De Engelschen in Indië.
FEUILLETON»
e lommclcnvaarrt.
van «eusflcn ei
x'sriffslraal en
M 1620.
1897.
UitgeverL. J. YSEBMAK, Heusden.
ZATERDAG 28 AUG.
SINA.
Adverientiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrjjdagavond
ingewacht.
wÊÊÈmWÊg&
?OOH
Dit blad verschgnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
Franco per post zonder prjjsveihooging. Afzonderlijke
Bummers 5 cent.
het binnenste van den inboorling kookt en
weed1. Zoo b.v. is het zeer opmerkelijk
dat de lieden in Delhi, Agra en andere
oorden, zoo spoedig ze vernamen dat we
geen Engelschen waren, ons vriendelijk
bejegenden en hun hart uitstortten over de
behandeling hunner meesters. Langzamer
hand kwam ik tot de overtuiging dat de
Engelschen in Indië nog wel zeer gevreesd,
maar ook zeer gehaat zjjn en wel meer
door den Mohammedaan dan door den zor-
geloozen Hindoe.
In de laatste tijden heeft die haat zich
in verschillende oorden baan gebroken. Zoo
ontstonden in Chitos wegens de ontwijding
eener moskee onrusten, waarbjj all8 Euro-
peesche officieren gewond werden. Ook in
Tschitpur bij Calcutta en in Poona bjj
Bombay braken ernstige oproeren los, die
slechts door 't snel optreden der militaire
macht in de geboorte gesmoord werden.
Uit een en ander blijkt dat het overal in
Indië gist en werkt en het loont de moeite
naar de oorzaken dezer van onheil zwan
gere stemming te zoeken.
De beheerscher van Engelsch Indië, dat
tegenwoordig ongeveer 270 miljoen inwo
ners telt, heeft in de eerste plaats te rekenen
met den godsdienst der Hindoes en de
daarmee in nauw verband staande rasver
schillen. In den loop der laatste zes eeuwen
is het Buddhismus geheel verdrongen door
de strenge leer van Brahma; men heeft dus
tegenwoordig alleen met de Hindoes, aan
hangers der Brahmaleer te doen en met de
Mohammedanen, die elkaar niet kunnen
uitstaan. Herhaaldeljjk hebben de laatsten
heilige runderen der Hindoes doodgeslagen
en werden door de eersten varkens in de
moskeeën gedreven en daardoor deze ont
wijd. Dan komen de poppen aan 't dansen.
Men trekt tegen elkaar op en men plundert
en moordt, de Hindoes ter eere van Brama,
de Moslims ter eere van Allah, tot een der
partijen onderligt of de Engelschen met
wapengeweld orde scheppen. Onzijdigheid
van de regeenng zou leiden tot anarchie
of een schrikbewind der Moslims in 't leven
roepen, zoodat iedere poging om den gods
dienstoorlog aan to wakkeren, zoo mogeljjk
in de kiem onderdrukt moet worden.
Dit nu «rgert het meest de Mohamme
danen, die daardoor de kans zien vervliegen
de energielooze Hindoes weer onder 't juk
te krjjgen, gelijk dat eeuwen 't geval
geweest is.
Doch ook de Hindoes werden vele malen
in hun godsdienstige gevoelens gekwetst,
zonUr dat men de Engelschen daarvan een
vcrwjjt kan maken. Dat ze b,v. de secten
van misdadigers uitroei len, het verbranden
van weduwen en de moorddadige optochten
ter eere van den afgod Djaggeruaut ver
boden, is prijzenswaardig. Ook dat ze zulke
uitwassen eenvoudig door middelen van
geweld onderdrukken. Er is n.l. geen ander
middel. Van de inwerking van het Chris
tendom is naar mijn overtuiging, voorloopig
weinig te wachten. In Mohammedaansche
landen zijn de bekeeringen hoogst zeldzaam,
alleen eenige halfverhongerde wezens wor
den uit stoffelijk belang Christen. De Hindoes
vergapen zich te zeer aan hun afgodendienst.
»De Christenpriesters zijn 'fc mot elkaar
oneens* zeggen z'j wantrouwend. En dat
baart geen verwondering daar ze 'fc Chris
tendom eerst door Pranciskanen en Portu-
geesche en Franschen monniken leerden
kennen, waarna protestantsche en angli-
kaanschen zendelingen kwamen en een
andere leer predikten. Daardoor werd het
den Brahmapriesters gemakkelijk te ver
nietigen wat enkele zendelingen met groote
moeite gesticht hadden. Onder zulke om
standigheden kon het Christendom weinig
doen tot vereffening der verschillen tusschen
Hindoes en Moslims. Geweld was 't eenige
middel en dat zaaide haat tegen Engeland
en alle Europeanen.
