Hel Land van flensden en Ulena, de Langstraat en de Koinnielenvaard. EERSTE BLAD. BERICHT! nieuwjaarsgroet De Kerstprofetie. FEUILLETON. DE DIEFSTAL. Uitgever: Ll. J. YKERMAK, Heusden. ftè U61. ZATERDAG 24 DECEMBER. 1892. (u De dubbele toovenaar. VOOR Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjs verhooging. Afzonderlijke nnmmers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Yrgdagmor gen ingewacht. In 't „Nieuwjaarsnummer" staat weder voor belanghebbenden de gelegenheid open, om aan Familie, Vrienden en Begunstigers hun te brengen, tegen den prijs van 50 Cent. Voor spoedige bezorging houdt zich zeer aanbevolen de Uitgever L. J. VEERMAN. »Eindeljjk« roepen de jongen. Alweer Kerstmis* zeggen bedenkelijk de ouden. Dat is het onderscheid in tijdrekening die buiten alle almanakken en scheur kalenders om gaat: wanneer we jong zijn, schijnt ons de tjjd tusschen twee feesten een oneindigheid, terwjjl voor de ouderen het jaar zóó snel verloopt als konden de lichtjes van den kerstboom aan die van 't vorige jaar aangestoken worden. Wanneer we, dit opmerkende, ons voor stellen hoe 't hem te moede zijn zou, die van af Jezus geboorte tot heden geleefd had, dan zouden we eenig begrip krijgen van de spanne tijds, die ons scheidt van dit heugeljjk tgdstip. Dan zouden we ook eenig geduld leeren oefenen en niet elk jaar in arren moede uitroepen dat de vrede zoo weinig vordert op aarde. En dankbaar zjjn voor 't geen we zien. Want in de spanne tjjds van twintig eeuwen is het Kerstevangelie doorgedrongen door de geheele wereld en al wordt het eerste deel »Eere aan God* hier en daar schouderop halend aangehoord, aan de overweldigende kracht der wereld-overwinnende profetie »Vrede op aarde* en »in Menschen Wel- Terwijl de notaris geheel verbluft naar de sporen van de inbraak keek en de buks in de hand hield, waarmede Becker op de roovers geschoten had, vertelde deze hem het volgende: »Drie booswichten waren op een ladder bjj hem ingeklommen. Een dezer had hem in zjjn bed gekneveld en den hond een muilkorf voorgedaan, terwijl de beide anderen de kas hadden opengebroken en uitgeplun derd. Deze operatie had tamelijk lang ge duurd en gedurende dien tgd had hij de punt van een dolk op de borst gevoeld. Nadat eindelijk de diefstal volbracht was, had de roover hem verlatenhierop had zelf een beweging gemaakt, en dadelijk was de roover teruggekeerd en had hem een dolksteek toegebracht doch met onzekere hand, en was toen heengevlogen om zijne kameraden in te halen. Eenigen tgd daarna was het aan Becker gelukt zich van de banden te bevrijden, hij was uit het bed gesprongen, had de hond den muilkorf af gedaan en nadat hij een blik op de open gebroken kist had geworpen, hoewel ver wond, dadelijk het geweer gegrepen, op den roover geschoten en om hulp geroepen. De bewoners der tweede en derde verdie ping, de portier, de buren, allen waren toegeloopen, allen hadden den strik gezien, waarmede men hem had gekneveld, het breekijzer, den deursleutel, de touwladder, met één woord, al de werktuigen, die bij inbraak dienen. Heel in de vroegte had hg een politie-dienaar laten halen, en deze had dadelijk proces-verbaal opgemaakt, door meer dan dertig getuigen onderteekend, en behagen* twijfelt niemand meer. En daarom steekt het Kerfstfeest alle andere feesten naar de kroon en waar de Kerstavond, volgens de meer en meer toe nemende gewoonte gevierd wordt met een uitdeeling van gaven der liefde, wedjjvert die met den schoonsten avond uit het liefe lijkste jaargetij. De liefde