Gastvrijheid. FEUILLETON. ZATERDAG 29 AUGUSTUS. 1891. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. De Judas van Tyrol. Het nieuwe Ministerie. 11.23. VOOR Dit blad verschflnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Geen historieschrijver vergeet onder de deugden der Germanen de gastvrijheid op te sommen. Men zal echter verstandig doen deze deugd niet als bepaald Germaansch op te vatten. Waren onze oude Bataven, Friezen, Eranken en Saksers bjj uitnemend heid gastvrij, ook van andere volken in de eerste perioden der beschaving staat het zelfde opgeteekend. En dat is zeer natuurlijk. Vooreerst bleven in die dagen familieleden en stamgenooten te zamen wonen en hadden dus zelden behoefte tot het inroepen der gastvrijheid en in de tweede plaats werden reizen naar afgelegen oorden slechts zelden ondernomen, dewjjl men op de vrienschap van andere stammen geen groote rekening maken kon. Kwam dus een onbekende binnen de landpalen, dan was er geen reden dien den zelfden dienst te weigeren, als waarop men ook rekende in het omgekeerd geval en hem een onderkomen te ontzeggen Integendeel, hij werd onder dak gebracht en van 't noodige voorzien. Het behoorde tot de zeden des lands, den hulpbehoeftige rust en voedsel te verschaffen. Deze opvatting van 't begrip gastvrjjheid werd echter spoedig gewjjzigdtoen de grenzen, waarbinnen de verschillende stam men zich bewogen minder streng afgebakend werden en de middelen van gemeenschap wegen en kanalen toenamen. Er kwam behoefte aan gelegenheden tot huisvesting van reizigers en aan die behoefte werd overal voldaan. De beoefening der gast vrjjheid bepaalde zich voortaan tot familie, kennissen en onbekenden van naam. Zonder nu te beweren dat de Neder landers op het stuk van gastvrijheid een betrekkelijk hooger plaats innemen dan andere volken een bewering die moeiljjk te staven zou zijn mogen we ons toch verheugen over de beoefening dezer deugd ook in ons vaderland. Ieder weet bij ondervinding hoe heerljjk het is de gast te zijn van een familielid of vriend in de stad, waardoor 't mogelijk wordt de genoegens van 't stadsleven op een min kostbare wijze te genieten, of op het land waar de stadbewoner, zenuwachtig geworden van 't woelige leven, tot rust komt en zijn kalmte hervindt. Onder ééne voorwaarde echtermen moet bij vrienden geherbergd zjjn, die ook in dezen de les betrachten: doe, gelijk gij wilt dat men u doen zou. Zich voegen naar de omstandigheden naar de gewoonten en gebruiken, wie zou (4 Hierop lieten zij hem de documenten zien, waarop de gids zich nogmaals ver ontschuldigdehet was maar een voor barige vraag geweest, hij vertrouwde de Franschen volkomen. Dat was over 't alge meen zijn fout, dat hij de menschen te veel vertrouwde. Zoo had hij bijvoorbeeld, van dag tot dag, van week tot week ge wacht of de regent zijn ongeljjk zou inzien, de Tyrolers tot toewijding aan het nieuwe gezag aansporen, en zich zei ven onder werpen zou. »Maar neen, hij doet het niet!« riep Raffl, schijnbaar zeer veront waardigd; »hjj verzet zich tegen God, tegen de wet en tegen het vaderland! Hoeveel goeds hij overigens hebben moge, men kan hem niet meer verontschuldigen en sparen. God weet hoe moeilijk het injj valt, maar de gerechtigheid, de vaderlandsliefde vor dert hetHjj bleef staan en zeide zachtjes, zich tot een der sergeanten over- buigende: »ik weet waar hij is.