lel Land van Sleusden en iilena, de Langstraat en de lioninielerwaard.
ffe
FEUILLETONo
De Klippen van Kitty Hawk.
Uitgever: L. J. VESHMAN, Heusden.
DINS DA'3 '29 DECEMBER.
O
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
franco per post zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1896
Advertentiën von 16 regels SO ct. Elke regel
meer 7*/t ct. Groote letters Daar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
3.
Het jjs dreef klaarblijkelijk snel zuid
waarts, terwijl wg tegelijkertijd weinig voor
uitkwamen. In vier dagen tijd kwam men
11' verder. Het was een wanhopig werk,
de sleden over de hooge jjshoopen te trekken
die zich telkens opnieuw vormden voordat de
sneeuwstorm ze had kunnen effenen. Op
zulk jjs waren de honden natuurlijk van
geen nut. Als zij aan dergelijke hinderpalen
kwamen wachtten zij rustig, totdat wij zelf
de sleden er over heen hadden gebracht, en
dan kwamen zjj aanloopen om ze een klein
eindje voort te trekken. Het jjs bleef voort
durend in beweging, en kruide met donderend
geraas overal in het rond. Wjj werkten uit
alle macht, steeds hopend op beter ijs. Maar
het werd hoe langer hoe slechter, en op 7
April was het zoo slecht geworden dat ik
het niet raadzaam vond, verder naar het
noorden te trekken. Als het er ia de richting
vtn Frans-Jozefsland even ongunstig voor
ons uitzag, zou het toch al moeiljjk genoeg
zjjn, daar te komen.
Wjj bevonden ons toen op 86°14'N.B.
omstreeks 95° O.L. Om den toestand van
het jjs en de mogelijkheid om nog dichter
bij de pool te komen onderzoeken, ging ik
zelf op ski nog een eind verder, maar ik
vond nergens een beteren weg. Van den
hoogsten stapel ijs dien ik beklom, zag ik
zoover het oog reikte niets dan op en door
elkaar geworpen ijsmassa's.
Geen spoor van land was op dit punt te
zien, evenmin als wjj vroeger iets bespeurd
hadden. Het jjs scheen met den wind af te
drjjven, zonder daarin door vasteland of
eilanden verhinderd te worden, en het komt
mjj niet zeer waarschjjnlpk voor dat er land
ligt tusschen üet noordelijkste door mjj be
reikte punt en de Noordpool, al neemt men
ook aan dat aan de andere zijde van de
pool iets van den Noord-Amerikaansche
archipel gevond en zal worden.
Toen wjj de eerste maal van de »Fnm«
vertrokken, hadden wij onze dikke warme
kleeren van wolfs vel aan, maar daar de
zomer naderde en er den laatsten tjjd een
betrekkelijk hooge temperatuur geheerscht
had, deden wjj den tweeden keer zoo weinig
mogeljjk kleeren aan, ook al om den last
ROMAN
FRIEDRICH ZIMMERMANN.
(19
Geljjktjjdig met Twysten was Frank bjj
de herberg aangekomen. Hjj verschool zich
achter eeH boomstam en wachtte, tot deze
zijn boot vastgelegd en de gelagkamer binnen
getreden was. Daarna sloop hjj voorbjj de
woning naar het strand. Er lagen daar vier
booten, twee zware vrachtbooten en twee
kleine scherpgebouwde vaartuigen, in een
van welke de koopman gearriveerd was.
Na daarvan poolshoogte genomen te
hebben, liep hij langs den oever tot aan de
naar dez.n geseerde zjjde van het gebouw.
Hjj moest trachten een blik in de kamer te
werpen en uit te vorschea welke soort van
lieden het waren die een nachteljjken tocht
over den Sond niet schuwden om hier samen
te komendat het smokkelaars waren, stond
ontwjjtelbaar bg hem vast. Voorzichtig, voet
voor voet naderde hjj ie ramen, steeds onder
de boomen voortsluipend. Trots zgn koel
bloedigheid klopte hem het hart. Werd hg
ontdekt, dan was zijn leven in gevaar, ja
meer, zjjn plan voor altjjd vergdeld en de
smokkelaars waren gewaarschuwd.
Op vjjf pas afstands van ket eerste raam
hield hg stil. Hg kon thans de heele kamer
overzien en het gelaat der personen, die
ow de tafel zaten, duideljjk opnemen. Allen
waren visschers; slechts één, een mager
var o'^ze uitrusting te verminderen later
hebben wij hitter berouw gehad, onze warme
pelzen aan boord van de »Fram» gelaten
te hebben.
