fel Land van Heiden en Allena, de Langstraat en de Bommelenvaard. Het kind van den haat. imr M 1697. FEUILLETON* óHtl Uitgever- L. J. VEERMAN, Heusden. land van altena voos D Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprgs; per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prgsvei hooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. WOENSDAG 25 MEI 1898. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Yrjjdagavoj d ingewacht.^ Hoe wij een wetsontwerp op den leerplicht te beoordeelen hebben. Onze grondwet, die in haar langdurig bestaan zoovele gedaanteverwisselingen on derging, zon wel gedaan hebben mot nog één versleten kleed naar een historisch mu seum te verwijzenhet gewaad der niets zeggende klanken. Ware dit geschied, wjj zouden den onbe- teekenenden aanhef van art. 192 Het open baar onderwgs is een voorwerp van de aan houdende zorg der Regeering,* steeds lang niet meer bezitten. Geene enkele Regeering O ff wordt door dergeljjke voorschriften gebonden om maatregelen te nemen in het belang van het volksheil. De geschiedenis van den leerplicht is daar om het te bewijzen. Een vrg wa* belangrjjker bepaling was de erkenning, in 1848, van de vrijheid van onderwjjs, echter niet zonder veel strjjd inge voerd. Dat de Staat belang heeft vooral bij het lager onderwijs, dit wordt niet betwist. Slechts daar kan de Staat aan zjjne bestem ming beantwoorden, waar zekere algemeene kundigheden,in eenvoudige vormen gegoten, het gemeen goed van allen zij n. Het lager onderwjjs vormt den grondslag voor elke ontwikkeling van het staatsleven, het keert het ruwe geweld, het verhoogt de zedelijk heid, het bevordert de orde, het geeft den sleutel tot meerdere welvaart. Dit aangenomen, ligt echter eenigszins de gevolgtrekking voor de hand, dat de Staat zelf voor het lager onderwijs moet zorgen, in dien zin, dat hij overal zelf onderwjjs doet geven en dus zou het onderwgs niet vrij moeten zjjn. De samenkoppeling van vrjjheid van onder wgs en een algemeen lager Staatsonderwijs is misschien wel de grootste font geweest van den grondwetgever van 1848. Men gaf toe aan de bezwaren van hen, die met het gouvernementeel onderwjjs geen vrede kon den hebben en jnist het grondwetsartikel, waarin dat toegeven werd belichaamd, werd later de steen des aanstoots, waaruit de groote, eigenljjk nog niet geëindigde, school- strjjd geboren werd. Immers, uit dat beginsel sproot de wet van 1857, waarbjj de Staat als algemeen lager-onderwjjzer optrad en zich belastte met een taak, die het door de grondwet zelf gewilde beginsel van vrijheid noodza- keljjk moest tegenwerken. Er werd geen Een verhaal uit Oost-Friesland, van Emmy von Dincklage. (2 Wat was daar toch te zien? Eenige bruin zwarte tnrfhoopeo, eenekndde heideschapen, die in de verte deden denken aan een we melende hoop, witte en zwarte mieren, en op eenigen afstand, de herder met zjjne lichtgrjjzen herdersmantel. Eene zich lang zaam voortbewegende, donkere stip een wagen aan den uitersten horizon eenig geboomte, daar bovenuit eene nauweljjks zichtbare torenspits en heel in de verte nog een rood vlekje, het vlakke, lage pannen dak van een huis. Meer niets. Marianne drukte de handen op het hart, maar liet ze onmiddelljjk daarop als machteloos neer zinken. Langzaam, duizendmaal het hoofd omwendend, daalde ze den heuvel af en ging toen, zonder een bepaalden weg te volgen het denneubosch in. De boomen waren voor een groot gedeelte geveld en de hut van takken, waarin de kolenbrander verbljjf had gehouden, benevens de zwarte, halfronde oven, waren nog aanwezig. Marianne bracht de handen aan den mond en bootste den drielettergrepigen