« Van bljjdschap en begeerte grepen zij hem bij zjjn jaspanden. Werpt mij nu maar niet omver,sprak de gids; »wjj moeten verstandig zijn, en zorgen dat hjj ons niet ten slotte nog ont- dat niet gaarne doen, indien men 't van hem vergt? Wanneer ge echter voor uw genoegen uitgaat, dan hebt ge gaarne uw vrijheid en daaronder is zeer zeker niet begrepen het u voegen naar andere gebruiken. Ge wilt op uw vrijen Zondag zooveel mogelijk ge nieten van de schoone natuur en men dwingt u driemaal te kerk te gaan, met een gezicht waarop duidelijk te lezen staat dat ge voor goed uw matten kunt oprollen indien ge u niet voegt naar 't gebruik ge zoudt gaarne wat muziek hooren of een schouwburg be zoeken en men sleept u van den een naar den ander om met u te pronkenof ge wilt wandelen en men noodzaakt u thuis te zitten en visites te ontvangen. Voor deze gastvrijheid zoudt ge een tweeden keer feestelijk bedanken, niet waar? En ge zoudt recht hebben: een gast, die aan banden gelegd wordt, bljjve liever thuis, dan zich om den wille van vrjj logies tot een slaaf te maken. Tot de beoefening der gastvrijheid be hoort dus ook eerbiediging van des gasten vrijheid. Een gast moet volkomen vrij zjjn, zelf het uur te kiezen, waarop hjj ter rust gaat en opstaat. Indien hjj van zijn kant ook weet wat gastvrijheid is, zal hij in geen geval tot bandeloosheid overslaan. Hij be hoort zelf te beslissen waar en wanneer hjj visites wil maken en boe hij zijn dag be steden zal. Men mag hem daaromtrent voorstellen doen, doch 't moet aan hem blijven daarop al of niet in te gaan. Zoo de gastheer zijn gewoonten niet schikken wil, naar die van zijn gast, dan kent hij de eerste wet der gastvrjjheid nog niet en is waard, op zijn beurt, indien hjj elders komt, getiranniseerd te worden. De gastheer achte zich steeds de mindere en eerbiedige den leefregel van zijn gast. Bjjzonder zjj daarop nadruk gelegd bjj den maaltijd. Wanneer 't op eten en drinken, doch voornamelijk op eten aangaat, stelt men een gast geljjk met weeskinderen. Van deze veronderstelt men in den regel dat ze voortdurend hongerlijden en stopt ze daarom op hun vrjje dagen zoo vol, dat ze den volgenden dag kwalijk zjjn. De schapen krjjgen in de week niet veel bjjzonders, dus mogen ze 's Zondags een buitengewone portie eten. Nu laten kinderen zich dit gaarne wel gevallen, doch gasten zijn gewoonlijk geen weeskinderen en van hen kan men niet aannemen dat hongerlijden regel is en toch denkt elke gastvrouw zich bjjzonder ver- snappe. Wanneer ik u goed den weg zal wjjzen, dan moeten wjj omkeeren. Dit is niet de beste weg naar den Fartleis, en wij zijn reeds door menschen gezien, die het hem te vroeg zouden kunnen verklappen Eerst moet gij naar de herberg terug, om wat uit te rusten en u te versterken, want ik zeg u, de weg is niet gemakkelijk. Wacht dan tot elf uur, loopt tot aan de brug waar dat kruis staat, daar zal ik u wachten. Zoo luidde de afspraak: hierop keerde Raffl naar zjjn woning terug, waar hij den ganschen avond zeer stil was, in een oude kist naar kleederen zocht, hoewel hij ge heel gekleed was, en steeds naar buiten keek hoe het weder was. Toen er niemand meer komen kon, sneed hjj zijn baard af. Zijne vrouw dacht: die heeft de een of andere dwaze gril in het hoofd, maar zeide niets, wetende dat hjj, slecht gehumeurd, zooals zjj nu dacht, gewoonljjk haar ruw afsnauwde. Toen zij na middernacht even wakker werd, was hij verdwenen. Ook in de hut op den Prantacher Alm waren de bewoners dien nacht laat te bed gegaan. Zij hadden uit het dal eene waar schuwing gekregen op hunne hoede te zijn, daar er gevaar dreigde! In den familieraad, dien zij daarop gehouden hadden, was be sloten deze hut te verlaten en hooger in dienstelijk te maken met haren gast 't eten op