cl Land van Heusdcn en Allena, de Langstraat en de Ooinmelerwaard. 4 Tante Ursula's ongeluk JUSTITIA. FEUILLETON. M 1284. i 894. Uitgever: L. J. YEESMAM, Heusden. WOENSDAG 28 FEBRUARI. VOOR Uit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. A bonnementsprjjs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjsve. hooging. Afzonderljjke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 60 ct. Elke rege meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmor gen ingewacht. Aldus noemden de Romeinen de godin der gerechtigheid. De Grieken noemden baar Themis. In den beginne stelden ze haar voor als een vrouw met helderziende, glans rijke oogen. Dat was goed gezien: het recht moet scherpe oogen hebben. Later echter bonden ze haar een doek om en stelden haar geblinddoekt voor, ten teeken dat ze zonder aanzien des persoons haar oordeel moet uitspreken. Ook dit is goed gezien en waar men hier te lande het recht heeft afgebeeld, volgt men dit voorbeeld een fiere vrouw, eenigszins op jaren, een weegschaal in de eene, een zwaard in de andere hand, den blinddoek voer de oogen. Wanneer een van deze drie zinnebeeldige voorstellingen vervallen moest, zeker zou den we dan niet den blinddoek prijsgeven. Blind te zjjn voor den persoon des aange klaagden is een van de eerste eischen van het recht. Van wat naam en uit welken stand hij gesproten is, doet bij het oor deel vellen over zijn misdaad niets ter zake alleen wanneer er omstandigheden in zijn opvoeding geconstateerd worden, die on gunstig op hem werkten, mag daarmee en dan tot zijn voordeel rekening gehouden worden. In de laatste jaren is een deel van ons volk gaan twijfelen aan den heuschen blind doek. Justitia draagt hem nog wel, zeggen e, maar hij is opzettelijk zóó voorgebonden, jut de hooge dame terdege zien kan en dit ook niet nalaat te doen. Ze heeft hem verleden jaar zelfs omhoog geschoven en haar vonnissen gaven daarvan doorslaande blgken. De Friesche volksmannen werden zwaar gestraft, niet omdat de begane mis daden zulks vorderden, maar omdat ze volksmannen waren, volgelingen der be kende leiders. Men meene niet dat het geloof in de on rechtvaardigheid van het Recht een pas opgedoken artikel is. Dit artikel heeft altijd bestaan en 't is nog nooit gelukt het te beschamen. Ge kent het spreekwoord wel ran de kleine dieven, die gehangen worden en de groote, die men loopen laat en weet, zoo ge een weinig niet 't volk bekend zijt, hoe vast dit overtuigd is van 't gebruik van tweeërlei maat, waar 't straffen geldt van mingegoeden en aanzienleken. Dit geloof in de onbetrouwbaarheid onzer justitie kan alleen door deze zelf uitgeroeid GEORGE Oil NET. (5 >Maar al wat hij bezat en zelfs nog meer heeft hij verkwist. »Ben ik dan niet rijk genoeg voor ons beiden?* »Men is niet lang rjjk, wanneer men et ecu verkwister moet samenleven.* »lk zal een fatsoenlijk staatsburger van em maken.* »Wat versta jij daarvan?* »lk ben er zeker van, te zullen slagen.* »Lnat mij met vrede! Je bent gek!* En Ursula liet hem met vrede, maar onder haar voornemens te laten* varen, in toen zij vier-en-twintig jaar geworden ?as, reikhalsde zij met smachtend verlangen aar het gelukkige oogenblik, dat haar ver- orlooven zou, op de theorieën aangaande edelijke veredeling ten bate van haar echt- :er.oot de praktijk in toepassing te brengen. A at Louis betrof, hij verkeerde met Ursula sis met een zuster. Had het geluk in het el hem den rug toegewend, hij liet het .