FEUILLETON. De bekentenis van een veroordeelde. ZATERDAG 11 JULI. 1891. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. s* ïöi 9. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Er zijn zeer vele menschen, die weinig smaak hebben voor kunst. De kunst is voor hen een afgesloten terrein, door hen zelf afgesloten, ze willen er zich niet mee be> moeien; het dagelijksch brood winnen, den staat dienen, zijn godsdienstplichten waar nemen is, meenen zij, genoeg tot vulling van een menschenleven. Kunst beoefenen, opzoeken, bewonderen, ondersteunen, ligt buiten hun sfeer. Laten zij het doen, die er voor leven of er hun brood mee ver dienen; men kan zonder kunst zeer goed leven en vredig sterven. De menschheid zou 't zonder haar best stellen kunnen, er zou zelfs meer rust en minder ongenoegen op de wereld zijn. Dit laatste nu is moeilijk uit te maken, de kunst toch is er eenmaal en 't gaat bezwaarlijk alle poëzie uit het leven weg te denken en te voorspellen, hoe 't dan zou zijn. Aanlokkelijk schgnt ons die toestand niet toe. De kunst toch is een openbaring van 's menschen bestaan, van minder waarde, zoo ge wilt, dan zedelijkheid en godsdienst, doch even als deze voortgesproten uit 's men schen natuur en is derhalve niet weg te cjjferen. We zouden niet waarlijk mensch zjjn, indien we de kunst in 't leven niet overal op onze paden ontmoetten. Laten we hierop eens wat nader ingaan. In den mensch reiken natuur en geest elkaar de hand. Zijn zichtbaar deel behoort tot het stof en staat daar als het edelste der schepselen. Met den geest echter ver mag hij zich boven 't stof te verheffen, een eigen hooger leven te leiden. Op dit be kende, bestreden, doch van denkers nooit doorgronde geheim zijner tweevoudige na tuur berust het wezen der kunst. Alle kunst is de openbaring van den geest in zinnelijk schoonen vorm. Ontbreekt een dezer, dan kan van kunst geen sprake zijn. Het zuivre geestelijke, onverschillig voor een schoonen vorm, dat naar waarheid, recht en liefde streeft, behoort tot een ander ge bied des geestesleventot wetenschap 5) »Laat dan het recht van uw ambt gelden, gij mannen,sprak de rechter tot de jury, »maar denkt aan de verantwoordelijkheid, die gij op u neemt, en wikt nog eenmaal de toedracht der zaak. De schuld van dezen man schgnt voorzeker bewezen te zijn schijntzeg ik, maar dikwjjis bedriegt de schijn. Is het volstrekt onmogelijk, dat in deze streek een broeder van den beschul digde bestaat? Is het volstrekt onmogelijk dat in deze streek goudvelden zjjn? Wat te doen, wanneer de beklaagde de^dood- straf heeft ondergaan en zijn broeder ver schgnt om de waarheid dier beweringen te staven Ik bezweer u nog eenmaal, mannen van de jury, indien de geringste twijfel aan zijn schuld bij u bestaat, oordeelt ten gunste van den beschuldigde. Zoo sprak de edele man, en de jury trok zich terug achter een boschje, ter beraad slaging. Onder de menigte ontstond een dreigend gemompel. Niemand twijfelde aan de uitspraak der juryde beklaagde aller minst. Na een poos verschenen de twaalf man nen weder in den kring, en de voorzitter keerde zich met een bleek gelaat tot den rechter. zedelijkheid, godsdienst. Al het zinnelijk schoone, waarin geen gedachte huisvest, wordt evenmin kunstwerk, maar blijft in 't stof gevangen en vervalt in het beste geval tot den kring der nuttige zaken, der hand werken. Een kunstenaar moet dus voldoen aan twee eischen, waarvan geen kan ver vallen een verheffende gedachte en een schoonen vorm. Vandaar, dat de kunst een meer alzijdige bevrediging schenkt dan andere geestesuitingen, omdat in haar de geheele mensch zich uitspreekt en terugvindt. En terwijl op alle overig terrein verwijdering der geesten te bespeuren is de weten schap komt slechts tot enkelen, de gods dienst leidt niet zelden tot scheuring en tweedracht is de kunst het groote ver- eenigingspunt aller menschen, althans van 't zelfde volk en bloed. Aan een kunstwerk verheugt zich niet de denker alleen, maar ook de onontwikkelde; voor den eerste is dan de geestelijke voorstelling hoofdzaak, voor den laatste de schoonheid der vormen. Eerst wanneer de gedachte zich in kunstigen vorm uitdrukt, wordt ze gemeen goed. Vaudaar dat