Vroeg rijp. FEUILLETON. IO 80. WOENSDAG 16 MAAKT. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. l^t o 1 - -C VOOR 1 Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. A b o n n e m e n t s p r jj s: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën 16 regels 63 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Het oude alles op zjjn tjjd* is voor ons geslacht niet geschreven. Vóór zjjn tjjd is de leus. Wie zal tegenwoordig op de nieuwe .aardappelen nog wachten tot Juni als ze in Mei reeds te koop worden geveild Wie denkt er aan het nieuwe woonhuis te laten bederven voor men het betrekt! Nog vóór de werklui den laatsten spjjker hebben ge slagen hebben de ongeduldige bewoners hun intree gehouden. We leven in een tijdperk van vooruitgang, we hebben allen haast; er is geen tijd meer tot rustig ademhalen, tot een kalm gesprek. Brieven geraken uit de mode, briefkaarten zjjn het die we behoeven, als 't Ijjen kan telegrammen het leven is kort en we zijn nog ver van ons doel. Geen oponthoud dus, vooruit is de leuze En de mensch, de jagende mensch, hoe bevindt die zich op deze snelreis? O uit muntend. Dank zjj allerlei inrichtingen en methodes, heeft hjj tegenwoordig slechts de helft van den tijd noodig om iets te worden, dan vroeger. Nog pas de kinderschoenen ontwassen, staat hij als volwassene midden in 't gewoel der wereld en slaat een blik van verachting om zich heen. Veel goeds riet hjj niet, 't zijn allemaal dwazen rond hem, zelfs zjjn ouders komen met de trek schuit; hjj gruwt van dat achterlijke zoodje en vindt de heele wereld een miserabel ingerichte winkel. Wanneer de jeugd aldus vroeg rijp ons ouden over den schouder aanziet en uitlacht, zoodat we onwillekeurig aan 't rjjmpje vroeg rjjp, vroeg zot denken, aan wie daarvan de schuld? Aan ons, waarde lezer, en niemand anders. Het is niet de jeugd, die 'anders is dan wjj waren in onzen jongen tjjd, maar wjj zjjn het, die gedreven door den algemeenen drift van onze dagen, anders handelen dan onze ouders met ons deden. Sla eens een blik in de natuur en zie wat er van de schepselen terecht komt, die voor hun tjjd in 't leven treden. Enkele dagen geleden, in de zoele nadagen van Louwmaand waagden vele nieuwsgierige kinderen uit het plantenrijk hun kopje boven de aarde te steken in de veronder stelling dat de zegenrijke lente gekomen ^was. Hoe bitter hebben ze daarvoor geboet, toen de grimmige Maart met een ware Decemberwoede alles in '•zijn koude handen verstijfde. j Zoo gaat 't ook den jongen menscb, met dit onderscheid alleen, dat 't niet hij is die 'vraagt vroeg rijp te worden, maar dat wij 't zijn, de ouders en bloedverwanten, die hem ontwikkelen voor zijn tijd, om met hem te pronken en te kunnen zeggenzie, dat heb ik van het kind gemaakt Wanneer een kind zijn verlangen onder woorden brengen kon, zou het u bidden; laat mjj mjjn zorgelooze jeugd genieten en doe ver van mjj alles wat deze verbitteren kan. De ontwikkelde standen van onzen tijd kennen die onuitgesproken bede niet of veinzen althans ze niet te verstaan. Het kind moet er vroeg aan, 't leven is zoo kort, dus de tijd dient niet ongebruikt voorbjj te gaan. Spelen? Dat is dwaasheid, 't Leven is wat anders dan een spel en de jeugd moet dit maar vroeg leeren, opdat ze 't oud wete. Het is tegenwoordig een algemeen aan genomen waarheid die echter aan zware bedenking onderhevig is dat de ont wikkeling van een mensch eerst dan recht aanvangt, wanneer hij de kunst van lezen verstaat. En nu draagt in gezelschapskringen dat kind den prijs weg, dat piepjong zijnde, reeds met een boek overweg kan. Of liever, de ouders krijgen den prijs, die bestaat in oprechte bewondering van alle onverstan- digen. O, we weten het, 't is verleideljjk een vlug kind te bezitten eu dan niet eens de proef te nemen hoe vroeg zoo'n schaap wel kan leeren lezen. En tegenwoordig is dat zoo'n kunststuk, dat een middelmatig kind van vjjf jaren 't reeds tamelyk wel leeren kan. Doch men zij voorzichtigOf het kind, zich een nieuwe wereld geopend ziende, neemt met hartstocht op, al wat de pers onder zjjn bereik brengt, of 't krjjgt een Agnes* riep hjj smartelijk, gjj antwoordt mjj niet, gij zwygt.