Brieven uit Amsterdam. FEUILLETON. "WOENSDAG 30 MAART. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. ai »Ik kan van hem getuigen, dat hjj u volle recht laat wedervaren, dat het hem 1 O 1 van ileiisilHi «u Altena, VOOR straat en oiimielerwaaii Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Franco per post zonder prjjs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte, Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Gisterenavond staande op de bemelhooge galerij van ons Volkspaleis en een blik slaande op de zee van deftige lieden, die tegen een hoog entree zich de eer verschaft hadden onder 't gehoor te zijn van Generaal Booth, kwam me de spreuk van den ouden Breêro in gedachten: »'t kan verkeeren.« Ik herinnerde mij hoe ik voor eenige jaren :n de Gerard Doustraat een avond oefening bezocht had van het leger des heils, waar 't publiek ijsëlijk te keer ging, zoodat ik den hemel dankte, toen ik de sterretjes weer aanschouwde en nu tegen f 2,50 en f 1 gaan de plaatsen grif weg en is de stemming hoogst vriendschappelijk. Er is in heel Amsterdam nu niemand meer, die den soldaten der heilsarmee een steen in den weg zal leggen, ja, wat meer is, ze worden tegenwoordig op alle manieren ge holpen en met beduidende sommen onder steund. En Booth is hier ontvangen als een vorst. De straten waar hij doorreed, wemelden van nieuwsgierige belangstel lenden en hem is bij een onzer eerste burgers een vorstelijk onderkomen aangeboden. De toespraak van den Generaal is me niet meegevallen, 't Was wel interessant den aanvoerder te hooren spreken van zjjD reizen naar Afrika en Australië, doch ik had liever deez enkelen avond, dien ik aan hem wjjden kon, iets gehoord omtrent de inwendige zending en zijn rijke ervaring op dit gebied. Doch vertellen kan Booth uitstekend, en de zaal daverde soms van de pret; om zijn humoristische voorstelling der zaken. Ik had een eerzame, bedaagde juffrouw naast me, die in de meening een godsdienst oefening bij te zullen wonen, haar gelaat in de deftigste plooien gezet had. 't Mensch kon er niet bij dat dit nu kerk-houden kon heeten. »En dan roepen ze nog al >Hal- lelujahc, en »Amen, amen!* En ze bidden nog ook. 't Eene oogenblik lachen en 't »Onder deze omstandigheden,* antwoordde zijn vriend, >kan niemand het u kwalijk nemen, dat gij beproefdet om dien on ge lukkigen band tot eiken prjjs te breken. Het was voor beiden het beste en verstan digste wat gebeuren kon.* »Dat was echter zoo gemakkelijk niet als gij u voorstelt, en kostte mij een zwaren strijd, waaraan ik slechts ongaarne terug denk, eerst na een hevige, alle beschrijving te boven gaande vreeselijke scène die mjjn laatste geduld uitputte, kwam het tot een algeheele breuk. Christina,* ging de geheimraad na eene korte poos voort, »zag vrij willig van mijne hand af, en deed afstand van alle aan spraken, nadat ik op mjj had genomen voor haar en het kind, zoover mijne middelen reikten, te zorgen, waartoe ik mij zeer gaarne bereid verklaarde. Zoo scheidden wij met een bedrukt hart, doch in vrede als vrienden. Korten tijd daarop werd ik hier geroepen aan de universiteit, wat my dubbel aangenaam en welkom was.* Zooveel te onverklaarbaarder schjjnt mij uwe zwakheid, dat gij Christina in uw huis naamt, en haar zulk eene plaats in uwe nabijheid gaaft, nadat gij met haar had gesproken.* »Gy zult mjjne zwakheid vergeefelyk andere bidden, zoo iets heb ik nog nooit beleefd Ik trachtte ze aan 't verstand te brengen dat lachen op zichzelf niet ongodsdienstig was, maar het hielp natuurlijk niet: zij be hoorde tot de richting waartoe de meeste Nederlanders behooren, die meenen dat de vroomheid zoo niet zuur kijkt, dan toch een hoogst effen gelaat vertoont. Booth en zijn volgelingen zijn dat ge voelen niet toegedaan. Als ze zeer veel geld hadden en dat niet in de eerste plaats be steedden aan nuttige werken, zouden hunne vergaderlokalen schitterend gedekoreerd en verlicht en hunne oefeningen door orkest muziek worden afgewisseld. Tot nog toe zijn hun zalen bont toegetakeld en de muziek die er gemaakt wordt is dikwijls zeer onmuzi kaal, maar ook dat zal mettertijd ver