te dringen en 't zeer kwaljjk te nemen, indien hij weigert zich te onderwerpen. Wie kent ze niet, die beste, brave huis moeders, die op alle, gelegen en ongelegen tijden, met proviand komen aansjouwen, opdat hun gast het eens wezenlijk goed hebbe en weldoorvoed bij de zjjnen terug- keere? Och, 't is goed gemeend, maar voor een gast, die gaarne zelf bepaalt hoeveel hjj gebruiken zal, verduiveld lastig. Laten we toch de gastvrjjheid niet aldus opvatten, alsof onze gasten tot ons komen om de maag te overladen en laten we ze niet van hun vrijheid berooven, door hen te noodzaken zich naar onze gewoonten te voegen. Ze zullen tevredener naar de hunnen terugkeeren en te eer genegen zijn ons wederkeerig op dezelfde wijze te gast uit te noodigen. We doen hun dan een dienst, die we te eeniger tjjd met geljjke munt terugbetaald krjjgen. Zeer uiteenloopend zijn de meeningen der verschillende voornaamste bladen om trent het Nieuwe Ministerie. Natuurlijk verwachten de anti-lib. zoo wel als de meest geavanceerde weinig heil van een bewind, waarvan de leden ten deele als specialiteiten onbekend zijn. Zoo begrjjpt het Centrum niet hoe men heil verwachten kan van een Minister van Oorlog, die bekend staat als een sterk voor stander van algemeenen en persoonljjken dienstplicht. Het verwacht dan ook, zooals 't blad woordeljjk zegt: niet anders dan de van ouds bekende, liefelijke, in slaap wiegende liberale beloften. De Boodschapperzegt o.a.: »Zie, dat onbekenden en onervarenen de plaatsen moeien innemen van uitnemend bekwame Ministers als Havelaar en Kruijs dat in het nieuwe Kabinet mannen zitting hebben als Van Dedem en Smidt, die hoe bekwaam ook door hun langdradig heid, hun zucht tot uitpluizen tot in de nietigste bjjzonderheden, en vooral op den laatste is dit van toepassing, moeiljjk het gehoor van de Kamer konden verkrijgen en zeker bij weinigen hooge verwachtingen kunnen doen stellen in hun Ministeriëele werkzaamheiddat alles laten wjj thans voor hetgeen het is, hoewel het een raadsel blijft waarom de aangewezen man voor Koloniën, de uitnemend deskundige Cremer, niet benoemd werd. het gebergte een nog ontoegankelijker schuil plaats te zoeken. Daarom hadden zij op den laten avond den boedel bij elkander ge pakt, endaar mist en sneeuwstorm dreigden, besloten zijn niet in den guren nacht te gaan zwerven, vertrouwende dat de sneeuw hen ook den volgenden dag zou bedekken, dat geen oog hen van verre zou kunnen ontdekken. Daarna spraken zjj nog hun gemeen- schappeljjk avondgebed uit en begaven zich ter ruste. Hofer en zjjue vrouw sliepen in den veertien voeten langen, smallen trog, de anderen op de tweede verdieping der hut, waar wat hooi lag. Het was omstreeks halfvier, toen Dörninger ontwaakte en door de dakreet naar buiten, naar het weder keek. Spoedig zag hjj wel zoo veel, dat het geen dag werd om van woning te ver anderen. Het was een prachtige lucht. De maan scheen helder en verlichtte het ge bergte. De geheimschrjjver zag een poosje naar buiten, waar alles rustig was, nadenkend, en in bewondering voor Gods almacht ver zonken. Plotseling hoort hjj een geluid alsof iemand met beslagen schoenen over de be- vrorene sneeuw gaat. In het eerst denkt hjj aan wild, of aan losgeraakte sneeuw, die naar omlaag rolt, maar de schreden komen nader, hjj ziet reeds een ineenge drongen gestalte naderbjj kruipen en achter lem soldaten met blinkende wapenen. Alle duivels, wat is dat? denkt Dörninger, en »Maar dat een man als Seyffardt aan het hoofd van het Departement van Oorlog is gekomen, dat gaat ons begrip te boven. Van