(I FEUILLETON. Een stormnacht op deHalligen. "WOENSDAG 25 MET. m üll Uitgever: L. J. VUEHMAN, Heusden. '6*^ TOO VOOR gr-, f ?;y^§g 5i>»rfÉV 'gfcgjp ov. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. tdjlgtoi OtU Advertentien 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Aflossing van de schuld van het Waterschap „de Hooge Maas dijk van Stad en Lande van Heus den" enz. In het Nieuwsblad van Heusden van Zaterdag 14 Mei 1.1. en waarvan een exem plaar mjj werd toegezonden, komt een in gezonden stuk voor over de aflossing der schulden van het Waterschap «de Hooge Maasdjjk.* Er wordt in gezegd dat het dienen moet ter bestrijding van hetgeen ik vóór vier weken over dit onderwerp schreef ia de «Protestantsche Noord-Brabanter.* Ik Len bereid deze verzekering van den sehrjjver voor juist aan te nemen, dat hij te goeder trouw is, en dat het hem bij het schrjjven van zjjn verbazend groot stuk niet te doen was om opzettelijk de kwestie verward en onduidelijk te maken. Ook in dat geval vrees ik echter zeer, dat het niet beoogde doel bjj velen toch zal zijn bereikt. Eene zaak is zeker. Wanneer men wil aannemen dat de schrijver van het voor bedoelde stuk te goeder trouw is, dan zal men ook moeten aannemen dat hij de kwestie waarover hg schrjjft niet begrijpt. Dit volgt uit geheel zijn betoog, maar in 't bjjzonder uit dat gedeelte, waarin hij tracht aan te toonen dat vooral die polders, wier gebied door de nieuwe rivier doorsneden wordt, belang hebben bjj de aflossing thans. Nu wordt er intusschen niet veel scherp zinnigheid toe vereischt om in te zien dat het belang juist van die polders meebrengt om nu vooral niet af te lossen. Het Waterschap «de Hooge Maasdijk*, heeft schulden. Die schulden en de daarop komende renten, gelijk de omslagen in het algemeen, moeten worden gedragen, door de binnen het Waterschap gelegen perceelen. De omslagen worden evenwel betaald door de polders, op de wijze als bedoeld wordt in art. 4 der wet van 1841. Wanneer nu mocht worden besloten tot dadelijke aflos sing en de polders geldleeningen zouden gaan sluiten om hunne quota's te voldoen, dan zouden die geldleeningen toch niet strekken om daarmede te betalen polder- schulden. Bovendien: de sehrjjver van het stuk in 't Nieuwsbl. zegt zelf, dat het zomerbed van de nieuwe rivier reeds nu bestaat, en dat daarvoor op dit oogenblik reeds geen om slagen wegens dijksdefensie meer zjju ver- (3 Toen bet dak in stukken vloog, stond hg een tijd lang starend voor zich uittezien naar de zee, overgegeven aan zjjn kommer. Wat hg met moeite had verworven en op gebouwd, was verloren en verdwenen; maai hier op de planken lag toch nog het liefste gered: zjjne vrouw, zjjne kinderen! De oude moed keerde terug; hg droeg de kinderen naar de zekerste plaats, beschermde hun met bedden en andere zaken, bond zjjne schapen aan balken en sparren vast, en sprak ieder troost toe, die tot hem als een helper in den nood, met de laatste matte straal hunner hoop opzagenmen had kunnen geloven, dat hg vrjj was van alle zorg en vrees. Maar in zjjn hart zag het er anders uit, en toen hg op mg toetrad zag ik spoedig hoe weinig hg zelf aan het behoud van ons leven geloefde. »Ik heb nooit zoo iets vreeselijks gezien Peter*, riep hg mg toe. «Ik geloof het gaarne, het gaat mij even zoo Jens.* »Moge God elk kind daarvoor bewaren, om van zoo iets te kunnen vertellen, waar over wij jaren lang zullen kunnen spreken.