Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bonimelerwaard. EERSTE BLAD. De kleine Burgerman. Keurvorst en Geldvorst. FEUILLETON. M 1353. Uitgever: U. J. YfiERMAN, Heusden. ZATERDAG 27 OCT. 18,94. Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjsve*hooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters Daar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrjj dagavond ingewacht. Tusschen den kleinen burgerman en onze Hollandsche duinen bestaat wel eenige over komst. Deze houden de zee tegen en al schuimen en spatten de golven ook hoog tegen deze beschermers van onze landen op, de duin reeks wjjkt niet en zoolang als de duinen op hunne plaats bljjven, zoolang kan de landman achter die duinen zijn akker be^ zaaien en zijn vee laten grazen, overtuigd, dat de zee zijne hoeve niet overstroomen zal. Doch als de storm hevig uit het westen waait, dan gebeurt het wel eens, dat een deel van de duinen wordt weggeslagen en in de diepte der zee verzwolgendan naderen de golven den bebouwden akker meer dan voorheen en dan is de Hollander gewaar schuwd om op zijne duinbeplanting te letten om te voorkomen, dat de zee over de velden gaat vloeien en alles verwoesten, wat daarop r staat. Hetzelfde is het met den kleinen burger man. Hij is een deel van den kring, die met zjjn uitersten omtrek aan het proleta riaat grenst; aan zjjne voeten rolt, oen zoo te zeggen, de zee van maatschappelijken jammer en evenals nu en dan een gat wordt geslagen in den duinreeks, zoo gebeurt dit ook in den kring van den kleinen burger man, waaruit bij iederen levensstorm velen ten gronde gaan en verzwolgen worden door de onder hen dreigende golven. En evenals nu de duinen moeten worden onderhouden, moet ook de kleine burgerman op de been worden gehouden, wil niet een aanmerkeljjk terrein van het maatschappe lijke leven verloren gaan. Nu is er echter een groot onderscheid waar te nemen. Zjjn n.l. onze zeeweringen in gevaar, dan snelt alles toe om ze in stand te houden, dan wordt niets verzuimd om het gevaar te keeren. Maar den kleinen burgerman beschermen, dat schijnt veel moeieljjker, ja men schijnt het er op toe menschen, die de gezonde kern uitmaken van ieder volkdie niet ontzenuwd of ver wend zijn door weelde en ook njet uitgeput door armoede en uit wier midden vele onzer beste mannen zjjn voortgekomen. Ziet eens, vroeger waren er in verschei dene bedrijven een aantal kleine bazen, die arbeidende met 2 of 3 knechts een burger bestaan konden vinden. Ze hadden goed hun brood, ze betaalden hunne schut den, ze konden hunne kinderen opvoeden, kortom het waren burgers, die zonder kapitaal te hebben, goed konden rond komen, ja zelfs wat konden overleggen. Maar komt nu eens. Nemen we bijv. eens de kleedermakers. De kleine bazen zijn thans, althans in de groote steden, witte raven geworden. De confectiemagazijnen of de groote bazen leveren de kleederen, maar de kleine bazen, ze moeten er onder. Met de confectiemagazijnen eoncurreeren kunnen ze niet, dat is ten eenenmale onmogelijk, derhalve schiet er voor hen niets anders over of wat anders ter hand te nemen öf hun werk brengen in dienst van de con fectiemagazijnen: En evenals het nu gaat met de kleeder makers gaat het met tal van bedrijven, waarin de kleine bazen vroeger een goed bestaan hadden. Ja zelfs bedrjjven, die men voor onder gaan bijna onvatbaar achtte worden aan getast, bijv. de bakkers. Op eene bakkers vergadering in Amsterdam gehouden werd onlangs beweerd, dat vakopleiding niet meer noodig is, daar over 10 jaar alle brood zal worden gebakken in fabrieken, waar het niet de vraag zal zjjn of een man een geheel