kwartel slag na, dien het volk in Eemsland, door vlobet Gott* in dezelfde cadans weergeeft. Uit den ingang der hut, die geen deur rjjk was, kwam, behoedzaam rondziende, een hoofd met een grjjzen baard te voorschgn concurrentie beoogd, maar het beginsel zelf was concurrentie; want, de Staat, die met ieders bjjzondere meeningen rekening had te kou len, kon alleen streven naar een zoo genaamd neutraal onderwijs, dat niet kon voldoen aan allen, omdat, waar het onder wijs, zoo nauw samenhangt met de opvoe ding in het gezin, men rekening wil ge houden hebben met de godsdienstige of ze- deljjke begrippen, waardoor die opvoeding wordt bcheerseht. En terwijl de Staat in de ontwikkeling vaa het lager onderwijs, zooals het was ingericht, zjjn kracht zocht, terwijl bij de wet van 1878 voor de belangen van het bijzonder onderwijs niets werd gedaan en het openbare langzamerhand op schromeljjk overdreven voet werd ingericht, terwijl eerst bjj de wet van 1889 de staatsrechterlijke gelijkheid tusschen openbaar en bijzonder werd erkend, bleef men steeds uit het oog verliezen, wat men sinds veertig jaren uit het oog verloren had. Al is het lager onderwijs een staatsbe lang, daarom ia het niet minder het belang van het individu. Waar alle kennis en uit kennis geboren beschaving ontbreekt, kan het individu zich in de beschaafde maat schappij niet geheel op zijn plaats gevoelen, in den wedloop van het leven aan de ma- tigste eischen van welstand niet voldoen. En wat baat het nu, of er al hoogdravende grondwettelijke voorschriften en fraaie wet ten zjjn, waar de prakrijk aan de theorie niet beantwoordt? Wjj klagen over onkunde, over ruwheid, over bandeloosheid, toene mende met de verandering van maatschap pelijke levensvormen. Wjj schudden het hoofd over de uitkomsten van het onderwijs in de eerste levensjaren, en wjj vergeten, hoe weinig tjjd vaak aan dat onderwijs be steed wordt; wjj vergeten, dat het tegen werking ondervindt in het soms volslagen gemis aan huiseljjke opvoeding en een rnwe, zedelooze omgevingwij vergeten, dat er duizenden zijn, die geen onderwjjs genieten en nog veel meer duizenden, die nauwlgks proeven van den boom der kennis. Dus hebben Staat en volk beiden belang, en wanneer dan de Staat een breede borst op zet en het onderwjjs een voorwerp van zijn aanhoudende zorgen verklaart, dan moet de eerste zorg zjjn om allen in het genot van voldoend onderwgs te stellen. Wat baat het of men al overal gelegenheid geeft om onderwgs te ontvangen, wanneer naast de en weldra werd ook eene lange gestalte zichtbaar, wier forsche bouw duideljjk sprak van buitengewone lichaamskracht. Thans echter torschten de breede schouders den last der jaren en de voeten, die eens in staat waren geweest, om ondanks den storm in 't slingerende takelwerk van een zeeschip op te klimmen, schenen nu wel bijna aan de aarde gekluisterd. De man was een onde matroos. «Zoo zjjt ge toch hier, Tobbis?c Met deze woorden werd hij door de jonge vrouw begroet. «Natuurljjk, zoolang de oude beenen mg nog willen dragen, kun je op mij rekenen.* «Ik hoop toch, dat ge geen gebrek hebt geleden »NeeD, meeuw, gisteren kwam ook mjjn zoon Dirk, de stuurman. Hjj heeft hart voor mij, ouden zeebonk en wilde mjj overhalen om met hem mee te gaan en bjj zjjne vrouw en kinderen in Leer te komen wonen. Hij zelf gaat morgen weer op zeel* «En gjj blgft?« vroeg de boerin ongerust. «Wel zeker, meeuw, zoolang jij mij noodig hebt, bljjf ik in mijn eenzaam nest!