Bol Land van Hensdon on lllena. do Langstraat en do Bonwoiorwaard.
Een Vrouwenhater,
M 1789.
FEUILLETON.
T Land van alten#*
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
ZATERDAG 15 APRIL
1899.
Dit blad verschgnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prjjsvei hooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Ad7ertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
't Is nog niet zoo vele jaren geleden, dat
de heer Van Eeden in een Gids-artikel,
getiteld: >Werk en broodzjjn gegoede
medeburgers verweet, dat zjj leefden als
dievendat zjj anders gezegd leefden
van bet werk van anderen. Er werd niet
aangegeven waar dan die diefstal begon.
In een onzer couranten werd toen gevraagd
»is die reeds aanwezig bjj den werkman,
die geregeld arbeid heeft en een vrjj ruim
loon trekt, terwjjl zoovelen geen of minder
bezoldigd werk hebben, of eerst bp hem
die eenig kapitaal bezit? En hoe is het
met een uitvinder, een fabrikant, die hon
derden arbeid en brood verschaft? Pleegt
bij, die aan ben brood geeft, nu tevens
diefstal tegenover die arbeiders, omdat zr
hem onderhouden? Is het gebruiken van
vernuft niet al onrecht?*
Tot zulke gevolgtrekkingen leidt de stel-
l'ng, hier herinnerd. Doch die bewering is
een miskenning van de ongelijkheid, welk»
de gebeele natuur te aanschouwen geeft en
niet 't minst onder de menschpn. Er zjjn
zeker personen, die in weelde leven vai
onrechtmatig verkregen goed, maar de meer
derheid behoeft zich niet te schamen over
de verworven of geërfde wel van rt, verkregei
door eigen gaven, door inspanning en spaar
zaamheid.
Veel ellende wordt geleden, maar als men
den oorsprong nagaat, zal men in vele
gevallen de verklaring vinden in een ge-
brekkigen aanleg van geest of lichaam, ir,
luiheid, verkwisting, onmatigheid, in onver
antwoordelijk lichtzinnige huwelijken, als
anderszins. En bet zjjn vooral de natuurlijke
verschillen onder de menschen, welke ook
het onderscheid in levensomstandigheden
teweegbrengt. En men heeft evenmin recht
hem, die wegens gunstige toestanden wel
vaart geniet, een dief te noemen, als men
Lmand er een grief van maakt, dat bp
niet blind of doof is. Wie van nature niet
is misdeeld, wie een door arbeid verkregen
welvaart geniet, behoeft zich er geeu ver-
wjjt van te maken. Maar wel treffe hem
een ernstig verwjjt, als hij zich daarbjj niet
mensch toont, niet den plicht gevoelt, om
zijn misdeelde medemenschen naar ver
mogen te helpen. Dat dit onvoldoende ge
schiedt, worde erkend; evenzeer dat men
niet berusten mag tegenover ellende. Doch
door Mevr. LA CHAPELLERoobol.
Ik was een beetje verwonderd. Zou het
dan toeh waar zjjn, dat Greta Tienis niet
lief bad? Zjj sprak er zoo bedaard, zoo
kalm over. Ik had, toen zjj uitging, geen
plan over iets bjjzonders met haar te praten,
maar nu nam ik in eens een besluit. «Grada*,
zeide ik aarzelend, «ik heb ook altjjd ge
dacht dat jjj een goed oog op Tienis had,
is dat dan niet waar?*
De dochter van Vervliet had geen zacht,
lief gezichtje, maar zoo boos en donker,
als nu bad ik haar nog nooit zien kjjken.
Zjj antwoordde snibbig
«Wat raakt jou dat?*
«Meer dan je denkt,* zei ik, nog niet
heelemaal uit het veld geslagen. «Luister
eens Gradawjj kennen mekaar al zoo laDg,
en ik heb altjjd veel van je gehouden. Als
ik nu zeker wist, dat je je hart op geen
ander gezet heb, dan zou ik je vragen, of
je mjj hebben wilt. Heel veel kan ik je
niet gevenik zal nooit veel meer zjjn dan
een arme dorpsschoolmeester, maar je bent
het toch ook zoo heel groot niet gewend;
ik heb je zielslief en al hou jjj nu op 't
oogenblik nog niet zoo heel veel van mij,
dat zal met den tjjd wel komenik zou er
zoo mjjn best voor doen.* Ik zag haar
smeekend aanzjj was een beetje verwon
derd, en baar stem bad niets bards meer,
toen zp antwoordde:
Buitenland,
IIEUWÜBMD
VOOB
-■ IIIIIHI IBaMWDMBIW—iB—■MM—BWWmnWJIBmM -:*•
(4
elke gegoede burger voor een dief uit te
maken, dat gaat niet aan, dat is onverdiend,
ja laster.