«luikend toe, dat zij hem haar spaar- nningen ter hand stelde en kwam dan •n volgenden dag, wanneer hij weer ge- onnen had, met een gelukkige tronie en en mooi geschenk aanzetten, door welke loyale handelwyzezy de edelste snaren worden. Men kan over het onjuiste hiervan vellen vol schrijven en redevoeringen houden, men zal er echter geen tittel of jota mee uitroeien. Dat zal niet geschieden, dan nadat door de vonnissen jaren lang achtereen ge bleken is dat Justitie wel degelijk geblind doekt is en haar oordeel spreekt geheel zonder aanzien des persoons. In verband met het bovenstaande wenschen we op een paar gevallen te wijzen van zeer jongen datum, gevallen die naar ons leeken- oordeel althans niet bijdragen zullen tot herstelling van den goeden naam der justitie. 's-Gravenhage is een mooie stad, zóó mooi, dat 't Johan Gram niet moeilijk moet gevallen zijn er een mooi boek over te schrjjven. Edoch er geschieden in onze vorstelijke residentie zulke leelijke dingen, er zijn in den laatsten tijd zulke vieze ge vallen aan 't licht gekomen dat 't voor een Hagenaar ook weinig moeite zou kosten een tegenhanger op Grams boek te leveren. Daar zijn b.v. het geval van dien predikant bij de H. G. en, waarop we thans het oog hebben, de liederlijke handelingen van eenige gegradueerenden bij de militaire macht. Het kwaad, hier bedoeld, dat zijn naam ontleent aan de zusterstad van Gomarrha, schijnt in Den Haag welig te tieren en 't verbaasde daarom niemand dat de krijgsraad een der hoofdbedrijvers de anderen zijn naar we meenen gevlucht veroordeelde tot één jaar gevangenisstraf met verwijdering voor vijf jaren uit den militairen dienst. De zaak kwam echter in hooger beroep bg 't Hoog militair gerechtshof en dit sprak den beschuldigde vrij. Er was in de instructie dezer zaak geput uit de eigen verklaringen van den beschuldigde en uit die van de personen, met wie beklaagde het feit zou hebben gepleegd. Dit nu kon er niet door, meende het hoogste gerechtshof, en daarom sprak het den sergeant vrij, het vonnis van den krjjgsraad vernietigende. Dit nu kan alles in den haak wezen, waarom niet? Maar er komt nog iefs bij te vermelden, wat niet algemeen bekend is. De auditeur-militairin de zitting dit oordeel aan den braven sergeant mededeelende, voegt er aan toe, dat ZEd. in zjjn volgend leven den eervollen naam van zijn geslacht hooger moge houden dan hij tot dusver heeft gedaan. Hg heeft dus zijn hoogen naam te grabbel gegooid, dat is duidelijk. En niettemin wordt bij vrijgesproken. Mag er nu aan kwaad willigheid gedacht worden wanneer iemand die vrijspraak in verband brengt met dien hoogen naam Is in dit geval de vraag j gewettigdzou er ook vrijspraak gevolgd j zgn wanneer de beschuldigde Jan Jansen of Joris Goedbloed heette en niet L. W. Baron Taets van Amerongen? Niemand kan op deze vraag antwoorden, omdat na eenmaal die baron geen Jan Jansen heet, maar de zekerheid dat Justitia in het onderhavige geval beusch geblinddoekt was, is bijzonder luttel. Een tweede feit. De bond van dagblad schrijvers te Amsterdam heeft zich een poos f geleden tot de Min. van Justitie gewend met het verzoek om toch bij vervolgingen niet altijd en in de eerste plaats verslag gevers als getuigen te dagvaarden. De Min. zegt dat dit niet bij voorkeur geschiedt, maar wijst er tevens op dat het getuigenis van onpartjjdige, ontwikkelde mannen als journalisten zijn, voor de rechtbank groote waarde heeft. Verleden week kwam voor de rechtbank in de hoofdstad de zaak in behandeling van de aanvoerders der werkeloozen, die op den 2den Kerstdag met de politie in bloedige botsing gekomen zijn. Als getuigen waren gedagvaard vier verslaggevers van dagbladen. Deze, volgens den minister on partijdige ontwikkelde mannen, hielden voor den rechter staande dat door de wer keloozen eerst met steenen gegooid was, nadat