Buitenland.
De belangstelling van het Berljjnsche
publiek in de dubbele moord in de König-
gratzstrasse is bjjzonder groot.
Het is dan ook een moord voor een oude
roman; een gierige, rjjke vrouw (ook een
echte romantype) alleen wonende met een
stiefdochter zonder bediening, zonder vrien
den of kennissen, de wjjze waarop beide
vermoord zjjn, het verborgen blijven van
het schelmstuk en van de ljjkén gedurende
een paar weken in een der drukste buurten
van de drukke Duitsche hoofdstad, de zon
derlinge kalmte en ongeloofelijke brutaliteit
waarmede de moordenaar nog eenige dagen
in de omgeving van zjjn slachtoffers bljjft
en zich uitgeeft voor haar zaakgelastigde,
zijn verdwijning in weerwil van zjjn op
vallend uiterlijk Ziedaar stof voor twee
melodrama's en natuurljjk ook stof genoeg
voor allerlei gepraat en geruchten, die om
de vaststaande feiten op mystieke wijze
heenzweven.
Het is daarom goed naast de lange be
schouwingen van de ijverige Berljjnsche
pers ook de ambteljjke mededeeling omtrent
het geval te lezen.
Deze zegt, dat de moord op de weduwe
Schulze en haar stiefdochter Clara waar
schijnlijk op den morgen van den 14den
Augustus plaats vond en wel niet in haar
eigen woning, maar in den kelder, wslke
de schoenmaker Josef Gönczy (de ver moe
deljjke moordenaar) in hetzelfde perceel
gehuurd had.
Op den avond van den 13den Augustus
werd Clara Schulze nog door de medebe
woners van het huis gezien en op den vol
genden morgen zjjn de stemmen der vrouwen
nog gehoord, den melkboer werd evenwel
niet meer geopend. Op den morgen van
den löden dezer had Göuczy door den
slotenmaker Pflugmacher een veiligheidsslot
op zijn kelderdeur en nog denzelfden dag
door twee arbeiders aarde in den kelder laten
werpen,
's Avonds, den I8den, is hg met zjjn
vrouw van het station Friedrichstrasse af
gereisd, waarschijnlijk eerst naar Frankfort
a/D., want daar is hij des nachts tusschen
2 en 3 uur door een stationsarbeider, die
hem persoonlijk kent, op het perron gezien.
Dezen heeft hg verteld, dat hjj over Kott-
bua i*aer Dresden reizen zou.
De buit van Gönczy is in elk geval niet
zoo groot geweest, als hg gehoopt had, daar
de wed. Schulze haar vermogen aan gereed
geld, ongeveer 400.000 Mark, bij een bank
instelling gedeponeerd had.
Volgens opgave van den betreffenden
bankier, bewaarde zjj in haar huis slechts
twee aandeelen van het Miinchener Brau-
haus van* 1200 Mark en 9 stuks Mexi-
caansche effecten van 20 pond, waarvan
de nummers bekend zjjn.
De beide aandeelen Münchener Brauhaus
heeft G. den 16den Augustus aan den
kastenmaker Stiller, die hem de winkelin
richting geleverd had, in betaling gegeven.
Den volgenden dag heeft G. van dezen
Stiller 400 Mark geleend tegen schuldbe
kentenis. Op den avond van den 18den
zocht Gönczy hem weer op, teneinde nog
eens dringend te verzoeken om een tweede
voorschot, doch Stiller, die reeds te bed lag
weigerde. Zonder twjjfel is G. toen onmid
dellijk naar het station gereden.
Gönczy is te Pflustadt in Siebenburgen
geboren, is 45 jaar oud, 1,65 meter groot,
donkerblonde snor en bakkebaard en zeer
kenbaar door een krop-achtig gezwel aan
de rechterzijde van den hals, dat ontstaan
moet zijn door schotwond.
De eerste indruk zegt een Duitsch
reiziger, die Engelsch Jndië doorreisd heeft
en van die reis verslag doet de eerste
indruk mjj opgedrongen door de beschou
wing van het verkeer tusschen de inboor
lingen, Hindoes genaamd en de Engelschen,
was deze, dat de eersten ongelooflijk slaafsch
gezind zjjn en door de laatsten op een
onwaardige wjjze, ruw en grof behandeld
worden. De Engelschen in Indië zjjn gewoon
zich voor een soort halfgoden aan te zien.