Drie weken lang bleef de temperatuur
ongeveer 40° onder het vriespunt; den len
April teekende de thermometer 7°, maar
weldra weer 36°. Bij zulk een koude en
bij sterken wind, hadden wij het bitter koud
in onze goede maar te lichte wollen kleeren,
die door het transpireeren al spoedig in een
maliënkolder van ijs veranderden.
Het ergste was het in dit opzicht ge
steld met onze wollen overjassen 's nachts
moesten ze een uur lang ontdooien in onzen
slaapzak, waardoor niet weinig lichaams
warmte verloren ging, en eerst na anderhalf
nur klappertandend in onzen zak gelegen te
hebben, begonnen wij ons behagelijk te
gevoelen. Enkele minuten nadat wij 's mor
gens uit den zak gekropen waren, stonden
onze kleeren weer stjjf van jjs, en ik geloof
niet dat Johansen of ik zelf ooit die dagen
terug zullen wenschen. In Maart was de
laagste temperatuur 49° onder nul, de
hoogste 4°.
Den 8en April keerden wij om en be
gonnen onzen terugtocht naar Frans-Jozefs
land. Langzamerhand werd het jjs nu beter.
Het was onze gewoonte, 's avonds voor het
>in den zak gaan*, onze horloges op te
winden, maar om onzen tjjd goed te ge
bruiken, maakten wij somtijds marschen
van 36 uren en toen dit den 12 April
gebeurd was stonden onze horloges stil.
Dat was een leelgk geval. Ik had in drie
dagen geen lengte-waarneming gedaan, en
toen ik maanstanden wilde meten om de
juistheid eener schatting van den afgelegden
afstand na te gaan, bemerkte ik, dat wjj
onze maantafels bij vergissing aan boord
hadden gelaten. Wjj waren echter overtuigd
dat wij niet ver misgerekend konden hebben.
Den 25en April, op 85°, vonden wjj tot
onze verbazing de sporen van twee vossen.
Dit scheen er op te wijzen dat er land in
de buurt was, maar ook bjj mooi weer was
dit niet te ontdekken. Wat ons van nu af
het meast hinderde, waren de spleten en'
geulen in het ijs. Ze waren altjjd met een
lichte jjskorst bedekt, zoodat we ze niet
met de kajaks konden overtrekken en wij
soms een halven dag noodig hadden om
8 een omweg aan de overzjjde te ge-
man met bleek, geschoren gezicht, was
steedsch gekleeddit moest dus de koopman
uit Osceola zijn.
Te vergeefs spande Frank zich in een
woord van het gesprek, dat de mannen
voerden, te verstaan. En zich nader bij het
raam wagen wilde hjj niet om niet moed
willig alles op het spel te zetten. Daar zag
hg dat ze op een wenk van den koopman
oprezen en hjj bleef stil afwachten, wat ze
verder uitvoeren zouden.
Slechts weinige minuten daarna, die den
wachtende echter uren toeschenen, hoorde
hjj in de benedenruimte knarsende en
stommelende geluiden. Wat was dat? Juist
wilde hjj zich naar de andere zjjde van het
huis begeven, toen het rammelen van een
raam hem op zgn plaats hield. Het was een
raam in een uitbouw en Frank had het,
daar het niet verlicht was, in 't geheel niet
bespeurd. Eer hg wist wat te doen, snel
vluchten of in beschutting der duisternis
bljjven, waar hjj stond, stak een vrouwelgk
wezen het hoofd naar buiten. Het was Maggy,
die na al het voorgevallene van dien dag
den slaap niet kon vatten en zich, na (ie
bovenkleeren afgelegd te hebben, uit het
raam boog om de koele nachtlucht langs
haar verhit voorhoofd te doen strjjken.
Hg zag de blanke ontbloote armen en
schouders door de duisternis heen. Een
vreemd gevoel doorstroomde hem, als ge
worteld bleef hij staan en staarde op de
omtrekkeD der jeugdige gestalte, die zich
tegen den donkeren achtergrond -duideljjk
«Reekenden.
Uaar hief het meisje het hoofd op. Frank
voelde dat haar blik op hem rustte. Waa
neer zjj hem bemerkte?! Hij moest beproeven
dieper onder het loof der boomen terug te
treden. Voorzichtig zette hjj den voet achter-
raken. Hoe verder zuidelijk wij kwamen,
des te meer werden wij opgehouden, en dat
terwijl de leeftocht sterk verminderde en de
honden de een na den ander gedood moesten
worden. Wij slachtten er eenige om de
overigen te voeden. Eerst wilden zij het
vleesch van hnn makkers niet eten, maar
toen de honger begon te njjpen betwistten
zij elkaar de brokken.
