Land van Hensden en Allcna, de Langstraat en de Bommelerwaard.
M 1627.
FEUILLETON»
Uitgaver: L. J. VEERMAN, Heusden.
WOENSDAG 22 SEPT.
1897.
©IKTA.
Brieven uit een Visschersdorp.
v wa
Dit blad verschyat- WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonneraentsprgs: per 3 maanden f 1.00.
Franco per poat zonder prysve* hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Adv8rtentien ran 11> regels SO et. Elke regel
oieer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrpdagavond
ingewacht.
YI.
JAPIE, JAEPIE EN DE REDDINGBOOT.
Wel, Japie, en hoe bevalt het je, dat ze
ja zoo publiek hebben gemaakt Publiek
emaekt, van me eschreven, zal 'k maer
zeggen, jae, ruasr wat geeft et, al die bewe
ging. Dat er maer iens e'n flink schip aen-
kwarn en dat er alle menschen af ehaeld
mochten wordeD, dat geeft wat. Dat eschryf
dient nergens voor, nou kunnen ze na mien
dood nog iens met Japie spotten. Nu Jaap,
maar 't is toch wel leuk, als je zoo bekend
wordt en het boekje is bepaald aardig.
Ja«, da's te zeggen, maer 't zien allersnel
leugens, 'fc Begin, da's veel van waer, maar
dan eb je 't midden en dan 't eind, daer
is niks van ebeurd. Toen de »Carolien«
strandde, toen is da schoyt maer iens in
zee eweest en d'r is nooit een vrouws
persoon ien voor ekoinme. Ze scbrjjven zoo
maar wat van je. Wat zou zoo'n boekie
en wat zonen d'r zes, maar een schip, zie
je, al was 't van naeht. De boel is kl&rr.
Dat er ien de Amonder krant staet
Egmonder waarvoor zou het noo lig
wezen den naam van het zeedorp te zwjjgen,
dat we den lezers als type voorstellen) de
badkrant, weet je, da's waer. Die meheer
kwam bjj me en ie klopte; ik zag wie zal
dat zijn, want een visscherman klopt niet
an. Ik zeg, komt er maer in oorNet als
d'r staet en van de plossen voor me deur ook.
Ie zade (zeide) een sigaartje, Jaap? Ik zeg,
nee oor, daer word ik dronken van; wel
een sla-tje, zie je, dat eb ik altjjd enomen,
nog wel as 't er zoo spande, dat we mekaar
al enacht ezaad adden. Toen zaden ie, die
moheer van de krant, of ik wel iens in
perjjkel ezeten had. Nau, dat zou 'k mienen.
Als ik er nog aan denk, daer ien Greve-
lingen, toen we daar strandden met die
Engelschman, (Engelsch schip) dan is 't
net of et gisteren ebeurd ia. Ja meheer, zegt
Jaap ernstig, als je d'r zelf in eweest ben,
dan kan je eerst begrypen, wat het is als
een zeeman in nood verkeert, want in zee,
zie je, da's niks, maar aen de strangd
eworpen, da's benauwd. En toen stond ik
daar aen wal en m'n jekker van f 24 ad
ik an boord al oyt etrokken. Ik ad gien
kleeren an me ljjf en die Engelsche consul
die stuerde me nae de Ollandsche in Duin
kerken. Nou kleeren, da ging, maer centen,
o maer. Ik zeg tegen die snyer: »Zeg baas,
as nou me kleeren 30 francs kosten, dan
EEN NOVELLE VAN HET STRAND.
19)
»Het meisje!* wierp de kapitein somber
tegen; »Sina kan zoo goed als een man
met een schip omgaan, hij heeft het haar
zelf geleerd. Wanneer zij nu samen weg
varen?*
Beiden keken elkander een oogenblik ra
deloos en versuft aantoen vermande zich
de heer Raad en antwoordde den kapitein,
dat noch Hendrik's, noch Siua's karakter
dit vermoeden rechtvaardigden, in het ge
heim zouden zjj niets ondernemen. Hjj ver
meldde nog, dat Hendrik hem laat in den
avond nog bezocht had, met de belofte hem
heden over iets bericht te brengen, waarin
hy het levendigste belang stelde. Het kon
stellig niet dat hy hem vergat.