toch is de grondtoon, die alle Kerstliederen doordringt. Wanneer in 1892 menschen ook in de armen en bedroefden. Dat feest kon op geen beter tgdstip1 komen. Wanneer de natuur den winter slaap slaapt en duizenden handen 't werk ontneemt en evenveel monden spijs ont houdt, mag de Christelijke liefde haar hoogtij vieren en warmte en leven brengen in de kluis der armen. Dat dan de Christeljjke liefde dezen duren plicht derwijze betrachte dat het voor de Zoo wint de Vrede veld op aarde en klinkt steeds vol eer het loflied »Soli Deo gloria Wat voor kinderen. de Engelen, die toenmaals den volke groote armen, ook op dit Kerstfeest is als kwamen vreugde verkondigen, op aarde verschenen j wederom de Engelen des Hemels zingen om te zien wat die verkondiging gewerkt van Gods Welbehagen in menschen. had, zij zouden, in aanmerking genomen de spanne tijds van twintig eeuwen, niet zonder voldaanheid terugzien op den zegen die uit Bethlehems stal over alle landen en volken heengespreid is. Wat vermag niet de liefde! Zij opent den ouders de handen, zij ont grendelt de spaarpotten der rijke kinderen, zij ontdooit het hart der bemiddelden, opdat in de hutten en zolderkamertjes der armen een blosje de bleeke wangen der armen zou kleuren en den vloek der proletariërs ver- keeren in een dankgebed. Ja, de vloek der proletariërsDeze rust als een fotum op onze negentiende eeuw. En 't zou geen kleine overwinning zijn van het Kerstevangelie wanneer het voor 't einde der eeuw dien vloek tot zwijgen kon brengen. Hoe kan de wereld toonen dat ze het Kerstevangelie »in Menschen welbehagen* aanneemt, wanneer zjj zelf niet door uit oefening der liefde welbehagen in den even- mensch toont? En die liefde is geen hersen schim der dwazen, geen kinderspel, geen menschenbedrog, zij is een macht onder de menschen en van alle machten is zg de sterkste. Zg is het die onvermoeid bezig is het verlorene te zoeken, den hongerige te spijzen, den werkelooze bg te staan en in de duizen derlei nooden der maatschappjj leeniging aan te brengen. En opdat we in dit werk, dat voor den beweldadigde slechts een plicht is, niet zouden verslappen, komt telken jare in het barste getij, wanneer de nood het hoogst gestegen is, het Kerstfeest en predikt ons Kinderen lezen geen couranten, of het moest De Kindercourant zijn. Het nieuws, dat in de dag- en week bladen staat, is goed voor groote menschen, maar voor kinderen, bah Ja, dat is zoo, maar nu heb ik toch eens wat gevonden, dat voor u is, kinderen Het is een aardig kunstje, een kunstje met één cent. Misschien zijt ge arm, maar och, zoo'n onnoozelen cent hebt ge toch allicht. Hebt gij hem Goed, leg hem dan voor u. Wat een onnoozel ding is zoo'n cent! Wat heeft men er weinig voor! Ja, bg de water- en vuurvrouw en in de snoepwinkeltjes kan men met één cent nog wat doen, maar kom er eens mee in een grooten winkelZe jagen je weg met je cent Ge hebt gelijk, een cent is al een heel onbeduidend muntstukje, maar Diezelfde cent is een groote toovenaar, want weet ge wat die onnoozele cent kan? Die cent kan, wat gjj niet kunt. Ra, ra, wat is dat? Maar ik wil geen raadseltjes opgeven, daarvoor hebt ge uw wedstrijd in de vele kindertijdschriften, en daarom wil ik maar dadelijk zeggen, wat die cent zoo al kan. Die cent kan tranen drogen, waar droef- Gods welbehagen in menschen, in alle heid ishg kan brood brengen, waar honger toen, na nauwkeurige bezichtiging der kamer, het gebroken venster en verder eenige ach tergebleven breekwerktuigen, als stoffelijke bewijzen der inbraak medegenomen. »En de erfenis van mijn kliënt was in de kas?