* »Gelooft gij dan werkeljjk dat wij ooit aan een mensch zullen kunnen zeggen wat wjj beleefden,* antwoordde ik. schuldigd. Nu lette men er intusschen op, dat art. 82bis van het algemeen regle ment zegt, dat voor de tot den publieken dienst bestemde eigendommen van Staat, Provincie of Gemeente de verplichting tot rente betaling en aflossing van schulden wordt overgenomen, voorzoover het betreft gevestigde schulden, d. w. z. schulden die reeds bestonden op het oogenblik, dat de eigendommen werden bestemd voor den publieken dienst. Het is duidelijk dat daar toe nooit zouden kunnen worden gebracht die voorbedoelde door de polders te sluiten geldleeningen. Aflossing van de schulden van het Water schap de Hooge Maasdjjk met door de pol ders te sluiten geldleeningen zou derhalve voor den Staat dit alleraangenaamst gevolg hebben, dat hij op gemakkelijke en het kan niet voordeeliger wjjze zou worden ont heven van zijne verplichting tot rentebe taling en aflossing van schuld. Immers, het Waterschap «de Hooge Maasdjjk* zou geen schuld meer hebben, en in de schulden der polders, voorzoover deze zouden zijn ontstaan door de betaling der quota's zou de Staat niet behoeven bij te dragen, al ware het maar alleen hierom, dat die schulden eerst zouden zijn ontstaan na het oogenblik dat de voorbedoelde eigendommen waren bestemd tot den publieken dienst, dus niet zouden behooren tot de gevestigde schulden waarop art. 82bis algemeen regle ment doelt. Nu geloof ik wel, dat er een middel zou zijn te vinden, om deze moeielijkheid te ontgaan, maar aan de toepassing daarvan zouden toch zeer groote bezwaren zijn ver bonden, voor de polders en hunne ingelanden. Daarom mag men vragenwaarom is het noodig dat de polders eerst zich groote moeilijkheden scheppen en lasten op de schouders zich leggen, welke moeilijkheden slechts andere en nog grootere zullen doen ontstaan, zonder dat letterlijk eenig voor deel, althans niet voor de polders en hunne ingelanden daartegenover staat. Want al wat de schrijver in het Nieuwsblad als voor deel aan de aflossing thans verbonden op noemt, is niet alleen geen voordeel, maar heeft ook met de kwestie niets uit te staan. De zaak is deze. Over een paar jaar wordt de nieuwe rivier geopend en zal waar schijnlijk het Waterschap de Hooge Maas djjk in zijn tegenwoordigen vorm ophouden te bestaan. (Noodzakeljjk is dit niet. Men kan het Waterschap laten voortbestaan, ook Met een snellen, wilden blik mij aanziende, zeide hg: «Wij zijn beiden oud genoeg om te sterven Peter, en hebben de zee nog wel boozer gezien, als in dezen nacht, maar daar, daar!* hjj wees op de kinderen »dat maakt het einde tot een oneindige smart. Zjj strekken de handen naar hun vader uit, en vragen hulp van hem, en hij kan die niet geven; dat is het verschrikkelijkste, wat een man kan ondervinden.* Op zjjn bleek, ernstig gelaat was eene onbeschrijfelijke smart te lezen, die plotseling de schijnbare bedaardheid overweldigde. «Zijn wjj dan werkelijk verloren, Jens?* riep ik«het huis staat nog, in korten tjjd moet het water terug loopen.* «Neen,* zeide hjj bepaald; «het ergste komt nog. Het huis wankelt, de werf is voor de helft weggeslagen, de stjjlen staan bloot, de golven heffen de planken onder onze voeten open nu ziet daarheenZiet gij den zwarten berg, die zich over de zee uitspreidt, als een monster, dat in de wolken wil? Dat is de hooge vloed, Peter, hij rolt naar ons toe, en geen leven kan hem ont komen. Toen ik de richting van zijn hand volgde, stond mjjn hart van angst stil. In de verte, waar maneschijn en schemerlicht in elkander smolten, rees een donker beweegbaar ge bergte op, dat met vreeseljjke snelheid ons scheen te naderen. Het was de hoogste vloedgolf, die de storm voor zich heen dreef, en haar tezamen had gedrongen tot een monsterachtig projectiel, dat hg met onweer staanbaar geweld tegen alle kusten en dg ken slingerde. in zijne drie afzonderlijke deelen. Het is nog zoovele