* De oude man zag haar daarbij aan met den blik van een ouden, trouwen bnlhond, maar zjj antwoordde slechts met een ver strooid hoofdknikje. «Geen woord, geen blik verried, dat haar hart reeds met gal gedrenkt was, nog eer de morgendauw op de Maria-klokjes had kunnen drogen Beiden bleven eenigen tijd zwjjgen. «Weet je 't nog, meeuw,* zeide eindeljjk de oude, terwijl hg jjverig met het staal op een vuursteen sloeg, om een stukje vrjjheid van onderwjj*, de vrijheid staat om er Diet van te genieten? Toen men, het is meermalen opgemerkt, in 1889 dea school strijd door rechtsgelijkheid giag beëindigen, toen had men ongeveer dertig jaren den schoolstrijd gestreden, en wanneer men toen al de kinderen van 6 tot 12 jaar op een gegeven oogenblik naar de school had kun nen zenden, dau zou er ia de verste verte geen plaats voor zjj a geweesL En dht noemt menaanhoudende zorg der Regeering Hoe wij dan een wetsontwerp op den leerplicht hebben te beoordeelen Ons dunkt, slechts één standpunt is mogeljjk. Het is, dat èn de grondwetgever van 1848 èn de onderwjjs-wetgevers van 1857 en latere jaren zich steeds hebben gesteld op het verkeerde standpunt. Men heeft steeds ge streefd naar een goede volksschoolmen heeft in lateren tjjd de vrije school gelegen heid gegeven zich daarnaast te ontwik kelen maar naar de verwezenlijking van wat het groote ideaal van allen had be- hooren te zjjn, is nooit ernstig gestreefd. Wij hebben de font goed te maken, veer tig jaren geleden en later begaan, toen men phrazen in de grondwet opnam; toen men zjjn kracht zocht in den strijd tus schen openbaar en bjjzonder, een strjjd, die nimmer noodig is geweest en die, al de aandacht van de hoofdzaak, dat is van den volksnood heeft afgeleid. Het is niet noodig, te wjjzen op het gemak, waarmede men na 1848 den leer plicht zou hebben kannen invoeren. Er zon waarschijnlijk slechts één groot bezwaar zjjn geweest: men zou in de verste verte niet hebben kunnen voorzien in de behoefte aan schoolgebouwen en onderwjjzend per soneel maar men zou, met een zeer rnim tjjdperk van overgang, nu reeds lang ge komen zijn in die periode, waarin het aan tal kinderen die geen of onvoldoend lager onderwjjs ontvangen, tot het kleinst moge lijke cjjfer is ingekrompen. En de felle schoolstrijd van latere jaren ware ongetwjjfeld grootendeels voorkomen, die strjjd zoo beschamend voor beide par tgen De erkenning van het noodzakeljjke van den leerplicht zou den Staat terug gehouden hebben van den stap, om zich beslist als gever voor onderwijs op den voorgrond te stellen. Men zou de krachten hebben moeten samentrekken op dit ééne puntzorg dat aan allen alom lager onder- tonder te doen ontbranden, weet je 't nog, hoe ik, toen wjj beiden op zee waren, je de scheepstrap op en af droeg, omdat je nog eene kleine krab waart? Eu je moeder droeg ik ook, omdat ze doodziek neerlag. Nu, toen zjj ovei* boord was, naar beneden, in de diepte, toen was het, of zjj je vader tot zich trok. Hjj hoestte en hoestte, tot hjj eindeljjk zeide: Daar Tobbis, daar is het kinden dood was als een verslagen rob. Die mij kennen, waten, dat mg, hoe lang het ook reeds geleden is, nog altjjd de oogen vochtig worden, als ik aan die twee denk En hg streek met den behaarden rug van zjjne groote, gespierde hand over de oogen. Marianne antwoordde niet. Misschien had ze die geschiedenis wel honderdmaal gehoord. De oude sloeg en hamerde weer op zijn vuursteen. Juist toen het tonder vnur had gevat en er een blauwachtig rookwolkje benevens eene sterke brandlucht uit opsteeg, keerde de jonge vrouw haar gelaat naar hem toe en vroeg, ofschoon een verraderljjke blos haar de wangen kleurde, op vastberaden toon: «Waart ge daarginds, Tobbis «Natuurljjk, me-uw, ik weet immers, dat het markt was en dat je boer daarheen zou rjjden, zooals dit zjjne gewoonte is.« »Nu?