!cl Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Boninielenvaard.
Iii liet gezicht van den dood.
Brieven uit Amsterdam.
FEUILLETON.
Uitgever: Ll. J. YLLiiiRMAN, HeuscLen.
1167.
E
DAG 14 JANUARI.
7 A
Dit blad verschuilt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prqs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1>
i93
Advertentiën van 16 regels 60 ct. Elke rege
meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmor
gen ingewacht.
We zijn dezer dagen op schaatsen. Alle
grachten, en we hebben er zoo eenige, zijn
van brug tot brug of zooals wij zeggen
van sluis tot sluis in ijsbanen herschapen,
op een enkele na, gelijk de Prinsengracht,
waarin de schipperij wanhopige pogingen
in 't werk stelt om de vaart open te houden.
Wanneer ge ons stedelingen voor huisbakken
koudkleumers verslijt, kom dan maar eens
kijken, hoe thans alle ijs, dat maar eenigs-
zins rijdbaar isdoor een wiemelende
menschenmassa bewoond wordt, tot in deö
avond laat; hoe het wemelt op de prachtige
baan der ijsclubhoe onuitstaanbaar vol
de vijvers in 't Vondelpark bereden en hoe
alle water rond de stad naar alle wind
streken door Amsterdammers bekrast worden.
Bij heele zwermen trekt men dagelijks
langs de lijnrechte oude trektvaart naar
Haarlem; oostelijk naar Naarden, zuidelijk
naar Ouderkerk ën noordeljjk Waterland in.
Dit laatste vooral heeft groote aantrekkelijk
heid. Een tochtje langs het wereldbekende
Broek naar Monnikendam en vandaar de
Zuiderzee op naar Marken is het ideaal van
al wat schaatsenrijden, in zoover men al
thans van bereikbare idealen spreken kan.
Want duizende Amsterdammers snelden
heden morgen naar het Tolhuis over het
IJ. in koortsachtige haast, daar 't water
koud en verandering op til was en zwermden
Waterland in. Monnikendam ziet nooit zoo
veel vreemdelingen langs zijn uitgestorven
straten dan wanneer de Zuiderzee bevloerd
is.
Natuurlijk heeft geen schaatsenrijder door
Broek komende, oog voor de schilderachtige,
popperige woninkjes, waardoor dit dorp
alom bekend is, het doel is Marken en
een rit op de Goudzee. Eventjes buiten
Monnikendam een blik geslagen over de
onafzienbare witte vlakte, waarin Marken
ingesloten ligt en waardoor zich een zwarte
streep slingert, die uit menschen bestaat en
zich verliest in den nevel en dan spoedig
de ijzers onder en zich gemengd in den
zwerm, den nevel tegemoet, die Marken
nog een poos aan het oog onttrekt. Marken
valt, althans in den winter, niet mee en
lijkt, wanneer het vasteland daar bij troepen
neerstrijkt al een bijzonder griezelig oord
en er komt geen verwend stedeling of hij
maakt de opmerking dat 't hem een wonder
lijkt, hoe de menschen het hier uithouden.
Maar ze honden 't uit en kijken ons ge
moedelijk na; waarschijnlijk denken ze 't
zelfde van ons, indien ze hier in de stad
komen, wat in den zomer dageljjks ge
schiedt. In den namiddag zwermt alles weer
naar den vasten waldegeen die op zijn,
bemachtigen een plaatsje in den stoomtram,
maar de echte rijders versmaden den stoom
en trekken langs de ijsbaan op de stad aan.
V
(3
»Grootvader heeft gelijk,zeide Lupion.
»Waar zijn de kaarten? Zijn zij ook be
neden
»Neen, Jobn, zij liggen in de lade van
de tafel.
»Baal ze er dan uit. AVat zullen wij spelen?
Honderd uit? Kom Lize. kom Willem, zet
je stoelen bij de tafel. Gjj hebt lang genoeg
zitten suffen. Dat komt van al het romannetjes
lezen, daar is haar hoofd vol van. Komaan,
gaat zitten. Vader ik gaf u gister nog een
schelling, haal hem voor den dag. Gij kunt
htm nog niet uitgegeven hebben. Lize, hebt
gij klein geld?
»Neen vader.
»ik heb voor een stuiver of den centen,
dat zal genoeg zijn voor ods beiden,zeide
Tom.