brood kan bereiden, maar alleen of hjj één van de onderdeelen in de puntjes cent. Vraagt reeds nu eens naar werklieden, die een piano of een dergeljjk muziekin strument geheel kunnen afwerken, ze zullen niet of heel weinig te vinden zjjn; de on derdeelen voor die instrumenten worden machinaal gemaakt en behoeven slechts in elkander gezet te worden. burgerman, die zjjn vroeger onafhankelijk bestaan verliest en in de massa der fa brieksarbeiders terecht komt. De achteruitgang van het kleine bedrjjf heeft den kleinen burgerman dan ook voor een groot gedeelte naar den handel ge dreven, waarvan het gevolg is, dat het aantal kleinhandelaars ontzettend is toe genomen, terwjjl het aantal producenten zeer verminderd is. Men begint een winkel, doch dat is ook al niet meer wat het vroeger was. Met den kleinhandel is ook al niet veel meer te verdienende concur rentie is veel te zwaar. En om nu het volhouden van de con currentie geheel onmogeljjk te maken komen de coöperatieve vereenigingen, die alweer het groot kapitaal te hulp roepen en den winkelstand eenvoudig in den grond boren. (Over die coöperatieve vereenigingen spreken we in een volgend hoofdartikel eens nader.) Velen van de kleine burgers gaan in den strjjd om het daarzjjn onder, de telkens langer wordende ljjst van de personen die failliet gaan, wjjst het duideljjk aan. Voor de arbeiders nu wordt op alle mo- geljjke wijzen gezorgd en die arbeiders zeiven laten niet na om luide verbetering van hunne positie te zoeken en te vragen. Die zjjn te helpen met een pensioenregeling, met een goed arbeiderscontract of zoo iets. Maar daarmede is de kleine burgerman en het bedrijf niet gered en het is van zoo groote waarde dat te redden. Valt de brug weg, die nu nog den overgang vormt tus schen het groote kapitaal en den arbeid, dan gaat er ook een levensterrein verloren, dat in alle eeuwen mannen heeft voortge bracht, die mannen van beteekenis ge weest zjjn. Dan komt er een kloof tusschen kapitaal en arbeid en dan is de dam weg geslagen, die thans nog de golven scheidt van het vasteland. Dan ontvangt het proletariaat altjjd door versterking en wast aan tot een vreeseljjken stroom die niet meer te keeren zal wezen en alles zal verwoesten. Daarom, men zorge voor de duinen, eer volhouden. Volksbanken worden opgericht, waar hjj het vaak zoo noodige kapitaal tegen een geringe rente kan krijgen. Aan de vakopleiding wordt veel gedaan, dat is noodig. Bonden worden opgericht om hem in staat te stellen altijd te big ven werken. Bljjkbaar wordt dus meer en meer inge zien, van hoe groot belang deze quaestie is. Het besef moet meer en meer levendig worden, dat op dit onderdeel der sociale quaestie de aandacht ernstig moet gevestigc bljjven. Ieder moet de overtuiging krijgen dat de levensader van een volk ligt in den kring van den kleinen burgerman, die den eenvoud van zeden bewaart en wiens be- trekkeljjk onafhankelijk bestaan eene levens voorwaarde is voor de geheele maatschappjj te leggen het hem op iedere wijze lastig te j veel gezaagd en geschaafd en pasklaar ge- maken en zjjn bestaan te vernietigen. j maakt hout ontvangen en het alleen maar Daarom is in den laatsten tijd meermalen op zjjne plaats behoeven te brengen, de noodkreet vernomen: De middenstand is j Op die wjjze vervalt langzaam aan het in gevaar, en is meer opzettelijk de aan-;heele bedrjjf; vakopleiding is voor velen dacht gevestigd geworden op die klasse van overbodig en het slachtoffer wordt de kleine En de timmerlieden kunnen getuigen,het te laat is. hoe een dergeljjk verschjjnsel zich reeds in Men neme maatregelen, die het bedrijf de bouwvakken openbaart, daar