tevredenheid met dit Ministerie ge tuigt de Boodschapper* dus ook al niet. De heer Haffmans schrjjft in zijn Week blad: i »Eindeljjk en ten laatste hebben wjj dan toch een nieuw Ministerie en een goed ook. »Drie verklaarde tegenstanders der leger- wet zjjn er in dat zegt alles en onder dezen de nieuwe Minister van Oorlog, de heer Seyffardt. Deze alleen is ons borg ge noeg, dat de legerwet dood is en begraven. De Maasbode is bjjna tevreden, zjj vindt, dat zelden een Ministerie in ons land is op- getreden, dat zoo duidelijk en kraohtig beant woordde aan de uitspraak der verkiezingen. I Verder moet erkend worden, dat het nieuwe Ministerie uit bekwame mannen be staat, De liberale bladen hebben onder dit opzioht niet te veel gezegd. Toch begrjjpt het blad, dat van liberalen kant de toekomst niet zonder zorg wordt I tegemoetgezien, omdat het Kabinet zal staan tegenover een onbekende Kamer, op welker meerderheid het niet rekenen kan. Is dit waar, dan hangt het leven van dit Ministerie niet in de eerste plaats af van de bekwaamheden zjjner leden, maar van hun tact. Zal het beleid genoeg hebben, om zich een meerderheid te vormen, ook met behulp der minderheid? Zal het in de gevallen, waarin het over de geheele linker- zjjde beschikken kan, er zich van weten te spenen de minderheid zoo te verbitteren, dat deze nimmer besluit tot een oppositie quand-même, welke op een onvoorzien oogen- blik den dood van het Ministerie kan ver oorzaken Ook de Prov. Gron. Ct. begroet de ge boorte van dit Kabinet als den aanvang der hervormings-periode op staatkundig gebied. Het blad leidt zelfs veel goeds af uit den langen duur der crisis, die uit geen andere oorzaak kan worden verklaard dan uit het besef der behoefte aan homogeniteit, dat moet hebben voorgezeten bjj hen, die in aanmerking kwamen om de ledige plaatsen te bezetten. En deze draug naar homogeniteit die dezen keer, meer dan in de laatste jaren het geval pleegde te wezen, den boventoon voerde, kan wederom alleen worden verklaart uit de overtuiging, dat groote vraagstukken van regeerbeleid aan de orde moeten komen Maar een hechtere grond nog voor de ver wachting, dat het tjjdperk der staatkundige hervormingen staat aan te breken, is recht streeks aan de samenstelling van het Kabine hjj wil haastig de anderen roepen. Nog één blik naar buiten, en hjj ziet hoe de voorste, waarin hjj nu Raffl herkent, zjjn hoofd tegen den buitenmuur legt, om te luisteren. Hjj moet Hofer's ademhaling gehoord heb ben, want hjj kruipt naar een der soldaten en fluistert: »Zjj zjjn binnenHierop verwjjdert bjj zich. De Franschen stooten met de kolven hunner geweren tegen de deur, zoodat zjj kraakt. Oogenblikkeljjk komt er leven in de hut, maar te midden der verwarring blijf alleen Hofer kalm en zegt: >In Gods naam, nu hebben zjj mjj.» Zelf opende hjj de deur. Deze kwam uit op den weg naar Mantua. Toen men hem beneden, waar het bosch begon, langs de oude houten hut leidde, kon men in het half donker den kop van een man zien, die hem bespiedde. Andreas Hofer echter keek rechts noch linkskalm en rechtop ging hjj voorbjj. Dit is een van de vele wjjzen, waarop de geschiedenis van den verrader verhaald wordt. Aan de hut op den Prantacher Alm, waar Hofer vier bange weken doorgebracht reeft, en waarover, geljjk men vertelt - nog altjjd een bezielde geest heen zweeft, is voor eenige jaren, door het officieren corps van den Landwehr, iu vereeniging met den Duitschen en Oostenrjjkschen Al- penbond, een gedenkteeken aangebracht. In ontleend. Dat daarin de portefeuilles voor Binnenlandsche Zaken en