* »Ik kan, ik mag niet,* steunde zjj ver ward. Slechts een woord, een enkel woord, smeekte hjj, »ik verzoek u, ik bezweer u.« »Neen, neen* antwoordde zjj, met zich zelf strijdende, »ik heb vader op zjjn sterf bed gezworen, dat ik mjjne moeder niet verlaten, en haar by de opvoeding der kin deren by zal staan. »Dat is geen reden en kan mjj niet ver hinderen. mjjn aanzoek te herhalen. Ik zal gaarne uwe zorgen en plichten met u deelen en uwe familie als de mijne beschouwen.* »Zulk een offer mag ik niet van u aan nemen, gjj zoudt daarbjj evenals mjjn vader ondergaan, dat mag ik niet doen.* Opnieuw drong de docter by Agnes aan, die evenwel met zachte beslistheid zjjn aan zoek bleef afwyzen, hoezeer het haar ook smartte, om den edelen trouwen man door hare weigering te kwetsen. Wordt niet boos,* zeide zjj diep bewogen. »Ik zal nooit vergeten, hoe edel en groot moedig gjj mjj en mjjne familie behandeld hebt. Daarom verzoek ik u, dat gjj onzen vriend zult bljjven en mjj vergeven, als ik u leed heb gedaan. j>Ik heb u niets te vergeven,* antwoordde hij smartelyk. »Vaarwel.« Vaarwel,* riep zjj bewogen, hem de hand reikende, die hjj stom en bleek aan zjjne lippen bracht. Met een bloedend hart verwjjderde zich de ongelukkige docter, zonder om te zien, daar hjj vreesde zjjne zwakheid te verraden. Agnes bleef alleen en weende. Onwille keurig overviel haar een gevoel van het bitterste berouw, een angst alsof zjj een mensch had gedood, een trouw hart had gebroken. Tegeljjk scheen het haar toe, als of zjj haar eigen geluk voor altijd had vernietigd, de reddende hand van den besten vriend van zich had gestooten. Zjjn edel hart ver vulde haar met achting en schaamte, en zijn smart met diepe treurigheid. Nu eerst erkende zjj de hooge waarde van den man, die haar zoo rein en vrjj van zelfzucht lief had. Zjj geloofde tegenover hem een zware schuld op zich te hebben ge laden, die zich vroeger of later aan haar wreken zou. Onafgebroken vervolgde haar de gedachte aan den armen docter, zjj zag zjjn bleek gezicht met de ernstige verwytende blikken, zjj hoorde zijn smartelijk vaarwel. Zoo vond de terugkeerende moeder Agnes in tranen en diep bedroefd, hoezeer zjj ook poogde haar kommer te verbergen. afkeer van dat »leeren« en verfoeit de boeken in de jaren waarin ze zjjn jongen geest kunnen verkwikken en zjjn verstand verhelderen. Nog in een andere richting bepaalt zich dat ongeduld van onzen tjjd. Onze kinderen, die vroeg knap moeten zijn, moeten ook vroeg deelnemen aan de genietingen van de wereld. Ze krijgen hunne bals, hunne tooneelvoorstellingen, hunne vereenigingen. Ze hebben hunne meisjes, waarmee ze 's winters dansenhunne loges in den schouwburg, ze houden hunne vergaderingen en doen hunne voorstellen. Ze geven ook concerten, waarop de achtjarige Anna een nocturne voor piano, de negenjarige Willem een serenade voor viool voordraagt. Kort geleden informeerde een stadsonder wijzer waar een der leerlingen 's morgens geweest was. Wel, 't kind had moeten uit slapen, want den vorigen avond was het met de ouders naar den s: i ouwburg geweest. Of 't mooi geweest was Prachtig En wat er gegeven werd? »Drie weken getrouwd en mijn vrouw is zoek.* Men behoeft zoo'n stuk niet gezien te hebben om te begrijpen dat dit allerminst geschikt is voor kinderooren. Dat is geen enkel komediestuk »de kleine Lord* mis schien uitgenomen. Maar zelfs al werden er blijspelen ver vaardigd, speciaal voor den kinderljjken leeftijd, zelfs dan bljjft 't voor onze kinderen beter op tijd naar bed te gaan, dan zoo vroeg reeds te leeren dat het vermaak buitenshuis te vinden is. Men verkracht niet ongestraft de wetten der natuur. Die in dit seizoen in zijn tuin gaat en de knoppen der boomen een handje toesteekt, ten einde de ontwikkeling te be vorderen voor den tjjd, handelt aartsdom, want de jonge teere blaadjes zullen in zjjn handen sterven. Even onvergeeflijk handelt een ouder, die zijn kind te vroeg volwassen zien wilzoo het de mishandeling doorstaat, zal het toch nimmer een geheel mensch worden, er zal niets meer uit groeien dan een caricatuur. »Oin 's hemels wil!« riep de beangstigde vrouw, wat is er toch voorgevallen? Waarom weent gij?