Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Verloren Levens.
Een Vrouwenhater.
FEUILLETON.
land van alten^
M 1787.
1899.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
ZATERDAG 8 APRIL
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prgsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Het leven is, niettegenstaande zijn be
zwaren, moeieljjVbeden en zorgen, schoon.
Het stelt voor de raeesten van ons geslacht
den weg open, waar langs we kunnen gaan
om een goed, een nnttig, vrjj en zelfstandig
mensch te worden, opdat men eenmaal een
zegen zjjn kan voor beperkter of ruimer
kr?ng.
Alle eeuwen door kan men op mannen
en vrouwen wjjzeu, die op een of ander
gebied boven bnnne tijdgenoote» uitmuntten
en de samenleving, vaak de geheele wereld
aan zich verplicht hebben. Nog steeds zijn
velen onzer natnurgenooten de roem en eer
van ons geslacht. Zjj onderscheiden zich
door zieleadel, door wetenschap, waarheids
liefde, zucht naar waarachtige vrjjheid en
zelfstandigheid van bnnne medemenschen
en strekken hun tot navolgenswaardige
voorbeelden.
Intusscben zjjn er anderen, die gaven van
aanleg, karakter, van verstand hun verleend,
ongebruikt lietendie den kostbaren tjjd,
om zich te oefenen en te bekwamen, ver
loren lieten gaan. Zij woekerden niet met
de gaven, die zij boven anderen bezaten.
Een leven van zinnelijk genot lachte hun
meer toe en zjj wjjdden daaraan tjjd en
geld en, wat nog erger isvaak ge.
zondheid. En toen de omstandigheden ver
anderden en zjj geroepen werden, om zelf
wat te zjjn, door eigen inspanning te leven
en te bestaan, toen werd het hun duideljjk,
dat zjj tot niets nut waren. Zij hadden van
geluk gedroomd, van een heerljjk leven, en
nu bemerkten ze, dat hun aanzjjn niets dan
een verloren leven is.
Hier loopt er een de kermissen af, om
met straatmuziek wat op te bedeltn, minder
om te eten en zich te kleeden dan wel om
geld te verzamelen, dat moet dienen, om
ziinen jeneverdorst te lesschen. Met loomen
tred, verwaarloosde kleeren, een gelaat, dat
de onloochenbare bewjjzen geeft van ver
slaafdheid aan den drank, schrijdt hg voort.
Heeft zjjn leven nog nnt voor hem zeiven?
Yoor anderen?
Voor anderen misschien, voor zoover men
in hem ziet een waarschuwend en afschrik-
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
kend voorbeeld. Die man is het treurig
beeld van een verloren leven.
(2
De oude Geertrui bestierde de huishou
ding, zjj kookte uitstekend en was altjjd
aan het schoonmakenhaar man hield den
tuin in orde, was tegeljjk gemeente-secre
taris, en smousjaste alle avonden van 't begin
van September tot den laatsten April met
mjjn oom. Verder was er een zeer aardig
boerinnetje in huis, dat als dienstmeisje
onder de bevelen van Geertrui stond, een
frissche achttienjarige deerne, die door haar
lustig gezang en guitig, gezond voorkomen
een tintje van vrooljjkbeid en leven mee
deelde aan de sombere omgeving, maar voor
wie ik natuurlijk geen oogen had. Mjjn
dagen gingen k&lm, en allen op elkaar ge
lijkende, voorbjj. 's Morgens ging ik door-
""^gaans reeds na het ontbjjt naar buiten, maar
dikwjjls ook las ik; ik had boeken meege
nomen, want ik was er op bedacht geweest
dat de bibliotheek op Boschzicht weinig
aantrekkelijks voor mg zou hebben. Mjjn
oom, die natuurlgk weinig te doen had en
zich juist daardoor verbeeldde dat hg het
heel druk had, nam mjjn tjjd volstrekt niet
in beslag.
»Je moet je hier maar zelf amuseeren,
neef,* had bjj reeds terstond tot mg gezegd,
en hjj had daar het zjjne toe bjjgebracht,
door mg in een soort van dorpssocieteit te
introdoceeren, waar ik den tweeden dag
even geweest was en mg zeiven plechtig
beloofd had niet weer heen te gaan. Zoo
Daar in gindsche nette woning woont
een rjjk manhjj bezit een paar ton, die
hjj erfde van zjjne ouders en andere bloed
verwanten.