voor Financiën zjjn toevertrouwd aan de heeren Tak van Poortvliet en Pierson, is sprekend voor de richting, die de nieuwe Regeering denkt te volgen. Wat zal, vraagt de Haagsche Crt., op den voorgrond treden Algemeen stemrecht is van den heer Tak wel niet te verwachten. Maar zal hjj de vereischte ruime kiesrecht-uitbreiding aller eerst aan de orde willen brengen, wat op een zeer kortstondigen levensduur voor dit Ministerie zou neerkomen? Zjjn houding in het groote politieke voorjaarsdebat kan het doen vermoedenmaar toch is het o. i. niet te denken. Zouden wjj iets mogen onderstellen, het ware dit, dat die kiesrechthervorming wel zoodanig zal worden ter hand genomen, dat de vierjarige levensperiode dezer Kamer ten einde spoedt, eer men er mede gereed i3. En opreoht erkendspjjten zal het ons niet, als we in den eerstvolgenden tjjd niet met nieuwe verkiezingen worden geplaagd en dit flinke Kabinet gelegenheid heeft om eerst wat van den achterstand in te halen, als Tak voor zjjn aandeel intusschen maar den leerplicht geeft. Het vermoeden, dat het nieuwe Kabinet eerst eens wat wil afdoen, steunt op de namen van ongeveer al de Ministers. Het blad noemt bepaaldeljjk Pierson, Seyffardt, Vau Dedem en Lely. De »Midd. Crt.« schijnt van oordeel, dat het kiesrecht het allereerst in behandeling zal komen. Zjj is huiverig om te profeteeren of, op grond van erkende bekwaamheden alleen, groote verwachtingen te koesteren zjjn omtrent een vruchtbaren arbeid op wet gevend gebied. Een afwachtende houding aannemen, komt haar het verstandigst voor. Het is trouwens een hoogst moeiljjke taak, die het liberale Kabinet wacht. Het moet de minder gunstige ervaring, vroeger wel eens verkregen van liberale ministeries, uit- wisschen en het vertrouwen herwinnen, dat de liberalen niet zonder hun schuld hebben verbeurd. Krachtige aaneensluiting onder ling en aansluiting bjj dit Kabinet, niet minder krachtige samenwerking en een weinig opoffering van eigen ideeën en zelf verloochening, waar het détails betreft, noemt zjj de hoofdmiddelen om dit Ministerie, tot eer van onze partjj, een vruchtbaren arbeid te doen verrichten. Teleurgesteld is de »Zutph. Ct.« Men moet omgetwjjfeld, schrjjft zij, erkennen, dat er op deze lijst van Ministers namen den linkermuur, dicht bjj den ingang, is een marmeren steen ingezet, met het vol gend opschrift »In deze hut werd de held des vader lands, Andreas Hofer den 28sten Januari 1810 gevangen genomen. Raffl heeft men weldra uit het oog ver loren. Zooveel is zeker, dat hjj in allerijl het land moest verlaten; hjj was bjj zjjne andslieden zjjn leven niet meer zeker. Zjj zouden hem in stukken gescheurd hebben. Langen tjjd daarna meent men den scheelen yroolschen boer, met het roode haar, in Weenen te hebben gezien, natuurljjk als een stedeling gekleed en als welgesteld man, maar met een niet te miskennen uitdruk king van valschheid op het gelaat; men zou hem met den vinger hebben nagewezen »Deze is de verrader van Andreas Hofer !c ïjj zou tegen zulks ontmoetingen reeds be stand geweest zjjn, en steeds met een venjjnigen, zjjdelingschen blik zjjn weg ver volgd hebben. Volgens andere berichten zou Raffl met zjjue familie naar Beieren zjjn gegaan en daar zijn gestorven. Hoe onverflauwd de haat der Tyrolers ;egen dezen rampzalige nog voortleeft, ge tuige de legende, dat Raffl achter een kerkhof in Passeier begraven is, waar tot op den huidigen dag geen grashalm groeien wil. Slot, fan en ilitena, en lie Franco per post zonder prjjs-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1891 | | pagina 1