jaren niet geleden dat de Provinciale Staten van Noord-Brabant een Waterschap hebben opgericht dat uit twee afzonderlijke vrij ver van elkander gelegen deelen bestaat n.l. het Waterschap van den Ouden Zeedijk onder Dussen.) De ondergeteekende heeft vernomen dat men op de bureaux van het Provinciaal Gouvernement druk bezig is met het ont werpen der verschillende reglementen enz., waardoor de nieuwe toestand zal worden beheerscht, ja dat die reeds gereed liggen. Het is dus te verwachten dat Ged. Staten en Provinciale Staten binnen betrekkelijk korten tijd de zaak zullen in behandeling nemen. Nu heeft het Waterschap de Hooge Maasdijk schulden, die, wordt dit Water schap opgeheven, vóór of bjj het in werking treden van den nieuwen toestand moeten worden afgelost of Overgenomen. De eenige vraag, over de beantwoording waarvan ver schil bestaat, is maar: aflossing nu reeds, of aflossing eerst over een paar jaren bjj het opheffen der bestaande regeling. Ik beantwoord die vraag in laatstge- melden zin. In mjjn vorig stuk heb ik daar voor reeds genoemd eene gewichtige reden. De ingelanden en de polders leven in een verband. De omstandigheden maken het wenschelijk niet noodzakelijk dat dat verband worde opgeheven. Ware er nu niets anders te doen dan dat bestaande verband op te heffen, er zou niets tegen zijn reeds nu daarmede te be ginnen en bijv. de schulden af te lossen, voor zoover dit ten minste zonder nadeel voor de polders of voor de ingelanden zou kunnen geschieden. Maar er moet ook weer een nieuw verband worden aangelegd. Dit kan op velerlei wijze plaats hebben. Nu is het voor de polders en voor de ingelanden van het hoogste gewicht om te weten wat er voor den tegenwoordigen toestand zal in de plaats komenhoe de nieuwe regeling er zal uitzien. Ieder privaat persoon, in dergeli'ke omstandigheden verkeerende, zou, waar men hem zou vragen, om zjjne mede werking te verleeneri tot opheffing van de bestaande regeling antwoorden Goed, daar toe ben ik bereid doch eerst moet ik weten en moet vastgesteld zijn, welke nieuwe regeling in de plaats zal treden van de oude. De man zou handelen zooals een goed en voorzichtig huisvader betaamt. Nu vraag ik: moet een polderbestunr niet evenzoo Vóór dit gevaarte eene verschrikkelijke diepte, een zwart dal, waaruit de golven als reuzen verrezen. Woedend sloegen zij tegen de westzijde van het huisde stortzeeën vlogen over ons heen, de planken van den vloer werden onder onze voeten weggerukt; het geheele gebouw kraaktemet het gevoel van vernietiging, sloot ik de oogen en om klemde den balk, waartegen ik leunde. Maar nog hielden de stijlen, aan de ééne zijde alleen waren zij weggescheurd, en het dak hing westeljjk scheef naar beneden. Uit mijne verdooving werd ik door de stem van Jens gewekt, welke boven het angstge schreeuw der vrouwen uitklonk, en toen ik de oogen opsloeg, zag ik den koenen man snel over het hangende dak loopen. Zijn knecht volgde hem en beiden waren bezig om de schapen van de sparren lus te maken, waaraan zij gebonden waren. Op dit oogenblik kwam de vreeseljjke vloedberg aan, en door den doodsangst aan gegrepen, vluchtig ik naar de vaststaande oostzijde. Daar lag de vrouw op de knieën, hare beide jongste kinderen vast tegen het hart gedrukt, de oogen vol vertwijfeling op haren man gericht. «Terug Jens, terug!