« vroeg de andere met onmisken baar ongeduld. Tobbis was bezig zjjn stompje aan te steken en zeide, nu en dan even afbrekend, om een paar krachtige trekken te doen «Ja, weet je, meeuw, die twee hebben vol strekt geen verstand van huishouden, let- terljjk geen sikkepitje weten ze er van. wijs gegeven wordt en men zou het zwaarte punt hebben getagd op de juiste plaatsmen zou feitelijk hebben beleden, dat het niet zoozeer de vraag is ivaar onderwgs ge noten wordt, wel of het werkelijk, door allen, in voldoende mate genoten wordt. Zoo zouden de particuliere krachten van den aanvang af w<?er waardeering hebben gevonden en men zou aan de vrijheid van onderwjjs de ware beteekenis hebben gegeven. Nemen gedane zaken geen keer, toch mag het verledene ons niet te vergeefs toe roepen dwaal ik wacht aNog is er schoolstrijd; neg is er een mededinging, die aan het kind des volks niet ten goede komtnog staat in de grondwet, die phrase tot onze beschaming geschreven en hinken we met ons vrije onderwgs op twee ge dachten. Wat nifc den strjjd en de nog altijd be staande wanverhonding zal geboren worden, weten wij niet. Maar dit eene weten wjj welwanneer de Staat, door invoering van leerplicht, het eigen belang en daarmee onafscheidelijk verbonden volksbelang bjj een algemeen normaal peil van ontwikkeling erkent; wanneer de staat dns zorgt, dat allen zooveel mogeljjk genieten en allen in voldoende mate (want men vergete toch nimmer dat de grootste kracht van den leerplicht niet het minst in de wering van schoolverzuim is gelegen); dan kan hjj desnoods zich zelf als gever van onderwgs minder op den voorgrond stellendan zou hjj zich desnoods kunnen bepalen tot de altijd nog zeer groote en gewichtige taak, van te zorgen, dat nergens de gelegenheid tot het bekomen van goed en voldoend onderwjjs ontbreke; dan zon hij in ieder geval, en in de ware beteekenis van het woord, zjjn roeping in de zaak van het volksonderwijs kunnen vervallen. Wanneer wjj de wet op den leerplicht tot stand brengen, dan spannen wij de paarden voor den wagen, waarachter ze nu meer dan veertig jaren hebben gestaan Buitenland. Zola voor het Gerecht. Versailles, 23 Mei. De zitting van de Cour d'Assises wordt om kwart over elf geopend. De zaal is eivol. De leden van den krjjgsraad stellen zich Het vrouwtje weent, als ze moet koken en Gods ter wereld niet weet, waar aard appelen, waar vleesch, waar dit en dat vandaan te halen. Ik breng dien lieden soms heideborstels en bezems en warm dan mjjne voeten bjj hun vuur. Bjj zulk eene gelegenheid heb ik haar een3 verteld, hoe wjj ons op het schip, waar men ook niets vanzelf heeft, wisten te redden en zjj was er mg zeer dankbaar voor. Zjj is ook niet voor den arbeid opgebracht en heeft alleen geleerd, om rjjk te zjjn. Zulke erbarmelijk kleine handen als zjj heeft 1 Hoe zou ze daarmeê ook kunnen koken, wasschen en sehnren!* »Zjj ontvluchtte hare ouders, om zjjne vrouw te worden, ofschoon ze wist, dat hjj niets was, dan een arm landmeter, een man, wiens toekomst verspeeld was!* sprak Marianne hartstochteljjk. «En hjj stelt dit op prjjs, hjj draagt haar op de handen!* zeide de matroos be dachtzaam. «Maar in weerwil hiervan, zit ze toch alleen en verlaten in het heidedorp. Niemand verstaat haar en zjj kan niemand verstaan, 't Zjjn daar allen platdnitsche boeren, die nergens verstand van hebben, dau van hun akkerDe landmeter is den geheelen dag van huis!* «Doch 's avonds komt hg terug, 's Avonds kan zjj zjjne handen in de hare nemen, hem in de oogen zien, hem haar kind in de armen leggen God, o God, wat kan zij meer begeeren? Wien heeft zjj dan nog noodig? Wat kan het haar schelen, of't winter is of zomer? Zjj heeft immers hem! Zij heeft toch hem!