Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Boinmelervvaard.
De goede oude tijd.
FEUILLETON.
Kapitein Ourson-IJzerhoofd.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
,\m 1313.
ZATERDAG 9 JUNI.
1894.
VOOR
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prysve.hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 60 ct. Elke regel
meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vry dagmor
gen ingewacht.
Het is niet óm iets nieuws te zeggen, als
ik er aan herinner, hoe vele menschen er
zjjn, die u altijd willen vertellen, dat het
vroeger alles vrij wat beter was dan tegen
woordig. Meest oude menschen natuurlijk.
>In mjjn tijde, zeggen ze, »toen ik jong
was*, laten zjj er op volgen en ja, »toen
ging alles anders, en ik verzeker je, beter
dan nu*. Ik zeg dat niet als iets nieuws, want
dat is het niet. De oude Romeinen vóór
2000 jaren spraken al van de >prijzers van
den ouden tjjd*. Toen was het ook al net
als nu. Vele oud wordende menschen hebben
hunne eigene lieve herinneringen. Dat lieve
1 bljjft langer bij dan het booze, wat ook ge
lukkig is, en daarom prjjzen zy met een
eenzijdigheid, die zoo moeielyk op zij valt
te zetten, den goeden ouden tjjd, ofschoon
zjj, by al hun goeden wil, toch groot on-
geljjk hebben.
De dagen die achter ons liggen, waren
niet beter dan de dagen, die wjj beleven.
Maar de dagen, die voor ons liggen, in de
toekomst van nabij en van verre, zullen
beter zyn dau de onze.
Wat zie ik een ongeloovig hoofdschudden
bjj dat stoute woord. Ja, ik weet wel, het
is veler lust ulles te bekijken door een
donkeren bril. Ik weet, dat er zelfs mannen
zyn opgestaan in het naburige Duitschland,
die zich wysgeeren noemen en die door een
tal van kleinere wijsgeertjes ook ia ons land
worden toegejuicht, als zy met wysgeerige
deftigheid verkondigen, dat liet leven eigen-
ljjk niet meer waard is geleefd te worden.
Och, maar diezelfde mannen, aan wier hoofd
Schopenhauer stond, doen even als hjj deed.
Dat onwaardige leven maken zy zich zoo
gemakkeljjk als ze kunnen, ze halen den
dokter by het minst dat zij voelen, en wie
ooit geloofde, dat zy onverschillig voor dat
ellendige leven waren, die heeft met hun
woorden, doch niet met hun werken ge
rekend. Ongelukkige menschen zijn er altjjd
op de wereld geweest en zullen er bljjven,
wien het leven een last is. Maar ze zyn een
oneindig kleine minderheid. Klagen is ge
woonte, en de klacht over de achteruitgang
van de wereld, doet ook al met de ge
woonte meê.
Ik heb onlangs een merkwaardig boekje
gelezen, dat ik iedereen graag aanbeveel.
De schryver geeft het den eenvoudigen
titel: Wat het was en hoe het werd, en hij
vertelt op trouwhartigen en eenvoudigen
GUSTAVE AIMARD.
(19
»Wat dan? waarom stort gjj uw hart
niet voor my uit, Elmina? Sedert ten maand
omtrent zjjt gy geheel en al v» randerd, gij
zjjt bleek, somber, zenuwachtig, uwe oogen
staan dof; tusschtn beide heb ik op uwe
wangen sporen van nauw afgewischte tranen
gezienmeent gy dan dat ik blind ben
of u niet lief heb? Neen, neen, »querida«,
ik heb alles van den eersten dag at wel ge
zien na een lang gesprek met uw vader
Zyt ge plotseling zoo vieemd geworden.*
>Dat is waar,* lispelde donna Elruina,
terwijl zy haar hoofd liet zakken.
»Doch daar de vriendschap in de eerste
plaats bescheiden moet" zjjn, heb ik ge
zwegen ik zag dat gy uw verdriet in uw
hart opsloot en uit trotschheid misschien
heb ik zoo lang gewacht tot de maat te
vol zou zyn en gy den zwaren last van uw
leed met my zoudt willen deelen.*
»lk dank u Lilia, gy zjjt goed en houdt
van mjj.«
»Ja, Elmina, ik heb u lief, meer dan
gy wel denkt. En wat de vrolijkheid be
treft, die gy mij verwjjt
toon, hoe het er voor zestig jaren uitzag en
hoe het in den loop van die zestig jaren om
ons heen veranderd is.