't Huisraad daar binnen is kostbaar, maar
de overvloed van meubelen en sieraden doen
het oog niet prettig aan wanspraak spreekt
ait alles. De rijke man is gehuwd, maar
bet hnweljjk bleef kinderloos en van huiselijk
geluk is geen sprake. Probeer het eens met
man en vrouw over wat anders dan over
eten, drinken, kleeren, over bnren en hunne
tekortkomingen te spreken 't Is een hope.
loos pogea. Beiden leven uitsluitend voor
de zaken, die, we daar noemden. Hooger
leven en streven iv bun onbekend. Als ge
een bart bezit, dat warm klopt voor uwe
medemenschen, dan houdt ge het geen
kwartier bij zulke menschen uit. De kilheid
van hun leven doet u onaangenaam aan.
Het leven van die menschen is een verloren
leven. Hun sterven zal misschien voor na
gelaten neven en nichten een zegen worden,
als zij, wat ze erven, beter gebruiken tot
zegen voor zich zeiven en hunne naasten.
Wat hoopt er menigeen zjjn schatten
op, zjjn kapitaal met de renten jaar in en
jaar uit vermeerderende. Hoe veel leed konden
ze met een klein deel van hun geld lenigen,
hoe vele nattige zaken hier en elders stennen
Zjj doen het niet, omdat ze het menscheljjk
gevoel verloochenen en slechts aan zelfzucht
zich overgeven. Zulk een nutteloos egoïstisch
bestaan is het droeve beeld van een ver
loren leven.
Hoe schoon verrjjst tegenover zulke fi
guren in de wereld het beeld van den wel
doener, die oog en hart heeft voor de nooden
en behoeften zjjner naastendie helpt waar
bjj kan; die weldadigheid een sieraad van
's menschen hart noemt; die evenzeer den
drang in zich voelt tot ontwikkeling als
tot betoon van liefde.
Ean rjjke, die alleen voor zich zei ven leeft,
is waarljjk niet benijdenswaardig; zjjn
geluk als de bevrediging van zinnelgke
eiscben met zulk een mooien naam mag
genoemd worden staat verre beneden
dat van den man, die in het zweet zjjns
eenzaamheid was niet geschikt, mjj tot andere
gedachten te brengen of mijn gemoed zachter
te stemmen. Wanneer men verdriet heeft,
is niets verderfelijker dan veel vrjjen tijd;
voor mjj was er een zeker genot in om te
verwjjlen bjj al het bittere en grievende dat
de laatste maanden mjj gebracht hadden
ik kon mjj als het ware niet genoeg ver
zadigen aan het smarteljjke denkbeeld dat
ik bedrogen en misleid was; zooals ik reeds
zeide, mjjn geloof aan vrouweljjke deugd
en waardigheid was geheel verdwenen. Men
bedenke dat ik jong was, weinig ondervin
ding bad en dat ik mjjn moeder nooit
gekend had.
Ik was misschien veertien dagen op Bosch-
zicht geweest, toen ik op zekeren Zaterdag
zonder doel door het dorp dwaalde. De laatste
dag der week op een dorp heeft iets eigen
aardigs. Men komt geen huisje voorbjj of
men ziet de menschen ijverig bezig met alles
schoon en in orde te maken voor den Zondag.
Overal wordt er geschrobd, geboend en ge
poetst; het is een aangename voorbereiding
tot den sabbat, die op bet land zooveel ge
noeglijker wordt doorgebracht dan in de stad.
Op ongeveer een kwartier afstands van
het dorp stond de kleine kerk en daarbjj
was ook het kerkhof. Het laatste was zeer
eenvoudig. De weg, die er heenleiddde, was
eenigszins heuvelachtig en vooral belommerd.
Onwillekeurig sloeg ik hem in.
Het was in 't laatst van Augustus en
het weer was prachtig. Het groen had
reeds die verschillende tinten en schakee
ringen aangenomen, die den herfst bjjna
nog schooner maken dan den zomer. De
lucht was vervuld met de versterkende,
aangename geuren van dennen bosschen en
heigrond. Overal heerschte rust en vrede.
Plotseling werd da stilte afgebroken door
Ue welluidende tonen der dorpsklok, en uit
aansebjjns zjjn brood eet, maar die wat
voor een ander over beeft. De tevredenheid
met zijn lot en leven spreekt uit zijn gelaat.