de politie er met de sabel op inge hakt had. De andere getuigen, politie agenten, verklaarden het tegendeel en de rechter zette de onpartijdige reporters apart, schonk geloof aan de politie en veroor deelde de steenwerpers. Hoe is 't nu: zijn de onpartijdige re porters, die alleen ter wille van hun blad zich in gevaar begeven ten einde met eigen oogen den loop der gebeurtenissen gade te slaan, plotseling onbetrouwbaar gewor den en hebben ze hun bladen »het Nieuws van den Dag«, »den Amsterdammer* en »de Echo« maar wat op de mouw gespeld? Ja, zegt het Openbaar Ministerie, ^zij hebben 't blijkbaar niet goed gezien de politie beweert juist het tegendeel. Let wel de politie, die wanneer aangenomen werd dat de reporters goed gezien hadden, zelf op de bank der beschuldigden zou neergezet worden! van haar ontvankelijk gemoed bewogen voelde. Met een huwelijk had hij volstrekt geen haast, hoewel hg, met betrekking tot het vaderlijk vermogen, de zaak een rijp over leg waardig keurde. Wanneer onder kame raden Ursula ter sprake kwam en men hem vroeg: Wanneer is onder u eigenlijk de bruiloftdan pleegde bij doodleuk, zin spelend op de schrale gestalte zijner nicht, te antwoorden: »Dat heeft nog tijd! Zij is mijn reddingsplank!* over welk snedig antwoord men het natuurlijk uitsproestte. En toch zou hij zich eer moeten verklaren, dan hij gedacht had. Op zekeren avond vervoegde hij zich met zulke verstoorde trekken bij zijn voogd, dat Ursula de een of andere catastrophe bevroedde. Zjj nam hem ter zijde en vorschte uit. Aanvankelijk weigerde hjj, haar de oorzaak zijner geestvervoering te bekennen zij drong er eehter zoo op aan, dat hij eindelijk een volledige bekentenis aflegde. Zijn hulpbronnen waren eindelijk geheel uitgeput en hij wist niet meer, tot wien zich te wenden. »Ben je vast besloten, van stonde aan een nieuw leven te beginnen vroeg Ursula. En toen bij, in stede van te antwoorden, de oogen hemelwaarts sloeg, ging zij voort: »Ga en doe bij mijn vader aanzoek om mijn hand.« En hij ging en deed wat hem beduid werd. Maar mijnheer Prévot, die een vijf-en- dertigjarige loopbaan van volhardenden ijver en noesten vlijt achter den rug had, om zich een vermogen te verrwerven, be speurde niet den geringsten lust, het vierde Ziedaar een paar gevallen, die oorzaak zijn, dat we ons niet zeer verwonderen, wanneer hier en daar twijfel geopperd wordt aan de doelmatigheid van Justitia's blinddoek. Bjj een goede rechtspleging mag daaraan geen twijfel bestaanwij moeten er op aan kunnen dat ons weervaart naar onze daden, niet naar onze namen en kwa liteiten. Buiten 1ö,ï5 dL Te Gent ontstond dezer dagen geen ge ringe ontsteltenis, toen op eens een geweldige schok den bodem deed schudden en daarna een hevige slag weerklonk. Het gerucht ging aanstonds, dat de kruitfabriek te Wetteren, drie uren van de stad gelegen, in de lucht was gevlogen. Duizenden stroomden terstond naar het naburige plaatsje, maar de ramp bleek ge lukkig minder ernstig dan men gedacht had. Slechts de drogerij der fabriek was in de lucht gevlogen. Daar de werklieden reeds om halftwaalf waren gaan schaften, hadden er geen per soonlijke plaats gehad, maar de materieele schade was aanzienlijk. In het naburige gehucht Overbeke waren alle vensterruiten stuk gesprongen. In 1879 gebeurde aan dezelfde fabriek een dergelijk ongeluk, maar toen kostte het aan een twintigtal werklieden het leven. Voor het hof van assises te Parijs is het proces behandeld tegen den anarchist Louis Léauthier, die 13 November 11. in een res tauratie aldaar een moordaanslag pleegde op den Servischen gezant Georgewitch. Hjj bracht zijn slachtoffer met een