Niet stelen Och, of dit verbod niet meer
herinnerd behoefde te wordenHelaas, zoo
ver zijn wij nog niet.
In April '97 zei de minister aan financiën
in zjjn «memorie van antwoord* over de
regeling van het successierecht en van over
gang bjj overljjden, «dat de regeering het
zon betreuren als de schatkist nog langer
bleef blootgesteld aan ernstige en toene
mende benadeelingen en ontduikingen op
groote schaal. Men neme maatregelen, om
dat de meest demoraliseerende wjjze van
ontduiken reeds veel te groote afmetingen
aanneemt.* En onlangs zag de minister zich
genoodzaakt een wetsontwerp in te dienen
tot wjjziping en aanvulling der wet op de
vermogensbelasting, want van de 100 keer
dat aangiften voor het rpcht van successie
wordt gedaan, blijkt het 20 tot 30 maal,
dat bij het leven te lage aangifte voor de
vermogensbelasting geschiedde. Hieronder
schuilen zeker verkeerde aangiften, welkp
te goeder trouw zjjn, maar overigens zjjn
zij, die op znlk een wijze bedrog plegen
«brave landgenootentgeëerd en gezien, uit
alle rangen der maatschappjjde «gezeten*
burgerlieden zoowel als de meer gefortu-
neerden, werd verzekerd, iedere stand levert
zjjn contigent.
«Zouden*, werd eens gevraagd, «ge
meenteraden gunstiger ervaringen hebben
van de goede trouw en eerlijkheid der burgerp,
dan 's lands regeering?*
Belastingontduiking schjjnt wel eene dier
nationale zonden te wezen, welke bedreven
worden door ben, die min of meer tot de
«gegoeden* behooren, door dezulken die
doorgaan iD hun kring voor achtenswaar-
digen en die het soms zoo druk hebben over
gering zedeljjk bewustzijn bij de menigte.
Maar ontduiking van belasting is dief
stal. Het is een bewjjs van ontwikkeld
besef van den band tnssehen den staat en
zijn bnrgers, als de openbare meening dit
erkent. Het is een openbaring van een
gebrekkig volksleven, wanneer men daarin
geen misdrijf ziet.
O wat al treurige begrippen omtrent
eerlijkheid leven voort!
Wie b.v. op reis zjjn kind voor jonger
laat doorgaan dan het iswie niet op tjjd
zjjn schulden betaalt en zjjn rekeningen
«Andries, ik weet dat je 't goed met mjj
meent, daarom wil ik je ook vertrouwen,
en je oprecht zeggen hoe het met mjj ge
steld is. Ik kan niet doen wat je me vraagt
neen, zeker niet. Als Tienis mjj tot vrouw
gevraagd had, dan zou ik ja gezegd hebben,
dat wil ik je wel bekennener steekt geen
schande in. Maar 't is heel natuurljjk, dat
hjj meer zin heeft in Letje. Ik weet wel
dat jjj heel veel van mjj houdt, maar ik
zou nooit willen trouwen als ik niet heele
maal kon betalen wat mij gegeven werd
dat zal ik nu en later ook niet kunnen doen,
Andries, en daarom moet je mjj belooven
dat je nooit meer hierover met mjj zult
spreken. Kom, geef me een ferme hand en
laten we het voor afgesproken houden, dat
er tasschen ons nooit meer van een vrjjage
sprake zal zijn.*
Ze zei het zoo kortweg, en ik kon dnideljjk
zien, dat ze het meende, dat mjj geen hoop
meer overbleef. Maar wij scheidden als vrien
den en dat, ja, dat zjjn wjj altijd gebleven.
