mm M S3 5. f Onze Landsverdediging. Z vTERlUG 3 JANUARI. Uitgever: L. J. YEIKRMAM, Heusden, VOOR et en Aitena en de ominelerwaard. Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f l.OO. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Franco per post zonder prjjs- Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. - Vooral nu willen wij nog eens in herinnering brengen lo. Dat wij thans in een toestand van nagenoeg volslagen weerloosheid verkeeren. 2o. Dat het buitenland niet weet waarover zich méér te verbazen dat de aanhangige Legerwet niet reeds op den dag der afkondiging der nieuwe Grondwet inge diend j of wel daarover, dat we nu nog niet verder daarmede zijn, dan het onderzoek in de afdeelingen. 8o. Dat ondanks de betuigingen van vrede lievendheid, geheel Europa om ons heen tot de tanden gewapend is 4o. Dat in den modernen oorlog te veel af hangt van het verrassend optreden, dan dat er op te rekenen valt den naderenden storm tijdig te zien naderen; en 5o. Nog eens: dat wij op dit oogenblik niemand durft dit te verbloemen zoo goed als volslagen weerlous zijn. Dit alles constateert nu eens niet «die Tindal,maar het door geheel Nederland gelezen Nieuws van den Dag van 8 Dec. Wij verwachten daarom dan ook niet voor onvaderlandslievend of nog erger ge scholden te worden, wanneer wij in het ge moedelijke Hoofdartikel van dit onverdacht orgaan voor de huiskamer aanleiding nemen tot de volgende beschouwingen over een onderwerp, zoo actueel, zoo urgent, dat zwijgen er over of uitstel er van het mis dadige dreigt te naderen. Wij stellen ons voor dit te doen in twee gedeelten, houdende algemeene en bijzondere beschouwingen beiden nogthans met ver mijding van wat men de technische zijde van het onderwerp zou kunnen noemen. Door de indiening der wet op den ver plichten krijgsdienst van den tegen woor- digen Minister van Oorlog, werden heel wat pennen in beweging gebracht. Mocht dit gelden voor oprechte belang stelling in het onderwerp, wie zou anders kunnen dan het verschijnsel loven? Helaas echter blijkt maar al te zeer en niet alleen nu dat er ook andere roerselen in 't spel zijn. Die roerselendie nevenoogmerkendie bijzaken, welke de hoofdzaak maskeeren, ja verdringen; die partij-, club- en personen strijd dat en nog veel meer, zou het fatum*. kunnen worden genoemd 't welk op elke groote nationaleaangelegenheid bij ons drukt. De lijdensgeschiedenis onzer landsverde diging ook maar beknopt in her innering te brengen, ligt niet in 't doel dezer beschouwingen; maar toch moet het ge heugen der lezers, die wij ons voorstellen, even worden opgefrischt door aan te stip pen, dat na het vallen van de vele militie- en schutterij wetsontwerpen, die om allerlei redenen, behalve om de hoofdzaak, geen genade konden vinden in de oogen der volks vertegenwoordiging en met name vooral in die der éliten uit de hoogstaangeslage nen er eindelijk in 1870 feitelijk bleek, wat reeds zoo herhaaldelijk was aangetoond, n.l. dat ons leger te klein was, en er eigen lijk niets gereed om het in korten tijd ge kleed, gewapend en uitgerust, in taktisehe afdeelingen vereenigd, slagvaardig ter plaatse te hebben, waar er over beschikt moet kun nen worden, tegen elke schending van ons grondgebied; én, ter voldoening aan onze internationale verplichtingen. Wie zich herinnert wat hieromtrent in en na 70 officieel, officieus en particulier werd uitgesproken, zal wel niet kunnen ontkennen dat er vooral sedert dien tjjd een alles beheerschend vraagstuk voor Ne derland aan de orde isen het daarom dan ook wel kunnen billjjken, dat het op nieuw aan onze lezer» wordt voorgelegd. Dit laatste geschiedt echter niet omdat dit blad zich daartoe zoo bijzonder eigent maar omdat de Redactie het plichtmatig acht, gezonde, onpartijdige denkbeelden te helpen verspreiden, omtrent alle aangelegen heden, die de onafhankelijkheid, ontwik keling en welvaart der Nederlandsche natie kunnen bevorderen zoo mogelijk ver zekeren. Onafhankelijkheid wordt daarbij in de eerste