mes een wonde in de borst toe, tengevolge waar- vaD het leven van den heer Georgewitch eenige weken lang in gevaar verkeerde. Het gebezigde wapen had den dood kunnen veroorzaken. Hoewel de wond genezen is, zal de heer Georgewitch de gevolgen van den aanslag nog lang ondervinden. De ambtenaar van het Openbaar Minis terie eischte tegen Léauthier de doodstraf. De anarchist werd verdedigd door dén advocaat Lagasse, die er bij de jury op aan drong het anarchistisch element buiten rekening te laten bij deze misdaad, die zonder politieke bedoeling was gepleegd, en het aantal martelaars, die de anarchisten kunnen vereeren, niet grooter te maken. De beklaagde zelf las eene memorie voor, waarin hij anarchist verklaard te zgn en de gedeelte daarvan toe te vertrouwen aan onbekwame handen. Hij ontving zjjn pleegzoon »met gevelde hajenet«, en nadat de dochter zich aan de zijde van haar uitverkorene geschaard had, zwoer bij bij al wat. hem heilig was, baar liever te onterven, dat tot een huwelijk met den man harer keuze zgn toestemming te geven. »Dan zal ik nooit trouwen antwoordde Ursula weenend. Opper best! Dan kan je de kinderen van je zuster grootbrengen »En ik ik wordt soldaat!* verklaarde Louis met een droevig uihrlijk. »UitstekendDan ben je toch tot iets dienstig De jongeman had de daad bij bet woord gevoegd, zich bij voorbaat overtuigd houdend, dat men hem een plaatsvervanger zou koopen, zoodra Ursula maar eerst een maand voortgeweend bad. Ursula echter bad slechts veertien dagen tijd om te weenen. Toen barstte de oorlog met Rusland uit en Louis' regiment moest naar de Krim uitrukken. Dat, was een ver rassende slag. Nu kon men er niet meer aan denken, de gelederen te verlaten, wilde men niet voor een grooten lafaard gehouden worden. Men moest zich groot houden en zijn best doen, een flink soldaat te worden. Op een goeden morgen verscheen Louis bij zijn voogd in volle uniform, de infan- terie-sabel in zgn leeren scbeede sloeg hem langs de beenen, zijn baar was kort ge schoren als dat van een ter dood veroor deelde, in de hand hield hij een klein, voor Ursula bestemd bouquet. De toestand was aangrjjpenddeze zoon des huizes, dood en verderf te gemoet gaande, werd belangwek kend, en bad men hem tevoren niet op prijs gesteld, nu begon hij toch allerwege sympathie te verwerven. Mjjnbeer Prévot zelf, hoe blijde hij ook was, den lichzin- nigen knaap op een behoorlijken afstand te weten, voelde iets vochtigs in zijn oogen. Het afscheid tusschen Ursula en Louis was hartverscheurend. Zij waren alleen in bet salon, stom zaten zij tegenover elkaar. Het werd avond en van lieverlede zoo donker in de kamer, dat zij ternauwernood meer in staat waren, elkanders gelaatstrekken te onderscheiden. Deze gebrekkige verlich ting was voor de ver van mooie Ursula gunstigLouis was plotseling smoorlijk op haar verliefd. Hij nam haar hand. »Je zult aan mjj denken,zeide hij, »wanneer ik ver weg ben Een snikken was haar eenig antwoord. »En wanneer ik niet terugkeer?* Bevend beurde zij zich op. Nooit dat zweer ik je zal ik een ander toebehooren Zij kon er geen woord meer bijvoegen, want hij hield haar omstrengeld, en een kus voltooide den zin, die de arme Ursula het hoofd deed duizelen. Maar in dit oogen blik trad het dienstmeisje met de lamp binnen. Den volgenden morgen vertrok Louis. Van af dien dag bestond Ursula's eenige bezigheid daarin, zich een studie te maken aangaande de troepenbewegingen en het insteken van spelden met blauwe of roode koppen in de kaart van het oorlogstooneel. anarchie verheerlijkte. Nadat de jury Léanthier schuldig ha< verklaard, met aanneming van verzachtend omstandigheden, veroordeelde