Geen van beiden had gezien, dat Sina
aan de reeds geopende achterdeur van het
huis had gestaan, besluiteloos of zjj zich
aan Cassen's blikken zou blootstellen, en
toch met den wensch bezield, mynheer Raad
alles van het kruis en wat daarmee in ver
band stond mede te deelen. Toen zjj nu
hoorde, dat Hendrik In den loop van den
nacht niet te huis was gekomen, vertoonde
zich eene grenzelooze verbazing op haar ge
zicht, toen een schaduw, gelyk een ontzet
tende gedachte, die zich aan haar opdrong,
en nauweljjks had de heer Raad uitge-
zat je 50 oor! [e ad er weinig zinnigheid
an, maar goed zeg ik, dan ga naer een aar
en teen deed ie et. Je mot toch eten en
ze ge;en je niks as een spoorkaartje. En
r'au van nn moeder, in dat boekie. D'r
staet, dat ze esturven is, toen ik 6 jaer
was en ze is oyt de stichting begraven
toen 'k bijna 00 was. Wat zijn dat dïin
voor leegens!
Japie kan er zich maar half mee vereeni-
gen, dat de heer Kieviet, die een kinder
boek schreef »Jaepie, Jaspie,* met hem tot
hoofdpersoon, dat die schrjjver niet alles
precies zoo heeft geschreven als hy, Jaap,
hem had verteld. Jaap kon niet begrypen,
dat verdichting en leugeas niet hetzelfde ia.
Jecob Glas, bekend onder den naam
J«pie Japie, is de bootsman van de redding
boot, een waardige nazaat van het geslacht
der Naerebouts. Zijn by naam duidt reeds
iemand van kleine gestalte aan en waarlyk,
wie het mannetje met zijn kleine kromme
beentjes, zjjn rond hoedje, dat nu vaal is,
maar in zyn betere dagen waarschynlyk
een zwarte kleur had, zyn ringbaartje, die
aan da eene kant een dikkere wang om
sluit dan aan de andere, een gevolg van
het bekende sla-tje, wie don ouden zeeman
daar langs de straat ziet strompelen, zal
bezwaarlyk in hem den mun zien, die in
tallooze tochten mat de reddingboot zyn
leven waagde om dat van zijn evenmensch
te redden; den man die in die boot de
eerste en moeilykste plaats inneemt niet
alleen, maar de verantwoordeljjkste, de
gevaarlijkste; den man aan wiens hand
het leven zijner mederedders is to9vertrouwd,
van wiens beleid en kunde het al of niet
redden der schipbreukelingen voor een goed
deel afhangt. Wie Jaap heeft gezien aan
het roer der reddingsboot, als die bij hevige
storm op da woedende golven en in de
brullende branding een speelbal schijnt van
wind en water, voor die is hij geen Japie
meer. Voor hem is hot een maD, een held,
waardig den hoed voor te lichten. Wanneer
de kokende zee het op strand geworpen
schip dreigt te verslinden, wanneer de reu
zenkracht der opgezweepte golven het
hechtste vaartuig doet kraken en bersten
en de noodkreten der schepelingen het
gehuil van den wind overstemmen, dan is
het eenvoudige, arme vissehertje een man
van gewicht geworden aan wien naast
God, moeders, vrouwen en kinderen het
leven danken van hunne zoons, mannen
en vaders. Dan schitteren weer zyn oogen
sproken, of zy vloog naar de duinen, zich
telkens op de borst drukkende en met een
luid steunen, dat ïreeseljjke angst te kennen
gaf, ten hemel blikkende, gelijk een dier
dat men zijne jongen ontneemt.
»Ik zal naar het strand gaan*, zeide
mynheer Raad eindelyk na een lang pynlyk
zwijgen, ziende dat de kapitein met de
handen voor de oogen zwjjgend ter neder
zat, »ik zal gaan zien of er misschien een
boot ontbreekt, want anders kon hij toch
niet heen. Misschien komt hy ondertusschen
reeds weder terug. Maar kapitein, als hy
komt, wees dan niet zoo onverbiddöljjk als
gisteren. Bedenk toch dat gjj slechts dezen
eenen zoon hebt, dien God u reeds uft vele
gevaren redde, en beneem u zeiven den
steun en troost uws ouderdoms niet.*
De troost .zijns ouderdoms. Ja, dat had
Hendrik hem moeten zjjnen was het nu
werkelyk zoover gekomen, dat hg daarop
niet meer kon hopen? Was het mogelijk,
dat zyn zoon, de vreugde zijner oogen, hem
om de wille van het meisje verlaten en
weggaan koude? Als het nn altjjd zoo stil
en eenzaam om hem henen moest bljjven...