Ook deze wijze van voeding kon echter
niet lang dureD. Sommige honden bleven
trouw voortwerken tot ze van uitputting
neervielendan moesten wjj ze afmaken.
In Juni waren er nog maar enkelen over,
en al voorttobbend tusschen de spleten in,
zakten wij oncphoudeljjk door de jjskorst
heen in de mulle, zachte sneeuw. Het scheen
of wij niet vooruitkwamen maar wij moesten
wel, en het eenige wat wjj konden doen,
was het rantsoen voor menscben en honden
tot. op een minimum te verminderen.
Men weet dat Payer's kaart op ongeveer
83° Petermannsland aanwijst. Einde Mei
waren wij op 82°21 gekomen, den 4en Juni
zelfs op 82°18' en den 15en waren wij,
noord-westelijk afdrijvend, weer op 82° 26',
maar nergens was land te zien. Wij moesten
toen op twintig mjjlen ten noorden van
kaap Fligely zjjn
Wjj begrepen er hoe langer hoe minder
van, en deze staat van zaken was te onaan
genamer daar het jjs steeds slechter seheen
te worden. Maar den 22en Juni schoten wjj
een grooten zeehond wij besloten, nu te
wachten tot de sneenw zou smelten en
intusschen te leven van zeehondenvleesch.
Kort daarna schoten wij nog drie beren,
en nu hadden ook onze honden overvloed
van versch vleesch. Eindeljjk zagen wjj, den
24en Juli, na een maand rust genomen te
hebben, onbekend land. Het was echter
nog niet zoo gemakkeljjk, dat land te be
reiken.
Terwijl wjj daarheen gingen, hadden wjj
een avontuur, dat ernstig had kunnen
afloopen. Wjj waren bezig, een spleet over
te trekken in onze kajaks. Dit werd meest
zoo gedaan, dat wij twee booten aan
elkander bevestigden en al pagaaiend er
ons doorheen werkte aIk had nu juist
mijn kajak aan den overkant gebracht en
Johansen wilde den zjjnen op het jjs trekken,
toen ik mjj omkeerend op het hooren van
een kreet, Johansen op zijn rug zag liggen
waarts.
»Wie is daar?* klonk op dit oogenblik
Maggy's stem. Het was te laatFrank greep
onwillekeurig naar den revolver, dien hjj
in den zak droeg.
Wie )s daar, wie staat daar?* riep Maggy
nogmaals, nu luider, beslister dan de eerste
maal.
Bliksemsnel schoot de gedachte door
Franks hoofd: of hg thans staan bleef of
vluchtte, was 't zelfde. In elk geval zou
Maggy's roep de visschers waarschuwen.
Wat te doen, hoe het uiterste te voorkomen?
Slechts een koen waagstuk kon hem
redden. Snel sprong hjj voorwaarts, gelijk
tijdig den zuidwester van 't hoofd nemende.
j>ïk ben 't,« fluisterde hjj.
Maggy was teruggesprongenzjj sidderde
op het hooren van zgn stem en bleef een
oogenblik besluiteloos staan.
»Ik bid u, Maggy, roep niet om hulp,
ge hebt van mg niets te vreezen.*
Thans eerst scheen ze ten volle bewust te
zjjn van den toestand.
»Wat doet ge hier Sir?* vroeg ze zacht,
>wat staat ge daar als een spion voor mjjn
raam
Voor haar raam? Dit misverstand scheen
Frank toe als een lichtstraal uit den hemel.
Maggy meende das, dat hjj haar raam be-
spionneerd had. Hjj greep deze dwaling aan
als een schipbreukeling de reddingsboei.
>Ik moest u nog eenmaal spreken, Maggy,
ik ik .c
Wacht een oogenblik!* Zg verdween in
de kamer en verscheen een oogenblik daarna
weder, een doek om de schouders geslagen.
»Nu,« vroeg zg, tot hem vooroverbui
gend, >wat hebt ge mg te zeggen, dat ge
in den nacht voor rnjju venster sluipt?
Spreek, of ik roep vader,
met een beer, dien hjj bjj de keel hield,
over hem heen.
Ik greep naar mjjn geweer dat op den
kajak lag, maar op hetzelfde oogenblik gleed
de boot weer te water, en het geweer mee.
