Ifi'l Land van flensden en Altena, de Langstraat en de Dontmelervvaard.
Het kind van den haat.
M 1712.
VOLKSSTEM.
FEUILLETON»
r'-t land van altena.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
ZATERDAG 16 JULI
1898
VOOB
O
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementspij 8: per 3 maanden f 1.00.
franco per post zonder prgsve*hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
E5»
Over heel wat dingen zjjn de mensehen
het in den regel oneens. Op staatkundig,
zo iwel als op Godsdienstig gebied zal men
niet licht twee menschen aantreffen, die
over dezelfde zaak precies hetzelfde oordeel
vellen er is zooveel wat de menschen ver
deelt, dat men een heel fortuintje meent
te hebben, als men eens eene merkwaar
dige overeenstemming bespeurt. En toch
zjjn er verscheidene zaken waarover de
menschen het in den regel nog al eens
zjjn. Zoo om een paar voorbeelden op te
noemen, is het een algemeen gevoelen, dat
de dagen van ouds beter waren voor de
menschen dan de tegenwoordigeeen ander,
scbjjnbaar daarmede in ljjnrechte tegen
spraak, is, dat de vooruitgang op elk ge
bied tegenwoordig dien graad van hoogte
heeft bereikt, dat er bezwaarlijk nog meer
ontdekt of uitgevonden kan worden en een
derde, (om het daarbjj te laten), is het
onwrikbaar geloof aan sommige uitspraken,
hoe dikwjjls ook bewezen valsche uitspraken
te 2jjn.
Over het eerste is alreeds zoo dikwijls
gesproken en geschreven; het is al zoo dik-
wjjls met voorbeelden gestaafd, hoe weini
gen met den terugkeer met de dagen van
ouds zouden gediend zjjn, dat wjj on9
daarvoor nu maar niet heet of koud zullen
maken. Het tweede aangehaalde gevoelen,
nl. dat de vooruitgang haar toppunt heeft
bereikt, is ook alle eeuwen door gezegd
geworden. In een oud boek van een beroemd
man in de helft van de vorige eeuw, staat
letterljjk te lezenLeven wij in een min
verlichte eeuw, dan de voorledene waren?
Voor zeker niet! Men bevindt in tegendeel
dat de Geleerdheid, de Kunsten en Weten
schappen, koe langer hoe meer, zoo in de
manier van nitvinding, als in de voor
draging en volvoering tot eene wjjze van
volmaaktheid zjjn gekomen waarvan de
aloude tijd in vergelijking van den onze
maar zeer gebrekkelijk is, dat de mensche-
1 jke geest bezwaarljjk meer en beter kan
voortbrengen dan zjj reeds gedaan heeft
en dat het menschelyke weten weldra aan
zjjn toppunt zal zijn.* Bijna letterljjk is
hier in woorden overgebracht, wat emi
nente mannen in onzen tjjd van het heden
zeggen.
Heel veel kwaad doen deze denkbeelden
nu juist niet. Men moge schimpen op den
Een vei haal uit Oost-Friesland,
van Emut ton Dinckxage.
(17
Jjj Robert, jjj hebt niets misdaan, je
staat daar en eiscbt wat je toekomt en ik
moet je dit weigeren O God, sta mg bg,
om hem dit duidelijk te maken !c En in
hevigen zielsangst wrong de arme vrouw
hare handen. »Zie Robert, zoodra ik de
zaligheid, die jy mg voorspiegelt, deelachtig
zou willen worden, maakte ik mg schuldig
aan dezelfde zonde, die ik anderen tot nu
toe zoo zwaar heb toegerekend. Brinkhof
zou geen bedrieger meer zjjn, zoo hjj slechts
een vrouw, die plichtvergeten haar woord
kon breken, misleid had. Ik had geen recht
meer, Brinkhof te haten, indien ik, als hjj,
voor geen middel terugdeinsde, om mg te
helpen, aan 't geen ik begeerde. EnLeffert
o, 't angstzweet breekt mg uit bg de voor
stelling, dat hjj mg onder de oogen trad
met de vraagMoeder, waarom hebt ge
mg van nijjn tehuis, van rujjne kinderlijke
rechten beroofd? Zou ik dan mogen
zeggen: Omdat je misdadig waart? Robert,
mocht ik dit zeggen, als ik deed, wat je
zoo#ven van mg begeerdet? Neon, neen,
ik zou het trotsche, weerspannige kind
daarmede het recht geven, mg in 't aan
gezicht te slaan en uit te roepenSchande
over u, dat gjj den onmondige zoo streng
hebt geoordeeld, om nu zelf, terwgl uwe
haren reeds beginnen te grgzen, eene nog
tegenwoordigen tijd en zuchtend de dagen
van vroeger terugw^nschenuien geniet
toch het tegenwoordige. Men moge zQggen:
wij zijn op den hoogsten trap van het
kennen en weten; de menscbeljjke getst
staat niet stil en opent zich nieuwe banen
en nieuwe wegen en verrassende uitkomsten
volgen elkander zoo snel op, dat het ver
rassende geheel voor ons verdwjjnt en eerst
het nageslacht een juist oordeel zal kunnen
vellen.
