I!e( Land van iicusdrn en Aliens, de Langstraat en de lonnnelerwaard. FEUILLETON. Misdadig uit liefde. Uitgever: L- J. VEERMAN, Heusden. M 1751. ZATERDAG 3 DSC. 1898. WANDELENDE RECLAMES. '-ÊT UMD VAN ALTEN^ VOOB Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjsvevhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentien van 1—6 regels 50 et. Elke regel meer T1/, et. Groots letters naar plaatsruimte. Advertenties worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. »Wij hebben de eer U te berichten, dal onze Sint-Nicoluas-Etalage gereed is en da* wjj hepen met een druk bezoek vereerd te worden.* Dat is zoo het gewone bericht in deze dagen. De reclame (een leeljjk woord, maar we hebben daar nu eenmaal geen ander voor) is een gangbare munt in het dage- lijbsch samenzijn geworden en onwillekeurig doen we er allen aan mee. Wanneer we iets willen brengen ter kennis van hei geëerde publiek, dan denken we telken? iets nieuws uit om de bjjzondere aandacht te trekken. De reclame is een soort van kunst geworden, die inderdaad vlijtig be oefend wordt. Eigenaardig is bet, dat deze kunst nog maar van de laatste jaren dagteekent, terwjj] er een soort van reclame is, waarvan de ouderdom onmogeljjk is te bepalen. Dat is schrikt maar niet, lezers de twee- beenige. Wel, we kunnen ons heusch niet voor stellen, dat iemand daar nooit van zou vernomen hebben, al heeft men er ook zelf niet aan meegedaan. Och kom, laten wij het maar bekennen, pen klein beetje reclame maken we immers allen, en waarljjk, daar is in 't algemeen heel veel voor te zeggen. Zie eens, een mensch moet zich voordoen zoo goed bjj ban. Hij heeft zijn lichaam niet ontvangen om het te verwaarloozen eD zjjn ziel niet om ze onverzorgd te laten. De mensch is het uitnemendste der schepselen, wel te verstaan als bjj het zjjn wil. Maar de mensch is het zeker niet, die alle zorg voor zjjn uitwendige gedaante veronacht zaamt, die wat bem geschonken is aan gaven of krachten niet op zjjn voordeeligst doet uitkomen, die de wereld niet toont wat hjj kan en vermag en die daardoor het ligt zoo geheel in de rede ook de be langen benadeelt van zich zeiven en van wie aan zgn zorgen zgn overgelaten, be langen waarvoor hjj te strijden heeft, eerlijk te strjjden met de middelen die hem ge geven zjjn. Menigeen moet het tot zgn schade onder vinden, dat anderen hem voorgaan, omdat zjj aan bun uitwendigheid, aan hun toon van spreken, hun bonding en gebaren, hun (2 »Wie daar?* werd op dat zelfde oogen- blik luide geroepen. »Wie daar?* riep ik terug. Ik zag wel is waar niemand, maar het was mij toch een waar genot te weten dat er een menscheljjk wezen in mjjne nabjjheid was. >Gg zjjt op dezen weg te paardher nam de stem, die aan een man scheen toe te behooren. Zeker antwoordde ik. Ik ken trouwens den weg niet en weet ook niet waar ik mg bevind.* »Houd uw paard in, doe geen stap verder °f gÜ z0t verloren! riep de man. Gjj zjjt op een smallen weg tussch-n het veen, bjj is nauweljjks breed genoeg voor een mensch, één misstap en gjj zgt reddeloos verloren.* Ik beefde toch een weinig, want ik wist hoe gevaarljjk de veenen waren en of ik te paard of te voet omkwam was mg vol komen onverschillig als ik toch moest om komen. Er zgn omstandigheden die dubbel onaangenaam zgn omdat men ze niet kan voorzien en in zulk een bevond ik mij thans. Ohi mg henen was het volslagen donker ik kon niet eens den man zien die rug waar schuwde. Hoe dwaas het ook was, was ik voor nemens van het paard te stjjgen, doch de man, die mjjn voornemen scheen te raden nog eer ik hieraan gevolg had gegeven, riep mjj toe; stil