Waarlijk, goede Lezers, wij kunnen te
vreden zjjn en aan alle prijzers van den
»goeden ouden tydc vertellen, dat het korte
tijdsverloop van zestig jaren in ons huiseljjk,
staatkundig, maatschappelijk, ja, ook in ons
zedelijk leven zooveel heift veranderd, ge
wijzigd, verbeterd, dat zy zich gerust stil
kunnen houden met hun roemen op de
dagen, die achter ons liggen. j
Is alles nu goed? Wel het lijkt er niet1
naar. Daar is veel, heel veel verkeerds ook
in onze zeden en gewoonten, maar als wij nu
op eens zestig jaren werden achteruit gezet,
dan zouden wij toch wonderlyk opzien en j
volstrekt niet blij zijn, dat wy den »goedenj
ouden tijd*, met zyn vetkaars en olielamp, j
zijn trekschuit en belletjes onder aan het j
zakje in de kerk, zijn briefpost en mai-
tressenschooltjes weer terug gekregen had-
den. De Schrijver van dit aardige boekje
weet er alleraardigst van te vertellen en
al is hy niet blind voor veel ongerechtig
heid in de wereld op allerlei gebied, hjj
heeft vooral de oogen open voor het goede,
voor den vooruitgang, die in zoo korten
tyd beleefd geworden is.
Ik zeg zelfs zedelijk ook! Want wy
vinden zoo gauw de wereld slecht en daar;
is helaas, heel veel slechtheid op de wereld,
die de wereld ontsiert, maar ontkend kan
het niet wordentoegenomen is de huma
niteit, toegenomen de deernis. Nooit heb
ben menschen zooveel voor menschen ge
daan als in onze dagen geschiedt. Ons
zedelijk peil is gestegen. Wy lachen om
geen dronkenschap, wy schamen ons over
dat, waar vroeger mee werd gespot. De
wereld gaat niet achteruit. Moed gehouden
maar. De volmaaktheid is nog ver, maar
wie niet gelooft, komt er nooit, en wie
gelooven haasten niet, maar hopen.
Het recht op Arbeid.
Zondag is het geheele Zwitsersche volk
opgeroepen om zich uit te sproken over het
voorstel, om in de Bonds-constitutie het
recht op arbeid op te nemen. De voorge
stelde bepaling luidt aldus: »BEet recht op
toereikend loonenden arbeid wordt iederen
Zwitser verzekerd. De bonds wetgeving zal,
met medewerking der kantons en der ge
meenten, deze grondstelling op elke wjjze
tot practische uitvoering brengen. Vooral
dienen bepalingen getroffen te worden: a.
Dat er een voldoende gelegenheid voor
»Ik heb u niets verweten, »querida,«
zeide donna Elmina met zekere levendigheid,
terwjjl een lichte blos hare wangen kleurde.
»Die vrolijkheid die gij my verwijt is
gemaaktik trachtte door geveinsde opge
ruimdheid een vluchtigen glimlach op uwe
lippen te brengen; daar mjj dit niet ge
lukt is, heb ik ongelijk gehad. Vergeéf
my dus Elmina; voortaan zal myne lach
uwe smart niet meer storen.*
Deze laatste woorden werden met zulk
eene innige deelneming uitgeproken dat
donna Elmina trilde en zich al snikkende
in de armen harer vriendin wierp.
Er volgde een lange pauze; de beide
meisjes weenden.
»Gij hebt gelyk,« hernam donna EInrina;
welaan, het zy zoo! luister, gij zult alles
weten.*
»Zyn wy hier alleen?* vroeg donna Lilia;
wacht even.« En zij bracht een goudtn
fluitje aan haar mond dat aan een gouden
keten om haar hals hing.
Eenige minuten verliepen, waarna zich
een zware stap in den gang liet hoo ren
eene deur werd geopend en nu versc heen
eene negerin van een jaar af veertig.
Deze negerin moest zeer schoon zyn ge
weest haar verstandig gelaat ademde za cht-
zinnigheid en goedheid, gepaard met t«ne
uitdrukking die van wilskracht getuigde.