alles, wat door menschengeest en menschenhand tot heden kunstig voort gebracht is, even zeker als de staatkundige geschiedenis behoort tot den voortgang der beschaving. Onbeschaafde volken kennen geen kunst. Hetgeen de natuur ze dwingt te vervaar digen, een hut in den kegelvorm of een op palen rustend dak is evenmin kunstwerk als het bonte weefsel uit plantenvezels of wol, waarmee zij zich tegen koude be schutten. Eerst wanneer de geest gedachten wekt, leeft ook de kunst op. Uit den on- bestemden eerbied voor de naluurkrachten ontwaakt de gedachte aan een hooger wezen, dat bezongen wordt in de poëzie en aange beden op plaatsen, waar 't het meest zijn tegenwoordigheid doet gevoelen, aan den stroom, in het woud, op hooge bergen. Zoo ontstaat de behoefte aan tempels en zinrijke voorstellingen in den schoonsten vorm. Aldus wordt de kunst geboren, gelijk men ziet, uit edele aandrift. »Wat is uw uitspraak De jury ging uiteen en verdween tusschen de menigte. De rechter vraagde den veroordeelde, of hij nog iets te zoggen had. De man heeft gezwegen. Toen heeft de rechter nog de volgende woorden gesprokenJohn Peak is des doods schuldig, hij is veroordeeld om te worden opgehangen. Zonder haat en nijd geven wij hem aan het lot over; moge de Heer zijne ziel genadig zijnEen uur is hem ge gund, om zich tot zijn einde voor te be reiden. Dit uur mag hij alleen doorbrengen. Ik verzoek de vergadering, nu in vrede uiteen te gaan; moge geen uwer ooit ver geten, aan welke ernstige handeling hij heden beeft deelgenomen.* Met deze woorden legde de rechter zjjn ambt neder en daalde af van zijn zetel. Er ontstond weldra rumoer onder de opgewon den menigte. Men rolde een vat rum uit John Peak's voorraadstent naar buiten, sloeg den bodem in en verdrong elkaar om een glas van den drank machtig te worden. De eene sleepte een zak rijst voort, de ander een zak suiker, een derde een kist thee anderen vergastten zich aan ham, boter, meel of tabak. Een ieder wilde zich nu schadeloos stellen, neinen wat hij krijgen konhet ging onstuimig toe in het woestijn- leger. Toen men eindelijk naar den veroordeelde omkeek, om hem zijn straf te laten onder gaan, was de vogel gevlogen. Een listige Intusschen hebben zich verschillende per sonen boven de massa verheven, helden, 7 i wetgevers, uitvinders en deze worden, nog voor 't gescheven woord hen vereeuwigt, door beelden in gedachtenis gehouden. Dat is de aanvang der historische kunst, die zich verder uit in het volksgezang, het drama, de schilderkunst. En nu komt ook het werkelijke leven iets vragen. De vorst wil paleizen, het volk plaatsen van vereeniging, men verlangt ook afbeeldingen van den levenden mensch, ver- aanschouwlijking van levenstoestanden en de bouwkunst, de schilderkunst, het drama haasten zich dezen trek naar poezie te be vredigen. Terwijl de kunst met het godde lijke aanving, daalt ze nu neer tot het menschelijke. Doch ze verloochent haren oorsprong niet, ze voert den mensch uit het stof op tot hooger. Dat is het groote verschil tusschen de kunst der ouden en de christelijke kunst. Het heidendom is de verheerlijking van den mensch, het christendom daarentegen stelt ten eisch verloochening. Zoo hult het eerste de kunst in het uitlokkende kleed der zinnelijkheid, terwijl de christelijke kunst dit kleed afwerpt en naar 't reine ideaal streeft. Zoo bouwden de oude hei denen op den top eens bergs hun tempel als een breede, zware massa, die de rots afsloot of de stad kroonde. In dezen tempel woonde de god, in beeld belichaamd, naar boven behoefde het gebouw dus niet heen te wijzen, niet naar de verte, het onbereik bare te streven. Hoe geheel anders de hoogste vorm der christelijke bouwkunst, de gothische dom Smal en slank rijst hij van den bodem op waarts, de hoogte is beduidend langer dan de breedte en lengte; alle deelen van 't gebouw schijnen zich los te rukken van de aarde, spitsbogen, driehoekgevels en toren wijzen naar 't oneindige blauw. Zoo verwekt een kunstwerk zekere stem ming en wanneer wij ons zetten in die stem' ming te komen als waarin de kunstenaar bij 't ontwerpen zich bevond, dan schenkt ook de kunst ons genot, al beoefenen wi zelf ze niet. Een letterkundige bezigt