ze zeer j zelf weer in eere brengen en den kleinen burgerman in staat stellen het wederom zelfstandig uit te oefenen. R' eds is men op dien weg, door goedkoope machines en door kleine motoren als beweegkracht onder het bereik te brengen van den kleinen burger man, opdat hjj de concurrentie beter kunne LOUISE MüHLBACH. (7 De oude Baruch zweeg, staarde nadenkend voor zich heen en zag eindelijk vragend zijne dochter aan. Gudula had reed^ lang haar naaiwerk op haren schoot laten vallen en met een van reugde stralend gelaat had zjj naar de rede van Meyer Anselm zitten luisteren. Toen hij de laatste viaag had uitgesproken, stond zjj langzaam op en ging in plechtige houding naar hem toe. »Meyer A>selm,« sprak ze, terwijl zij hem met een onwaardeerbaar laebje in de oogen zag en hare blanke hand op zijne schouder legde. Meyer Anselm, gjj moet die gelegenheid aangrgpen, om rjjk, om een millionair te worden tot eer en tot verlossing van uw volkGa, Meyer Anselm en zeg aan den rijken Nathanson, dat gjj Veilchen Rachel wilt trouwen en dat gjj zjjn associé wilt worden. »Doe wat Gudula zegt,* liet de oude Baruch er plechtig op volgen, »want het woord Gods is in haren mond en de liefde woont in haar hart; als uw goede engel zal zij u geraden hebben. »Ja; als mijn goede engel zal zjj mij ge raden hebben,* herhaalde Meyer Anselm, terwijl hij de hand van Gudula greep en j ze aan zijne lippen drukte. Eene zachte huivering voer haar door de leden en hare I wangen werden doodclijk bleek. De jonge man bemerkte dut echter niet. Nog altjjd j hield hij 't hoofd gebogen over Gu lula's jhand, die hjj nog steeds in gedachten ver- i zonken en zwjjgend aan zjjne lippen hield. jZach'kens trok Gudula echter hare hand terug en het sein en alsof Meyer Anselm uit zijnen droom ontwaakte. »G(j vimlt het derhalve goed,« zoo sprak hij, »dat ik het voorstel aanneem, Gudula? Maar hebt gjj er wel aan gedacht, dat ik 't meisje niet liefheb. Zal ik mjj aan geen onrecht jegens haar schuldig maken, wan neer ik haar huw niet om haar zelve, maar alleen om haar geld Zal ik haar zonder liefde gelukkig kunnen maken »G(j zult haar gelukkig maken, Meyer Anselm,gaf zjj hem ten antwoord, terwjjl j zjj langzaam en als 't ware toevallig 't hoofd afwendde. >Gjj zult haar gelukkig maken, want zjj heeft u lief en gjj zult haar toe- behooren. Maar nu, Meyer Anselm, 't ga u goed,« zoo vervolgde zjj, en al sprekend pakte zjj haar naaiwerk samen, rik kan j niet langer big ven, daar ik nog een grooten afstand heb af te leggen. Als gjj inmiddels bjj vader big ven kunt, doe het dan.* »Neen,« zei Meyer, opstaande, rik moet ook heeDgaan. Ik moet den heelen nacht op zitten en werken want ik moet thans al de boeken in orde brengen en afsluiten, die ik tot heden toe voor onderscheidene kooplieden gehouden heb. Ik moet ze morgen inleveren en mjjn rekening met hen op maken, daar ik hunne boeken natuurljjk nu niet langer kan houden. Mjjn kleinhandel is thans ten einde, want de compagnon van den heer Nathanson heeft gewichtiger zaken te behartigen. Vaarwel dus, vader Baruch; als wjj elkauder morgen wederzien, dau is alles voorbjj en ben ik de compagnon van den rjjken Nathanson. »En de bruidegom vau zjjne dochter, Veilchen Rachel,* voegde Gudula er bij, terwjjl zjj haren omslagdoek over bare schouders wierp en zich gereed maakte om uit te gaan. »En dan zult gjj natuurlijk ook onze kleine, vuile jodenstraat verlaten,* zei Baruch, en in de groote voorstraat gaan wonen, waar de rjjken onze* volks wonen; mogeljjk zult gij even als de rjjke Nathan son, voor grof geld de vergunning koopen, om buiten de jodenbuurt uw verbljjf te houden, daar ginds op de prachtige Zeil, waar de groote kooplieden hunne huizen hebben.