»Moeder Quiri!* zeide donna Lilia, mi jne
nicht en ik hebben met elkander te prat en,
maar willen niet beluisterd worden. zorg
dat niemand zonder ons weten hier komt,
dan zullen wij heel veel van u honden.*
werkverschaffing wordt gegeven, door zoo
veel mogelijk in alle takken vau ny verheid
en in alle beroepen den werktijd te ver
korten b. voor practische, kosteloozearbeids-
informaties, gegrond op de organisatie der
arbeidersvereenigingenc. voor bescherming
der arbeiders en loontrekkenden tegen on
rechtmatig ontslag en onttrekking van
arbeidd. voor vaste en toereikende onder
steuning van geheel of gedeelteljjk werk-
loozen, zonder eigen schuldhetzjj door
openbare verzekering tegen de gevolgen van
werkloosheid, hetzjj door het ondersteunen
van particuliere verzekeringskassen uit de
openbare middelene. voor practische be
scherming der vrijheid van vereeniging, en
vooral voor ongehinderde vorming van
werkliedenbonden, ter bescherming der be
langen van arbeiders tegenover werkgevers,
en door vrijheid van toetreding als lid daar
toe; voor instelling en verzekering eener
openbare rechtspositie der arbeiders tegen
over de werkgevers, en voor democratische
organisatie van den arbeid in fabrieken en
soortgeljjke inrichtingen, te beginnen met
die van den staat en van de gemeenten.
In zyn jongste zitting heeft de Groote
Raad van bet kanton Waadtland met groote
meerderheid beslist, dat die verandering moet
worden verworpen. De overwegingen waarop
deze beslissing steunt, verdienen medege
deeld te worden, nu in geheel Europa het
staats-socialisme meer en meer aanhangers
vindt. De Groote Raad maakt zich niet de
illusie, dat het beginsel van recht op arbeid,
als het in de Grondwet opgenomen is, daarin
alleen voor den vorm een plaats zal krijgen
het moet practisch worden toegepast. Het
is niet alleen te doen, om de oorzaken der
werkloosheid, die ramp voor den werkman,
te bestrjjdenmaar de wet wil, dat aan
iederen burger, zonder onderscheid, winst
gevende arbeid zal worden verstrekt en een
behoorlijk loon zal worden verzekerd. Om
die taak uit te voeren, zou de Bondsraad,
of liever de Staat, geen ander middel hebben,
dan de hand te leggen op alle productie
middelen van het land, zooals de collecti-
visten dat verlangen. Het land van den boer,
de wijnberg van den wjjnbouwer, zouden
evenmin aan deze algemeene onteigening
kunnen ontgaan als de werkplaats van den
kunstenaar, de fabriek van den industrieel
of het magazjjn van den koopman. De staat
zou de eenige werkgever worden, en de
eenige eigenaar van alle middelen van be
staan. De opstellers van het manifest voegen
er aan toeKantons, gemeenten en burgers
»Wees gerust, chicas, niemand zal hier
komen; doe toch uw best, nina (kleine)
Lilia het geheim van uwe zuster Elmina
uit te hoorenhet is niet goed dat een jong
meisje geheimen voor zich zelve houdt.*
»Ik doe al mijn best,« antwoordde donna
Lilia lachend.
»Heel goed meisjes, kweelt onbevreesd
als de vogeltjes van den goeden God die
niet reiner of beter zyn dan gij, ik zal goed
de wacht houden.*
En de negerin ver wjj dorde zich met een
vriendelijken glimlach.
De twee nichten volgden haar met de
oogen tot de deur zich achter haar ge
sloten had.
Lieve Lilia!* sprak nu donna Elmina,
beloof mij vooraf dat gij mij niet zult uit
lachen want wat ik ga vertellen is eerder
de geschiedenis mijner persoonlijke gewaar
wordingen dan die van gewichtige gebeurte
nissen die mij bedroeven of verontrusten.*
»Spreek, »querida!« Ben ik niet uw
tweede i/e?«
»Gy hebt gelijk. Luister dan. Gij kent
mjjn vader, don José Rivas de Figaroik
behoef u dus niets te zeggen van zijn on
buigzaam, somber, trotsch karakter, van
zijn wil waarvoor die van ieder ander moet
bukken. Zoodra ik oud genoeg was om te
begrijpen wat er rondom mij voorviel,
schrikte ik over de vele onrechtvaardigheden,
ongegronde vlagen van gramschap en wreed
heden waarvan ik getuige was en waar
tegen mijn gevoel opkwam. Moet ik het
u zeggen Ik vrees dat mijn hart daardoor
moeten dan van een heel leger ambtenaren
het toezicht verdragen en zich voegen naar
de eischen van al die menschen, wier eenig
doel zal zijn de nieuwe organisatie geregeld
te doen loopen. Vrije burgers zullen niet
meer voorkomen. En allen, die als onze
vaders hun geloof en hun hoop pebouwd
hebben op de vrijheid, moeten zich wel
wachten dat haar geen doodeljjke stoot
wordt toegebracht*.