plaats genoemd, omdat zonder deze, van de beide andere hoofdfactoren, van een waardig volksbestaan toch geen sprake kan zijn. En hierop wordt bijzonderen nadruk ge legd, omdat helaas het begrip dezer waar heid, ja, van dit axioma, zelfs bij het meest beschaafde deel des volks niet of te weinig ontwikkeld ie; voor een groot deel door on bekendheid, maar ook tengevolge onverschil- ligheid, lauwheid of hoe men het noemen wil. Montesquieu's gezegde: »I1 faut que «1'armée soit peuple« wordt in ons land weinig begrepe/ien uit de houding jegens de kloeke mauuen, die niet moede worden om het militair vraagstuk te bespreken, zou uien moeten afleiden, dat het gevleugelde woord van generaal Foy «Daar is echo in Frankrijk wanneer men de woorden Eer »en Vaderland uitspreekt* hier in een ande ren ziu moet worden opgevat. En nu wij toch aan het citeeren zijn, zij hier ernstig gewaarschuwd tegen de moge lijkheid, dat in Nederland bewaarheid worde, wat Napoleon I eens, zoo juist, van Oosten rijk zeide, n.l.: «Het komt altijd met een veldslag en «een idee te laat.« Na deze inleiding ter zake komende, stel len wij voorop dat wij zonder eenig voor behoud als eene Onvaderlandslievende daad gebrandmerkt zouden weuschen te zien, elk verzet tegen do invoering der persoonlijke vervulling van den nationalen dienstplicht. Wie de reeks betoogen van prof. Spruit en van van Tnereuhout om maar één officier te noemen heeft gehoord of gelezen, wie generaal van Limburg Stiruni met zijn flin- ken bond heeft hooren pleiten tegen dedienst- vervanging, weet ten naastenbij wat er vóór persoonlijke dienstplicht te zeggen valt, en hoe weinig er tegen is aan te voeren. Maar ook al hadden deze waardige voor gangers niet zoo krachtig gesproken, het rapport der staatscommissie en de wets voor- genoeg geleerd, voor ieder die zich maar eenig begrip kan vormen van de moorddadige uitwerking der nieuwere vuurwapenen en zich eeniger mate kan voorstellen wat dis cipline (hier nu niet uitsluitend met krijgs tucht* in engeren zin te vertalen) tegenwoor dig voor een leger te beteekenen heeft, moet het duidelijk zijn, dat de humaniteit gebiedt een goed georganiseerd en geoefend leger te hebben, óf van alle landsverdediging maar wijselijk af te zien, als van een geld- en krachtsverspilling der natie. En daar dit laatste toch wel in geen gezond vaderlandsch broin zal opkomen, blijft er van dit natuurlijk alternatief slechts over, dat wij ernstig moeten streven een leger te verkrijgen, 't welk, binnen de grenzen onzer stoffelijke middelen, door tal, organisatie, geoefendheid en gehalte eeu maximum van nationale weer kracht vormt. Naar het volkenrecht heeft ieder het recht zijn goed en leven te verdedigen, wat trou wens een natuurrecht is. De beschaving deed dit in het staatsrech t overgaan, en, daar i 'dor lid eener beschaaf de maatschappij verplicht is het staatsrecht te handhaven, volgt hieruit dat de verdediging van den staat de plicht is van ieder burger. Dat begreep dan ook onze Grondwetgever aldus, en stelde de verdediging des lands als één der eersten op de reeks der Lurgeljke ver plichtingen. En dit is niets nieuws, niets mo lerns. Rome en Griekenland waarop wij ons zoo gaarne beroepen, en waarnaar we ons in kunst en wetenschap zoo gaarne gedragen ging ons in deze opvatting van recht en plicht voor. In 't oude Rome toch riep men de jonge lingschap voor den krijgsdienst op met de formule: »om den staat te beschermen «en de stem van eer en plicht te volgen. Te Athene zwoer ieder jongeling van 20 jaar, alvorens hij als staatsburger werd er kend, dat hij zich in den krijgsdienst niet zou onteeren, dat hij in de rij zijner mede burgers tot zijn laatsten droppel bloed voor het vaderlan 1 zou strijden. In den hoogsten bloeitijd der Grieken en Romeinen waren de beste burgers ook de bede soldaten 2). Wij, die beweren een hoogere moraal te huldigen dan die der oudheid, moeten door die moraal worden aangespoord om, uit innige overtuiging van plicht, uit eergevoel en