Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
M 2038.
FEUILLETON.
De èl te gelukkigen.
Uitgever: L.. J. VEERMAN, Heusden.
ZATERDAG 31 AUG.
1901.
Ons streven naar geluk.
LAND,VAN. ALTEN^
yoob
Dit blad versch^nt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprjjs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per poet zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën yan 16 regale 50 et. Elke regel
meer 71/, ct. Groote lettere naar plaateruimte.
Advertentiën worden tot Dinedag- en VrgdagaroEd
ingewacht.
De beroemde Duitsche wijsgeer Johann
Wolfgang von Goëfch®, heeft eens beweerd,
dat >des menschen wil zjjn geluk is.<
Het behoeft wel geen betoog, dat men
deze woorden in niet al te letterlijken zin
heeft op te vattenwant wanneer men,
door het eenvoudig te willenreeds gelukkig
kon zijn, dan zouden er bjjn» geen andere
dan gelukkige schepselen w^z^n. Slechts
zeer enkelen toch zouden niet willen.
Toeh liggen er genoeg groote waarheden
in deze eenvoudige uitspraak verscholen.
Gesteld eens, dat het gelnk een schat was,
die plotseling uit don hemel voor onze voeten
neerviel, zoodat wjj slechts voor het grjjpen
hadden; maar wjj verroerden geen vinger?
Wel beschouwd gebeurt iets dergeljjks
eiken dag. Immers, wjj willen wel den schat
bezittenmaar wjj willen niet de inspanning,
die noodig is om den schat te bereiken.
En dat, niettegenstaande het zeker waar
is, dat bjjna alle menschen wezenlijke ge
lukzoekers zijn. Wjj gebruiken dit woord
nn niet in de gewone beteeken is van het
woord; want die beteekenis is niet bjjzonder
gunstig. Gelukzoekers noemen wjj in den
regel hen, die alles *n nog wat probesren
om binnen den kortst mogeljjken tjjd het
meest mogeljjke geld te verwerven en daarbjj
zonder vast plan en met niet al te groote
kieskeurigheid te werk gaan. Zij slagen
somwjjlen; maar het wezenljjke geluk, het
gevoel dat de zaligheid van ons leven nit-
maakt, dat vinden zjj langs dien weg niet.
Dit laatste hebben wjj natnurljjk uitslui
tend op het oog. Het bezit van geld of
goed kan daar een onderdeel van zjjnniets
meer.
Trouwens, het menschelpk geluk bestaat
niet in ééne enkele zaak. Het is eon samen
stel en dat samenstel staat ia onafschei
delijk verband met onzen aard en ons ka
rakter, met al onze in- en uitwendige om
standigheden. Al die omstandigheden te
zamen bepalen de richting waarin wjj ons
voortbewegen, zijn de bronnen onzer wen-
scben en idealen, en, wanneer het streven
naar het bereiken daarvan met goeden uit
slag wordt bekroond, dan hebben wjj het
geluk gevonden, dat ieder in iets anders
zoekt, en, als hjj het vindt, in iets anders
dan zjjn buurman vindt.
(386 v. Chr.)
van PETER MARIAGER,
door W. F. P. ENKLAAR.
1)
Op een schoonen zomerdag, in de maand
Augustus, zag men een groot schip langs
de oostelqkste punt van Creta zeilen en
koers zetten naar de Aegeïsche zee. Een
frissche Oostenwind speelde met de purperen
vlag en deed het witte zeil, dat door een
netwerk van touw steviger was gemaakt,
zwellen.
Het sch p was een zoogenaamde Samene
(kog) en aan zjjn sterk gewelfden boeg zag
nen, dat het gebouwd wss om een aan
zienlijke lading te bergeD. Hoewel het bjjoa
zoo groot was als de oorlogsschepen uit
dien tjjd, zag men toch gemakkeljjk, dat
het een vreedzaam handelsschip waswant
onder het beeld, dat den voorsteven ver
sierde, en een Dorns de dochter van
Oceanns, voorstelde naar wie het schip ook
genoemd was, zou men te vergeefs naar
het eigenljjke wapen de vooruitspringende,
met jjzer beslagen snebbe gezocht heb
ben. Op den achtersteven stond het beeld
der Gooin Athene, het bekende Atti che
teeken,« ten bewgze dat het een Attisch
schip was. Voor de sterkte was da romp
van den eenen steven tot den anderen door
dikke touwen omwonden, die met een meng
sel van pik en was waren bestreken. Aan
Als men het zoo nemen wil, bljjveu wjj
zoeken, van het oogenblik dat de behoefte
aan geluk zich in onze ziel openbaart, en
dit is zeer spoedig, tot meu ons brengt naar
de plaats, waar onze aardsche belangen een
einde nemen. Wjj bljjven zoeken; niet in
deze beteekenis, dat wjj nergens op onzen
weg het begeerde vindenwant dan zon de
wereld inderdaad een tranendal wezen maar
in dezen zin, dat het streven naar geluk,
ook dan, wanneer wjj eenige bevrediging
voor de behoefte van ons hart gevonden
hebben, toch volstrekt geen einde neemt.