In waarheidmen moge weinig of veel
bezitten, het doet er niet toe, als we met
ijver de taak volbrengen, die de onze is;
als we getrouw onzen plicht betrachten en
als wjjze rentmeesters de krachten en ver
mogens van lichaam en geest tot ontwik
keling brenger, dan wordt ons leven een
zegen. Of we dan knecht of baas zijn, ge
bieders of gebodenen, altjjd zal er een leven
en streven openbaar worden, dat van ka
rakter, van fierheid, liefde en kracht spreekt.
Die tot veel geroepen is en weinig volbrengt,
kan het zelfverwijt niet ontkomen, dat zjjn
leven een verloren leven is. Die traag is
in het volbrengen van datgene, wat aan
zijn zorgen is toevertrouwd, zijn leven bezit
weioig waarde. Door noeste vlijt en in
spanning van den geest zijn duizenden tot
mannen van beteekenis opgeklommen. Han
leven is een welbesteed leven en eene wel
daad voor de maatschappij.
Welk een machtigen invloed kannen de
ouders door eene verstandige opvoeding
hunner kinderen oefenen, opdat het leven
dier kinderen in later jaren een welbesteed
leven zjj. Hoe zalig moet het by ons heen
gaan zjjn, eerst nog even terug te mogen
blikken op een welvolbracht leven
Worde het ieders doel!
Buitenland.
Eindeljjk, ongeveer een jaar nadat men
er 't laatst van gehoord had, is bericht ont
vangen van de Belgische Zuidpool-expeditie
onder Adrien de Gerlaehe.
De familie Gerlaehe heeft uit Punta-Arenas
(Patagonië) een telegram ontvangen, dat
in zijn laconisme althans de behouden terug
komst van de expeditie schjjnt te bewijzen
»BelgicaAdrien*. Men zal nu wel spoedig
te weten komen of de tocht eenig succes
heeft gehad. Een later telegram van Havas
meldt den dood van een der leden van de
expeditie, luitenant Danco, belast met de
magnetische waarnemingen.
De »Belgica« vertrok den 16n Augustus
1897 uit Antwerpen. De laatste berichten
waren van 8 Februari 1898 gedagteekend
ze waren door een postduif te Punta-Arenas
gebracht; de »Belgica« was toen nit de
een zijlaan kwam langzaam en statig een
lijkkoets te voorschjjn. De begrafenis was
heel zrmoadig en er volgde slechts één
rouwdrager, een oud man die met gebogen
hoofd voortliep. Ik volgde nieuwsgierig. Ik
zag hoe het lage ijzeren hek werd geopend,
hoe de lijkkist uit de koets werd genomen
en door een paar mannen en den dood
graver naar het algemeene armengraf werd
gedragen. Er was niemand bjj tegenwoordig,
er werd geen woord gesprokener was
iets onbeschrijfelijk weemoedigs en treurigs
in die begrafenis op dien zonnigen zomer
dag, en in het denkbeeld dat niemand hier
scheen te ljjden, dat niemand iets scheen te
verliezen dan een oud afgeleefd man, die
peinzend bij de groeve bleef staan, toen
alles was afgd open. De beide mannen die
geholpen haddm, zetten zich op een bank
bjj den ingang neer om uit te rusten. Ik
naderde hen zonder door hen gezien te
worden, en luisterde naar hun gesprek.
»Heb je gehoord, Gerrit,« zei de een,
»hoe de dominé tweemaal heeft laten vragen
om bjj haar te komen, en dat zjj het niet
heeft gewild?*
>Ja, ik denk, dat ze te benauwd en te
bang was om den eerwaarden man te zien.
8lecht was ze, door en door. Ik geloof dat
ze in de laatste twintig jaar niet in de kerk
geweest is. Zjj vreesde God noch gebod.*
»Je kon wel merken dat zjj niet veel
deugdemet geen chistenmensch ging zjj om.«
>Ze was nog trotsch ook op haar manier.
Weet je w>l dat zjj altjjd bedankte voor
de bedeeliug? Ik zelf heb haar zeker wel
tienmaal geraden om dien doofstommen jon
gen in het gesticht te doen, maar jawel,
daar wilde zjj niet van hooren.*
»Nou, daar was 't ook niet heel pluis
mee. Je hebt wel van Letje Verkerk ge
hoord? Niet? 'c Is ook al zoo lang geleden.
Magelaan-straat naar het zuiden vertrokken.