liefde voor ons vaderland, als stamhou- dracht der Regeering, nu aan de orde, leeren I ders van ons gezin, dus als medestamhou- ieder genoeg, dat Nederland onmogelijk al leen kan blijven staan met zijn plaatsver vanging ook al gebruikt men het »privi- lege aan de rijkdomniet als argument. Met bescheiden aanbeveling aan onze lezers, ora aan de verslagen, memmen en debatten ovei onderwerpel jk wetsontwerp wat meer aan lacht te schenken dan gewoonlijk, wordt hier meer in 't bijzonder aangetoond, dat, hoe men overigens over militaire aangelegen heden ook denke, onze legerorgauisatie, met alles wat daarmede verband houdt, wat meer belangstelling van de zijde der burgerij ver dient al ware het alleen uit een humaan en een fiuantieel oogpunt. Het is een wreedheid te noemen, riep van Tuerenhout dezer dagen mr. S. van Houten nog toe, om onvoldoend geoefenden tegen een leger van den tegen- woordigen tijd te laten optrekken of stand houden 1). Al hadden de jongste oorlogen tusschen Duitsehland en Frankrjjk, tusschen Rusland en Turkije dit niet reeds overtuigend 1) Zie Open Brief, Gebr. van Cleef, ders van ons volk en den staat, ernstig trachten, ons bekwaam te maken tot het vervullen van onzen plicht als staats burger. Dan zullen wij het gewapende Europa kunnen toonen wat nationale zin wil zeggen, wat burgerdeugd vermag. Deze laatste woorden nemen wij over uit het overwegeuswaarde geschrift „Een blik in de Toekomst" door een Gelderlander 3). Daarin wordt op zeer natuurlijke wjze de toestand geschetst van Nederland bij eeu in 1887 uitgebroken oorlog van het Drievoudig Verbond, gesteund door Enge land tegen Frankrijk met Rusland ver bonden. Daaruit zij hier nog het volgende met eenige bekorting geciteerd «Tal van jongelieden die zich uit vader landsliefde aanboden, moesten ervaren, dat «men niet meer in een tijd leefde, waarin «alleen dapperheid den krijg besliste; waarin 2) Zie het lezenswaardige boekje „Het beginsel van den krijgsdienst." 3) Van" der Zande Arnhem 1887. «bet alleen voldoende was te willen, om «ook te kunnen.* «Had men dadelijk na den Fransch-Dnit- «schen oorlog den persoonlijken dienstplicht «ingevoerd (met een grooter militieeontin- »geut) over welke schoone krachten zou «men dan thans niet hebben kunnen be- «schikken, thans, na het te laat was.« Het boekje, nog altijd waar en van actu aliteit, eindigt aldus: «De hemel behoede ons er voor, moge «het vaderlaup niet door vreemd geweld «eerst tot het inzicht komen wat burger- deugd vermag, wat nationale zin wil zeg- «gen; maar moge het de door lange «jaren van ongestoorden vrede afgesleten «veerkracht terug erlangen, ook zonder de «door ons geschetste rampen.* «Moge het, vóór dat het te laat is, in- «zien dat alleen dan een volk zijn vrijheid «waard is, wanneer het alles aanwendt om «haar te behouden.* «Laat ieder die het wel met zijn geboor- «tegrond meent, daartoe zjn krachten in- «spannen; laat ieder door daden en niet «langer door woorden er toe meewerken «dat, komt de nood aan den man, niemand «(door ongeoefendheid) achter behoeft te «blijven, die iiï de voorste rijen der verde- |»digers hal moeten en ook had kunnen «staan. Laten eindeljk Regeering en Ka- «mers beseffen dat niemand gerechtigd is «rust te nemen, voor dal ons volksbestaan deugdelijk op hechte grondslagen verze- tkerd is. Wij eindigen hiermede onze algemeene beschouwingen, al is de stof nog niet uit geput. In de Gids van Mei '89 kon men een artikel lezen over het vraagstuk der defen sie, waarin de achterlijkheid onzer militare organisatie wordt aangetoond, en waarin wordt betoogd dat ons krjgswezen moet worden bevrjd van de banden van over levering en gewoonte, van de dwaalbegrip pen omtrent doel en iurichting van ons leger 't welk in overeenstemming moet wor den gebracht met de behoeften van den tijd. Terecht toont de bekwame schrijver aan, dat er tegenwoordig meer kans is, dat wij buiten onze verdedigings-linie offensief zal- O O leu hebben te ageeren, en eischt hj daar voor een krachtig