Van dien tjjd af deed Grada haar best
om met Letje op een goeden voet te komen.
deed niet mee met de andere dorps
meisjes, waarvan er menig, en teleurgesteld
was, en die niet weinig op het aanstaande
bruidje te zeggen hadden. Maar 't hielp
haar niet veel; Letje nam haar vooikomend
heid niet aan en zjj scheen Tienis zelfs tegen
haar op te zetten, want die begon Grada
ook met een stjjf gezicht aan te zien en hij
kwam bjjna nooit meer in den kruideniers
winkel. Dit griefde haar erg; de overige
boerinnetjes fluisterden onder elkander, dat
Grada valsch wasvroeger had ze ook wel
meegedaan om op Letjs af te geven en na
ging ze weer zoete broodjes bakkenmaar
Tienis was er tech niet van gediend, en zoo
vereffentwie niet nauwgezet zijn verbinte
nissen voldoet wie achterhoudt wat hij
vond; wie niet binnen een vastgestelden
termpu teruggeeft, wat bjj leende; wie
oneerlijkheden pleegt met maten en ge
wichten wie op welke wijze ook
een ander tot eigen voordeel benadeelt
wie slechter werk levert dan waarvoor hjj
betaald wordt; wie «dagdieft* en werkuren
verluiert wie misbruik maakt van arbeids
krachten en anderen een rnsttjjdonthoudt...
zjj allen maken zich schuldig aan diefstal
evengoed als de dienstbode, die van over
geschoten spijzen geeft aan anderen, van
spijzen waarover het haar niet vrjj staat
te beschikken.
Iemand stelde eens voor in de spoorweg
coupé^ een reglement op te hangen met
mededeelingen ten bate van het publiek.
Een ander vond het onpraktisch en ge
waagd, vreezend dat het door reizigers
meegenomen zon worden.
Ook eerljjkheid welke zich taxeeren laat,
is geen zuivere eerljjkheid meer. Zij ver
mengt zich, behalve met vrees voor ont
dekking, met kans op gewin. De beste
manier om de deugd der eerljjkheid op te
wekken en te versterken is: haar voor te
stellen als iets dat van zelf spreekt. Be
looning voor eerljjkheid moest beleedigend
zjjn voor het eergevoel; slechts de arme
kan zich laten welgevallen, dat de vreugde
van den eigenaar zich in den vorm van
een gift uit, maar mag zelfs daarmee zijn
eerljjkheid niet beloond achten.
Men brenge niemand in verzoeking om
oneerlijk te worden. Ach, dat er alom beter
contróle ware! Zij is niet beleedigend. De
eerlijke wil baar; den zwakke is zjj een
prikkel ten goede.
Er is hooge moraliteit noodig om altoos
eerlijk te wezen, eerlijk in zjjn woorden,
zjjn daden en gedragingen. In theorie
zeggen allen: *recht door zee,* en eerlijk
duurt het langstmaar de praktjjk? >Eerlijk
is eerlijk, maar zaken zijn zaken,* zoo
luidt het dikwerf.
Niet stelenLetterlpk niet, doch over-
drachteljjk evenmin
Ontroof, lasteraar, niemand diens goeden
naam, noch de achting, welke hjj terecht
geniet, noch zijn invloed welken hjj oefent.
Ontneem nimmer uwen medemensch zjjn
vertrouwen in menschen en in het goede,
zjjn hoop, zjjn idealen.
verder.
De lente ging voorbjj; de oude Vervliet
begon te sukkelen; hij werd zwak en had
veri koorts en Grada kwam niet veel de
deur uit; zij bediende den winkel en paste
haar vader op, die sinds 't begin van den
zomer zijn kamer niet meer verliet. Letje
en Tienis zouden in Augustus trouwen. Hjj
maakte zjjn kleine huisje zoo netjes in orde
als hij kon. Ze hadden geen van beiden een
cent in de wereld, maar hp verdiende een
mooi dagloon, hjj paste best op en zou
mettertjjd wel vooruit komenen wat Letje
aangaat, ze was jjdel en nuffig, maar handig
en netjes ook, dat moet gezegd wor ien.
Zoowat tegen half Juli kwam de jongste
zoon van den notaris met de vaeantie uit
Utrecht thuis en bracht een vriend mee.
Die vriend was een leelpke jongen met een
mager, ble^k gezicht en waterige, groen
achtige oogen. Hij en Tienis hadden net
zoo veel van elkaar als een motregen van
een zomer-zonneschjjn.
Maar hjj was een heer, een student, en
Tienis met zjjn breede schouders, zjjn zwart
krulhaar en zjjn heldere oogen, was maar
een boerenjongen.
Spoedig werd er in 't dorp verteld, dat
die vreemde kwant om Letje heendraaide
en dat deze er wel van gediend was. Er is
niets in de wereld, waaraan de menschen
zoo gauw geloof slaan als aan het kwade,
't welk men van hun naasten vertelt. Eer
er veertien dagen verloopen waren, had
Plenntje van den molenaar gezien, hoe die
vreemde mpnheer Letje gezoend had in het
bobchje achter den molen, en Truida zei, dat
hp Zon lags in de kerk, in plaats van naar
dominee te luisteren, oogjes gaf aan het
meisje van Tienis, en dat zjj tegen hem lachte.