Neen, dat was niet om uit te honden
Hij hud het nog niemand gezegd hoe
dikwijls hij in tjjden van afwezigheid be
zorgd was over zijn eenigen en hoe hg
naar hem had verlangd.
Hoe lang bleef mynheer Raad uit! On
geduldig keek de kapitein door de dorp
straat, die byzonder stil was.
Een inwendige, steeds toenemende angst
dröi.f hem heen en weder; hg ging naar de
achterdeur, en keek over den welbekenden
met jeugdig vuur, dan stroomt nieuwe
kracht door zyn aderen, dan stalen zijn
spieren bij 't vermeerderen van 't gevaar,
zyn nog stevige knuist omsluit met vale
greep het roer. Zijn geoefende baud weet
het ranke vaartuig voor omslaan te be
hoeden en zorgt dat het niet teg n 't wrak
te pletter slaat. Zijn moed verlaat hem
niet in de meest gevaarvolle oogenblikken
hy weet zijn plicht en kent de verant
woording die op hem ru3t.
Of bet gevaar hem ooit afschrikt, inte
gendeel het schijnt hem aan te lokken.
Men zou Japie bezwaarlyk aangenamer
tijding kunnen brengen dan die van: scbip
op strand. Toch is het niet het gevaar,
noch de eer om te redden, die hem aan
genaam is. Hij kent zelf te goed des zee
mans lot om zonder innig mideljjfen er
aan te denken. Neen, 't is de verdienste er
aan verbonden, die hem een wensch doet
koesteren, die de oningewijde in het strand
leven menschonteerend zal noemen. Neen,
de visscherman en niet het minst Japie
waagt gaarne zyn leven voor den in nood
verkeerende, is dankbaar voor elk menseh,
dat gered wordt, het visscherhart is met
de reinste vreugde vervuld voor elke prooi,
ontrukt aan de golven, maar er is een
loon aan het werk verbonden en dat heeft
hg noodig, brood noodig. Japie is arm en
al is gewin weinig, hy kan het niet missen.
De bootsman krijgt het vierde deel meer
dan elk ander der bemanning. Ik zal liever
niet zeggen, wat hjj ontvangt voor een
tocht met de reddingboot. De gedachte zou
bij u opkomen dat eens visschersleven wel
weinig waarde heeft om gelyk te staan met
een zoo geringe som gelds. En al moge
het niet geheel te ontkennen zyn, dat de
visscher niet altjjd in de eerste plaats aan
zyn natuurgenooten denkt waar het geldt
zyn eigen zak, daar mogen we het hem
niet te hard aanrekenen, als we denken,
dat zoovelen, die het minder noodig hebben
dan hy, zonder blikken of blozen een ander
in het ongeluk zullen storten voor eigen
voordeel, en dat zonder een enkele poging
aan te wenden voor diens behoud.
Een stranding is nu eenmanl sen der
grootste aantrekkelijkheden voor den be
woner van een zeedorp. Het is eene wel
kome gebeurtenis, waarvan het grootste
deel der bevolking direct of indirect voor
deel geniet. Winkeliers, kasteleins, werklui,
voerlieden, en vooral maar laat ik
niet indiscreet zyn. Laat dit genoeg wezen,
grauwen heuvel heen op dien, waar de
lange zandhaver door den wind zieh boog,
en de ellendige struiken zachtjes ruischten.
Het was alles zoo stil en ledig en de laag
neerhangende wolken wierpen een droevig
schijnsel over het landschap.
Het was een verlichting voor den kapitein
toen er iemand snel over de duinen kwam
aanloopen, maar in zijn nabyheid gekomen,
stond hy eensklaps stil, stak de handen
omhoog, en naar de zee wjjzende sloeg hy
eene andere richting in. Verwonderd zag de
kapitein hem na. Wat beduidde dat? Had
zich het gerucht van zyn oueenigheid met
Hendrik reeds verbreid, wist men aan 't
strand daarvan en wist men waarheen Hen
drik zich begeven had?
Onrustig en met angst in het hart over
hem, over wien hij geen macht meer had,
ging hy in Hendrik's kamertje, legde over
hoop liggende zaken goed, hing een klee-
ding8tuk op dat afgevallen was, legde het
op een stoel neder en streek er liefkozend
met de hand overheen daar hoorde hij
vele stemmen en zware voetstappen voor de
deur.