* Hare stem klonk heesch, de ademhaling was gejaagd en civiele partg. Vanaf het begin der zitting zjja de advo caten, die Zola verdedigen tegenwoordig. Mr. Labori stelt zjjne conclusion. Het Hof verwerpt de conclusie van Mr. Labori betreffende de competentie en ver klaart zich bevoegd. Mr. Labori vraagt verlof in cassatie te mogen gaan over de competentie. Het Hof gaat in raadkamer om daarover te beraadslagen. Bjj de heropening der zitting critiseort Labori de justitie, waarop de president hem het woord ontneemt. De president leest ien slotte het vonnis voor, waarhij het Hof beslist, dat het proces zal verdaagd wordentotdat het vonnis van het Hof van Cassatie over de competentie is geveld. De zitting wordt opgeheven. Eenige kreten «Weg met Zola!* worden terstond onderdrukt. Het Parjjsche parket heeft, op verzoek van luitenant-kolonel Picquart, een voor- loopig onderzoek ingesteld naar den oor sprong van een fotografie waaruit volgens «de Jour* bljjken zou dat Picquart te Karlsruhe een gesprek had gehad met Von Sewarzkoppen. Possien, redacteur van »de Jour*, die door den rechter van instructie Bertulus is gehoord, deelt over zjjn onderhoud met dien ambtenaar het volgende mee Bertulus verzocht Possien, nadere aan wijzingen te geven en hem te vertellen onder welke omstandigheden Picquart in Baden was gekomen. Possien antwoordde: «Ik veroorloof me, mjjnbeer de rechter, mg te verschansen achter mjjn ambtsgeheim. Ik heb aan uw oproeping gehoor gegeven uit eerbied voor de justitie, maar ik heb u niets anders te vertellen dan hoe ik heet enz.* »Ik weet,* hernam Bartnlus, «dat overste Picquart «Mjjnheer Picquart!* Overste Picquart,* herhaalde Bertulus, heeft Frankrijk niet verlaten sinds zjjn vertrek uit Mont-Valérien. Geloofwaardige getuigen, die ik heb opgeroepen, hebben het mg onder eede verklaard. Wil u op nw beurt onder eede het tegenovergestelde ver klaren of mij eenige wenken geven die mjj in staat stellen mjjn onderzoek voort te zetten en eenige dingen op te helderen die driftig grepen hare handen in het donkere haar, daarbjj onbarmhartig de roode linten van haar mutsje kreukend. >0, Tobbis, als ik hem maar ééne minuut mocht zien, dan zou ik weer een geheel jaar getroost, in mijn haat, onder mjjn juk, kunnen voortleven. Mjjne ziel verdort in mijik ben erger dan een wild dier, want ik verafschuw mijne eigene kinderen, mjjn vleesch en bloed! Het zjjn immers ook Brinkhof's kinderen, ook die grjjze bedrieger heeft op hen de rechten van een vader!* Zjj verborg haar gelaat in de handen. Weder bleef het eenigen tjjd stil. De oude man gaf, als eenig antwoord, nu en dan een toestemmenden hoofdknik en blies dan weer geweldige rookwolken nit. Je geljjkt toch sprekend op den kapitein, meeuw!* zeide hg eindeljjk. «Ook deze was gewoon, zoo alle verdriet in eigen binnenste op te sluiten, als kende bjj geen grooter genot!* «Mjjn vader was er beter aan toec, zei Marianne wrokkend, «hjj kreeg dien hoest!* «Dat is waar.* «Gelooft ge, dat hjj nog aan mij denkt?* vroeg Marianne, vol angstig verlangen naar het antwoord. «Acht jaar is een lange tjjd!« «Hg, onder het roode dak? Nu, wie weet, maar zjjn dochtertje heeft zulk een overvloed van blonde lokken en hare oogen zjjn zoo helder blauw, dat hg mis schien aan dat kind zal denken, als hg op de heide bezig is met opmeten en ien ketting laat spannen, waar men plan heeft den nieuwen spoorweg aan te leggen. Eens heeft hg naar je gevraagd en daarna niet weerl* Wordt vervolgd. Eerste telegram. Tweede telegram.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1898 | | pagina 1