Al mijn krachten inspannend trok ik den
zwaargeladen kajak weer over den ijsrand,
maar terwjjl ik daarmede bezig was, hoorde
ik Johansen kalm zeggen: >Je moet je wat
haasten of het is te laat. >Nog een seconde
en ik had mijn geweer nit de kist genomen
en op den beer gericht; in de haast van
het oogenblik haalde ik den rechterhaan
over, maar ofsehoon deze loop slechts met
hagel gelaten was velde het schot, dat den
beer achter het oor trof, het dier neder.
Johansen had geen ander letsel dan een krab
over zjjn hand en wjj laadden het vleesch
van den beer op onze sleden.
De stroom in de kanalen was nu zeer
snel, zoodat de booten niet te gebruiken
waren en wjj van de eene schots op de andere
moesten springen telkens vreezend dat een
der kajaks zou omslaan en zinken. Veertien
dagen dunrde het op deze wjjze voor wjj,
den 6den Augustus land bereikten, op 81°,
38* en 63*. Het waren vier, geheel met
gletcherijs bedekte eilanden, die ik Hirtten-
land noemde naar het land in een oud-
Noorsch sprookje. Langs de noordkust van
deze eilanden vonden wij open water waar
wjj ia onze kajaks doorroeiden.
In deze streek deden wjj een aardige
ornithologische ontdekking. Eiken dag zagen
wij een groot aantal van de tot heden zoo
zelden waargenomen, geheimzinnige Ross-
meeuwen. Deze merkwaardige vogel van de
poolzee is gemakkeljjk van andere meeuwen
te onderscheiden door zgn mooie rooskleurige
borst, zjja pjjlvormigen staart en zgn lichte
vlucht. Hg is ontegenzeggelijk het schoonste
dier van de poolstreken. De Ross-meeuw
was nog slechts als 't ware toevallig aan
de uiterste grens van het poolgebied waar
genomen, en niemand kon zeggen waar ze
thuis behoorde, maar ofschoon het te laat
was om nesten te vinden, houd ik mjj nu
overtuigd dat de broedplaats van dezen
vogel in het noordoosten van Frans-Jozefs
land gezocht moet worden.
De dikke mist belette ons eenige dagen,
uit Hirttenland verder naar het zuiden te
trekken, maar den 12en Augustus kwam
een uitgestrekte eilandenrjj in zicht, die zich
»Doe dat niet,* bad hjj, haar hand vat
tend, >ik zal u alles verklaren, maar niet
hu, wjj konden overvallen worden.*
>En zjjt ge om mjj gekomen?* zei ze,
ernstig en dringend en had een zoo eigen-
aardigen, vibreerenden klank, dat Frank
het lage spel, dat hjj met haar drjjven
wilde, opgaf. Hjj begreep niet wat hem
dreef, zoo dwaas zjjn eigen belang op te
geven, maar hjj gevoelde, hjj moest haar
vertrouwen niet schenden. Hij drukte haar
hand. »Neen, Maggy, ik kwam niet om u.<
»Ge zjjt een spion, een v
Spreek zachter,* zei Frank, »of wilt ge
moedwillig aanleiding geven tot bloedver
gieten Gelooft ge dat ik me zoo gemakkeljjk
overgeef? Eer ik val, bjjten nog een paar
der aanvallers in het zand.* En toen ze
zweeg, ging hjj fluisterend voort: »ik bid u,
Maggy, over deze ontmoeting te zwjjgen.
Morgen of wanneer ge wilt, zal ik u een
eerljjke en bevredigende verklaring geven.
Zjjt ge daarmee tevreden?*
Zjj twjjfelde. Binnen werd het geluid van
rollende vaten en balen sterker en stemmen
klonken uit de gelagkamer.
Haast u,* drong Frank aan, >er is geen
seconde te verliezen.*
»En ge belooft me op uw woord al injjn
vragen naar waarheid te beantwoorden?*
»Mjjn woord daarop.*
»Ga dan, ik zal zwjjgen. Morgen vroeg
na zonsopgang wacht ik u ten zuiden van
j Kitty Hawk in de. duinen.*
Hg draste, meegesleept door een oogen-
blikkelgke aandoening, een kus op haar hand.
»L)ank! En goeden nacht, Maggy!*
Goeden nacht,* klonk het terng.
Op hetzelfde oogenblik, waarop het raam
gesloten werd, werd de huisdeur geopend
en een zware haai werd door de mannen
van het Z.O. recht naar het N.W. uitstrekte.