* riep zjj, en door angst gedreven sprong zij naar hem toe. Ik wilde haar terughouden, en kon het niet. De golf stond hoog boven ons, en stortte vernietigend neder. Een luid bruisschen ver mengde zich met het woeste angstgeschreeuw ik verloor het bewustzjjn. Toen ik weder tot het gevoel van het leven kwam, en tot het volle bewustzijn van mjjn toestand en mjjn gevaar, lag ik handelen Er zijn intusschen nog een aantal andere gewichtige redenen tegen aflossing thans bjj te brengen. De kwestie kan breedvoerig besproken worden op de a. s. Vergadering van Stem gerechtigde Ingelanden. Daaraan zal dan verbonden zijn het voordeel dat men bestrjjding vindende, zei weten tegenover wien men staat. Men mag met grond betwijfelen of de belanghebbende ingeland* daar zulk een hoogen toon zal aanslaan als in zijn stuk in bet Nieuwsblad, waar hjj zjjn naam kon verzwijgen, wat vooral bij den meester- achtigen vorm waarin hij behandelde eene zaak, welke hij blijkbaar toch nog niet meester is, niet van bijzonder veel moed getuigt. Wat voert de «belanghebbende ingeland« nu aan ten voordeele van aflossing thans. Hjj zegt: «Zoolang die nieuwe rivier niet «geopend is, bljjven de gronden bestemd «om alleen deel uit te maken van het winterbed der nieuwe rivier, wel binnen «het waterschap gelegen, maar zonder het minste belang te hebben bjj de dijksdefensie «van het Waterschap; immers zij worden «beschermd door de nieuwe dijken aan «weerszijde van de toekomstige riyier aan- «gelegd. Zoolang' echter het Waterschap «van den Hoogen Maasdijk bestaat, of «liever de polders, waarin dat nieuwe «rivierbed ligt, bestaan, blijven die gronden «verplicht om bij te dragen in de kosten «eener dijksdefensie, waaraan zjj niets hebben. »'t Spreekt van zelf, dat de eigenaar dier «gronden, de Staat, over zoodanige onbillijk- «heid zeer ontstemd is, en er niet meegaand «door gesteund wordt*. In de eerste plaats is feitelijk onjuist wat hier wordt gezegd. Zoolang de nieuwe rivier niet geopend is, wordt het winter bed wel degelijk beschermd door de djjken van het Waterschap de Hooge Maasdijk. De dijken langs de nieuwe rivier alleen kunnen dat winterbed niet beschermen. Ja, die dijken zeiven zijn en worden misschien thans nog beschermd door de dijken van het Waterschap de Hooge Maasdijk. Dat begrijpt natuurlijk iedereen behalve de «belanghebbende ingeland*. Het is dus volstrekt niet onbillijk dat de Staat althans voorloopig nog dijks- lasten blijft betalen voor de gronden welke zullen uitmaken het winterbed van de nieuwe op den met slib en schuim bedekten hooi schelf, die tien schreden van het huis ver wijderd aan den rand der werf stond, en hield ik injj krampachtig vast aan den sterken paal, welke bij de hooihoop stond doode nacht om mij heen, van het huis zag ik niets, ik wist dat het met alles, dat met mij fer in had geleefd en geleden, was wegge- slagen en verzonkenik hoorde niets dan het wilde bruischen van den vloed, die onder mij heen stroomde. Eene minuut lang greep mjj de angst aan, dat ik mij niet zou kunnen vasthouden, mijne vingers konden den last niet dragentoen kwam nieuwe levenshoop met hare wonderbare kracht, en langzaam onder de grootste inspanning, hief ik mg op, en sloeg den arm om den reddenden paal. Het was mij, alsof een zware last aan mjjn lijf hing, ik voelde een lichaam, een arm, die mij omvat hield, en levenloos aan mjjne zijde lag. Het was het kind, dat ons het eerst had gewaarschuwd, Elsbet, het eerst geboren dochtertje van Jens, en midden in den nood drong de eerste schemering der vreugde weder in mgn hart, toen ik nog levenswarmte in het kind voelde. Met moeite maakte ik hare handjes los, trok het naar boven, veegde slijk en hooi van haar af, en wiesch het kleine lichaam zoo goed als ik kon. Zes uren zaten wjj toen beiden alleen in de koude en duisternis, totdat de morgen aanbrakde woede van de elementen was bedaard en toen de dag kwam, was het water in zjjn rijk teruggekeerd. Het kind sliep onder mjjn natten rok, ik beefde van koorts; ik liet mjj naar beneden gig den, rivier. Maar