Daar er stoelen te kort waren, werd de
tafel bjj het ledikant geschoven, waar groot
vader op zat. »Kom, aan den gang, aan
den gang!* zeide Lupton ongeduldig.
»Kijk het kind is, wat ligt het daar on
bezorgd te slapen,* zeide de moeder.*
>Laat de kleine maar liggen, moeder, let
op uwe kaarten.
»Je moet mij helpen, Torn,* zeide Lize.
»Wat zal ik doen?* Hij fluisterde haar wat
in. Lupton had een slag te kort en verloor.
»Ik heb nooit zulke slechte kaarten ge
zien,* zeide Lupton. Zijne vrouw keek hem
Hoe lustig dat leven op het ijs is en hoe
goed het voor de menschen is zich op
schaatsen te bewegen, getuige het noorden
waar men in den natten tijd mokte en op
stootjes organiseerde, doch nu er ijs is tot
de orde schijnt teruggekeerd hoe gaarne
ik dus op schaatsen zou blijven, dat kan
eenvoudig niet, omdat we tot de stembus
geroepen worden en die is niet per schaats
te bereiken.
We moeten een nieuw lid voor den Ge
meenteraad kiezen en zijn op 't punt van
overeenstemming zoover van den weg af,
als maar eenigszius mogelijk is. Iedere kies-
vereeniging heeft een aparten candidaat,
maar grooten ijver toonen ze niet. Slechts
van eene, ^Nederland en Oranje*, heb ik
een aanprijzing ontvangen. Te verwonderen
is bet niet, dat de meeste zich tot aanplak
biljetten bepalen, daar het port alleen van
een aanbeveling aan de kiezers ongeveer
f 200 beloopt.
Doch 't is niet over de kiesvereenigingen,
't is over een der candidaten, dat ik hier
een woord zeggen wil.
»Amstels Burgerij* heeft gesteld den heer
C. H. den Hertog, vroeger hoofd eener
school alhier.
De heer Den Hertog is door 't geheele
land bekend als een wakkere kop, als een
autoriteit op 't gebied der vaderlandsche
letteren. Hij is echter geen Kamergeleerde;
zijn heldere blik in zaken, 't maatschappelijk
en staatkundig leven betreffendezijn han
digheid en gevatheid in 't debat zijn in de
kiezerskringen welbekend.
Toch is de heer Den Hertog voor allen
een raadsel, niet het minst voor zijn vroegere
ambtgenooten. Ziehier waarom.
De betrekking van schoolhoofd in Am
sterdam, is een bijzonder begeerlijk baantje.
Het geeft goed geld (f 2300 op z'n minst)
en 't wordt op slofjes waargenomen.
Op 't platteland neemt het hoofd der
school een klasse voor zijn rekening, ge
woonlijk de zwaarste, ziet er niet tegen op
bij ziekte van een onderwijzer een dubbele
klasse te nemen, regelt bovendien de zaken
van de geheele school en staat slechts in
salaris eenige honderd guldens boven zijn
personeel. Hier is het geheel anders. Duizend
gulden trekt het hoofd meer dan zijn best
bezoldigde onderwijzer; voor iedere klasse
heeft hij een werkkracht staan, zoodat er
voor hem niets te doen valt dan wat heen
en weer te dwalen en een oogje in 't zeil te
houden. Is zijn personeel goed en dat kan
goed zijn, want hij zoekt het zelf en ver
zuimt zoolang als hem daartoe dienstig
voorkomtweet dat personeel eenmaal hoe
hij 't wil hebben, dan rest voor hem niets
dan wat toekijken. Vergelijk met deze
positie eens die van een dorpshoofd, vooral
in den winter
Welnu, deze begeerlijke betrekking heeft
de heer Den Hertog, nog in de kracht zijns
levens, er aan gegeven.
Hij wijdt zich geheel aan de studie zegt
men. Zeker, maar ieder, die niet geheel
onbekend is in de toestanden alhier, weet
dat het waarnemen van de betrekking van
hoofd het zich wijden aan de studie niets
in den weg behoeft te staan.
Liever neem ik aan, wat men ook zegt,
dat de heer Den Hertog, die een zeer werk
zaam man is, zich in school verveelde en
gemoedsbezwaren had langer die betrekking
waar te nemen.