>Kort daarna*, meldt de «Petit-Bleu* in
haar bericht over de terugkomst van de
expeditie, >is in België het bericht verspreid
dat de »Belgiea« in de Braglestraat, ten
noorden van Kaap Hoorn, verongelukt was,
en de »Petit Bleu* heeft veel moeite gehad,
dat sombere gerucht uit de wereld te
brengen.
De overheid te Berljjn heeft drie Rus
sische Polen, een electrotechnicns, een boek
houder en een koopman, uit het Pruisische
gebied gf>zet. Verleden week had men in
bnnue woningen huiszoeking gedaan zonder
iets te ontdekken. Dadeljjk daarop kregen
de Polen echter bevel, Berlijn binnen twee
etmalen te verlaten. Het is niet duideljjk,
wat zij misdreven hebben of waarvan de
politie hen verdenkt. De electrotechnicus
was sedert twee jaar werkzaam bjj een van
de eerste electrotechnische firma's van Berljjn.
Verschillende menschen, die met den Dnit-
schen Keizer mee zijn geweest naar Pale
stina, hebben Aleppo-bnilen meegebracht.
Dit zijn knopachtige gezwellen aan gezicht
en ledematen, die meestal langer dan een
jaar bljjven. Dan breken ze door, er ont
staat een zweer en de plaats groeit dicht.
De ziekte neemt gelukkig meestal een goed
aardig beloop. Voor zoover men weet, komt
zjj alleen voor te Tunis, Bagdad, Biskra en
Aleppo. Volgens prof. Lassar, is deze huid
ziekte waarscbjjnljjk het gevolg van mus
kietenbeten.
Een krankzinnige, Léon Bardon, lid eener
zeer geachte familie te Perpignan, heeft
aan de bewakers die hem naar een gesticht
overbrachten weten te ontsnappen en zijn
schoonzuster, echtgenoote van den ex-maire
van Perpignan, toen zjj met haar doch
tertje uit de kerk kwam en op hem toetrad
ora hem te groeten, doodgeschoten. Daarna
joeg hjj zich zelf een kogel door het hoofd.
Het arme kind, dat dit verscbrikkeljjk too-
neel bjj woonde, heeft sedert nog geen woord
kannen spreken.
Aartshertog Ernst van Oostenrjjk is in
Arco overleden, vier-en-zeventig jaar oud.
Hg was een zoon van aartshertog Reinier,
die in 1866 gestorven is en een broer van
den tegenwoordigen aartshertog Reinier.
en het rechte weet ik er ook niet van. 't Is
waar, dat mjjn vrouw nog al met Grada
ophad toen onze Anne een jaar of vijf ge
leden zoo erg de koorts had, heeft Grada
't kind opgepast, en de kleine meid is beter
gewordenmaar ik vertrouwde 't spel niet.
Ik vroeg aan mjjn vrouw of er niet wat
van hekserij onder zou loopen. Ik heb 't
toen ook nog aan den dominé gevraagd
die schndde wel 't hoofd over de hekserjj,
maar zegen kon er toch niet op rusten,
zei hjj, »want 't kwam niet uit deu Heere.*
»'t Is dan ook geen wonder dat niemand
mee wilde gaan om te begraven. Toen da
doodgraver mjj vroeg even te helpen, heb
ik geen neen willen zeggen, maar mijn
zwarte jas wou ik er toch niet voor aan
trekken.*
»Ze zeggen,* hervatte de eerste spreker,
»dat Andries de begrafenis betaald heeft.
Ze heeft niets nagelaten, en toch, toen die
doofstomme jongen voor twee maanden
stierf, heeft ze hem laten begraven met een
statie, alsof 't een heer wastoen waren er
vier dragers en een kist van dennenhout.
Hoe ze er zelf onder gestopt werd, kon
haar niet schelen. Wel, ze was nog erger
dan een heiden.*
»Andries wou nooit kwaad van haar
sprekenhjj is haar dan ook alleen gaan
begraven, en je kon wel zien dat hg heele-
iiiaal kapot was.*
>Ja, die Andries beeldt zich ook heel wat
in, omdat hg evenals zjjn vader vóór hem
schoolmeester is. Nou, ik zou je ook meer
van hein en Grada kunnen vertellen. Iedereen
op het dorp zeide, dat het tusschen die
twee ook niet altjjd in ien haak is geweest;
maar ik zou er voor geen geld iets van
willen zeggen't mensch is dood en van de
dooden mag je geen kwaad spreken.*
't Kwaui tnii voor dat hü met die kotste
De Russische regeering heeft bepaald, dat
Israëlietische kooplieden voor de stad en
het gonvennment Moskou alleen met toe
stemming van den minister van financiën
en den gouverneur gildebewijzen le klas
kunnen krjjgen en dan met hunne vrouwen,
minderjarige zoons en ongehuwde dochters
te Moskou mogen wonen. Na verloop van
tien jaren moeten zij de toestemming van
beide ambtenaren vragen voor de verlenging
dier concessie. Zjj zjjn echter in geen geval
tot openbare ambten verkiesbaar.