zitten, verroer u zeg£en en zwijgen, alle zorgen hadden be steed. Zjj wisten de kunst van reclame maken in toepassing te brengen. Zij wisten zicb zoo te p'aatsen, dat het licht op hen viel. Zóó ook plaatst de winkelier zijn schoonste zaken, op de gunstigste plaat?, in het beste licht en bij vestigt er de aandacht op door iets wat bjjna onmogelijk uwe attentie ont gaan kan. Deze tweebeenige reclamant, als hij u goede waar voor billijken prijs levert, heeft niet alleen niets ongeoorloofds gedaan, maar hjj heeft zelfs zijn plicht betracht. Maar er is ook een misdadige en een b8- driegeljjke reclame, en ook wel degelijk onder de tweebeenige. Men waarschuwt ons zoo vaak voor al die knoeiergen in sommige takken van handelmaar waar vindt men ze niet, die hehendige lieden, die ons zoo aardig een rad voor de oogen weten te draaien, totdat we, verleid en verlokt door al het moois, op hun aanbiedingen ingaan, om te kwader ure te ervaren, dat we ons zei ven hebben laten beetnemen. Hebt ge nooit het heersehap ontmoet, zoo keurig van snit en zoo fijn van toon, dat, als het pas geeft, u ook zjjn vollen buidel toont, en later blijkt zich daardoor den gouden sleutel op uw bas te hebben verschaft? Hebt ge nooit de vrouw ontmoet, die aan hare behaagzucht lucht geeft en in haar elegant toilet eene kleins speculatie op het touw zet Waartoe meer voorbeelden Vinden we niet schier op elk gebied die tweebeenige reclame makers, geurmakers in den regel, die een doel beoogen, dat ze zonder hun reclame allicht niet zouden bereiken en wier middelen dus bedriegeljjke middelen zjjn? En ondanks dat alles zouden we u toch willen toeroepenschaart u toch vooral onder de wandelende reclames, zgt niet bang voor een beetje vertoon. Ge wenscht niet, dat de wereld zoo op u zien zal? Wjj wen- schen dat juist wel. Maar, verstaat ons dan ook goed. We herinneren ons toch wel de gulden spreuk, die ons vermaant, ons licht te laten schijnen voor de mmschen? Dat beteekent dan toch, dat in ons alJen wel iets is dat gezien en geweten mag worden. Ieder onzer kan wel iets en weet wel iets; ieder onzer heeft wel eens een goede gedachte, heeft krachten, die hg kan aanwenden en gaven, die bjj ten toon kan spreiden. Ieder onzer niet. Waarhenen wilt gjj?« »Naar de stad, antwoordde ik. Ik geloof niet dat ik op den goeden weg ben, doch in znlk een wcesten nacht hoort en ziet men niets. Is de stad nog ver van hier?* »Wie zgt gjj?« vroeg de man zonder op mijn vraag te antwoorden. Ik noemde mijn naam. >Den hemel zjj gedanktIk wilde u juist halen om bjj eene erge zieke te komen!* riep de man. >Het is een verwonderljjt ge luk dokter, dat ik u ontmoet.* »En wie zjjt gjj?« vroeg ik. »Mjjn naam is Claus mijne zuster ligt ginds zwaar ziek, de hemel zendt u tot ons. Mjjns vaders huis is dicht bij en ik hoop, dat wjj het behouden zullen bereiken!* Hg was op het paard toegeloopen en klopte het op den hals. >Is het dier mak?* vroeg hg. »Zoo mak als een lam en daarenboven te vermoeid om nog sprongen te maken,* antwoordde ik. »üat is een geluk* vervolgde de man. »Gjj zgt op een kwaden weg, dokter, nog weet ik niet wat htt einde zal zgn. Om- keeren is echter onmogeljjk, daar het pad zoo smal is dat het paard niet keeren kan!