Misschien hooren we de oplossing van
dit raadsel nog wel, indien hij tot lid van
den raad benoemd wordt, 't zij nu, 't zij
later. Zijn verkiezing zou een zegen zijn
voor 't onderwijs, want 't is in onzen raad
al niet veel beter dan in vele raden ten
plattenlande, waar de onderwijszaken be
oordeeld en behartigd worden door des
kundigen, die er geen zier begrip van hebben.
A. 8 Jan. 1893. J. L.
P. S. In de kandidatenhutspot is geen
enkel ingredient gaar geworden.
De anti-rev. Wormser kreeg 1173 st.,
de kath. Kuinders 881, de rad. Den Hertog
709, de lib. (Burgerplicht) Roel vink 1034,
de lib. (Grondwet) Van Meerteren 540 st.
Herstemming tusschen No. 1 en 4.
Voor de prov. st. óók herstemming tusschen
den lib. (Loeff) en den anti-rev. (Van Eeghen).
Gestemd hebben 4389 personen van de
c. 20 duizend
aan. Zij zei, dat het onmogelijk was met
zulke kaarten te winnen. Zij speelden en
weer was het Lupton, die verloor.
Misschien zullen zij behouden worden,
die verliezen,* zeide hij, en schudde de
kaarten woest door elkaar.
»Mag ik ook meespelen, vaderzei de
kleine Willem, »het verveelt mij zoo, naar
al die doode dingen te kijken, die langs het
raam drij ven.
»Neen jongen, gij kunt niet spelen, maar
gij moogt op mijn knie komen zitten en
naar mijne kaarten kijken. Maar gij moogt
niet zeggen, wat ik in mijne handen heb.«
^Grootvader wint zeker, hij heeft al de
centen vader.*
»Ja jongen. Grootvader wint.«
»En wat zal hij met zijne winst doen,
als hij verdronken is, vader?*
De oude man grinnikte en telde zijn
centen. Zij vertegenwoordigde voor hem
eene dubbele portie bier en tabak. De
kaarten werden weer rondgedeeld en hij
won weer. Lupton en zijne vrouw verwon
derden zich over zijn geluk, en zelfs het
minnend paar werd oplettender.
Wie is aan de beurt zeide Grootvader.
»Ik«, zeide Lupton, »en ik ga weer op.«
»Ga je weer op?«
Lupton verloor weer, maar nu, in plaats
van over zijne slechte kaarten kwaad te
worden, bleef hij stil zitten en luisterde
naar het plassen van het water onder zijne
voeten, dat hoe langer hoe akeliger klonk.
»Ik speel niet meer,* riep hij uit. Ik
hoor niets anders dan het klotsen van het
water.
Er gleed eene pan van het dak, zij sprong
over den rand van de goot en plaste in het
water. De oude man speelde met zijne winst
Willem begon te schreiende andere keken
elkaar in de oogen en zij zagen dat allen
de hoop hadden opgegeven.
»Het is duidelijk, dat het gedaan raakt,
en dat wij niets meer hebben te hopen,*
zeide de vrouw. Laten wij de kaarten neer
leggen en gaan bidden en dan zult gij een
kapittel uit den bijbel lezen.
vGoed vrouw, laten wij bidden. Vader,
houd op met dat tellen. Tom, Lize, Willem,
gaat op de knieën liggen.*
Komt er dan geen mensch om ons te
redden« riep Willem Ik wil niet verdrinken,
vader. Grootvader is te oud, en zusje is te
jong om er over te denken, maar ik wil
naar het paardenspel gaan.*
Kniel jongen, misschien staat God ons
bij, als wij hem vurig bidden.*
Met zwakke en ontroerde stem, zeide
Moeder eenige gebeden op. Maar zij was er
met haar hoofd niet bij, zij kon hare ge
dachten niet aftrekken van hetgeen de oude
man mompelde: Wij moeten niet te zwaar
tillen. Zij kan niet tegen schrik, en dat dwaze
jonge volk verschrikt haar. Zij zullen heen
gaan, zij zullen heen gaan.*
»Er vielen vjjf of zes pannen, het huis
kreeg een lichten schok en de vloer onder
hen scheen naar de hoogte te gaan. »John,
mijn beste, is er dan geene hoop? Zoudt gij
denken, dat er nog te rechter tijd een boot
zou komen?*
i>Moeder«, zeide Willem, het kind
was verbazend bedaard, vreemd bedaard,
hij scheen plotseling ouder te zijn gewor
den. >Lieve moeder, zeg mij de waar
heid, moeten wij verdrinken. Wij hebben
God gebeden, maar Hij schjjnfc oi*g niet te
Buitenland.