Anders is het met sommige uitspraken,
die men van een stem van het volk tot een
stem van God heeft geproclameerd. Spreek
woorden tiranniseeren ons dikwjjls, het ge
loof aan hunne onfeilbaarheid maakt de
menschen dikwjjls onrechtvaardig. Het kan
bjjv. gebeuren, dat een nauwgezet mensch,
door buitengewone oorzaken gedwongen, er
toe komt, de eerljjkheid te kort te doen
en zich aan eens anders goed te vergrjjpen.
Voor den rechter legt hij, volkomen in
overeenstemming met de waarheid, deze
oorzaken bloot. De rechter moet bekennen,
dat eene zeldzame samenloop van omstan
digheden den anders volkomen onbesproken
man op den dwaalweg hebben gebracht,
en in zijn hart pleit hjj zelf verzachtende
omstandigheden, maar daar antwoordt de
openbare aanklager: »Wie liegt, diesteelt
en wie steelt, die liegt»Laat u niet be
driegen door dit weefsel van leugenen. Gjj
weet dat de man gestolen heeft, en gij
kent het oude spreekwoord, dat steeds ge
bleken is een waar woord te zjjn.*
Met dat woord is het lot van den onge
lukkige beslist. Een spreekwoord kan niet
liegen. De sympathie van den rechter voor
den ongelukkigen overtreder is verdwenen.
Lang heeft deze met zichzelf geworsteld of
hij een gedeelte van zjjn zieleleven in de
gerechtszaal zal openbaren. Hjj is er toe
overgegaan uit hoop op een genadig oor
deel, zijne biecht in het openbaar heeft hem
zwaren strjjd gekost, hjj heeft persoonlijke
schaamte overwonnen, intieme geheimen
aan het daglicht gebracht. Hg toont zonne
klaar aan, dat hg niet is de misdadiger van
beroep, hg hoopt dat zjjn openhartige ver
klaring rechter en publiek in zjjn voordeel
zullen stemmen. Zjjne zaak is reeds half
gewonnen, maar het volksoordeel, het Gods
oordeel, »Wie liegt, steelt ook,* maakt alles
te vergeefs. De rechter voelt zich verlicht,
het publiek herademt. Bijna had men zich
laten meeslepen door zjjn gevoel. Te rechter
veel zwaardere schuld op u te laden
't Was, of de adem haar bjj 't uitspreken
der laatste woorden dreigde te begeven,
maar toch ging ze hartstochtelijk voort:
»Niet dat maakt hem tot een booswicht,
dat hij in zjjne jeugd een moord beging,
de strenge tucht kan hem toch verbeterd
hebben, maar het onrecht, hem door zijne
moeder aangedaan, zou hem zeker daartoe
maken, tls hjj, thuiskomend, zijns vaders
huis, zjjn naam onteerd vond. Reeds van
jongs aan stoorde hij zich aan wet noch
recht. En hoe gemakkeljjk zal hij 't aan
geleerde afschudden, als zjjne eigene moeder
hem in't kwade voorgaat
»Je wilt dus voor de tweede maal het
offer worden van hen, die je reeds eens
hebben misbruikt?* klaagde Robert toornig
en bedroefd. Bedenk het wel, 't is onver
najjdeljjk: Leffert wordt onder die alleH nog
je meest verbitterde vjjand, want reeds in
zjjn kinderhart hadden heerschzucht en
eigenzinnigheid te diep wortel geschoten,
dan dat hg je ooit zou kunnen vergeven,
hem je macht te hebben doen gevoelen!*
»Ik vrees, dat je geljjk hebt.*
»En heelt dit geen invloed op je besluit?*
>Ne«n, ik bljjfl*
>Marianne, ook mijn levensgeluk is er
mee gemoeid is dat je laatste woord?*
Met een gelaat bjjna zoo wit als de kalk
op den muur sprak ze: »Mjjn laatste!* en
tegelgk richte ze zich op en beproefde de
trillende lippen tot een lachje te dwingen.