« vroeg de notaris. »Ja, die hield ik tot overgave gereed.* »Dat is zeer slim*, zeide de notaris. >Maar niettemin zijt gij daarvoor verant woordelijk.* Bg deze laatste woorden riep Becker klagend uit: Hij wist wel, dat mijn kas uitgezonderd deze gelden, nog vrij groote sommen en meer te vervallen wissels bevatte, en dat de dief, met zijn rijken buit tevreden, zich zoude haasten, om de laatste papieren te vernietigen, die voor hem voor altijd ver loren waren.* De optelling van al die jammeren en rampen, die hem, zooals hij zeide, wachtten, de voorspiegeling der ellende, waarin hij noodwendig geraken zon, de schrik die Gideon's verschjjning bij hem had teweeg gebracht, die hij dadelijk herkend had, de verwondering over het zeldzame toeval, dat juist degene, dien hij voor de uitvoering van zijn bedrog gekozen had, dit offer was, de pijnlijke onrust eindelijk, die de tegen woordigheid van den notaris bij hem te weeg bracht, dit alles werkte samen dat hg in onmacht viel. Terwijl nu Pichon om hulp roept en op zijn geroep een oude dienstmeid nadert, om haar heer te helpen, willen wij iets over het karakter en den levensloop van dezen heer Becker verhalen. Jean Becker was de zoon van rechtschapen lieden, die hem wel geen vermogen konden nalaten, maar die toch zooveel bezaten, om hem de voor een koopman noodzakelijke opvoeding te geven. Op zijn twaalfde jaar was hij op een bankierskantoor gekomen, en werd zoo vroegtjjdig in de geheimen der beurs ingewijdlater verliet hg Frankrijk en doorreisde Amerika. In Zuid-Carolina leerde hij den heer Martin kennen, koopman uit Bordeaux, den oom van dezen Gideon ook trad hij in connectie met diens vrienden, en aan deze verhouding dankte hij het later, dat hij als depositair van Martin's nalaten schap werd verkozen, met het doel echter om deze geheel toe te eigenenhet was natuurlijk, dat de vrienden van den over ledene zich tot iemand wendden die in Parijs zaken had en bij hen als rechtschapen bekend stond. Van Carolina ging Becker naar Brazilië. Dit land, aan planten en edele metalen mis schien het rijkste ter wereld en daarbij ge zocht om zijn gezond klimaat, bekoorde onzen bankier, die anders op deze lieve aarde andere dingen noodig had, dan het genot van een schoon klimaathet ontbrak hem namentlijk aan vermogen, en nog altijd had de fortuin hem den rug toegekeerd. Maar hij droeg door zjjne levenswijze daartoe bij, om zich zeiven den weg tot geluk te ver sperren, hij beminde het genoegen, at en dronk goed, speelde, en dergelijke meer. En toen hg op den Boulevard Montmartre tot Gideon zeide, dat hij in zijn tgd in het edele biljardspel uitgemunt had, dacht hjj misschien weer aan de op de villa's in Brazilië doorgebrachte nachten, waar hij, door punch- damp verhit, en cigarettenrook omhuld, het sinds maanden lang met moeite verworven geld verloor. In Brazilië en in de Vereenigde Staten had hij smaak gekregen in gewaagde ondernemingen en spekulaties; alleen had het hem daartoe aan kapitaal ontbroken, en om dat op een eerzame wijze te verkrijgen ging niet, daarvoor had hij geen geduld. Hij verliet Brazilië bijna even arm als hij er gekomen was, en bracht eigenlijk niets anders van daar mede terug dan de bekend heid met het land en de hoop om een3 onder betere omstandigheden er weder te ver schijnen. In Parjjs aangekomen, aanvaardde geleden wordthg kan leed verzachten, waar pijn geleden wordt; hij kan de kachel doen blozen, die zwart van armoede stond