al ware dit wel zoo en al kon het geacht worden te liggen op den weg van ingelanden om die onbillijkheid weg te nemen, wat heeft dit alles toch te maken met de kwestie: aflossing thans of.aflossing later vóór of bjj het invoeren der nieuwe regeling. Zal dan de Staat geen dijkslasten meer behoeven te betalen voor het winterbed wanneer men thans de schuld aflost? Hoe komt de «belanghebbende ingeland* er toe? Van die verplichting kan de Staat slechts worden bevrijd door wjjziging van de be staande regeling, waarbij het winterbed wordt gesloten buiten het Waterschap, maar de aflossing of niet aflossing brengt daarin geen verandering. Al even dwaas, in dit verband, is de opmerking dat sommige polders, doordien het zomerbed der nieuwe rivier hun omslag- plichtig terrein kleiner maaktein een minder gunstigen toestand gekomen zjjn dan vroeger, wjjl nu de quota's over een kleiner aantal perceelen moeten worden omgeslagen. Men mag al weer vragen Wat heeft dat dan toch te maken met de kwestie aflossing thans of aflossing later. Die onbillijkheid wordt door de aflossing niet opgeheven, doch zal blijven bestaan, zoolang geen wjjzigiug wordt gebracht in de quota's. Die wjjziging nu in de quota's kan bij het bestaan bljjven van het Waterschap alleen worden aange bracht bjj een bijzonder reglement. De «belanghebbende ingeland* hecht er aan in zijn voorbedoeld stuk om riog een ander gevolg van den tegenwoordigen toe stand te constateeren. Hij zegtde Staat is verplicht om ook wat betreft de oppervlakte van het zomerbed der nieuwe rivier bjj te dragen in de omslagen die moeten dienen tot betaling van rente en aflossing der gevestigde schuld, tenz'j hij die verplichting afkoope. Koopt de Staat nu niet af, dan ontstaat er verwarring, omdat de polders dan tweeërlei omslag zullen moeten heffen. Koopt de Staat wel af, dan zal de Staat dit doen niet van het Waterschap de Hooge Maasdjjk, doch van de poldersdeze zullen die afkoopsom zooiang geen generale aflossing plaats heeft te bewaren krjjgen en schade lijden, omdat zij aan den Hoogen Maasdijk zullen moeten contribueeren in eene vier percents geldleening, ter wjjl zij van het bg hen in bewaring zijnde bedrag met minder rente zullen moeten tevreden zjjn. Men ziet het. De bezwaren zijn van bijzonder gewicht. Inderdaad het is zoo. waadde door slijk en vuil de omgewoelde werf op. In een inham, welke de zee had gemaakt, speelden de golven, met de bonte stukken van een kleed, en toen ik nader bij tradalgoede God, daar lagen zij, zooals ik ze het laatst had gezien; Jens, zijne vrouw en de beide kinderen, elkander om armd houdende, maar bleek, koud, dood, en om hen heen balken en planken, de puin- hoopen van hun geluk. Het was een bange, treurige dag, vol tranen, vol wee en hart verscheurende klachten; ik stond eerst na zes weken van mijn ziekbed op; zoo lang hield de koorts mij neder. «En het kind,* vroeg ik, «wat is er van het kind geworden?* «Dat is mijn innig geliefd dochtertje, tot op dit oogenblik* zeide de oude man trotsch en verheugd «ik heb het groot gebracht, en zij leeft gelukkig in het nieuwe huis op de werf, met een wakkeren man en drie flinke knapen, maar als ik kom, dan gebeurt het nooit, zonder mg den woesten nacht te herinneren, en om hen te klagen, die verloren gingen.* «En vreest zij niet dat zulk een nacht terugkeert?* De oude man schudde lachend het hoofd. «Gij kent de lieden van de Halligen niet,* zeide hij, «ieder weet daar, dat zoo iets komen kan, heden of morgen; maar alle leven is in de hand van God, en liever het leven verliezen als de Hallig waar het zoo schoon is.« (Slot./ S van Heweii Altena,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1