Met gevleugelde schreden was de heer
Raad, daartoe aangedreven, naar het strand
gejjld. De invloed der krachtige frissche
morgenlucht, den aaDgenamen, tamelijk
sterken wind deed hem het raadselachtige
verdwijneu van Hendrik, even als zijn eigen
lotgevallen van eertijds in minder onaan
genaam licht zien. Misschien diende de
vrees, die de kapitein nn ondervond, daartoe
dat, helaas zy, do redders, vaak het minst
ervan krjjgen.
Mijn doel was in dit stuk eene beschrij
ving te geven van de reddingboot en and*re
reddingswerktuigen. Japie, Japie heeft me
echter te lang opgehouden, om nog hier
aan te beginnen en liever stel ik dat dus
tot een volgende keer uit, terwjjl ik tevens
de wenech uitspreek dat het nog lang
moge duren eer ik den hzers eene be
schrijving van eene stranding kan geven.
Of zouden we lievsr wenschen wat een
Scheveninger predikant in een gebed uit
sprak, toen bij bij noodweer voor zijne
gemeenta optrad.
»Heere, behoedt de arme schipbreuke
lingen, maar indien ze toch moeten stranden,
dat het dan in Scheveningen geschiede.*
Nog eene kleine verbetering van het
vorig schrijven. Het aantal dwarsnetten
hij de haringvisachery is niet 14 of 16
maar 60 en lieer. A. C. B.
Buitenland.
De Brusselsche politie is een stapje verder
gekomen in haar nasporingen naar aan
leiding van den moord op den kantoor
bediende Lavergne; zy heeft don winkelier
gevonden by wien een van de misdadige
werktuigen, een breekyzer (het andere was
een hamer), was gekocht. De winkelijr
heeft Piiridaens herkend als een van de
beide mannen die het breekyzer by hem
waren komen koopen. Maar de ander, waar
van bjj een beschryving gaf die met het
signalement van den voortvluchtigen Masson
overeenkwam, had het betaald.
De in Konstantinopel gevestigde gezanten
der Groote Mogendheden zuilen een zucht
van verlichting hebben uitgeblazen.
De vredesonderhandelingen zyn afgeloo-
pener is dus een eind gekomen aan de
haarkloverijen, waarmede zij zich bezig
hebben moeten houden, weken lang, en die
hoofdzakelijk een gevolg waren van den
nayver tusschen twee der eerste mogend
heden.
Wel is waar werd reeds een paar dagen
geleden gemeld, dat het geschil tusschen
Engeland en Duitschland uit den weg was
geruimddoch telkens vreesde men nieuwe
incidenten, welke het sluiten van den vrede
zouden vertragen. De regeeringen der beide
betrokken rjjken hebben evenwel getoond,
dat het hun ernst is geweest met hun dik-
wyls uitgesproken bewering, dat zy den
hem voor de verbinding der beide jonge
lieden minder afkeerig te maken, en wan
neer nu ook die onde vrouw, Geertje Selting,
dood was, dan moest zich toch wel het
kruis onder hare nalatenschap bevinden,
dat de erven hem wel zouden afstaan.
Zóó zich geruststellende kwam hg aan
het strand, waar een groote drukte en be
weging heerschte. Het weder was voor de
vischvangsfc gunstig en vele booten werden
te water gesehoven en door een krachtige
hand bestuurd, spattenden de golven hun
wit schuim dikwyls tot de vrouwen en
meisjes, die daaromheen stonden.
Yeel zeewier was er aangespoeld en lag
in lange rjjen op het zand, waarin de terug
wijkende golven ontelbare voortjes gedrukt
hadden een reuzenschrift welke de zee
achterlaat, een kroniek van alles wat er in
dezen nacht gebeurde. De afgestroopte om
hulsels van den zandworm lagen hier om
heen en vreemdsoortige krabben trokken in
alleryl zijwaarts naar het natte element.
Te vergeefs zocht mynheer Raad onder
de vroolijke jeugd naar Hendrik, onwille
keurig blikte hy naar den anderen kant en
hoopte bjjna hem met Sina op den bootrand
te zien zitten doch hij was daar niet.
Slechts de golven spoelden over de plaats
waar hg nog kort te voren zoo frisch en
vol zalige hoop gestaan had, en zy konden
vertellen waar hij nu was. Niemand lette
op hem. Zij mochten nu ook zwijgen, zij
vonden het niet noodig om het te verraden,
toen het morgengrauwen het bleeke gelaat
reeds gezien had, dat zoo kond en stil aan
de roeten der duinen lag. Met schel gekras
vrede wenschen te bandhaven aan welken
ernst men in den laatsten tijd wel eenigszins
begon te twijfelen.