* Docter Weber,« antwoordde Agnes lang zaam, »is hier geweest en heeft om mijn hand gevraagd.* »En gjj?« vroeg de moeder haastig.* »Ik heb hem gezegd, dat ik onmogelijk zijne vrouw kan worden, hoezeer ik hem ook acht, en mij door zjjn aanzoek vereerd gevoelde.* >Mijn God, hoe kunt gjj zoo handelen, zulk een geluk van de hand te wijzen?* »Dat betreur ik minder, dan het leed, dat ik den goeden docter heb aangedaan.* »Gij hebt niet goed gehandeld, en dit zal u nog eenmaal berouwen.* Tegen den avond kwam de professor, wiens anders zoo vervroolykende tegenwoor digheid Agnes niet uit haar gedrukte stem ming kon brengen, hoezeer zij ook trachtte vrooljjk te schjjnen. Toen zjj voor eenige oogenblikken de kamer verliet, om eenige huiselijke zaken te bezorgen, vroeg hij aan de moeder naar de oorzaak van Agnes' verdriet. »Wat scheelt Agnes toch?* vroeg hjj deelnemend. »Zij komt mij wat bleek en ongesteld voor.* »Ik geloof,* antwoordde de moeder wijfelend, »dat zij niet tevreden is over haar zelf, omdat zij een haar gedaan, voordeelig aanzoek van de hand heeft gewezen.* »Wat!c riep de professor onaangenaam De mijnramp te Anderlues. Een verschrikkelijke ontploffing van mijn- gas bad Vrijdag plaats te Anderlues, tus- schen Bergen en La Louvière (België.) De steigers werden vernield en het ventilatie- toestel verbrijzeld. Uit de verschillende berichten, die thans van alle zijden toestroomen, bljjkt in hoofd zaak het volgende: Het mjinwerk van Anderlues bestaat uit 3 putten: Vie^nay, le Frar^ais en Anlniats; in de laatstgenoemde kwamen in 1880 49 mijnwerkers hjj een ontploffing om het leven, en nu weder is deze put het tooneel geweest van zulk een verschrikkeljjke ge beurtenis. De ontploffing had te ongeveer half negen in den morgen plaats in de vierde galerij, de diepste, op een afstand van 500 Meters beneden den beganen grond. Deze galerij stond niet onmiddellijk met de put in ver binding, maar had er door een dwarsgang gemeenschap mede. Er waren 482 werklieden ingeschreven, maar op 't oogenblik van den ramp was allëen de dagploeg, groot 260 personen in de diepte afgedaald. Het ongeluk maakte den indruk van een aardschokde omtrek beefde, zóó zelfs dat de berk, die een paar honderd meter van de mjjn is gewijderd, gesleten moest worden. Na de ontploffing steeg een kolossale rook wolk uit de schacht op. Van alle kanten snelde men te hulpals razend stonden de betrekkingen der mijnwerkers om en in den ingang en wilden naar beneden. De gen darmes hadden moeite het arme volk in be dwang te houden en de orde te bewaren de politie werd daartoe uit Fontaine l'Evêque versterkt. Door den rook werd het reddingswerk al dadelijk zeer bemoeilijkt. Zoodra het esnigs- zins doenlijk was daalden de directeur, de heer Aug. Méuétrier met de ingenieurs Mascart en Govion, in de mijn af. Het bleek toen weldra, dat de explosie in de gangen op 420 en 500 M. diepte plaats had dat het gebouw van den ouden ven tilator geheel verwoest en ver weggeslin gerd was; de nieuwe ventilator werkte en braakte een zwarten rook uit, afkomstig van den brand in de gangen, die nog steeds voortwoedde. Om de slachtoffers te bereiken moest men zich door de ingestorte massa's een weg banen, wat niet zonder groot ge vaar geschiedde. Daarenboven versperden 50 lijken den doorgang in de galerijen men riep eenige paardenvillers om de beesten stuk te snijden en omhoog te brengen. Burgerlijke en gerechtelijke autoriteiten uit Charleroi verschenen inmiddels op 't ter rein, terwijl een aantal geneesheeren het hoofdpersoneel van de mijn te hulp kwam om de gewonden te verplegen. Ook vele geestelijken boden daartoe hun liefdediensten aan en zjj bleven tot in 't holle van den nacht onafgebroken aan het werk in de bureaux der directie, die tot gasthuis zjjn ingericht. Hartverscheurende tooneelen kwamen nu en dan voor. Op 't ooeenblik van de ont ploffing wisten slechts twee mjjnwerkers, die vlak aan den uitgang waren, en drie meisjes, die naar de schacht no. 2 ijlden, te ont komen. Eerst te 11 uren bracht men daarna enkele werklieden heelhuids naar boven, wat op de angstige en jammerende bevolking natuurljjk een zeer geruststellenden indruk maakte. Maar