beteren. Zij houden van opschik, van tooi, van drukte, van vroolijkheid, van muziek, en dat alles maakt dat de wantrouwende menigte front maakt en een zeer gereser veerde houding aanneemt, zoo niet erger. Volmondig stem ik toe, dat die lawaai- makerij ook mij persoonlijk niet kan be- kooren, maar ik heb grooten eerbied voor Generaal Booth en zijn volgelingen, tot den minsten der heilsoldaten toe. Gescholden, bespot, met steenen en vuil geworpen, mis handeld en geslagen verlaat hun nimmer die groote deugd waarvan Jezus gezegd heeft dat ze het aardrijk beërven zal. In onze dagen, waarin 't bitse woorden regent, waarin 't geldt: verdraag elkander zoo min mogelijk, ontmoet het oog in het Leger des Heils een schare zachtmoedigen, die trots allen handtastelyken tegenweer, hun werk werken en hun lied zingen en 't goede doen. En Generaal Booth is een man van groote gaven, van 't woord en van de daad. Op zijn schouders rust een reuzentaak. Hij is in werkelijkheid het woord zijner groote armee; in zijn hand komen alle draden ook van de kleinste afdeelingen in alle oorden der aarde te zamen. Met zijn helder hoofd, zijn sterken vinden, als j*jj de gronden voor myne han delswijze verneemt. Hoewel gescheiden, bleef ik door het kind met Christina verbonden. Er waren vooral in het begin van mijn verblijf hier, oo^enblikken, waarin ik mij in de vreemde stad eenzaam en verlaten gevoelde, en in weerwil van alle vroegere smartelijke ervaringen en de voor my be staande schitterende vooruitzichten, ver langde ik naar de vroegere toestanden, en voor alles naar den door mij zoo geliefden knaap. Gjj weet de wensch wordt gevormd door de gewoonte, en ons hart is onberekenbaar. Door de scheiding en verwijdering ver dwenen en verkleinden zich de vlekken en fouten die mij in Christina hinderlijk waren, en ik zag slechts hetgeen goed in haar was, hare zelfverloochening en trouw, hare hartstochtelijke liefde en toewijding. Mijn geweten ontwaakte, en ik deed my zelf verwijten over myne liefdeloosheid. De berichten die ik van tijd tot tjjd uit Berlijn ontving, verhoogden nog mijn ver langen. In deze stemming ontving ik op zekeren dag een brief van Christina, waarin zij iuij den dood harer moeder berichte, aan wie ik de hoofdschuld van onze schei ding toeschreef. Door medeljjdeu bewogen, reisde ik naar Berlijn, en nam de verlatene met haar onschuldig kind in myn huis, waar zij sedert dien tyd voor een bloed verwant doorging en myn huishonden be stuurde. »lk vreesde reeds*, antwoordde zijn vriend, »dat gij een domme streek begaan had en I dat uwe goedmoedigheid u tot eene dwaas- heid had verleiddat zal een heeten strjjd geest, die den naderenden ouderdom trot seert, en zijn bewonderenswaardig talent van organiseeren beheerscht hjj dat leger strijders, dat honderd duizenden telt en doet hen in gelederen optrekken tegen de kwalen der maatschappij, tegen onmatigheid en onzede lijkheid in de eerste plaats. Terwijl de wak kerste sociale denkers een toekomstideaal scheppen, ontwerpt Booth een plan om al terstond aan de verwezenly king van dat ideaal te beginnen, 't Is niet genoeg, zegt Booth, te zorgen dat in de toekomst den armen een dragelijk lot beschoren wordt, er moet nu reeds in deze wereld een boter ham voor hen zijn en hij komt met den eisch van eenige millioenen. Wat meer is, hij krijgt ze ook. Laat een ander dan hij eens zoo'n eisch stellen en deze krijgt niet zoo veel duizenden als Booth millioenen. Men zou heel spoedig naar een waarborg vragen terwijl ieder als by instinct gevoeld dat dit bij een man als de Generaal van het Leger des Heils totaal overbodig is. Ofschoon de verzoeking nu groot is eenige hartelijke regels te besteden aan lieden als notaris Bonnerman, die, speculeerende met spaarduitjes van kleine lieden, 't geld zoek maken en in de gevangenis opgeborgen worden, zal ik dien lust bedwingen en liever nog een poos in de sfeer vertoeven, waarin 't Leger des Heils me gevoerd heeft. We moeten daartoe een avondwandeling maken. Ofschoon ge u liever te bed zoudt begeven, verzoek ik 11 uur in den avond u aan te kleeden en me te volgen naar buurten als de Nes en den Zeedijk, waar de ondeugd met veel getier, en naar den N.