»Heb je zelf aan haar, die gestorven is,
niet bewezen hoe men zjjn plicht moet
p vatten
»Karoline had mg lief!*
»Lietde slaat de diepste wonden!*
tgd heeft het onde spreekwoord verhinderd,
dat een overjjlde daad werd gedaan.
En toch is bet in landen, waar een rech
ter uitspraak doet, nog lang zoo erg niet,
als dnar, waar gezworenen het schuldig of
niet schuldig uitspreken menige gezworene
die geen psychologische raadsels weet op
te lossen, wascht zich de handen in onschuld
met het »Dief is dief.*
Het »wie eens steelt, is altjjd een dief,*
maakt het voor den ongelukkige, die zoo
gaarne in de maatschappjj zou terug kaeren,
onmogelgk daarin te slagen. Het Kaïusmerk
staat op zjjn voorhoofd.
Van vele spreekwoorden en gevleugelde
woorden echter tiranniseert er geen een zoo
erg en wordt er geen een zoo erg misbruikt
als: »de stem van het volk is de stem van
God,* het »vox populi, vox Dei* der ouden.
Het kwaad dat het >mn zegt,* »wjj ver
nemen,* »men schrjjft ons* enz. in som
mige niet al te kiesche bladen aan enkele
personen doen, komt niet in vergelijking
met dat woord. De waarheid van de volks
stem is in de meeste gevallen hoogst ver
dacht. Toen iri de tjjden van Pericles in
Athene de pest uitbrak, zeide de volksstem
»de Spartanen hebben de bronnen vergif
tigd* en de Lacedemonische gevangenen
werden gruweljjk gemarteld. Toen in het
ongeluksjaar 1347 de »Zwarte Dood* door
Europa rondwaarde, en hare slachtoffers bg
tienduizenden telde, toen was het de volks
stem, die uitspraak deed. »De Joden hebben
in het drinkwater vergif gemengd* en men
verbrandde en steenigde za met geheele
massa's. Hoe menigmaal verhief zich de ge
zegende volksstem in de eeuwen der
heksenverbranding en legde zij getuigenis
af tegen onschuldige, beangste brave bur
gers, tegen eerzame oude vrouwen, tegen
natuuronderzoekers en allerlei menschen, die
wetenschappelijk hooger ontwikkeld waren,
dan de groote menigte. Als toovenaars, hek-
ssn eD heksenmeesters werden honderden,
om de volksstem te gehoorzamen, op den
brandstapel gebracht.
Van het: »Kruist hem, Kruist hem!* dat
den Grooten Ljjder op Golgotha's heuvel
braeht, tot het schendend >men zegt,* dat
een eerzamen burger van zijn goeden naam
beroofdvan den giftbeker, dien de volks
stem aan Socrates opdrong tot het laster
woord dat aan de theetafel opgevangen, de
ronde door de gemeente doet, heeft de volks
stem,* de »vox populi,* het woord van het
Robert bleef voor haar staan. »Marianne,
je bent eene heidien, ik onderwerp mij en
zeg je tegelijk met mgne laatste hoop vaar
wel. Waak over mjjn lieve kind. Vergeef
mij, dat ik je den strjjd zoo zwaar maakte.
Zg, mjjne arme vrouw, kwjjnde weg uit
gebrek aan moed en jij hebt moeds genoeg,
om je vrijwillig onder een jjzeren juk te
buigen. Ik ga nu heen, want dien jam
merlijken man met de ziellooze oogen, dien
Brinkhof nog eens onder de oogen te komen,
dat kan ik niet. O, Marianne!*
Hjj breidde zjjne armen uit en zg zonk
aan zjjne borst. Zonder een woord te spreken,
liet ze haar hoofd op zjjn schouder rusten
en weerde hem niet af, toen hij haar frissche,
roode lippen kuste.
>Nu is 't genoeg!* riep ze eindeljjk, zich
plotseling uit zjjne armen losmakend. »Vaar-
w#l, ik vraag niet, waarheen je gaat, maar
dit eene moet ik je nog zeggenhet laatste,
het beste is mjj niet ingevallen, toen ik je
bede afsloeg ik kan je nLt volgen om
dat ik je te zeer liefheb. Voor zoover mijn
hart betreft, zou ik mg kunnen rechtvaar
digen, maar jjj moogt geen zondige zwak
heid in mg zien, ik wil rein zjjn in je
oogenGa nu heen en wees niet bezorgd
omtrent het kiad, 't is immers je kind, je
evenbeeld, een d< el van je leven vaarwel
En Robert ging. Toen hg een paar dui
zend schreden gedaan had, zag hg om en
wenkte. Zij groette terug en strekte de hand
uit, als om hem op een ver verwjjderd punt
te wjjzen. Daarna schreed hg voort, de heide
over, op 't huis van den ouden Tobbis toe.