De Indiër daarentegen is een hond, die b.v.
voor de deur zjjns meesters op den steenen
vloer slaapt, zelden een goed woord, doch
des te meer scheldwoorden krjjgt, en om
wiens lichamelijk en geestelijk welzjjn nie
mand zich eenigermate bekommert. Van
eenige overeenkomst tusschen meester en
dienaar, gelijk bjj ons tusschen huisvrouw
en dienstbode, is geen sprake, kan ook geen
■prake zjjn, want een Hindoe heeft tegen
over een Engelsch man geen recht van
klagen, d. w. z. hjj krjjgt nooit recht ook
al zou hjj klagen.
Iets beter is de verhouding tusschen
Engelschman en Mohammedaan niet daar
door dat de eerste den laatste beter be
handelt, maar doordat de laatste zich minder
laat welgevallen en minder gedwee is dan
de Hindoe.
Ik had een Mohammedaanschen bediende
gehuurd. In den aanvang was hjj terug
houdend en schuw. Doch na eenige dagen
ontlook hjj en heeft me later een aanhanke
lijkheid getoond, die roerend was, niet omdat
hjj goed betaald werd, maar, zooals hjj ver
zekerde, wjjl ik hem vriendeljjk behandelde.
In den aanvang was ik geneigd dat op
treden der Engelschen zooal niet navolgens
waardig te vinden dan toch te kunnen
verontschuldigen, want ik meende dat de
inboorlingen niet anders verlangden en ver
dienden. Zoo kwam het mjj b.v. in 't geheel
niet meer onnatuurlijk voor, dat iedere In
dische schildwacht voor eiken Europeeschen
burger 't geweer presenteeren moest. Met
der tjjd echter leerde ik juister zien en toen
bleek mij de verhouding tusschen Engelschen
en inboorlingen zeer valsch, want ze berust
slechts op de macht van de eersten en de
vrees der laatsten voor die macht. Ik heb
menige scene aanschouwd, waaruit op te
maken was, dat de Hindoe de vernederende
handelwjjze der Engelschen diep gevoelt;
ik heb nit menig woord gehoord, hoe het in
EEN NOVELLE VAN HET STRAND.
12)
Op bevel van den kapitein was Sina eerst
in huis gegaan, en later naar het strand om
mosselen te zoeken, en de kapitein gebruikte
hare afwezigheid, om eenige aanwjjzingen
te doen, dat het nu tjjd was voor Hendrik
om eene vrouw te nemen. Toen sprak hij
als toevallig van zjjne naaste bnnrman,
kapitein Bekaan, naar de zienswijze van de
eilanders ook de eerste na hem in aanzien
en bezit.
Hendrik kende de waarde wel, welke zjjn
vader aan geld en goed hechte, maar de
jeugd hoopt altijd hare inzichten te zien
volgen, en hjj was overtuigd dat zjjn vader
niet lang stand kon houden tegen de groote
liefde, welke hjj en Sina voor elkander ge
voelden. Hjj lachte innerljjk bjj de gedachte,
om Sina, zjjne Sina, met Marjjke Bekaan
een tchte dochter van het eiland te verge-
ljjken. Maar waar bleef Sina zoo lang?
Zoodra kapitein Cassen hem verliet, liep
Hendrik snel naai-de duinen. Hg verlangde
er naar in Sina's oogen de bevestiging van
hare liefde te lezen, om het leed, wat hg
bjj zjjns vaders woorden had gevoeld, te
verdrjjven. Reeds van de eerste duinenrjj
zag bjj Sina bjj Jan staan. De open
.terlijke natuur van den iongen man kende
geen ij verzacht, hjj zou dat als een onrecht
tegen Sina hebben geloofd, maar een be
klemd onaangenaam gevoel had hg toch
door hetgeen hjj zag. Snel liep bij de
tweede duinenrjj door daar, wat zag hij
Sina in de armen van Jan. De kleine
emmer welke zjj droeg, en tegen Jan op
hief, had hij haar dadeljjk ontrukt, en hg
drukte hare teedere gestalte woest tegen
zich aan, hare bloeiende lippen met harts-
tochteljjke, gloeiende kussen bedekkende.