hg kan lachjes brengen op wangen, die mager zijn van ellende, honger en verdriet. Wat blief je? Is die onnoozele cent geen toovenaar? Maar zoo'n cent is een dood ding en kan alleen tooverkunstjes doen, als gij hem in handen neemt, en daar ge allen graag too verkunstjes vertoont, zoo wil ik u ook dit kunstje leeren. Er ligt een eiland midden in de Zuiderzee, och, zoo eenzaam en verlaten, en och, zoo armHet heet Urk. Wat de kinderen daar te zien krjjgen, is al heel weinig meer dan water, klei, wat gras, vischschuiten en Gods mooien blauwen hemel. Dat is nu wel veel, maar maar, wat ziet gij niet veel, oneindig veel meerWat zijt gg gelukkig boven al die Urkenaartjes Ja, gelukkig, en nog wat anders Op dat arme, eenzame eiland, dat bewoond wordt door menschen, die alleen met de visscherij zulk een karig en moeiljjk ver kregen stukje brood verdienen, heerscht nu al een tgd lang een vreeseljjke ziekte. Het is de typhus. Akelig, hé? Ja, dubbel akelig zelfs, want er is aan zoo veel gebrek, en die ziekte maakt het gebrek nog veel grooter. Dat arme en eenzame, dat zieke Urk is een akelig plekje in Nederland. Hoeveel kindertjes krijgen daar tranen in de oogen, als ge vraagt: »Waar is uw vadertje? Waar is uw moedertje?* en ze dan zeggen moeten: »Wij zgn weesjes, want vader en moeder kregen die booze ziekte ze stierven en liggen nu op het kerkhof!* Anderen zeggen weer: Vader en moeder hebben de ziekte. Nu wordt er niets ver diend. Wij lijden honger en koude en zelfs Sinterklaas vergat ons!* Om die ellende te lenigen, hebben eenige Urkenaars oproepingen in de couranten ge daan. Helpt, o, helpt ons!* vroegen ze, en ze schilderden al de ellende, al het leed, al het verdriet van dat eenzame, afgelegene en zieke Urk. hij de kleine erfenis zijner overleden ouders en beproefde hiermede van zgn reizen voor deel te trekken, daar hg met eenige lieden in de Vereenigde Staten en Brazilië, welke geen bedenkingen maakten om hem ver trouwen te schenken, handelsverbindtenissen aanknoopte. Een rechtschapen en werkzaam man zou langs dezen weg zeker vooruit zgn gekomenmaar Becker, die al wat ouder werd (hg was reeds een goede veertiger) wilde in eens rijk worden en handelde daarom sterk in wisselvallige en gevaarlijke staatspapieren. Hij gaf zich uit voor een ijverig aan hanger van het koninklijk huis voor den schijn, en hij huichelde godsdienstige gevoe lens in 't kort, hij bedelde bij troon en altaar; doch bij dat alles kwam hij niet veel verderwant hg had rang noch krediet, ja niet eens een zekeren stand. Ook was hg meer listig dan verstandig en zgn begeerte om rjjk te worden, deed zich in alles kennen wat hij deed en zeide, al zijn pogingen bleven vruchteloos. Door zijne handelsverbindtenissen in Bra zilië was hij met madame Rosemejjer in kennis gekomen, een geldgierige vrouw, die door zijne bemiddeling haar fabrikaat naar Rio Janeiro verzond. Onder zulke omstandigheden gebeurde het, dat hij uit Zuid-Carolina drie honderd twintig duizend francs aan wissels op de beste huizen de erfenis en nalatenschap vaD den heer Martin ontving, met de opdracht, deze te gelde maken en den notaris Pichon, die een afschrift van het testament ontvangen zou, te overhandigen. In den brief, die de toezending bege leidde werd hij verzocht, met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te handelen omdat men niet wist, of de neef van den over ledene nog leefde, en in het geval deze erfge naam gestorven was, men hem zou zeggen, jhoe hg met de bewuste som zou moeten Toen tastten vele brave