Niets is er wat ons volkomen bevredigt en
voor altoos verzadigt. Zelfs al hebben wjj
bereikt, wat wjj ons in de eerste en hoogste
plaats voorstelden, dan openen zich nieuwe
gezichtpuntener ontstaan andere wenschen
en behoeften en zjj nemen ook telkens een
hoogere vlucht.
Wjj tobben ons rends in onze jeugd af,
om tjjdig de loopbaan in te treden, waarop
onze keuze gevallen is dan vangt de strjjd
aan om ons in die loopbaan een bevredi
gende toekomst te scheppen. Dan doet zich
alras een nieuw ideaal voor en een bljjde
toekomst treedt lachend nader, waarin zich
het beeld afspiegelt van het hoogste denk
bare gelnk, in de vereeniging met den man
of de vrouw der keuze. Laten wjj ons voor
stellen en het is, Goddank, nog geen
zeldzame zaak geworden dat ook dit
streven met een slagen wordt bekroond, dan
zal de vervulling van dien hoogsten wensch
immers terstond het bewjjs meebrengen voor
de waarheid van het bekende woorddat
elk geluk slechts een deel van een grooter
geheel vormt!
Wjj weten toch allen wel, dat vrjj spoedig
een siille gedachte opwelt, die zich omzet
in een hartewensch naar den eersten kleinen
lieveling of de klein® lievelinge, en, waar
ook op deze bede verhooring volgt, daar is
tevens een gansche toekomst, een geheel
nieuwe wag geopend, als bezaaid met wen
schen en verlangens.
Twee waarheden mogen ons hierbjj wel
helder voor den geest staan.
Vooreerst maar dit is wellicht niemand
onzer onbekend dat het er verre van
verwjjderd is, dat het strev.;n naar gelnk
den men sch gelukkig maakt. Ook en dit
vooral dat wjj vaak niet vinden, omdat
wjj zoeken langs den verkeerden weg.
Het zoeken naar geluk is niet steeds van
voor de roeiriemen, en door de gaten bjj
den stuurstoel liepen de ankertouwen, die
om den kaapstander waren opgerold. Een
weinig onder het beeld van Doms waren
twee groote oogen geschilderd, waarschijn
lijk om te kennen te geven, dat het schip
zjjn weg over zee wel wist te vinden.
Op den achtersteven stond een groepje
reizigers in druk gesprek. Het waren Ly~
nische en Phoenicische kooplieden, die van
di-ze gelegenheid gebrnik maakten om Athe
ne te bezoeken, daar het schip, nadat het
de voornaamste havens van Klein-Azië be
zocht had, mat volle lading naar den Piraeus
terugkeerde.
De matrozen, die i» het voorste gedeelte
van het schip vereenigd waren, zongen
hunne eentonige liederen of lagen in he-
hageljjke rust in de schaduw van het zeil
op knoflook te kauwen, terwjjl eenige sla
ven, die voor den maaltjjd moesten zorgeD,
been en weer liepen. Aan den voet van den
msst was een lage tent opgeslagen, waar
voor een gordjjn hing, dat de opening even
wel niet geheel afsloot, zoodat men in de
tent een ia 't wit gekleeden knaap van 4
of 5 jaar bespeurd*, die op een kunstig
bewerkt en bont geschilderd stokpaardje
heen en weer reed. Maar er was weinig
ruimte en soms stiet hjj tegen een stapel
kisten en koffers, zoodat hjj struikelde en
bjjua viel. Zoo dikwflls dit gebeurde, hoorde
men uit het achterste gedeelte der tent de
stem eener jonge vrouw zeggen:
Callias moet hier bljjven, zooals moeder
gezegd heeft, anders komt het spook!
In de tent bevonden zich twee personen
de eigenaar en gezagvoerder van het schip,
een jong Attisch koopman, die op een rust-
volkomen onschuldigen aard, spruit niet
altjjd uit gansch reine bronnen voort.
Wjj willen een dwaasheid inderdaad
niet alleen gelukkig, maar gelukkiger
zjjn dan anderen. En dit is des te erger,
wjjl men altjjd meent dat zjjn buurman
meer geluk heeft dan men zelf bezit.