Slechts een kreet slaakte Sina, toen ge
voelde zjj zich reeds bevrjjd, zag hoe Hen
drik den anderen wegslingerde, hoe Jaa
opstond, op Hendrik aanviel, en een woesten
strjjd begon, waardoor beiden op den grond
vielen; toen zag zij een mes blinken
heen te snellen, en de hand die het mes
hield, vast te houden, onschadeljjk te maken,
was het werk van een seconde. God zjj
dank Zjj had kracht genoeg om de hand
vast te houden totdat Hendrik was opge
sprongen, en met haar na den razenden
het mes ontwrong.
Van woede bevende stond Jan tegenover
ben. >Had de roods heks u niet geholpen,
onze rekening zon eindeljjk zjjn afgesloten.
Maar wij zjjn nog niet met elkander klaar,
en gij zult beiden nog aan mij denken.*
Daarmede ging hjj heen.
Hendrik hield Sina omvat.
»Beschermt mg voor hem,* zeide zjj sid
derend. »Neen, neen*, voegde zjj er snel
bjj, >laat hem met vrede, hg heeft zeker
iets kwaads in den zin, en hg zal u iets
aandoen." Vermijdt hfü»,4 toloflfc .hst «MP»,
laat u niet met hem in.<
Hendrik stelde haar gerust, maar nam
zich voor, geen dag meer voorbij te laten
gaan, zonder met zijn vader te spreken.'
Jan zou van zjjne bruid ver blijven.
»Waar is bij heen?* vroeg Sina angstig.
Hij liep naar de booten.*
Zjj stegen de hoogte op van de laatste
duinenrjj, maar zagen niets meer van hem.
»Wat is dat daar?* vroeg Hendrik naar
de zee wjjzende. »Is dat een baak?*
>Neen,« antwoordde Sina, >daar buiten
liggen geen bakens mijn God! dat is
een doek, die heen en weer gezwaaid wordt.*
»Ja, dat is een mensch Dat kan Jan
toch niet zijn, die daarheen geloopeu is?<
»Dat is hetzelfde, wij moeten hem helpen.
Wie kan het anders zijn?*
»De heer Raad, de heer Raad,* riep
Hendrik. »Hjj ging immers naar het strand.*
»Dan heeft bjj zich te ver gewaagd, en
de vloed heeft hem verrast.*
Snel en opgewonden liepen zjj bjj deze
afgebroken korte woorden naar de booten,
want dat geen seconde tjjd verloren mocht
gaan, wisten de kinderen van het eiland.
In den kortst mogelijken tgd zaten zjj in
een boot en richtten die naar de zandbank.
Meermalen dreef de stijgende vloed hnn een
groot eind terug, tweemalen moesten zjj van
koers veranderen om niet op een zandbank
vast te raken angstig hiugen Sina's
oogen aan den witten fladdeienden doek.
Zoolang die uitwoei, hield hij nog stand
tegen de golven.
Sina
verhief hare stem, maar het ruischen van
de golven was sterker en dreef het geluid
naar het eiland een antwoord werd niet
hoorbaar.
Sina werd bleek. Zouden zij nog tjjdig
genoeg komen? De goede vriendeljjke man!
Nog nooit bad een man zoo ernstig en toch
zoo liefdevol haar toegesproken. Maar luister.
Hg antwoordde, wel zeer zwak, maar zjj
waren nu ook zeer nabjj. Nog weinige riem
slagen, toen voeren zjj over de diepe plaats,
waarin de heer Raad bjjna verongelukt was,
toen liep de boot knarsend met de kiel op
de zandbank en Hendrik kon den heer Raad
de hand toesteken, die deze greep, en de
beide jonge lieden hielpen den geheel uit-
geputten in den boot.
Het volgende oogenblik hief een golf de
boot op, en droeg die naar het eiland. Tegen
deze golt had de vermoeide zich niet meer
kunnen houden, hg zou verloren geweest
zjjn. Hendrik behoefde nu slechts te staren,
de vloed dreef hun vooruit.
De heer Raad had beiden de handen ge
drukt, en wilde hun danken, toen werd zjjn
gezicht vaal, en zjjne oogen sloten zich, de
krachten verlieten hem plotseling. Sina sloeg
haar arm om hem heen, en lag zjjn hoofd
aan hare borst, met de andere hand zjjne
koude wangen streelende. Langzamerhand
kwam de kleur in zjjne wangen terug, hjj
richte zich half op, en Sina met een
zeldzaam gelukkigen blik aanziende, fluis
terde hg:
>Mgne Stella! zjjt gjj toch bjj mjj ge
komen?* Maar dadeljjk herkende hg Sina,
«aui
Den Oostenrjjkschen autoriteiten is door
het departement van bnitenlandsche zaken
verzocht al het mogeljjke te doen tot aan
houding van den vluchteling. De kelder is
natuurljjk van overheidswege verzegeld.