* »Neen, nooit en nooit zal ik dat doen,* riep Meyer Anselm met vuur. »Dan zou ik ontrouw worden aan mjjn volk en aan mjj zei ren. Ik wil zelfs den schjjn niet op mg laden, dat ik mjjn volk in zjjne vernede ring en zjjne armoede zou gering achten, zooals de Christenen plegen te doen. Neen, hier te midden van mjjn volk wil ik leven, wil ik wonen en mjjne goede dagen met u deelen, geljjk gjj mjjne kwade dagen met mjj gedeeld hebt. Als ik getrouwd zal zjjn en Veilchen Rachel naar mjjn huis zal heb ben gebracht, dan zal zuster Gudula er im mers niet tegen hebben, dat vader Baruch De volledige uitslag der Belgische ver kiezingen is, behoudens enkele nieuwe ver kiezingen, die noodig zjjn, de volgende. Gekozen 104 katholieken, 34 socialisten en 15 liberalen. De liberalen verloren zetels, waarvan 11 door katholieken en 33 door socialisten werden bezet. Van de liberale leiders zjjn de meeste gevalle». De minister de Burlet is te Nivelles ge vallendientengevolge meende men, dat hij als minister zou aftreden. Dit wordt door »het Journal de Bruxelles* tegengesproken. Te Alost, waar Woeste en de pastoor Daens tegenover elkander staan, moet op nieuw gestemd worden. Pastoor Daens, de protagonist der Chris- teljjke democratie ontving den volgenden brief van den bisschop van Gent. Tot onzen spjjt vernemen wjj, dat gjj meer en meer het priestergewaad in opspraak brengt door uw onbetameljjk en gewelddadig op treden in vergaderingen. Het schandaal, dat gjj daardoor veroor zaakt, dwingt ons u te verbieden, verder de mis te bedienen in de kerken of openbare gebedehuizen. Na deze interdictie van den pastoor Daens zullen Woeste en de zjjnen wel te Alost zegevieren. Een treffend ongeluk had in den nacht van Maandag op Dinsdag plaats op de Satnbre, vóór Charleroi, die door de veel vuldige regens in de laatste dagen sterk ge zwollen was. Door de kracht en de woest heid van het water braken de kettingen van verscheidene schepen, die aan de quai de la Prison gemeerd lagen. De schepen sloegen daarop hevig tegen elkaar, waardoor ver scheidene lek werden en zonken. Een vreese- ljjk tooneel was het gevolg daarvan, daar al die schepen bewoond werden. De schippers en hun gezinnen werden van alle zjjden door den dood aangegreinsd en het gevaar werd nog vertienvoudigd door de volslagen duisternis, die er heerschte. Zij, die behouden aan den wal kwamen, konden den in nood verkeerenden, wier angstkreten zjj vernamen, geen hulp bieden. Eerst toen de dag aan brak, kon men zich eenigszins rekenschap geven van de uitgebreidheid der ramp. Zeven schepen waren gezonkenin het bruischende, geelachtige water kon men nog onduidelijk de bovengedeelten onderscheiden. Gelukkig is er geen enkel menschenleven te betreuren, alleen de materieele "Schade is omvangrjjk. Het schip Victor Hugo* sloeg van den ketting los, bekwam een lek en werd door den stroom 1000 meters ver meegesleurd, tot het nabij Gilly zonk. De schipper, August Sommelette van Dinant, sprong half ge kleed met zjjn vrouw in een roeiboot, maar deze sloeg om, zoodat de schipper zich met zjjn vrouw ten tweeden male moest redden en zwemmende den oever bereikte. Nauwe- ljjks aan land, bespeurde hjj, dat een man in de rivier lag en zonder aarzeling begaf hjj zich weer te water. Het gelukte hem in de duisternis een oud man te bereiken en aan land te brengen. De »Circé« sloeg tegen de kade en zonk onmiddellijk. De »Coucouc werd tegen de brug van Leuven geworpen en zonk daar. De schipper en zijn vrouw, uit Thuin afkomstig redden zich met de grootste moeite. De »Tréhouart« en de Georges* lagen aan een paal, die uit den grond gerukt werd, stootten tegen elkaar en zonken, evenals de frFranjois* en de sLaborieux* van Antwerpen, die tegen de sluisdeuren lek stootten en zonken. Bovendien hebben een groot getal schepen jelangrjjke averjj bekomen. De Union* voer op de spoorwegbrug en brak haar mast. Zjj werd boven water gehouden, doordat 30 man terstond begonnen te pompen. Aan boord van de »Boduognat< bevond zich de schipper met vrouw en drie kinderen. De vrouw kon nog intjjds op den wal springen, toen het schip losraakte, de schipper wierp haar de kinderen toe en redde zichzelf toen door zwemmen. Den volgenden morgen vond men het schip, bjjna doormidden, op den oever gestrand. kalm in de rede. »Hoe? weet gjj dat?* met zjjne dochter bjj ons komt inwonen, zoo als ik bjj u wilde komen wonen en één huishouden met u hebben, toen ik her-1 »En waarom niet? Eergisteren heb ik waarts kwam, maar wat zuster Gudula hem ik hem bjj de gravin Tettenborn gezien, mjj niet wilde vergunneD, omdat zij van en de gravin beval mjj, dat ik wachten moest meening was, dat zulks niet voegde. Im- j tot hij vertrokken was. Ik bleef' bjj de iners nu, terwijl ik getrouwd ben, nu kan j kamenier wachten. Plotseling werd ik in 't niemand langer zeggen dat 't niet voegt, salon geroepen. De jonge landgraaf wilde dat wjj samen wonen. Zie, die gedachte j zien of ik op 't portret geleek, dat hjj gekocht alleen maakt reeds, dat ik veel van Veilchenhad en dat ze de jodenkoningin noemen.* Rachel houd en er naar verlang dat ze »Maar dan hadt ge er niet heen moeten mjjne vrouw zjj, omdat vader Baruch en!gaan,* riep Meyer met kracht, zuster Gudula dan bjj ons inwonen kunnen.* I »En waarom zou ik niet?« hernam ze, »Nu, daarover spreken wjj later nog welaltjjd even rustig, eens, Meyer Anselm,* zei Gudula terwjjl zjj j sOmdat de landgraaf een beruchte meisjes- de deur open deed. »Thans moet ik gaan;dief is: wien, zoo als men zegt, niemand en mjj zoo spoedig mogeljjk begeven naar I weerstand bieden kan, en de gravin Tettenborn, die aan de andere1 Welnu, dan zal ik hem weerstand zjjde der stad in den Nieuwen Aanleg woont, bieden,* vervolgde Gudula, altjjd even kalm, Dag vader, dag Meyer Anselm, tot weder- ziens En haastig verliet zjj 'thuis. Eer zij echter op straat was, was Meyer Anselm haar reeds gevolgd, rit Begint reeds donker te worden, Gudula,* zei hg. rit Is een groot eind. 't Is 's avond niet heel veilig op straat; in onze donkere, nauwe stegen sluipt in 't duister allerlei verdacht gespuis rond, voor- nameljjk sinds de landgraaf van Hanau van zgne reizen teruggekomen is en op 't slot Hanau zjjn verbljjf houdt, 't Moet een los heertje zjjn, die mjjnheer de landgraaf, die op alb meisjes loert en in 't bijzonder, zooals men zegt, een goed oog heeft op de schoone dochteren van ons volk. Hg is sinds 8 dagen hier in Frankfort.* »Zoo als ik weet,* viel zjj hem volkomen »en mjjn hart zal hjj niet stelen, Meyer Anselmgoeden avond dus.* Vergun mjj dan, dat ik u tot aan 't huis der gravin Tettenborn begeleide. Maar zeg mjj toch in 't voorbjjgaan, hoe kent gjj die dame; ik heb nog nooit van haar gehoord? Woont zij reeds lang in Frankfort?* »Neen, zjj woont hier pas sinds eenige weken. Zjj liet mjj roepen om mij naaiwerk te hestellen. De baroues von Nimzwitsch had mg aan haar gerecommandeerd en zjj betaalt mg goed. Goeden avond, Meyer Ansel m »Mag ik dan niet met u meegaan?* >Neen, Meyer! gij hebt bezigheden en tijd is geld!* NIEUWSBLAD VOOR Buitenland. Uit het DuitschJ VAN /A^ordt vemolod

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1894 | | pagina 1