In den nacht van 3 op 4 Jan. werd
de burgemeester van Waterland-Oudeman
(België), een zeer bejaard, eenvoudig man,
in zijn rust gestoord door een tweetal per
sonen, die op de eene of andere wijze zijn
woning waren binnengekomen en hem onder
bedreiging met moord zijn geld afeischten.
Uit vrees voor zijn leven wees de burge
meester hun de plaats, waar zij geld konden
vinden. De booswichten begaven zich daar
heen en namen pl. m. fr. 125 weg.
Ofschoon de indringers zich zeer stil ge
houden hadden, schijnt toch de meid eenig
gerucht te hebben gehoordzij werd wakker
en liep naar buiten, waar zij een derde per
soon zag, die klaarblijkelijk op den uitkijk
stond.
De schildwacht heeft de meid niet gemo
lesteerd, doch toen daarna de knecht naar
buiten kwam, waarschuwde de uitkijk de
binnen zijnde personen naar buiten te komen.
Intusschen had hp den knecht reeds aange
vat en bracht hij dezen eenige steken in den
hals toe. Daarop namen de drie bandieten
de vlucht.
De knecht strompelde nog eenige schreden
verder, doch viel weldra, door bloedverlies,
neder, om niet weder op te staan.
De toestand van den ouden burgemeester,
die zeer geschrikt was en buitendien zeer
was aangedaan door den moord op zijn
trouwen knecht, is niet te beschrjjven.
Thans is het de politie gelukt de drie
personen in de onmiddellijke nabijheid onzer
grenzen te vatten.
Uit België wordt bericht
In de rue Saint Roch te Seraing heeft
voor het gebouw der Katholieke Club een
hevige dynamiet-ontploffing plaats gehad,
welke veel materiëele schade aanrichtte. De
dader is nog niet opgespoord kunnen worden.
Vjjf buitenlandsche nihilisten, meestal
Russen of Polen, zijn te Parijs in verzekerde
bewaring gebracht om het land uitgezet te
worden. Een hunner, te Kiew geboren, en
zich uitgevende voor journalist, hield zich
voornamelijk bezig met het samenstellen van
revolutionaire proclamatiën. Een ander,
Dambsky geheeten, is een ervaren schei
kundige en besteedde zjjn tijd voor een ge
deelte met het vervaardigen en het behandelen
van ontplofbare stoffen. Voor eenige jaren
werd hij bij dat werk te Genève ernstig
gewond.
De vijf personen werden te Parps sedert
geruimen tjjd door de politie in het oog
gehouden, daar zij met de Parijsche revo
lutionairen vele betrekkingen onderhielden.
Zondagavond heeft een 56-jarig sloten
maker, Rotskiske, te Parijs, zich met een
klein koperen kanon van het leven beroofd.
Van den man bleef geen stuk heel, evenmin
als van een aantal voorwerpen en de ruiten
in zjjn vertrek.
De heer Baïhaut, oud-Minister van Frank
rijk, is bp het verlaten van het kabinet
van den rechter van instructie, in hechtenis
genomen. Deze gebeurtenis heeft te Parps
groote ontroering verwekt. De heer Baïhaut
is reeds de zesde oud-Minister, die in de
Panama-zaak betrokken wordt.
willen redden. Ik ben bang moeder, U ook?
en vader is baDg en Lize en Tom, wij zjjn
allen bang, behalve Grootvader en kleine
zus.« De kleine jongen verborg zjjn gelaat
tegen den schouder zjjner moeder, en snikte:
sLaat mij uwe hand vasthouden, moeder,
gjj zult mij niet loslaten*. »Gp moet niet
schreien, mjjn jongen,zeide Lupton, »wij
zullen allen nog gered worden. Kom bij het
raam, wjj zullen kjjken of er een boot
komt.*
Tom en Lize stonden rechts in een hoek,
zoover mogeljjk van de anderen. Lupton
en zijn kleine jongen stonden bij het raam,
uitkijkende naar eene boot. De moede moeder
had de kleine van het bed genomen en keek
met angstige blikken naar het slapende
wicht. De oude man speelde met de centen,
die hij gewonnen had.
»Het is verschrikkeljjk,* fluisterde Lize
Tom in het oor. »Ik kan het niet verdragen.