Tot zoover de officiëele mededeeling. Legio
zijn de verhalen omtrent nadere bizonder-
heden. We geven een overzicht van het
meest betrouwbare.
De misdaad is het gevolg van een lang
te voren en rjjp overlegd plan. De schoen
maker Josef Gönczy had den winkel in den
bewusten kelder reeds den lsten Juli willen
openen en daarvoor de inrichting reeds aan
geschaft. Ook de kamer, die achter den
winkel lag, was reeds gemeubeld.
Telkens stelde G. evenwel het betrekken
van den kelder uit onder allerlei voor
wendsels.
Waarschjjnljjk had hij reeds vroeger het
plan de weduwe Schulze en haar dochter te
vermoorden en te berooven, doch kon hjj
geen goede gelegenheid vinden. Deze scheen
zich in den nacht van den 15den voor te
doen. Zaterdagavond den 14en Augustus
werd mevr, Schulze nog gesproken door
een vrouw, die boven haar woont en het
huishouden bezorgt bjj zekeren heer van
Thür.
Sedert heeft men de dames Schulze niet
meer gezien. Zondags kwam Gönczy bjj
de verschillende huisbewoners met het ver
haal, dat moeder en dochter over Hannover
naar Brussel en Parjjs waren afgereisd, en
waarschgnlgk niet meer terug zonden komen
doch in de buurt van Haunover een villa
koopen en daar blijven wonen.
Hjj Gönczy was belast met het
overzenden van de meubelen en met de
regeling der verdere zaken, waarom hjj voor
het gemak maar in het huis zou gaan wonen.
Men geloofde dit, daar hg als huurder van
den kelder reeds bekend was.
Maandagochtend liet hjj twee karren met
zand door verschillende voerlieden aanbren
gen en door het venster in den kelder werpen,
Dinsdag verscheen hg weer in het huis, hg
had toen alle sleutels van de eigenares bij
zich en was vergezeld van juffrouw Franz
(de bovengenoemde huishoudster van een
der bewoners), met wie hjj de woning zou
inspecteeren.
Deze laatste verklaart, dat overal de
grootste wanorde heerschte. In de voor
kamer zonder kasten, in een tweede vertrek
eenige weinige meubelen en allerlei lompen,
in het derde stonden bjjna alle meubelen
bjj elkaar, in de slaapkamer stonden twee
en, haar zoowel als Hendrik toeknikkende,
dankte hjj hen met matte stem voor hunne
nog tijdige hulp.
Het water deugt werkeljjk niet voor u,
mijnheer Raad,* zeide Hendrik vluchtig
glimlachende, hoewel hg zeer ernstig te
moede was.
»Ik geloof het ook,* antwoordde deze
huiverend naar de plaats ziende, welke nu
door do golven geheel was overstroomd
»ef eigenlgk ik deug niet voor het water.*
Met behulp van Hendrik lag de heer
Raad spoedig in zjjn bed, terwijl Sina hem
een warme daank bereidde, om de naweeën
van zjjn nat avontuur te voorkomen. Toen
zjj met het dampende glas binnentrad, had
de heer Raad hetzelfde visioen als in de
boot, en eerst toen zjj voor hem stond en
reeds met hem sprak, vervloog de droom,
en herkende hjj Sina, die de ernstige grjjzs
oogen vragend op hem richtte.
tHet heeft mg toch meer aangedaan,
dan ik had gedacht,* zeide hg, ernstig be
zorgd over deze zinsbegoocheling, welke
haar oorsprong slechts in eene groote storing
der zenuwen kon hebben. Hjj kon zich deze
begoocheling wel verklaren, want Sina had
een merkwaardig diepen indrnk op hem
gemaakt, en wanneer had hjj niet aan zjjne
Stella gedacht?
Hg gevoelde zich verlicht toen Sina heen
ging en had ook Hendrik gaarne wegge
zonden, die echter verlof verzocht om hem
iets te zeggen.
Wordt vervolgd.
LAND VAN ALTEN4
WW
36S=
(Slot volgt.)