Zooals te verwachten was, is het voorstel
tot erkenning en invoering van het recht
op arbeid, ofschoon het daartoe strekkend
verzoek door 52,687 Zwitsersche burgers
was onderteekend, met overgroote meerder
heid verworpen. In geen enkel kanton be
haalden de voorstanders van zoodanigen
maatregel de meerderheid, en ofschoon nog
niet alle eyfers bekend zyn, kan men het
aantal der tegenstemmers schatten op
300.000, dat der voorstemmers op 85.000.
Hieruit bljjkt, dat zelfs Zwitserland, het
terrein by uitnemendheid voor democratische
proefnemingen, voor een maatregel als de
bovenomschrevene nog bij lange na niet
rijp is.
Buitenland.
De »Réforme« is niets gesticht over de
koloniale politeik van koning Leopold in1
den Congostaat, die hem reeds eene be-!
dreiging van de Temps* op den hals haalde.
De souverein van den onafhankelyken maar
neutralen Congostaat, zegt het Brusselsche
blad, heeft de grenzen van het geoorloofde
in Afrika overschreden en is op het punt
den oorlog met Frankrjjk aantevangen in
het donkere werelddeel. Men heeft altyd
gemeend, dat quaesties die daar voorkwamen,
door arbitrage of bemiddeling van andere
mogendheden zouden beslecht worden. Doch
de Temps* maakt aan die meening een
einde, door dadelijk te dreigen, met den
krachtigen arm, dien Frankryk ter be
scherming zijner bedreigde rechten zal te
hulp roepen.
De Congo-mannen hebben pleizier van
hun werk, zegt de »Réforme«. Door de
bezetting van Bahr el Ghazal stellen wij
ons bloot aan een oorlog met de Mahdisten
van Soedan, waartegen Engeland het niet
heeft kunnen volhoudenen bovendien
raakt België verzeild in de Oostersche
quaestie, daar noch de khedive noch de sul
tan afstand gedaan hebben van hun suze-
reiniteitsrechten en Engeland ruilhandel
gedreven heeft met eens anders eigendom.
Overal verontrust men zich over de Afri-
van mijn vader vervreemd werd!*
»0, Elmina!*
Helaas! het is maar al te waar; te ver
geefs heb ik dien noodlottigen indruk mjjner
kiuderjaren pogen te bekampen, alles was
vruchteloosik ben bang voor mjjn vader
zyn blik doet mjj reeds beven. Eenigen tyd
na onzen overtocht van Cuba naar St. Do
mingo, waarop ons schip door de ladrones
van het Schildpadden-eiland genomen werd
on wy zoo edelmoedig en wonderbaarlijk
van eene vreeseljjke slavernjj werden verlost,
werd, zoo als gjj u herinneren zult, mijn
vader door den koning tot gouverneur van
Cartagena de las Indias benoemd, terwyl
don Lopez Aldao de Sandoval, uw vader,
tot brigadier werd bevorderd en tevens met
het bevel over het garnizoen dezer stad be
last. Uw vader en de mijne lieten zich hunne
aanstelling welgevallenveertien dagen later
vertrokken wij naar Carthagena. Hoe het
kwam weet ik niet, maar toen de hooge
bergen van St. Domingo allengskens aan
den gezichteinder verdwenen, voelde ik plot
seling mijn hart beklemd, de tranen schoten
mij in de oogen, en ik schreide; gij vroegt
naar de reden myner droefheid, ik kon er u
geen rekenschap van geven, omdat ik het
zelve niet wistwat kon mij aan St. Domin
go hechten, waar ik slechts een korten tijd
had vertoefd en een stil en kleurloos leven
had geleid Waarom was ik dan zoo treurig?