goed georganiseerd mo biel leger. Rekening houdende met de draagkracht der Natie in persoonlijke en financieelen zin, stelt h j de vredessterkte op 7 per dui zend en de oorlogssterkte op 3 ten honderd en komt dan op 60,000 man voor het mobiel veldleger, 40,000 bezettingstroepen en 20 duizend dadelijk beschikbare reserve. Een leger dus van 120,000 man. Door persoonijke dienstplicht, eenige verhooging van het jiarljksch militiecontingent en een ietwat langeren diensttjd kan die sterkte op eenvoudige en doeltreffende wjze wor den verkregen. De Vaderlandslievende schrij ver zegt o. a. nog «Een nationaal leger al* het onze, is niet «alleen een waarborg voor het blijvend be- «zit onzer instellingen en vrjjheid, maar «tevens de groote volksschoolwaar orde en «plicht beoefend, en in de bnrgermaatschap- »pj overgebracht worden.* «Door leger en vloot uit hun achterljk- <heid op te heffen, zal ons land in aanzien «en invloed winnen en zullen zjjn handels ten nationale belangen in hooge mate «worden gebaat*, Buitenlu nd. Padlewski's verklaring aan Labruyére, over den dood van den Russischen Generaal «Seliverstoff* te Parijs. Op verzoek van den generaal was te Parijs een Russisch agent gekomen, die met de daar verblijf houdende «Nihilisten* een plan beraamde tegen het leven van den Czaar, De meest onverschrokkene personen van de samenzweerders werden naar Rusland ge zonden om het plan ten uitvoer te brengen; maar daar gekomen werden zj, door de inmiddels gewaarschuwde politie gearresteerd. Er volgde het bekende «Bommen-Proces*, met veroordeeliug tot den dood en ver banning naar Siberië. Padlewski nam toen het besluit den «provocateur* «Seliverstoff* te dooden, zonder iemand dit voornemen mede te deelen. H j nam dienst bjj den lieer »v. Bernoff«; en werd bj het overbrengen van een entréebewjs voor een Russisch concert, tot zijne verbazing in de kamer van den generaal ontboden. Na eenige woorden in het Fransch gezegd te hebben, vroeg Seliverstoff plotseling in de Russische taal «wilt ge geld, veel geld verdienen?* «Zie het goud.« daar zijn 40,000 frs. ter dispositie(eene lade in zjn schrjftafel openende, die bijna met goud gevuld was). «IToe heet ge?« Engel, antwoordde Padlewski. Engel is Duitsch en weet ge hoe dat heet? Ja monseigneur, dat heet in 't Fransch «ange«. Gij zjt echter een duivel, vervolgde de generaal lachende. Een duivel in uwen dienst en als u het wenscht, zal ik dadel ijk m ju collega «lucifer* levend er bj halen. Den «Lucifer* heb ik niet noodig, uwe diensten alléén, maar ontzegt gj dien, dan kost het uw hoofd. O, monseigneur als ik rjk ben, kan ik mj voor een millioen een nieuw hoofd laten maken. Laten wj dat schertsen staken en luister: «Wanneer gj mj mededeelt, welke lieden bj Bernhoff komen, wat ze daar doen en bespreken, dan zult ge daarvoor rjkeljk beloond worden.* Bj het hooren van dit voorstel begon Padlewski's bloed te koken, zjne oogen verrieden wat er in hem omging, en de generaal zag hem verbaasd opmerkzaam aan. Onmiddelljk trok Padlewski den re volver en schoot; zeggende: «Hier hebt gj uw loon,* «spionSeliverstoff viel met het gelaat op zjn schrjftafel en stamelde: «Pa waarschjnljk het begin van een Russisch woord voor «genade.* Het schot scheen door niemand gehoord te zjn ge worden althans Padlewski bleef ongestoord in de kamer en was een tjd lang in de verzoeking de papieren zich toe te eigenen, waaronder een naaml jst van de stille Rus sische politie-agenten, welke te Parjs ver bijt' houden maar de herinnering aan het aanwezige goud in de kamer deed hem stil doen vertrekken. Hj sloot de deur der kamer en groette den portier bj het verlaten van het gebouw en liep de straat op zonder te weten waarheen, tot dat hj eindeljk tot bedaren gekomen wastoen zocht h j eene schuilplaats bj een bekend, vertrouwd persoon. Men meldt uit Aberdeen De werkstaking aan de spoorwegen is geëindigd en de treinenloop ia bjna overal hersteld.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1891 | | pagina 1