Bedenken wij wel eens dat, wie meer van
het lot wenscht dan anderen is toegedacht,
zjjn medemenschen eigenlijk het goede mis
gunt? Het is hem een ondragelijke gedachte,
dat er zjjn, die kunnen bogen op het bezit
van wat hem onthouden werd. Waarom die
en waarom ik niet? Dat is de zelfzuchtige
klacht, die uit deze gedachte voortvloeit.
Laat ons die gedachte terugdringen. Zjj
is bovendien onverstandig. Wjj kunnen niet
oordeelen over de mate van geluk onzor
medeschepselen; evenmin als wjj kunnen
oordeelen over de uestelheid van hnn ge
moed. Wjj hangen aan het uitwendige, zoo-
als wjj een woning zonden beoordeelen naar
den gevelvaak een gepleisterd graf
Laten wjj gelukkig willen zjjn; dat wil
vóór alles zeggenhet geluk in ons zeiven
zoeken. Dhn znllen ons minder teleurstel
lingen treffen en menige bittere ervaring
worden bespaard. In dien zin is wezenljjk
altoos des menschen wil zjjn geluk.
Buitenland.
Men weet nog altjjd niet, wat de eigen
lijke reden is van het oponthoud van prins
Tsjoen, den vurig verwachten verzoenings
bode van het Chineesche hof, te Bazel.
Zeker is alleen dat er druk over en weer
wordt geseind van daar naar Peking en
terug; dat kolonel Richter, die het gezant
schap op de geheele reis heeft vergezeld,
een vliegreis heeft gemaakt naar Wilhelms-
höhe om den Keizer rapport te doen; en
dat ook Loe-hai-hoean, de Chineesehe ge
zant, uit Berljjn te Bazel is aangekomen.
Zulk een buitengewone zenuwachtigheid
schijnt toch 'op iets anders te wjjzen dan
op een gewone onpasselijkheid van Tsjoen.
Een medewerker van de Allgemeine
Schweizer Zeitnng heeft een lang onder
hond gehad met Hiëng-tsjang, den aange
wezen opvolger van den tegenwoordigen
gezant te Berljjn. Op zijn vraag of de on
gesteldheid van prins Tsjoen de eenige
beweegreden was voor het uitstellen van
den tocht naar Berljjn, antwoordde Hiëng-
tsjang eenigszins aarzelend, dat de prins
zat.
Glaucus zoo heette hjj was een man
van 25 jaren, met een schoon, eenigszins
bleek, gelaat. Hjj droeg een lang, roodbruin
gewaad, met broeden witten rand, en daar
het brandend heet was, had hjj zjjn gordel
afgelegd. Zjj hand, waarin hjj een beschre
ven perkamentrol hield, had hjj laten zin
ken, alsof zijn gedachten niet bjj de woorden
waren, die daarin te lezen stonden.
Neen, riep hjj uit, terwjjl hjj de rol op
een tafeltje wierp en zjjn doakere lokken
achterover streek, ik kan dien wonderlgkea
man maar niet vergeten!
Welke man? vroeg zjjn echtgenoote.
Ik ken zjjn naam niet, Chariclea. Hjj
roeide naar het schip, toen we in de bocht
van Calenderis voor anker lagen, en wilde
ons eenige schapen verkoopen, die hjj in
zjjn bootje had. Gjj waart met de slaven aan
land gegaan om inkoopen te doen. Nauwe
lijks was hjj aan boord gekomen, of hjj
begon de vreemdste vragen te doen over
alles wat hjj zag. Hjj wilde weten of het
ivoor uit Indië duurder was dan het pur
per van Sardes en of men voor het geld,
dat een der met gouddraad doorwerkte ta
pijten uit Babyion waard was, wel een huis
zou kunnen bouwen.
Hoe zag die man er uit? vroeg Chariclea.
Hg geleek op Heracles (Hercules), zooals
die door de dramatische schrjjvers altjjd op
het tooneel wordt gebracüt. Hg was groot
en sterk, liep met eeu krommen rug en had
lompe manieren, terwjjl het haar hem woest
om het hoofd en in «ie oogen hing.
Wat deechbjj nog meer aan boord?
Hg kon niet genoeg naar zjjn zin alles
bekjjken. Hg zeide nooit te hebben kunnen
werkelijk niet wel was, maar dat hjj boven
dien berichten had nit Berljjn die hem
noodzaakten te Bazel te bljjven. Want de
prins kon de voorwaarden die men hem
te Berljjn wilde stellen, niet aannemen zon
der formeele machtiging van den Keizer
van China. In den verderen loop van het
onderhoud stond Hiëng-tsjang stil bij de
moeieljjkheden waarmede de teekening van
bet vredesprotocol gepaard ging en ver
klaarde hjj niets te kunnen zeggen van
den terugkeer des Keizers uit Si-ngan-foe
Daar Peking.