* Dit klonk mg niet zeer geruststellend in de ooren. »Neen, neen, dan zou het te onrustig zgn* luidde het antwoord. »Een misstap en gjj zgt verloren. Ik ben hier opgegroeid, ken dezen weg van jongsaf want anders zou ik hem bjj den naebt niet gaan. Er bljjft n niets anders over dan mjj te volgen, maar zeer bedaard, laat het dier den teugel vrjj, verroer u niet, wat er ook gebeure, het dier moet dïn weg geheel en al alleen vinden, anders gaat het niet|« kan op zijn tjjd iets goeds doen, ergens nut'ig zjjn, kan hier of daar een hartelijk, gemoedeljjk woord spreken, een lij !en ver zachten, een raad geven en een troost schen ken. Dat moeten we niet doen om ons zeiven daarop te verheffen, oen ons hooger te doen stellen en beter te doen schijnen dan anderen, ra aar omdat er zooveel te doen valt op dit groote wereldtooneel en omdat het onze plicht is dat tooneel rond te wandelen met ons licht op den kandelaar, op lat het het leven en de ziel verlichte van zoovelen, die in halve of heele duisternis rondstrorapelen. Iu de stoffelijke wereld achten wij een dwaas, die zjjn schatten verbergt en begraaft, uit vrees voor den dief, die ze hem ont nemen zal. In de zedeljjke wereld is er niet één, die geen talentje hoe klein ook ontvan gen heeft. Laten we het toeh vooral niet verbergen, vrienden, maar het hoog houden, in nederigheid en eenvoud. Dat zal een heer- ljjke reclame wezen, en zonder die zouden we diefstal plegen aan de wereld en aan ons zeiven. In de couloirs van den Parjjschen Senaat wordt de meening uitgesproken, dat het Hof van Cassatie het onderzoek in de Dreyfus-zaak spoedig zal beè'indigen met de aanwjjzing van den schrjjver van het borderel, waardoor Dreyfus' onschuld zou bljjken. Het Journal* verneemt uit Brussel, dat Esterhazy Vrjjdag te Amsterdam gezien is en Maandagochtend te Rotterdam zou zjjn scheepgegaan naar Amerika. De Berliner Post* deelt mede, dat kolo nel von Schwarzkoppen een brochure heeft geschreven over de zaak Dreyfus en dat de Duitsche keizer hem machtiging heeft verleend deze brochure te doen publiceeren. Uit Marseille wordt gemeld, dat in de woning van een mjjnwerker te Bessèges, in het departement Gard, eene doos met 26 dynamietpatronen, 10 zanders en eene partjj spijkers is gevonden. Naar de be stemming daarvan gevraagd, begon de man te weenen. Men vermoedt dat hij een on schuldig werktnig van een anarchist is. In de spreekkamer der advocaten van de rechtbank van koophandel te Marseille is Donderdag een bom gevonden, bestaande uit een groenteablikje, voorzien van een Ik beloofde zjjn raad te zullen opvolgen. Hg liep vooruit en door mijn paard toe te spreken zette ik het in gang. Stap voor stap vervolgde hij zgn weg. Ik zat zeer stil, of schoon mjju hart sneller en sneller begon te kloppen, want elk oogenblik liep ik ge vaar om in het veen te verdwijnen. Ofschoon het mij bekend was dat het veen de beste bewaarplaats van ljjken is, zoo lag, indien ik hier mocht omkomen, er toch weinig troost in, dat mjjn ljjk mogelijk na honderd jaren nog goed bewaard zou zgn. Ver scheidene gedachten maalden mg door het hoofd en ik kan mjj nog slechts eene daarvan berinneren, en wel, dat ik het veen ver- wenschte en besloot nooit meer alleen door de heide te rjjden. Eensklaps stond mjjn paard stil. Hg boog den kop en scheen niet verder te willen gaan. »Bljjf stil zitten, zeer stil!* riep mijn voorman. >Drjjf in Godsnaam het paard niet aan! Klop hem op den hals, streel hem en spreek hem met zachte woorden toe.