Het werd nu hoe langer hoe raadselachtiger.
De kaarten bleken geheel verkeerd, of
waren wij zoo in kolossalen afstand uit de
koers gedreven.
Een ding was intusschen zeker: als wjj
maar zuid en zuidwest aanhielden, moesten
wjj eindeljjk op Spitsbergen belanden, van
waar Noorsche Walrusjagers ons naar
Europa zonden terugbrengen. Wij zetten
dus onzen weg voort, nu eens pagaaiend,
dan weer over het jjs voortsukkelend, door
een kanaal dat zich in westeljjke richting
op 81° 80' uitstrekt.
Daarna kwamen wjj in uitgestrekt open
water, en wjj hadden gelegenheid zuidwest
aan te houden langs de noord-westkust van
het land, in de meening nu weldra naar
Spitsbergen te kunnen oversteken.
Maar tevergeefs zochten wjj naar land in
het westen. Den 18en Augustus stak plot
seling de wind op, het jjs naar de kust
drjjvend, zoodat wjj een week lang ingesloten
bleven een paar dagen daarna raakten wjj
weer gevangen, den 26en Augustus 1895,
op ongeveer 81° 13° en 55° 30°. Het was
nu zoo ver in het najaar dat het naar mjjn
meening te laat was om de lange reis naar
Spitsbergen te aanvaarden, en daar nog
schepen aan te treffen die ons naar het zuiden
konden brengen, of anders genoeg tjjd te
hebben tot het voorbereiden van onze over
wintering.
Daar de plek waar wjj ingesloten waren,
ons geschikt voorkwam om er den winter
door te brengen, en er ook genoeg wild in
den omtrek scheen te zgn, achtten wjj het
verkieseljjk, daar ts bljjven.
Wij gingen dadeljjk aan hst werk. Eerst
kwam de jacht op walrussen, wier traan
ons tot brandstof moest dienen. Maar hst
was ondoenljjk voor twee mannen, die logge
lichamen op het jjs te trekken. Wjj moesten
het ten laatste opgeven, en hakten ds doode
walrussen open terwjjl zjj op het water
dreven, maar daarbjj maakten wjj onze
kleederen zoo door en door smerig en
bloederig, dat ze nog minder geschikt wer
den dan ze reeds waren, om ons tegen de
winterkoude te beschutten. Aan beren geen
gebrek, en wjj schoten er verscheidene, voor
onze winterprovisie. Vervolgens hielden wjj
ons bezig met het bouwen van een hut.
Daartoe gebruikten wjj atesnen, aarde sn
naar buiten gerold. Frank verborg zich op
een veilige schuilplaats en bespiedde vandaar
het bedrjjf der visschers.
Zjjn voorhoofd gloeide en zjjn hart sloeg
hsftig. Hg wist niet of de oorzaak daarvan
te zoeken was in zgn ontmoeting met het
meisje of in de omstandigheid dat hjj hst
doel van zgn onderzeek nabjj was. Terwjjl
voor zgn oogen balen op balen, vaten op
vaten naar den oever gerold en in een der
groote booten gestuwd werden, etond voor
zjjn verbeelding voortdurend het meisje, haar
zwarte, bliksemende oogen, den trotschen
mond, de blanke schoudershet was hem
als hoorde hjj nog den gedempten, sidde
renden klank harer stem, hare afscheids
woorden.
Zoo stond hjj tegen een boom geleund
wel twee uren, die als in een droom ver
vlogen. Beneden aan den oever hoorde hjj
half luide woorden, daarna het afloopen van
een ketting en terstond daarop roeislagen;
de boot was afgevaren.
Slechts twee mannen keerden in de her
berg terng, Raffles en Bill Canning; de
dear werd op slot gedaan en het licht in
de 'gelagkamer uitgedraaid.
>Dus hier is het nest der smokkelaars,*
mompelde Frank triomfeerend. >Hier heb
ik mjjn vjjanden te zoeken.*
Doch de vreugde over het welslagem van
zjjn onderzoek week terstond daarop voor
een pjjnljjk gevoel.
j »En zjj en Maggy?* vroeg hjj zich
af. Heeft zjj deel aan de schuld haars
vaders Tot antwoord schndde hg hethoofd,
woelde met de hand in zjjne donkere lokken
en glimlachte. »Goeden nacht, fee van
NagsheadIk hond mjjn woord. Tot ziens,
morgen rroeg
\i 1551.
VAN
(Wordt povifd.)