Misschien was het wel een van die voorge
voelens die God somtijds in zyn goedheid
aan zjjne schepselen zendt
Wat bedoelt gjj daarmede, »querida
kaansche politiek van koning Leopold, be
halve in België en in de Belgische Kamer;
en ook daar mocht men wel eens gaan
bedenken aan welke gevaren België door
die politiek wordt blootgesteld.
Ook te Dresden hebben de socialisten
een zoogenaamd bier-bojcott afgekondigd.
Eene brouwerij aldaar heeft een klein park,
waarover zy hadden willen beschikken voor
eene bjjeenkomst, waartoe zy rekenden op
12 a 15.000 personen. De directie der
broawery was bereid, dat terrein in ge
bruik te geven, mits voor niet meer dan
4000 personen, omdat het er niet meer
kon bevatten, en ouder voorwaarde dat de
byeenkomst niet het karakter eener demon
stratie zou verkrijgen, waardoor de directie
in conflict zon kunnen komen met de over
heid. Deze allezins gerechtvaardigde voor
waarden werden uitgekreten als willekeur,
dwingelandjj, enz. en onmiddellijk werd er
besloten, de brouwerjj den oorlog te ver
klaren. Daarbij bleef het echter niet. Want
ofschoon de socialisten hebben ondervonden,
dat in Saksen eene aansporing tot zoo iets
gerechteljjk wordt gestraft en ofschoon er
tegen den redacteur van het socialistisch
blad, waarin de oorlogsverklaring was af
gekondigd, ook reeds eene vervolging is
ingesteld, hebben zij toch het boycott uit
gesproken over 547 bierhuizen en winkels,
die hun bier uit de genoemde brouwerjj
ontvangen. De groote firma, die sinds eene
reeks van jaren velerlei ten nutte harer
werklieden heeft ingesteld, willen zjj ten
gronde richten, terwyl tevens al die bier
huishouders en winkeliers, ofschoon toch
bjj het geschil over de zaak zelve volstrekt
niet betrokken zjjnde, voorloopig zeker
aanmerkelyk worden benadeeld. De stryd
wordt nu van socialistische zjjde hartstoch
telijk voortgezet. Inmiddels zyn twee hoof
den hunner party en de redacteur van het
bovenbedoeld socialistisch blad in hechtenis
i
genomen.
Te Posen is het Ijjkje gevonden van een
21/3-jarigen knaap, dat op gruwelyke wyze
verminkt was. Uit de linkerwang en uit den
hals waren groote stukken gesneden, terwyl
ook het vleesch onder de kin weggenomen
was. Verder droeg de hals verscheidene
dolksteken. Een jongen van 19 jaar is, ver
dacht van dezen moord, gevangen genomen.
Wel ontkent hy nog, maar er moeten ver
pletterende bewjjzen tegen hem bestaan,
terwyl zyn verleden tegen hem getuigt.
Zendelingen zullen voortaan op alle
riep donna Lilia verwonderd uit. »Ik ver
sta u niet.*
»Gjj zult mjj spoedig begrijpen. Gjj her
innert u zonder twjjfel nog de plechtige
installatie van myn vader als gouverneur
van Carthagena; de notabelen der stad
kwamen don José Rivas hunne opwachting
makendez« notabelen, allen schatrjjke
handelaren, waren dertien in getal; een
hunner heette don Henriquez Torribio
Moreno, die rjjke Mexikaansche koopman
die slechts weinige dagen vóór ons uit Vera-
Cruz aangekomen was.
»Don Torribio Moreno, die tegenwoordig
de boezemvriend van uw vader is?«
Dezelfde, Lilia.*
»Wat een somber gezicht heeft die man,«
zeide het jonge meisje peinzend.
»Niet waar? Welnu weet gjj op wien hij
geljjkt, en wel zoo sprekend dat ik er van
ontstelde toen ik hem voor 't eerst zag ?c
»Neen.«
»Die man geljjkt op den ellendeling te
Port-Margot, wiens slavinnen wy door het
spel waren geworden.*
»Dat is zonderling!* mompelde donna
Lilia.
»Ja, wel zonderling! en ondanks zyn
baard dien hij op Spaansche wjjze draagt,
zjjn Andaluzischen tongval en de geveinsde
welwillendheid die zijn gelaat als een mas
ker bedekt, is mjj dat toch dadeljjk in het
oog gevallen en had ik van den beginne af
aan een voorgevoel dat die man mjj nood
lottig zou worden.*
Naar het Fransch
noon
Wordt vervolgd,I