelbaar zijn de sprookjes, waarin hei-
densch en verbasterd ehristeljjk bjjgeloof
met elkander vermengd zjjn, welke de ronde
doen. De een vertelt dat hjj den Messias*
gezien heeft, die niet met hem spreken
wilde omdat hjj zjjne vrouw en zjjn kind
niet medegebracht had. Dit laatste nu was
twee jaar geleden gestorven en de arme
Indiaan was wanhopig omdat bjj geen kans
zag het in het leven terug te roepen. Aan
eenen anderen stam in de nabjjheid van
Pine Ridge werd de boodschap aangezegd
dat een hunner sterven moest en na vier
dagen in de gedaante van eenen buffel
terugkeeren zou. Dien buffel moesten zij
slachten en opetenwie er geen stukje van
machtig wist te worden, zou veranderen in
een hond. De aangewezen Indiaan ver
klaarde zich terstond bereid zich te laten
offeren, maar of hjj er toe gekomen is, heeft
men niet vernomen.
Buffelvleesch, dat eene lekkernjj voor de
Indianen, doch tengevolge van het uit-
eisch eenmaal bjj wetsbepaling ingewilligd
werd, daar niets in beginsel te zeggen zou
zjjn noch tegen de laatsteljjk genoemde, in
ééne zelfde richting gelegene eischen van
de zjjde der onvermogende ouders of hun
ner pleitbezorgers, noch tegen de in zulk
een verondersteld geval daarop gevolgde
plannen en besluiten van den Staat in dien
geest.
Verder, dat er tot op een bepaald oogen
blik nog geen misbruik der eerstbedoelde
en verondersteld uitgevaardigde vrijgevige
wetsverordening zou gemaakt zjjn, zou in
het minst niet bewjjzen, dat een dergeljjk
bedoeld misbruik niet in de toekomst ware
te duchten. Dat vader het bijv. van daag
niet wil hebben* (nml. gratis-aanbieding
van een maal warm eten aan zijn school
gaand kind of dito kinderen) en het zelfde
»het van moeder in een ander gezin nog
morgen niet mag* (1) bewjjst niet, dat deze
en dergelijke ouderparen zich wellicht niet
allen te zamen overmorgen zullen gaan
bedenken*, en vele andere niet volstrekt
onvermogende vaders en moeders het >bjj
nader inzien* toch ook maar niet voor
hunne telgen zullen aannemen of vragen.
Het gevolg daarvan zou worden, dat van
te voren op geen enkel oogenblik, zelfs bjj
benadering niet eens, zou kunnen worden
gegist, hoe groot het aantal ouderparen zou
zijn, die zich als onvermogend zouden aan
geven, ten einde voor hunne kinderen »in
de termen te vallen.
moorden der buffel» door de blanken eene
fabelachtige zeldzaamheid voor hen ge
worden is, speelt in vele dezer verhalen
eene rol. De too venaars maken daar gebruik
van. Een dier oude bedriegers is aan de
lieden van een der Cheyenne-stammen komen
vertellen dat een aantal gestorvenen hem in
den droom verschenen waren en hem allerlei
dingen verteld hadden. Als bewjjs zijner
geloofwaardigheid voegde hjj er bjj dat elke
geest hem een stuk buffelvleeich gebracht
had, en hjj daarvan uitdeeling houden zou.
Dienzelfden avond stapte die persoon in den
kring van den geestendans, met eenen
schotel dampend vleesch in de hand, dat
voor buffelvleesch moest doorgaan. Ieder
kreeg een stuk, en ofschoon het aantal
dansers groot en de schotel klein was, toch
werden allen gespijzigd een nieuw be
wjjs voor de macht van den wonderdoener.
Lomp en stuitend als al dit bjjgeloof ons
ljjkt, toch heeft het eene pjjnljjke betee-
kenis. De kinderlijke trek naar buffelvleesch
vertegenwoordigt maar al te duidelijk de
ontberingen, die het Indianen-ras te ver
duren heeft gehad door het voortschrijden
der blanken ontberingen, aanvankeljjk be
staande in beperking hunner vrjjheid, trap»-
gewjjs uitgebreid tot onthouding zelfs van
het noodigste levensonderhoud. Want voor
de ruwe settlers in het verre Westen komt
het »in bedwang houden* der Roodhuiden,
dat noodzakeljjk is voor de veiligheid der
blanken, hierop neder, dat de Wilden*
liefst, door alle geoorloofde en niet-geoor-
loofde middelen, zoo spoedig meg Ijjl :t-
geroeid behoeven te worden. En nu komt
deze geestendans, die als eene epidemie van
fanatisme door het land vaart en overal
de vurigsten en ontembaf sten van den
stam waanzinnig maakt of de zwgkei
medewerken om aan het besu ,n de
laatst overgeblevenen der oudste bewoners
van Noord-Amerika voorgoed een einde te
maken.
(N. R. CL)
Laml van Hensden
en Alteua,
!)e Langstraat en <le
Boinmelerwaard.
(1) Gelijk men weet bestaat reeds in de hoofdstad
een vereeniging voor Kindervoeding
(1) Zie „Nieuws v. d. Dag" van 17 Nov. 2e blad:
„Rede en Idealisme", in verband met Kindervoeding van
Staatswege"
(Slot volgt.)