het hof hen tot levenslangen dwangarbeid. Bjj het vernemen van deze uitspraal riep de veroordeelde: »Leve de anarchie Op verzoek der Fransche regeering heef de politie te Londen zekeren Petitjean ge arresteerd, als beschuldigd van moedwillig» verwonding, van inbraak enz. in Frankrjjk Zjj vroeg zjjne arrestatie en uitlevering. He' bljjkt eene belangrjjke vangst te zgn. Di ware naam van den gevangene moet Galloij of Gallan wezen. Hjj zou een allergevaarlijkst» anarchist zijn. Bjj eene huiszoeking te zijnen ham de politie althans allerlei anarchistisch» geschriften, het portret van Ravachol er ettelijke exemplaren van het onderdrukt» tijdschrift »Père Peinard* in beslag, het welk de thans te Londen vertoevende redac teur Pouget hier wil voortzetten. Het schijnt vast te staan dat de dezer drgen geworpen dynamietbommen, ook die van Bourdin, in Engeland vervaardigd waren. Sir Edward Reed is van Londen naar Parijs vertrokken, om zjjn plan voor een brug over het Kanaal met Fransche Kamerleden te bespreken. Men herinnert zich, dat de dader der jongste aanslagen te Parjjs zijn brief aan den commissaris van politie Dresch had ge- teekend Labardy. Gisteren nu heeft zich zekere Larbardy op het politiebureau te Rouaan aangemeld, teneinde mede te deelen, dat de anarchist, die de aanslagen pleegde, zich blijkbaar van zgn naam bediend heeft, Hjj is vermoedeljjk op het denkbeeld ge komen zich Labardv te noemen en het in den brief aan den commissaris te laten voor komen, als was hjj van Ronaan afkomstig, door het lezen van papieren uit een porte feuille, welke de ware Labardy een paar maanden geleden, toen hjj te Parjjs was, bad verloren. Het staat dus nu in elk geval vast, dat de anarchist zich onder een valschen naam heeft voorgedaan. Het heete onlangs, dat de afgezette koning van Dahomey, Benhanzin, overleden was. Thans wordt bericht, dat hjj door de Fransche regeering naar Saint-Louis is gebracht en aldaar onder toezicht bljjven zal totdat zjj bepaald heeft waar voorgoed zijn verbljjf zal zijn. Naar het schjjnt zou het eilahd Martinique "als zoodanig gekozen zgn. In haar gedachten zwötn zjj op de zee van Azof en landde in Eupatoria; zjj streed aan de Alma en aan de Tschernaja en bjj Traktir, en ieder geschut, dat genomen, ieder vaandel, dat veroverd werd, dankte zjj eenigljjk haar held. Voor haar bestond geen St.-Arnaud, green Pélissier, geen Lord Raglan, Franschen, Eugelschen, noch Turken, voor haar bestond slechts één Louis, die geheel alleen Totleben en geheel de macht van den Czaar in be dwang hield, gelijk eenmaal Achilles, de vreeseljjke Myrmidone, Troje. Hg schreef dikwerf en klaagde over de felle kou. Ursula gedoogde, van stonde aan, geen vuur ineer in haar kamer, zjj wilde ljjden als de uitverkorene haars harten. Ach, waarom kon zij niet aan zijn zjjde haar borst den kogelregen prijsgeven Zjj droomde nog slechts van die heldhaftige amazones, welke in ijzeren pantser den beminde in de kruis tochten gevolgd baddeu, en van die vermetele burgeressen, wtlke zich in het jaar 1792 lieten aanvoeren en de veldtochten der repu bliek medemaakten. Zij zou Louis bescher men, zij zou hem redden, door den doode- lijken slag op te vangen, welken een reusachtige Kozak, die haar in haar droomen vervolgde en wiens rooden baard en woesten lach zij duideljjk meende te zien, hem wilde toebrengen. Van dit gezicht verschrikt, drukte zij de oogen toe en fluisterde: »Neen Dit is niet mogeljjkGod zal hem bescher men, daar ik er niet toe bjj machte ben En toen bad zjj met geestdrift. M DOOR Ill III IIPui»minna— II IIIUIl /Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1894 | | pagina 1