menschen in de beurs en gaven wat! Maar och, er is zooveel, zoo ontzettend veel noodig, en hoeveel er gegeven werd, er kwam zooveel te kort. Is dat niet vreeseljjk? Er leven in ons land ruim vier millioen menschen, en willen wjj nu eens aannemen, dat het tiende deel maar van al die menschen kinderen zgn die schoolgaan en wel één cent hebben? Ja? Welnu, dan krggen we niet minder dan vierhonderd duizend centen bg elkander, en dat is immers precies vier duizend gulden? Hè, als die Urker heeren die vierduizend gulden eens hadden, wat zou uw cent dan too veren, too veren! Wel, Basch, de groote goochelaar, zou van uw cent nog kunnen leeren en hem meester* noemen. Maar Dan moet uw cent ook bg die vierhonderd duizend centen zgn, anders hapert er wat aan die groote tooverkunst. Wat zegt ge? Wist ge wel dat één onnoozele cent zoo veel doen kon Sinterklaas is voorbjj, maar Sinterklaas is de eenige weldoener niet. Het is straks Kerstmis, en Als gg nu uw cent eens aan uw onder wijzeres of uw onder wjjzer gaaft, ik weet zeker, dat deze al die centen bij elkaar zou doen om ze te sturen naar den heer H. Kagey, Burgemeester van Urk, en wat zou er dan op dat eenzame, arme, zieke eiland een mooie Kerstboom kunnen zgn? Och, toe, helpt dien eens planten! En als het dan Kerstmis is en het Kerst lied overal, overal klinkt, dan jubelt en schatert het ook in uw hartjes »In menschen een welbehagen!* Wilt ge dat? Ja? Wel, dan is uw cent, die niet alleen de arme Urkenaars, maar ook u gelukkig maakte, »een dubbele toovenaar.* Men schrijft uit Weenen aan de N. R. Ci.: Baron Cottu, tegen wien door de Fransche justitie als commissaris der Panama-maat- handelen. Becker haastte zich de ontvangen wissels te realiseeren, en het zien van zulk een rijkdom ontvlamde zjjne begeerte. Drie honderd twintig duizend francs waren meer dan toereikend, om hem die onafhankelijk heid te verschaffen, waarnaar hij tot nog toe te vergeefs gestreefd hadmet deze som kon hjj op zijn bekoorlijke villa in Brazilië, de schoonste droomen zjjns levens verwerke lijken, terwjjl de jonge erfgenaam van den heer Martin misschien reeds rgk, of wel dood wasen had hjj in dit laatste geval, als voor malige vriend van Martin, niet eenige aan spraak op deze nalatenschap? Deze beschouwing, hoe verkeerd ook ge grond, wekte bij hem nog andere plannen, en tusschenbeide hechtte zjjn hart zich zoo zeer aan de hem toevertrouwde som, dat hjj besloot deze zich toe te eigenen. Eenmaal besloten, vormde hg het plan, om met het geld te ontvluchten. Maar hjj wilde Pargs niet als een gewone dief ver laten, wiens naam gebrandmerkt is, en dien men overal zou kunnen vatten, en tot de overgave van het gestolen goed dwingen kanhjj moest dus den schjjn zien te be werken, dat hjj de bestolene was, en niet de dief, en om het gestolen geld rustig te kunnen genieten was het verder noodzakelgk, dat het scheen, als ontving hjj het uit vreemde hand, en als behoorde zjjne rgkdom eigenljjk niet hem toe maar aan een derde, aan wien de wet het niet kon ontnemen. Hjj was nog ongehuwd. Hij dacht er dus aan, zich in het huweljjk te begeven en hjj liet zjjn oog vallen op de dochter van madame Rosemejjer, die hjj wel geenszins beminde, maar die toch jong er knap, en derhalve zooveel waard was als een andere. De moeder had verplichtingen! aan hemhjj kon dus op hare toestemming? rekenen. Zg was hebzuchtig. Zg moest hei dus in deze te hulp komen. miisiuD Buitenland. /Wordt vervolgdj

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1892 | | pagina 1