Mag men den Roomsehen correspondent
der »Times« gelooveo, dan is het vooral de
Italiaansche gezant geweest, die de rol
heeft gespeeld van »den vredemaber onder
de vredemakers* en met groote beslistheid
heeft aangedrongen op het handhaven van
het Europeesch concert. Maar ook Lord
Salisbury heeft een niet minder sprekend
bewijs van zelfverloochening gegeven, door
eindelyk aan het verlangen van Duitschland
toe te geven. Want het wordt in de »Times«
volmondig erkend, dathetEngelsch—Duitsch
compromis een stille goedkeuring is van de
prioriteit, welke de Duitscha schuldeischer3
doen gelden op de Grieksche inkomsten.
Na rest nog de benoeming eener inter
nationale commissie van controle op de
Grieksche financiën.
En misschien komt dan Creta aan de
beurt.
Naar bericht wordt, loopen in Oostenryk
geruchten, als zoude de Aartshertog Fran»
Ferdinand dezer dagen in 't geheim gehuwd
zyn. Als dit waarheid blykt, zou hy dus
afstand van den troon moeten doen.
Evenwel zyn de berichten er over nog
niet erg duidelijk.
Feiteljjk schijnen deze berichten door de
familie van deze dame, Marie Husmann, in
de wereld gestnurd te zyn, zonder dat het
goed te onderscheiden is in hoeverre dis
familie zelf nog gelooft dat men met een
werkelyk huwelyk met den echten Aarts
hertog te maken heeft of slechts met een
voorbijgaande liefdesbetrekking of met wat
anders. Er wordt beweerd dat de gewaande
of echte aartshertog onder den naam van
een hulparts, dr. Arend, met de jonge dame
kennis gemaakt heeft, zijn brieven met O.
Nello onderteekende, en zich by een broeder
van zyn slachtoffer, een geestelijke, door
het schenken van geil om missen te lezen,
aangenaam wist te maken. Den 8n Sept.
zou nog, in tegenwoordigheid van den
bruidegom, de verjaardag van het meisje
in den familiekring der Hnsmann's gevierd
zijn; den lOn Sept. zou zij spoorloos, de
wijde wereld in, verdwenen zyn, waar
schynlyk met medeneming van haar ver
mogen van 40,000 mark in baar geld.
Daar de bruidegom had voorgesteld ook de
jongere zuster mee te nemen, wordt thans
het vermoeden geuit, dat hij misschien een
vlogen de meeuwen daar voorbjj, d* wind
speelde met den rooden zakdoek en dreef
het zand reeds tusschen de plooien der
kleederen. Daar rond omheen had het zand
zoo dorstig het bloed ingezogen als in het
dorp in 't eerst het water. De levensbron
was hier uitgegoten en het wreed verwonde
hoofd bood een ontzettenden aanblik.
Nog stond de heer Raad by de booten
en vroeg naar de namen der visschers die
reeds heen gevaren warendaar klonk een
luid geroep en waggelend kwam er iet»
nader, by welken aanblik allen verbleekten,
verschrikten en het toen tegemoet liepen
helpende handen schoten toe en namen
Sina do levenlooze last af, die zjj met de
kracht harer vertwijfelende liefde hier heen
gedragen, en voor het wegdrjjven bewaard
had, dat de moordenaar wel had bedoeld.
Wild blikte de ongelukkige de omstander»
aan, hief de hand naar den hemel op en zonk
toen met een klagenden, om wraak roe
penden vertwyfelenden kreet naast den doods
op den grond neder. Angstig vlogen da
meeuwen om de plaats der misdaad heen;
luider bruisten de golvenklagend floot de
wind door de zandhaver en vreesachtig
stil stond de ontzette menigte rondom d«
beide uitgestrekte lichamen hean.
Toen de mannen na eenigen tyd den zoo
jammerlyk vermoorde ophieven, keek Sina
hen vertoornd aan; toen stond zij op en
ging langzaam, waggelend achter den trein,
zonder tranen in de oogen, in slomme ver
twijfeling, en sloot zich in haar kamertje
op, waaruit zy eerst des avonds weer te
roorschjjn kwam. Wordt vervolgd