Ik wenschte, dat het voorbjj was.*
»Het is verschrikkeljjk, maar het zal
spoedig voorbjj zjjn.*
Een minuut later weer zeide zij
»Het kan niet veel langer duren. Luister
eens. Wat slaat daar tegen den muur. Hjj
zal spoedig boven ons invallen.*
»De andere kant is veiliger, Lize, kom!*
»Och lieve Tom, als wij toch moeten
sterven, kunnen wjj even goed hier als daar
sterven. Ik wil niet van u scheiden. Ik wil
aan u vastgebonden worden. Is er geen sterk
touw. Dan zou ik er minder om geven.*
Tom gaf geen antwoord en het ontzag
wekkende geluid van den naderenden dood
werd in de stilte al luider en luider. >0,
Tom, help mjj, gij kunt zwemmen en ik
wil niet verdrinken. Ik wil leven en uwe
De Eclair* deelt eenige bpzonderheden
mede over de wijze waarop in Amerika
werd omgesprongen met de gelden der
Panama-maatschappp. Volgens dit blad
leefde men daar, op kosten der aandeel
houders, »als in het land van Kokanje*.
De oprichting der bureaux te New-York
en Panama kostte 42 millioen, de vorste
lijke woning van den directeur te Panama
26 millioen, zjjn stallen 3 millioen, zjjn
luxe-trein 600,000 frs. enz. Aan de admi
nistrateurs in Amerika werd 271/9 millioen
salaris uitgekeerdde bureaukosten alléén
beliepen 8 millioen. Voor de kampementen
op de ljjn werd 45 millioen uitgegeven,
voor den veiligheidsdienst 11% millioen,
voor den geneeskundigen dienst met inbe
grip der kosten van apotheek enz. 61 mil
lioen.
In de rechtszaal te Milaan heeft een groot
schandaal plaats gehad. Vier anarchisten,
die een commissaris van politie overvallen
haddenstonden terecht. Hun vrienden
waren in groote getale opgekomen. Een
van hen had groote steenen bp zich gestoken,
die hij in den loop van de zitting de rechters
naar het hoofd wierp. Een worsteling ont
stond tusschen de anarchisten en de kara-
biniers, waarin de laatsten de overhand
behielden en verscheidene raddraaiers ge
vangen namen, o.a. den man van de steenen,
welke laatste onmiddellpk tot twee jaar en
drie maanden gevangenisstraf werd veroor
deeld.
Hjj ontving deze uitspraak met den kreet t
>Leve de anarchie!*
vrouw zijn. O Tom, red mij, red mp.«
De muur waggelde rondom hen. Er vielen
steenen op den grond en toen, dol van vrees,
wierp Lize zich om zijn hals. Zjj had hem
nauwelijks gekust, of de vloer zonk onder
hen weg. Weer brak er een stuk van den
vloer af en Lupton en Willem verdwenen.
Toen vielen de muren en het dak in. De
moeder sloot hare oogen, den dood ver
wachtende. Maar de dood scheen niet te
komen. Toen opende zij de oogen weer, en
zjj zag dat de vloer afgebroken was juist
vóór hare voeten. Zjj zat op den rand van
den afgrond. De oude stond achter haar te
mompelen: »Daar zjjn wij mooi aan ont
snapt, het was op het kantje af.«
»Zjj zjjn weg, zjj zjjn allen weg. Het kind
Waar is het kind?*
>Gjj hebt het zeker van uw schoot laten
vallen, toen de vloer inviel.
»Heb ik het kind laten vallen?*
Zjj keek den kindschen, ouden man aan
en herhaalde werktuigeljjk de woorden:
»Heb ik het kind laten vallen?*
Toen zjj naar beneden keek, zag zjj het
ledikant omgekeerd drijven, de lakens en
veel gebroken huisraad schommelden op en
neer op het bruisende water.
»Daar zjjn wij mooi aan ontsnapt I*
grinnikte de tachtigjarige man. »Ik ben erg
bang, dat het met het huis slecht zal af-
loopen. Ik heb dat zoo dikwjjls gezien.*
Dank zij eenige zware balken, bleef de
zuidelijke muur staan en hield de paar voeten
van den vloer, waar zjj op stonden, vast.
»Zjj zullen nu wel gauw een boot zenden.
Wat zullen wjj intusschen doen. Alles is
weg: tafel, kaarten en meer dan voor een
schelling centen.*