* Ik deed het, ofschoon ik zelf wel eenige opwekking behoefde, want het was voor mg een pjjnljjk en angstig gevoel den weg niet eens te kannen zien, dien mjjn paard niet meer vertrouwde. Waarheen ik ook zag, alles was zwart en donker. Na hem opnieuw te hebben toegesproken ging het paard eindelijk verder. Aan zgn stap hoorde ik dat hg over een brug of vlonder ging. Ik voelde hem beven, ik ver roerde mg niet, doch iedere zenuw was bjj mg in werking. De brug kon niet lang zgn en toch iedere seconde duurde mij een minuut het was het pjjnljjkste oogenblik mjjns levens. Eindeljjk waren wjj de brug ten einde, uitgegane lont en gavul 1 met buskruit en spijkers. In het Oostenrjjksche Huis van afge vaardigden heeft graaf Thun e?n rad$ ge houden waarin hjj ten sterkste de uitwjjzing van Oostenrjjksche onder lanen uit Pruisen heeft gelaakt. De Oostenrjjksche minister president zeido o. m., dat indien voortgegaan wordt met de uitwjjzingen, deze als een krenking van de volksrechterlijke en bij verdrag vastgestelde rechten der Oosten rjjksche onderdanen zullen worden be schouw 1 en de Oostenrjjksche regeering niet aarzelen zal, desnoods maatregelen te nemen volgens de gronddenkbeelden der reciprociteit. De »Vos3. Ztg.« protesteert tegen deze bedreiging en zegt, dat Duitschland het recht heeft in eigen boezem datgene te doen, wat het noodig acht en desnoods het zonder Oostenrjjk-Hongarjje in den driebond kan stellen, daar het tegenwoordig in staat is geheel andere verbonden te vormen. Een vreeseljjk on weder heeft, volgens een telegram nit Weenen, geheerscht in het ge bied der Alpen en in het Zuiden der Oosten rjjksche monarchie. Te Triest staan de straten en pleinen geheel onder water. Prins George van Griekenland heeft uit alle deelen van Kreta, Griekenland en Europa o.a. ook van keizer Nicolaas van Rus land telegrammen van gelukwensching met zgn benoeming tot regeeringscommis- saris ontvangen. De prins wordt tegen 10 Dee. te Canea verwacht. De Europeesche admiraals zullen waarschjjnljjk spoedig daar op vertrekken. De toestand op het eiland is reeds belangrgk verbeterd, de handels beweging neemt weer toe. De Czaar heeft den Sultan op zgn ver meld protest-telegram tegen de benoeming, geantwoord dat zgn vriendschappelijke ge voelens tegenover Turkjje niet veranderd zjjn maar dat de Prins nu eenmaal benoemd is door de mogendheden en des Sultans souvereine rechten niet geschonden worden. Volgens berichten van de Philippjjnen hebben de opstandelingen besloten, de Ame- rikaansche heerscbappjj niet te erkennen en daartegen tot het uiterste te vechten. De Amerikanen zouden 70,000 man noo dig hebben, om den opstand te dempen. »Goddank, nu zjjt gjj geredzeide mjjn reisgezel, die was bljjven staan. »Gjj zjjt aan uw paard uw leven verschuldigd, nu is er echter geen gevaar meer, de weg is nu veilig en binnen weinige minuten zgn wjj aan het doel onzer reis.* Hij nam het paard bjj den teugel en voerde het haastig voorwaartshet volgde hem gewillig. Een doorgestaan gevaar doet ons ook nog eenigen tjjd later beven. De woorden van den man, dat ik aan het paard mjjn leven verschuldigd was, klonken mjj nog in de ooren en ik waagde nog steeds niet ruimer adem te halen, ofschoon ik aan den zekeren en vasten gang van mijn paard bemerkte dat hg het gevaar spoediger was vergeten dan ik. Eenige oogen blikken later hielden wjj voor een klein huisje stil, uit welks vensters een zwakke lichtstraal schemerde. Ik steeg af. »Ik zal wel voor uw paard zorgen,* zeide mjjn geleider, terwjjl hjj inmiddels den teugel van het dier aan het huis bond, waar het tenminste tegen den wind beschut was. >Mag ik u thans verzoeken naar de zieke te gaan z:en?