-Z. Voorburgwal en de Spuistraat, waar ze in groote stilte voortwoekert. Ik noem een viertal straten, doch waarschuw u niet te denken, dat de onzedelijkheid slechts tot daar beperkt is, dat zou te groote eer voor de hoofdstad zijn. Al slenterend ontwaart uw oog in die buurten groepjes jonge mannen, die, ofschoon slenterend als wij, niet voor hun pleizier nit zijn. Dat zjjn nu middernachtszendelingen, die, terwijl ze thuis bij den warmen haard konden zitten en als wij hun pijp rooken, weer en wind trotseeren om den duivel zijn prooi te ontrukken. Laten we ons houden alsof we ergens willen binnengaan en ge zult zien dat ze op ons afschieten en heel beleefd ons van dat voor nemen zullen trachten af te brengen. Wij danken hen voor de- goede bedoeling, gaan verder en krijgen nog een traktaatje toe. Doch zoo welwillend als wjj is in den regel het daar flaneerend publiek nooit. Integen- j deel moeten die zendelingen smaadredenen bij de vleet en vervloekingen bij dozijnen verduren. Ook de dienaressen van den duivel zyn hun niet zeer welwillend gezind en niten haar vijandschap op zeer dnivelsche wijs soms. Haar broodwinning wordt dan ook niet weinig benadeeld door deze nachtelijke predikers. Deze toch zijn het die voortdurend de politie controleeren en rapport doen, wanneer de inrichtingen, die ik niet bij name behoef aan te duiden, niet op tijd gesloten worden en de agenten een oog sluiten voor Tater komende bezoekers. Als we nu weer in onze gezellige woning aanlanden, zult ge met mij toestemmen dat er een buitengewone dosis geloof in 't goede van noode is om in den nacht, wanneer anderen te bed gaan, uit te trekken en zielen te redden van 't verderf. En ge zult met mij het eeresaJuut niet weigeren aan die mannen, in wier borst het geloof aan den adel des menschen zoo levendig woont. A., 26 Maart '92. J. L. 1 SnitenlxiritJL. Zooals reeds gemeld werd, meent de Parjjsche politie in een zekeren Ravachol, gewoond hebbende te Saint-Denis, den dader gevonden te hebben van den dynamietaan- slag op het hotel-Sagan, boulevard Saint- Germain. De wjjze waarop men tot dit ver moeden kwam, is als volgt: Onder de puinhoopen van het gedeeltelijk met Christina geven.* »Zij zal en moet zich in het onverander lijke schikken, daar zij geen recht meer op my heeft. Toen ik haar in mijn huis nam, verzweeg ik haar niet, dat ik vast be sloten was, onder geene voorwaarde myne vrjjheid op te geven, dat ik niet langer haar geliefde, maar slechts haar vriend en beschermer wilde zijn, wat zij ook goed keurde.* »In weerwil daarvan, vleide zij zieh voort durend met de hoop nog eenmaal uwe vrouw te worden.* »Ik heb deernis met de arme. Ik ken myn plicht, en zal haar niet verlaten; gy moet mij met uwen raad en hulp bjjstaau, daar zij, zooals ik weet, vertrouwen in u stelt, en u voor haar besten vriend houdt; als gij met haar de geheele aangelegenheid naar uw goeddunken en tot hare tevredenheid wilt regelen, en de voogdij over den knaap op u wilt nemen, zult gij my bizonder ver plichten.* »Dat wil ik gaarne doen en ik hoop, dat het mjj zal gelukken, haar bedaard te doen blijven, en u van uwe zorgen te bevrijden; ik zal nog heden met Christina spreken, en haar trachten te overreden om u geene on aangenaamheden te veroorzaken.* Eenigermate gerust gesteld snelde de professor naar zijne verloofde, terwijl zyn vriend zich nog dienzelfden dag naar de arme huishoudster begaf, om de op zich ge nomen moeielijke last te volbrengen. Nadat hij baar vriendelijk had gegroet en eenige onbeduidende woorden met haar had gewisseld, deelde hij haar met de meeste voorzichtigheid het noodige mede, terwjjl hy haar langzamerhand op het voor haar zoo smartelijke voorbereidde. Onwillekeurig aarzelde hjjvol van mede lydeu om haar de geheele waarheid te zeggen, en de ongelukkige den doodsteek te geven. Hoe langer hy sprak, hoe bleeker werd haar gezicht, zooveel te angstiger en don kerder de uitdrukking van haar gelaat, zoo dat hem bijna den moed ontbrak, om zyn last te volbrengen. Toen hij echter geëindigd had, zat zjj stijf als door den bliksem getroffen neder, zjj kon geen woord spreken, terwijl zy hem met de donkere, met tranen gevulde oogen aanstaarde. Er heerschte in de kamer eenige oogen- blikken een angstig zwijgen, dat slechts door het lichte snikken van de ongelukkige vrouw werd afgebroken. Verschrikkeljjker dan eene luide uit barsting van haar woede, die de professor verwachte, deed hem de stomme jammer der vrouw aan. »Neen, neen,* riep zy plotseling, haar dof zwijgen afbrekende, »dat kan ik niet gelooven, dat hij mjj en zyn kind verstooten wil.