Marianne zonk op de knieën. Haar ge
laat blonk van innerljjken vrede en eene
oneindige, ofschoon eenigszins door weemoed
gepeupel en van het bijgeloof zgu9 diabo
lische kracht getoond en bevestigd, heeft
stroom^n tramn en bloed do?n vloeien, tal-
1odz3 wouden opengereten en zelfs de ge
sloten graven niet ontzien.
Hui ten land.
Te Molenbeek, nabjj Antwerpen, heeft
de politie vier valsche munters gearresteerd
in de woning van een hunner, waar ook
een aantal vormen werden gevonden, be
nevens het noodige metaal voor het gieten
van 2 en 5 francsstukken.
Het onderzoek inzake Esterhazy is opge
dragen aan den rechter van instructie
Bertulus, die zich Dinsdagmiddag met eenige
politiebeambten naar de woning van mevr.
Pays begaf, bg wie de commandant inwoont.
Esterhazy was afwezig. Een huiszoeking
werd ingesteld en een aantal papieren
werden in beslag genomen. Toen mevr.
Pays, nadat zjj Bertulus had medegedeeld,
dat Esterhazy te 9 uur thuis zou komen,
bemerkte, dat de agenten in het huis bleven,
werd zg onrustig en begon zg te weenen.
Intussschen wandelde Esterhazy op de Bou
levards, waar een bekende hem mededeelde
dat bjj mevr. Pays huiszoeking werd gedaan.
»Ja, dat weet ik«, antwoordde Esterhazy,
»dat geschiedt slechts voor den vorm*.
Toen bjj echter, thuisgekomen, gearresteerd
werd en bemerkte, dat het niet voor den
vorm was, kon hg van ontroering niet
spreken. Hij protesteerde heftig tegen zijn
arrestatie en riep ten slotte uit: Welaan
dan, nu zal ik ook spreken!* Hij werd
naar de gevangenis la Santé gebracht, mevr.
Pays, eveneens gearresteerd, bracht men
naar Saint Lazare.
Esterhazy zal vervolgd worden wegens
valschheid in geschrifte en gebruikmaking
der valsche stokken en zjjn arrestatie is
geschied op bevel van Bertulus en niet op
dat van den ministei van oorlog en is een
gevolg van Picquart's aanklacht van eenig#
maanden geleden, waarin hij de bekende
compromitteerende telegrammen, ondertee
kend Speranza en Blanche, vervalseht
heette. Bertulus verklaart nu, dat hjj het
bewijs bezit, dat de bedoelde telegrammen,
welke strekten om het te doen voorkomen,
alsof Picquart de ziel was van een complot
dat ten doel had, Esterhazy ten verderve
te brengen, gsschreven waren door mevr.
Pays, wie ze waren gedicteerd door
getemperde bljjdsehap, maakte zich van haar
meester. >Hjj behoort mg voor eeuwig!*
sprak ze fluisterend. Zoodra ze hem uit het
oog had verloren, sprong ze op en spoedde
zich met gevleugelde schreden huiswaarts,
om de kleine weeze te zien, te liefkoozen,
te prijzen en haar eene legerstede naast
hare eigene te spreiden. In jaren had ze
zich niet zoo gevoeld als heden.
de verloren zoon.
Op een straatweg, waar 't verkeer, sedert
er een spoorbaan in geljjk# richting was
aangelegd, sterk was afgenomen, spoedde
een reiziger met onmiskenbare teekenen van
drift en ongeduld voorwaarts. Onbarmhartig
kwam telkens zjjn stok neer op de zilver
witte stammen der berken, die den weg
omzoomden, en de steentjes, welke hem
onder den voet kwamen, werden met #en
forschen schop, ver weggeslingerd, over da
droge slooten, aan beide zjjden der ehaussee.
Het eene oogenblik drukte hjj zjjn gelakten
hoed met een harden slag vast op de bruine
lokken, om hem in de volgende seconde
weer met een ruk van 't hoofd te nemen.
Kortom, alles aan hem sprak van onrust en
opgewondenheid. Hjj was een rijzig jonk
man van in 't oog vallende schoonheid en
op zjjne bovenlip begon zich het eerste dons
te vertoonen. Zjjn warm getint gelaat met
de donkerbruine oogen zou een schilder in
verrukking hebben gebracht, door de kracht
en de vastberadenheid, die er uit spraken
en die bjjna in tegenspraak schenen met
's reizigers jeugdigen leeftjjd. Toch zon men,
had zjjne kleeding meer aanleiding tot arg
waan gegeven, den jonkman in deze een
zame streek, niet zonder bedenken tot reis-
Esterhazy.