« Hg ging mjj voor. Wjj traden het huis binnen en kwamen in een armoedig vertrek. In een hoek stond een bed, waarop de zieke lag, achter den haard zat ineengedoken op een stoel een oude man, die mg verwonderd aanstaarde, op tafel stond een lamp, die een droevig licht verspreidde. Vóór ik mjj tot de zieke begaf, wierp ik mjjn mantel af die van den regen droop. Mjjn redder was mg hierin behulpzaam. Nu eerst kon ik hem duideljjk onder scheiden, Hjj was een jongman van ongeveer Te Washington loopt het gerucht dat Duitschland de Oarolinen van Spanje zal overnemen, met uitzondering van één eiland dat ten behoeve van den onderzeeschen telegraafkabel aan de Vereeni»de Staten afgestaan zou worden. Volgens de laatste berichten uit Bilbao neemt de regeering toch eenige voorzorgen in den omtrek dier stad, met bet oog op de Carlistische beweging. Vooral de kloosters worden scherp in het oog gehouden. Por tretten van don Carlos en zijn zoon don Jaime worden onder envelop uitgedeeld. In de buurt van Alcala, iu de provincie Cataloniè', moet zich eene kleine Carlistische bende hebben vertoond, die door de gen darmerie wordt nagezet. Terwijl in Car listische kringen beweerd wordt, dat de pretendent over ruime middelen beschikt, houden de dagbladen vol dat de Carlistische leening mislukt is. Veel verder brengen die berichten ons dus al niet. De »Nordd. Lloyd* heeft zgn beide snelste stoomschepen, de >Fulda« en de »Werra«, benevens het stoomschip »Habsburg« ver huurd aan de >Compania Transatlantica* voor het vervoer van Spaansche troepen van Havana naar Spanje. Maandag heeft de politie te Londen twee mannen gevangen genomen, onder de ver denking schuld te hebben aan den diefstal van diamanten van de hertogin van Suther land. Een hoeveelheid diamanten werd in hun bezit gevonden. De hertogin kon ze niet aanstonds herkennen, aangezien ze overgezet waren. In de jongste stormen op de kust vau Nieuw-Engeland moeten meer dan zeventig schepen verloren zijn gegaan. Komt het stoomschip Portland*, dat vermist wordt, niet terecht, dan zouden, naar schatting 170 mensehen daarbjj omgekomen zgn. Zondagmorgen lag de sneeuw een voet hoog in de straten van New-Vork. De »N. R. Ct.« meldt verder nog: Een telegram uit North Truro, in Mas- sachusets bevestigt het vermoeden dat ook het stoomschip Portland* in den jongsten storm op de Amerikaansche kust vergaan is. Alle opvarenden verdronken49 zeelieden en 65 passagiers. Het is nog niet mogeljjk na te gaan hoe groot het verlies van menschenlevens en twintig jaren en van eene krachtige lichaams bouw. De regen had ook zjjne kleederen doorweekt, hg scheen dit echter gering te achten, hjj streek alleen haastig het natte, over zgn voorhoofd hangende haar ter zjjde. Zjjne oogen waren donker en helder, groote wenkbrauwen welfden zich daarover heen en gaven aan zgn voorkomen een eenigs- zins sombere uitdrukking. Het geheele gelaat maakte hem indrukwekkaad, het was wel niet stootend, doch ook niet voorkomend te noemen. Zonder naar den oude te zien trad hg aan het bed der zieke. >Geertruide, ik heb den dokter onderweg ontmoet,* zeide hg. Er volgde geen antwoord. Ik ging toen ook naar het bed toe, ter wjjl Claus mjj met de lamp bjjlichtte. De zieke zat half rechtop in bed. Ean paar groote bruine oogen zagen mg strak aan; zij herkende mg niet. Ik zag dadeljjk dat er een koortsachtige gloed uit sprak, toch lag in die oogen iets zonderlings, dat mg verraste. De trekken der zieke, die ter nauwernood achttien jaren oud kon zgn, waren fijn en schoon, te schoon voor het verbljjf waar zjj zich bevond, te schoon voor de geheele omgeving. De fijn gesneden lippen waren een weinig geopend en lieten een rjj blanke tanden zien. Het gevlochten haar was gedeelteljjk los en hing haar over de schouders, de handen die op het dek rustten waren klein en blank. Ik stond een oogenblik als aan den grond genageld ik had niet verwacht hier zulk een zieke te vinden. IflEUWSBMI Buitenland. Wordf vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1898 | | pagina 1