De Keizer van Rusland is ten zeerste
ontstemd over de houding van zjjn minister
van binnenl. zaken Goremykin, die herhaal
delijk bljjk beeft gegeven niet op de hoogte
van den toestand te zijn en zijn meester
ook eene geheel onjuiste voorstelling heeft
gegeven van de onlusten onder de studenten.
Toen de Keizer van andere zijde omtrent
den waren stand van zaken werd ingelicht,
gaf bjj den minister zoo duideljjk zjjne
ontevredenheid te kennen, dat deze zjjn
ontslag vroeg. In overleg met zjjn oud-oora
grootvorst Michael, voorzitter van den Rijks
raad, bood de Keizer daarop de portefeuille
van binnenl. zaken aan den bekwamen mi
nister van financiën Witte, die zich bereid
verklaarde haar te aanvaarden, maar het
niet gewenscht achtte op het oogenblik de
leiding van zjjn departement neer te leggen.
Hjj gevoelde zich echter krachtig genoeg
om, wanneer de Keizer hem dat vertrouwen
wilde schenken, beide portefeuilles tegeljjk
te vervullen en de Keizer zal nu eerstdaags
een besluit in dien geest teekenen.
De studenten-onlusten breiden zich in
Rusland uit, zoodat bjjna alle hoogescholen
des rjjks gesloten zjjn.
Met groote ingenomenheid zal men hooren
wat graaf Leo Tolstój onlangs tot een Fin-
sehen vriend over Finland heeft gezegd.
Het is te opmerkelijker omdat Tolstój een
tegenstander is van sterk nationaliteitgevoel
en voor het vèrloren gaan van een natie
dus weinig kan voelen.
Tolstój zeide: Alle beschaafde Rassen,
zijn met Finland, evenals ik. Ik vind dat
men de Russische toestanden in overeen
stemming moest brengen met de Finsche,
in plaats van te beproeven Finland Rus
sisch te maken.*
zinsnede had kannen beginnen. Maar zoo
gaat het meer. Wanneer de menschen naar
hartelust gelasterd en gelogen hebben, dan
eindigen zij dikwjjls met de woorden: >Maar
ik wil er de zegsman niet van zjjn, ik voor
mij houd niet van kwaadspreken.*
Ik luisterde niet verder naar de beile
landliedenhun gesprek liep thans over
koeien en varkens, en dat interesseerde mg
weinig. Ik keek naar het versch gedolven
graf, waar de oude man nog altjjd bij
stond. Mjjn nieuwsgierigheid was een weinig
opgewekt. Ik had zoo weinig afwisseling in
den laatsten tgd gehadik had zoo lang
over één punt gedacht en gemjjmerd, dat
iedere afleiding mg op 't oogenblik welkom
was. Ik naderde den grjjsaard en vroeg:
Wie heeft men daar begraven, vadertje?*
Hij keek mjj heel verwonderd aan, terwjjl
hg antwoordde:
>Grada van der Vliet, mjjnheer.*
Het was een man met een aangenaam
voorkomen. Zjjn diepliggende, grjjze oogen
hadden iets vriendeljjks en schranders. De
trekken van zjjn mager met rimpels door
ploegd gelaat, waren niet onregelmatig. Hg
droeg een zwarte lakensche jas, die op de
naden echter kaal en afgesleten was en er
heel ouder wetsch uitzag. Het weinige grjjze
haar was bedekt met een zwart wollen
kalotje.
Was het eene weduwe?* vroeg ik verder,
want hjj zeide niets meer en ik was onge
negen het gesprek nu reeds te laten rusten.
>Neen, mgnheer, zjj was ongetrouwd. Zjj
stond heel alleen op de wereld.*
>Ik hoorde niet veel goeds van haar ver
tellen,* vervolgde ik, »bjj het landvolk
scheen zjj niet in een goed blaadje te staan.*
Wondt vervolgd.
doolde ik tjjua den geheelen dag tot
aotsondergang ïn de vijje natuur rond, De