Te Kanton loopt het gerucht dat de
Fransche regeering de regeering te Peking
een wenk gegeven heeft dat zij gewapen
derhand zou willen optreden om den op
stand in zuideljjk China te dempen, aan
gezien deze de Fransche handelsbelangen
aldaar bedreigt.
Uit Honkong wordt gemeld:
De Chineesche troepen hebben in den
strjjd tegen de oproerlingen een grooten
nederlaag geleden. Een 1000-tal Ijjken zjjn
reeds uit de rivier opgevischt.
In een Engelsch dorp, te Rasen in Lin
colnshire, liet Maandag een vrouw haar
kind van vjjf maanden een oogenblik in de
wieg alleen, en ging den tuin in. Kort daarop
kwam een zusje het huis uitgeloopen, en
riep, dat de zeug bg het kind was. Toen
de moeder bjj de wieg kwam, zag zg tot
haar ontzetting, dat het beest al een handje
ge heel had opgegeten en bet gezicht op gru-
weljjke wjjze geschonden. Waarschguljjk zal
het wicht doodgaan.
Naar aanleiding van de gevallen van ver
giftiging, welke zich onder het garnizoen
van Tours hebben voorgedaan, heeft de
minister van oorlog in de Kamer verklaard
dat die het gevolg zjjn geweest van het ge
bruik van blikjes Amerikaansch vleeseh, die
zes jaren en zelfs meer oud waren! Het
ministerie van oorlog is genoodzaakt steeds
te zorgen dat er in geval van oorlog levens
middelen genoeg in voorraad zjjn voor eenige
honderdduizenden manschappen en daaron
der zjjn 120.000 quintalen (a 50 kilo) vleeseh.
Aanvankelijk was bepaald dat die voorraad
geleideljjk in vier jaren zou worden ver
bruikt en telkens aangevuld, maar daaraan
is de hand niet gehouden kunnen worden;
vandaar dat nu nog oudere blikjes in voor
raad waren. Yoorloopig is thans het gebruik
daarvan geschorst, welke belangrjjke ver
liezen dit ook voor de schatkist moge ten
gevolge hebben.
Alweer een internationaal conflict, dit
maal tusschen Denemarken en Amerika.
Een telegram uit St. Thomas meldt, dat het
gouvernement van de Deensche Antillen aau
den Amerikaanschen consul heeft doen weten,
dat de steenkolen, die zich op dit eiland
bevinden moeten beschouwd worden als
oorlogscontrabande, dat het gebruik dat
Amerika er van maakt in strjjd is met de
gezel hebben aangenoraen. Niets aan hem
deed echter aan gebrek denken. Hjj droeg
de nette uniform der Zweedsche marine, die
steeds zoo goed kleedt, en aan den lederen
riem over zjjn schoader, hiug eene goed
gevulde reistasch van rood juchtleder. Toen
de zeeman een dennenboschje bereikt had
en zag, dat zich daar een breede, zandige
rijweg van den straatweg afscheidde, stiet
hij een boozen vloek uit, haalie in zjjne
woede een dolkmes uit den zak van zjjn
blauwe buis en sneed er mee of het eene
vlijm was, gladweg door den stam van een
jongen sorbeboom, zoodat de sierljjke kroon
eensklaps suizend ter aarde stortte en de
rjjpe, roode bessen als bloeddroppels in het
gele zand en tusschen het bruine heidekruid
wegrolden.
Juist maakte de boomschender zich ge
reed, den naastbjjzjjnden zandheuvel te be
klimmen, ten einde den omtrek beter te
verkennen, toen er zich achter een boschje
luid >kie-vitkie-vit eene bjjzonder ge
trouwe nabootsing van 't eigenaardige ge
roep van den kievit, liet hooren.
>Engel!< klonk het onmiddelljjk daarop
van de rechterzjjde, achter den grooten,
wonderljjken steenklomp, van opeenge
stapelde, steenblokken. >Engel, je wilt mg
foppen, is je mand dan werkelijk reeds vol?*
»Kie-vit! werkelgk vol, kleine Willem!*
antwoordde links een vroolgke, heldere
meisjesstem, ten minste vol genoeg, om er
duizend lgsters in te braden en ze vjjftig-
maal te rooken en om er tien flesch bran
dewijn op te laten trekken en
>Jokster, joksterl* schold lachend de
schelle jongensstem, »nu merk ik, dat alles
weer grootspraak is!« Wordt vervolgd.