woorden tot he belichamen zijner idee, de schilder het spe der kleuren, de beeldhouwer het marmer maar noch den een, noch den ander g schiedt recht wanneer het publiek blijfl hangen aan den vorm, aan den zinbouw, aan verf en lijst, aan 't wit van 't marmer. Dat is alles slechts stof waarin de geest tot ons spreekt; 't is slechts het middel waarvan de gedachte zich bedient gedachten te wekken. De gedachte kan het middel niet ontberen, maar de eerste is hooger dan het laatste. Aldus beschouwd heeft de kunst wel degelijk reden van bestaan. Ze heeft een edele roeping en ieder, die hare hooge waarde miskent, ontzegt ziehzelven een heerlijk genot. Biiitwnlnnd. handlanger had de plundering op touw gezet en was den veroordeelde bij de vlucht be hulpzaam geweest. Men zag nu van verre den vluchteling te paard voortrennend.« Hier zweeg de gevangene. »Ja,« sprak de priester, »ik heb destijds van die geschiedenis gehoord. Maar waarom vertelt gij niet van u zeiven?* »Ik vertelde van mij zeiven,zeide de gevangene; »hebt gij in dien John Peak dan mij niet herkend? Niet waar, gij rilt? Ik ook, Mylord, ik ril ook bij de gedachte dat er zulk een duivel in mij steekt.* »Zijt gij nu aan het einde Bijna. Wat nu nog komt is spoedig ver teld. Ik vluchtte naar de wilden. Daar ik reeds vroeger hun taal had geleerd, en zij in die streek in mij voor de eerste maal een blanke zagen, bovendien mij vreesden, gaf ik mij uit voor hun stamvader, die uit een andere wereld tot hen was teruggekeerd, om hun te verkondigen, dat een vreemd, machtig volk, hetwelk den bliksem en den donder met zich voerde, over de zee naderde, en dat ik hen tegen dezen vreeselijken vijand kwam helpen. Zij hebben mij geloofd, hebben mij op hunne wijze aangebeden, hebben mij in een groot hol geleid en hunne offergaven aan mijne voeten gelegd. Let gij wel op de grilligheid van het lot? Nu was ik, wat ik eens zijn wilde, toen ik oog op de heide van Ierland zwierfeen profeet, een priester, een aartsbisschop. Maar waar? Zij brachten mij het beste wat zij hadden, het was voor mij nauwelijks genietbaar; ik zeide, dat ik bij de spijzen en dranken De Oostenrgksche regeering is voornemens, de strafbepalingen op spionnage te verscher pen. In het officieuse militaire blad Reichsivehr wordt medegedeeld, dat zjj zich daartoe ver plicht gevoelt wegens de verregaande spion nage, welke Rusland met list en kracht in Oostenrijk-Hongarije uitoefent. Er zijn onder anderen in opdracht van Rusland vesting plannen voor Pzemysl en constructieplannen der Krakauer forten gestolen. Bovendien heeft er onlangs in een lokaal van het Krakauer korpscommando eene poging tot inbraak plaats gehad, om mobilisatieplannen te stelen, die aldaar door den bevelvoerenden Oostenrijksehen generaal werden bewaard. Daaromtrent werd geconstateerd, dat de daders door Russische officieren langs de grens omgekocht en van de beste werktuigen tot inbraak voorzien waren. Ook de geheim zinnige moorden, bij Jaroslaw op militairen gepleegd, worden toegeschreven aan daar mede in verband slaande spionnageplannen. Het bovengenoemde militaire blad zegt verder, dat er in Russisehen dienst eene menigte postduiven over geheel Oostenrijk Hongarije verdeeld zijn en dat aan die spionnage van Russische zijde ook word deelgenomen door Gallicische houthakkers en dergelijke personen, aan welke speciaa de taak is toegedacht, in oorlogstijd dadelijk bruggen en krijgsmaterieel te vernielen. Ten slotte wijst de Reicliswehr op het merk waardige feit, dat er in de laatste jaren vele Oostenrijksche en Hongaarsche officieren, na hun dienstplicht te hebben volbracht, in Russisehen dienst zijn overgegaan. Thans is officieel geconstateerd dat bij het vreeselijk spoorweg-ongeluk van Mön- chenstein 73 personen zijn omgekomen (3 eerst later aan de bekomen wonden) en 134 gewond, waarvan nog 40 in behandeling ziju, terwijl 11 personen vermist blijven, deels ook door de onmogelijkheid om de lijken te herkennen. Een pontonbrug op de Aar bij Wangen, Zwitserland, waarop 23 pontonniers bezig waren met oefeningen, is uit elkander ge slagen. Slechts 5 der manschappen werden gered en reeds zijn 9 lijken opgehaald. »De Neue Freie Presse* gispt scherp