Eerbiedig ieders eigendom Zjjn stoffelijk
bezit zult ge niet aantasten, natuurljjk niet,
maar evenmin wat hij bezit aan zedeljjke
hoedanigheden ontsteel hem niet zijn geest
drift, zjjn gave van bewonderen, zjjn drang
om bijwjjlen te trillen van verontwaardiging,
zjjn veerkracht, zjjn vatbaarheid voor ver
heffende indrukken, zjjn ontvankeljjkheid
voor reine aandoeningen.
Yele eeuwen geleden werd reeds ge
schreven >gij zult niet stelen.* Hoeveel
verder zjjn wjj nu, ondanks alle ontwikke
ling en onze hooggeroemde beschaving?
Uit St.-Quentin ontvangt de «Temp* een
gchrjjven, waarin de zelfmoord te Catele
door den vroegeren particulieren secretaris
van kolonel Henry, adjudant Lorimier
wordt bevestigd.
Lorimier heeft bjjna nooit over Henry
gesproken na diens zelfmoord, en men be
weert dat Lorimier door den tragischen
dood zoo geschokt was, dat zjin geest seder
dien tjjd eenigszins was getroubleerd.
De «Temps* heeft aan 't ministerie van
oorlog een onderzoek ingesteld. Men ver
klaarde niet bekend te zjjn met het feit, dat
aan Lorimier een telegram was gezonden
waarin bjj naar Parjjs werd geroepen. Men
neemt er veeleer aan, dat aan hem geen
telegram is geadresseerd.
De «Petit Bleu* ontvangt uit St. Quentin
bericht, dat Lorimier aan hypochondrie leec
Zaterdagmorgen ontving hjj tweemaal zijn
brieven van de post. Hjj nam kennis van
den inhoud, wist toen te ontsnappen aan
het toezicht, waaronder hjj op bevel van
den geneesheer stond en hing zich in den
stal op. Lorimier was 39 jaar oud. De
familie weigert verdere inlichtingen te geven
Een Fransch blad deelt het verhaal mede
van een intiem kennis van den lnitenan
van de artillerie Bernheim, dat hjj in 189^:
Esterhazy te Rouaan heeft gekend en da
deze hem met goedkeuring van zijn leger-
chef, het «manuel de tir* heeft geleend, da
Esterhazy volgens generaal Roget nooit in
zjjn bezit zou gehad hebben.
Onlangs keerde een inwoner van Yernet,
een plaatsje in Frankrjjk, per fiets van een
naburig dorp huiswaarts. Een gedeelte van
den weg, dien hij af te leggen had, helde
sterk en daar gekomen nam hjj de voeten
Die praatjes liepen in 't dorp rond en ieder
een kende ze, behalve hij dien ze 't mees
van nabjj aangingen. Niemand had den
moed er iets van tegen Tienis te zeggen;
hjj was niet gemakkelijk en ik geloof dat
hij den eersten den besten, die 't zou ge
waagd hebben iets ten nadeele van zijn
Letje te zeggen, zóó zou hebben toegetakeld,
dat de lust hem een tweeden keer zon zijn
vergaan. Grada hoorde de praatjes ook, zij
schudde er 't hoofd over of sprak ze heftig
tegen en haalde zich daardoor den onwil
van 't heele dorp op den hals; maar haar
gezicht stond bekommerd en ik wist, dat
zij niet alleen bezorgd was voor haar zieken
vader.
Op een mooien morgen, in 't begin van
Augustus, vertrok de vreemde mpnheer. Ik
zag hem toevallig in de diligence stappen,
die hem naar het naaste station bracht.
Tienis, die sedert zjjn verkeering met Letje
dikwjjls behulpzaam was in de woning van
den notaris, hielp zelf zjjn koffer opladen.
Ik zag hoe de student hem lachend een fooi
gaf en hoe Tienis zijn pet afnam en hem
bedankte. Mpn God, als hij toen iets had
kunnen vermoedenAan den avond van
dienzelfden dag ging ik naar den ouden
Vervliet hooren. Het ging langzaam achter
uit. Ik bleef nog een beetje met Grada
praten.