* »Stel n gerust,* verzocht de professor bewogen. »Mjjn vriend zal u niet verlaten, en voor u en den knaap zorgenhet zal u aan niets ontbreken; hij zal even als altijd uw vriend en beschermer bljjven.* »Wat helpt mij dit alles, als hjj eene andere bemint en trouwt? Dat heb ik niet aan hem verdiend.* vernielde huis bevonden zich stukken van een jjzeren ketel, en na een langdurig en nauwgezet onderzoek, kreeg de heer Girard, chef van het stedeljjk laboratorium, de zeker heid, dat die ketel de ontplofbare stoffen had bevat; dat er dynamiet en een chloorverbin ding in geweest was, en in het vastgesol- deerde deksel een opening was geweest, om een lont door te laten. Het onderzoek bracht voorts aan het licht, dat die ketel vervaar digd was te Saint-Denis by een zekeren Léon, wiens verblijfplaats men echter eerst niet te welen kon komen. Eindeljjk slaagde men hierin, en toen begaf zich de commissaris van politie, de heer Clément, in gezelschap van den rechter van instructie Atthalin en van den heer Girard, naar Saint-Denis. Er moest om zichtig te werk worden gegaan, want men wist dat Léger zich op een eventueele komst der politie had voorbereid. Men kwam echter zonder moeite door een venster in de woning van Léger, die eenige dagen te voren met de noorderzon was vertrokken. In het huis vond men een vrjj groote hoeveelheid dynamiet, donderpoeder, lonten, en stukken metaal die als schroot dienst moesten doen. Terwjjl de heer Clément zorgvuldig alles doorsnuffelde, zag hjj onder een zijdeur een geleiding, die, in verband met een verborgen electrische battery, een pakje dynamietpatronen moest doen ontploffen, indien iemand, onbekend met deze >myn«, die deur wilde in- of uit gaan. Léger, of liever: Ravachol, had dus zjju voorzorgen goed genomen, ofschoon zonder het gewenschte succes. Intusschen is het signalement van dit ge vaarlijke sujet naar alle plaatsen van Frank rijk geseind, daar de politie er nog niet in geslaagd is, Léger-Ravachol aan te houden en onschadeljjk te maken. Volgens de nieuwste aanvulling van den »Code Pénak staat op Ravachol's misdrjjf de doodstraf, of anders eeuwigdurende dwangarbeid. Ravachol was reeds betrokken in een moordaanslag te Saint-Etienne. een zwaren stryd heeft gekost, om zich van u te scheiden, maar gij zult inzien »Dat ik niet by zjjne vrouw pas,* vol eindigde Christina de onuitgesproken ge dachte van den professor uitsprekende, »gjj hebt geljjk; ik ben maar een arme onbe schaafde vrouw, die niets heeft geleerd en aan een zoo verstandig man niet kan vol doen, maar ik hoopte altjjd dat hem mjjne liefde en trouw zou treffen, ik had geene andere gedachte, dan om hem het leven aangenaam te maken en voor hem te zorgen. En kan ik het helpen dat ik zóó eenvoudig ben, dat hij zich voor mjj moet schaman?* Onwillekeurig moest de professor zich afwenden om zjjne ontroering te verbergen, en het berouwde hem bjjna, den last op zich te hebben genomen, daar hjj de han- delwjjze van zjjn vriend in weerwil van al zjjne vriendschap, niet kon billy ken. »Ik vrees* zeide hjj mismoedig, »dat de professor zich heeft o very ld en dat zjjn on recht hem zal berouwen.* »Zoo moogt gy niet spreken, daar gjj zyn besten vriend zjjt; ik wensch hem alles goeds, en vergeef hem van ganscher harte, hg heeft mjj nooit een boos woord toege sproken en veel geduld met mjj moeten hebben, mjj nooit laten gevoelen, hoe ver ik beneden hem sta, en heeft als een goede vader myn jongen bemind. Dat kan ik nooit vergeten, en daarom wensch ik hem ook toe dat hy recht gelukkig met zjjne jonge vrouw worde.* (Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1