de reis van den Koning van Servië naar Rus land, en noemt die een volkomen abdicatie van Servië tegenover Rusland. Luitenant Livraghi is door de enquête commissie voor Afrika in het verhoor ge nomen. Men zegt dat hij zich op zeer handige wijze heeft verdedigd, en dat hij machtige beschermers heeft. De lavastroom van den Vesuvius neemt toete Frosolone werd een hevige aard schok De iüfluenza maakt talrijke slachtoffers in de Spaansche provincie Toledo. Meer dan 700 personen zijn aangetast te Mora en meer dan 400 te Orgaz. De epidemie be gint een onrustbarend karakter aan te nemen. gewend was aan de toebereiding der andere wereld, en maakte ze op mijne wjjze ge reed. Ik zocht de wilden voor mijn doel op te leiden en gold als hun aanvoerder en hun God, hoewel er velen onder hen waren die mij blijkbaar niet vertrouwden. De vrees hield hen evenwel in toom. Ik oefende ze in den omgang met de speer en met de knots, ten einde een weerbaar leger om mij heen te kunnen vormen, tegen mijn eigen ras. Ik begreep wel, dat ik voor altijd uit de beschaafde maatschappij verbannen was; welnu, ik maakte het plan de wilden van Australië te vereenigen, om met hen tegen de Eugelsche koloniën op te trekken en alles te verdelgen wat aan Europa en be schaving herinnerde. Zoo groot was in mij, rampzaligen mis dadiger en verworpeling, de haat tegen orde en zeden geworden. Ik was nu een ware duivel. Mijn plan, de wilden tot den oorlog op te leiden, was echter niet uit voerbaar. En weet gij, wie mg, bij mijne inhechtenisneming aan de Murray, heeft nedergeworpenEen der wilden, mijn eigen wapendrager. Hij had mij zeker gedood, wanneer ik niet door de soldaten ware gevat. Het blijft dus uw werk, mijn oude vader stam, aan mij, aan den armste, den ramp zaligste uwer kinderen, uw recht te laten gelden. Nu ontsnap ik niet weder op een vurig ros, nu ontken ik mijne schuld niet meerik heb nog slechts één verlangen, o menschen, weiger mij dit ééne niet! Bij deze woorden viel de man luid kermend op den steenen vloer. De priester richtte De ontvoering van Kate Greenfield, het Engelsche meisje, door de Kurden op de Perzische grens, dreigt tot ernstige verwik kelingen aanleiding te geven. De Porte heeft n.l. de Perzische regeering, die bereids maat regelen had genomen om het meisje te be vrijden en de roovers te tuchtigen, uitge- odigd zich niet met de zaak te bemoeien, daar de Kurden onderdanen zijn van den Sultan, als hoofd der geloovigen. De Britsche regeering neemt daarmede echter lang geen genoegen en heeft de Porte aangemaand de Perzische regeering niet tegen te werken, maar haar integendeel te helpen de schul digen gevangen te nemen en het meisje te bevrijden. De »Times« verneemt uit San Fran cisco, dat Mexico op den rand eener om- hem op en vraagde welke zijn laatste wensch was, dien hij zou trachten te vervullen. Den volgenden morgen, toen een roode glans de onmetelijke wateren in het oosten lescheen, werd de gevangene uit den kerker gehaald en naar de plaats van het gerechts gebouw geleid. Daar wachtten hem de rechters en de priester. De laatste sprak lem troostwoorden toe en bad. Toen de ter dood veroordeelde midden op de plaats de galg zag staan en den scherprechter er naast, riep hij uit: »Ge- weigerd! verloren!* Met dezen vreeselijken ireet wierp hij zich met het hoofd op de steenen het roode bloed stroomde uit iet verbrijzelde lichaamsdeel. Hoog boven de daken van het gebouw vlogen de duiven lieflijk glinsterde haar gevederte in het licht der opgaande zon. r:. let Lam! van Alteiia oiniiielerwaanl. Franco per post zonder prijs- (Vit het Duitsch.J »,Tohn Peak is schuldig'. »Kunt gij dat ook, gij menschen, mijn laatste, eenige bede verhooren. Hoort dan, deze is het: ik wil niet geworgd worden, ik wil langzaam, langzaam sterven en mijn bloed zien. Ik wil het zien en mijn hart ophalen aan de doodsangsten van dit dier.a Met gebalde vuist sloeg hij zich op zijne borst, dat zij dreunde. Een soort van waanzin maakte zich van hem meester. De gevangen bewaarders kwamen en legden hem de meien aan. De priester vertrok; de gevangene staarde hem met holle oogen na. (Slot./

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1891 | | pagina 1