«Die vreemde snoeshaan is toch weg,*
zeide ik, «het zjjn toch allemaal leugens
geweest, die ze van hem en Letje verteld
hebben.*
«Goddank,* klonk het antwoord, «ik ben
dankbaar, dat het goed is afgeloopen en ik
zal heel bljj zjjn als ze getrouwd zjjndan
zal dat gekakel wel voor goed gedaan zjjn.«
Op dit oogenblik werd de klink van de
van de pedalen en rolde in vliegende vaart
de helling af. Bevreesd voor ongelukken
wilde hjj den gang zijner machine matigen
en daar hjj geen rem aan zijn fiets had,
zette hjj een der voeten op den band van
het voorwiel, met het ongelnkkig gevolg
echter, dat de voet beklemd werd en de
wielrjjder ter aarde viel, waar hij zwaar
verwond, bewusteloos bleef liggen. Door het
verlies van het bloed, dat nit twee diepe
hoofdwonden stroomde, zou de man zeker
bezweken zjjn, ware het niet, dat zijn hond,
die hem op zb"n tocht vergezeld had, naar
een naburige ho8ve rende en door blaffen
en huilen de bewoners opmerkzaam had
gemaakt. Liefderjjk opgenomen en verpleegd,
is er voor den man, wiens schedel door den
val geheel was opengespleten, nu hoop op
herstel.
«Dagens Nyheter* bevat een brief van
dr. Martin, die onlangs naar Siberië ver
trokken is, om achter de waarheid te komen
van bet verhaal der Toeugoezen betreffende
Andrée. Hjj schrijft: Ik ga allereerst naar
Tomsk om te onderzoeken of de jager Ljalin
een bedrieger is of een betrouwbaar man;
de overheid stelt geen vertrouwen in hem,
maar hjj is een banneling. Yan Tomsk ga
ik naar Krasnoyarsk, en al zegt men mjj
daar ook honderdmaal dat de heele historie
verzonnen is, dan zal ik toch doorreizen
naar de Siberische woudstreek; alleen op
die wjjze kan ik te weten komen wat er
van de zaak is. Ik ben nog overtuigd dat
Ljalin's verhaal tenminste ten deele juist is,
en velen gelooven evenals ik dat de Toen-
hoezen nooit de volle waarheid zouden zeggen
aan de Russische overheidspersonen.
In een later bericht, dat Martin telegra
feerde uit Krnsnojarsk, wordt melding ge
maakt van het afzenden eener kleine expe
ditie, door de universiteit van Tomsk, naar
het Pit-gebied. Martin dacht spoedig uit die
streek terug te keeren. «Ljalin zoo seint
bjj ten slotte blijft mjj een raadsel.
In Servië komt het tot een conflict tns
sehen den Koning en zjjn vader Milan. Milan
heeft de brieven van koningin Nathalie aau
haren zoon onderschept. Het is maar te
hopen, dat eindeljjk den jongen Alexander
de schellen eens van de oogen vallen.
Yolgens de «Hamb. Corr.« eischt de
Duitsche regeering van Engeland en Ame
rika genoegdoening voor de kwetsing door
winkeldeur met veel geraas opgelicht en
een paar boerinnetjes kwamen, met een
hoogroode kleur van opgewondenheid, bin-
nenloopen. Grada ging naar voren. Nog
vóór zij den tjjd had om te vragen, wat
zij hebben wilden, hoorde ik hen bjjna
tegeljjk nitroepen «Wel, wat zegje er nou
van? Wjj hebben dan toch maar geljjk
gehad, en Tienis zal mooi op zjjn neus
staan kjjken!*
«Waar babbel-je toch over?* vroeg Grada
lang niet vriendeljjk.
«Wel,* zei Plenntje van den molenaar,
«zou jij niet weten waar 't heele dorp den
mond vol van heeft; hoe die mooie Mijnheer,
die bjj den notaris was, van morgen is
weggegaan, en hoe Letje van middag om
een nur of vier naar den dominee moest
om de versche eieren aan de juffrouw te
brengen? Bjj de herberg «de Witte Zwaan*
heeft zij de diligence opgewacht, en is er
netjes ingestapt; zjj ging hem achterna,
hoor, Klaas van der Horst heeft het zelf
gezien, 't was alles afgesproken werk. Klaas
wou er 't zjjne van weten, en is naar het
ïuis van den notaris gegaan, en jawel, Letje
is gevlogen. Mensch, je hoort nergens anders
vaa pratenwaar heb je gezeten, dat je 't
nog niet weet?*
Ik heb nooit iemand zóó zien veranderen
als Grada, toen zjj die tjjding hoorde; de
andere meisjes konden niet verbergen dat
zjj zich verheugden or er de treurige ge
beurtenis, maar Grada's gezicht drukte alleen
angst en schrik nit, toen zjj vroeg«En
Tienis?*
Wordt vervolgd.)