kort daarna kwam een kooi aan met gekwetsten in een vreeselijken toe stand enkelen half verkoold, het haar en den baard geheel afgebrand; tot 3 uur bad men slechts 32 personen gered, waarvan 12 ongedeerd, de overigen in deerniswaardigen toestanden reeds toen had men de zeker heid dat wellicht 160 of 200 personen door verstikking of in 't vuur den dood hadden gevonden. Bij het verschjjnen van de ge redden werden zy als bestormd om inlichting te geven over andereneen man, wiens snikkende vrouw hem vroeg of zjjn broeder was gered, viel sprakeloos neer en werd als lijk opgenomeneen jongeling ontsnapte aan de handen zijner redders en ijlde voort, hij was krankzinnig geworden. Voor het directiegebouw, waarheen de lijken werden gebracht des avonds te half tien lagen er reeds 29 en onder de ge kwetsten waren 11 in hopeloozen toestand verdrong zich de menigte. De slachtoffers, met een zware laag slijk bedekt, op stroo- matrassen neergelegd, waren bjjna niet te herkennen. Tot middernacht bleef het volk wachten, ondanks de sneeuwbuien, die aan het akelig tooneel een nog aangrijpender aanzien gaven. Onder de lijken zjjn er vier van jonge meisjes. Toen men eiudeljjk ('t reddingswerk werd intusschen den geheelen nacht door voort gezet) meestal troosteloos naar huis ging, tusschen hoop en vrees geslingerd, was zoo goed als volkomen zekerheid verkregen dat, ook al schijnen 40 werklieden door de vlucht in een andere schacht te zijn ont komen, toch ongeveer 200 menschen, waar onder vaders met drie en vier zonen en dochters, bjj den ramp het leven hebben verloren. De gouverneur van Henegouwen en de verrast, »heeft iemand om de hand uwer dochter gevrasgd?* »Een uitstekende jonge man, die wel niet rijk is, maar een goede betrekking heeft en Agnes bemint.* »Ken ik hera?« »U zult hem misschien bjj ons hebben gezien, een goede bekende van mjjn gestor ven man, die veel van mjj hielddocter Weber. Het spijt mij dat Agnes hem ge weigerd heeft, een betere partij kon zij bjj onzen toestand moeielijk doen.* Maar waarom heeft zij den doctor ge weigerd,* vroeg de professor gespannen. »Uit al te groot plichtgevoel, zooals zij my zeide, wil zjj niet eerder trouwen, dan als al de kinderen opgevoed en verzorgd zjjn; zjj denkt slechts aan ons en niet aan zichzelf. »Zou zjj nog geen andere rede hebben?* »Dat moet ik betwjjfelen, zjj heeft nog nooit een geheim voor mjj gehad, en voor mij nooit de waarheid verzwegen.* Misschien heeft uwe dochter een anderen man lief.* »Dat geloof ik niet, dat moest ik weten.* Buiten u professor, en de docter komt geen ongehuwd man bjj ons in huis en Agnes is veel te onschaldig om achter mjjn rug een verbindtenis aan te knoopen, daarop ben ik geheel gerust.* De terugkomst van de dochter, die het eenvoudig avondeten en de thee bracht, brak tot leedwezen van den professor het voor hem zoo interessante gesprek af, dat hem in hooge mate verontrustte en in span ning bracht. Terwijl Agnes hem als gewoonljjk de ge vulde kop aanbood, waaruit vroeger haar vader gedronken had, zag hjj haar met doordringende uitvorschende blikken aan, alsof hjj op den bodem harer ziel wilde lezen, zoodat zjj onwillekeurig bloosde. Ook de professor was verlegen en ver strooid, en in gedachten verzonken, de zoo even gehoorde verirouweljjke mededeelingen van de bezorgde moeder hielden hem zoo zeer bezig, dat hjj zich slechts met moeite kon beheerschen en aan het gesprek kon deelnemen. Hjj verheugde er zich wel over, dat Agnes den docter had afgewezen, maar de daad zaak van zulk een aanzoek scheen hem bedenkelijk toe en vervulde hem met ernstige vrees voor de toekomst. »Hoe licht,* zeide hjj tot zich zelf, »had zjj het aanzoek kunnen aannemen, en den jongen man het jawoord kunnen geven! Wie staat er my voor in, dat zjj niet een volgende keer een anderen neemt, dien zjj meer lief heeft, en die haar de noodige waarborgen voor de verzorging harer familie kan aanbieden. Ik mag het daarop niet laten aankomen, aan zulk een gevaar wil en kan ik mij niet langer blootstellen.* (Wordt vervelg dj NIEUWSBLAD let Land ran Hengen en Altena, Pe Langstraat en de Bonunelerwaani. (7

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1