Een telegram uit Bazel dd. 28 Augustus
meldt: Hedenavond stortte in de voorstad
een nienw gebouwd huis van 5 verdiepingen
in. Tusschen de 20 en 25 arbeiders worden
vermist.
Tot heden zjjn 2 dooden en 8 gewonden
gevonden.
Te Marseille is de bankier Carcassonne
in hechtenis genomen. Men heeft totdus ver
verduisteringen ontdekt tot een bedrag van
2,400,000 frs.
De manneljjke en vrouweljjke werklie
den van de lucifersfabrieken te Marseille
hebben den arbeid gestaakt. Zjj eischen uit
breiding van personeel voor de vervaardi
ging der ia prjjs verlaagde waslucifers.
De Newyorksche Tribune* bevat een
schrjjven, waarin wordt beweerd, dat Rus
land de verdeeldheid in Midden Amerika
aanstookt om de Vereenigde Staten in
moniljjkheid te brengen, evenals het in China
getracht heeft de Unie op te zetten tegen
Engeland en haar op handelsgebied tegen
Duitschland in het harnas jaagt.
In Kystyten, een Russische stad bjj de
Duitsche grens, is in den nacht van Maan
dag op Dinsdag brand uitgebroken. Den
volgenden dag was het vuur nog niet ge
heel gebluscht. De stad is voor het groot
ste gedeelte in de asch gelegd en honder
den gezinnen hebben geen onderkomen.
Op de rivierstoomboot Trenton* is in de
nabjjheid van Torresdale (Pennsylvanie) een
ketel ontploft. Dertig menschen zjjn gedood
en velen gewond.
Donderdagnamiddag is een groote brand
uitgebroken in de Royal Albert Docks te
Londen. Een aantal loodsen met jute en
andere goederen staan in brand. Verscheiden
stonden. Ten laatste werd hjj mjj zóó lastig,
dat ik de matrozen bevel gaf hem weer in
zijne boot te zettenmaar de reus verweerde
zich, en zonder dat iemand er aan dacht,
lagen een paar van mjjn roeiers op het
dek, een er van zelfs met een wonde
aan het hoofd.
Buiten mjj zelf van woede, greep ik den
reus in de borst en riep hem toe: Verlaat
oogenblikkeljjk mjjn schip, Barbaar, of bjj
Zeas! het gaat niet goad met u! Maar
zie! Toen gebeurde er een wonder! Bjj het
woord Barbaar,* richtte hjj zich hoog op,
streek het haar uit de oogen en stond vóór
ons als een ander mensch. De onnoozele
uitdrukking van zjjn gelaat was verdwenen,
zjjne oogen schoten vlammen en zjjn krach
tige gestalte en donker gelaat maakten den
indruk van een ontembre sterkte en woest
heid. Wjj zien elkaar weer, Athener
riep hjj nit, schoof mgne matrozen ter zjjde,
alsof ze stroohalmen waren, sprong in zjjn
boot en roeide naar land.
Glaucus, zeide de joBge vrouw verblee-
kend, ik gevoel vrees voor dien man.
Zottintje! lachte Glaucus, ge uioest
er liever big om zjjn; en zachter voegde
hjj er bjj: Ik verlang naar tegenspoed. Wjj
zjjn al te gelukkig; het gaat ons als de
Goden: Wjj hebbeu niets mevr te wen
schen Ik heb overvloed van geld, een
schoon, ea ruim huis, uitgestrekte maga
zijnen in Athene en in den Piraeus, tal-
rjjke schepen op zee ea een heerljjk land
goed op Salamis. En heb ik niet mjjn
kleinea Cullias, die de erfgenaam wordt van
al mgn schatten?
Nu eerst kwam hem zjjn echtgenoote in
de gedachte. (In de oudheid nam de vrouw
honderden arbeiders zjjn bezig de in de
nabjjheid staande houtstapels nit den weg
te ruimen. De wind wakkert de vlammen
aan.
Uit Colon wordt aan de »New-York
Herald c geseind, dat de republiek Ecuador
bereid is, zich met Venezuela te vereenigen
tegen Columbia om de conservatieve regee
ring dezer republiek omver te werpen.
Ook in San Salvador dreigt op het oogen
blik eene omwenteling.
In het dorp Kitzik is een Bnrgaarschs
troep verschenen, die vjjf der voornaamste
inwoners gevangen nam, en hnn eerst de
vrijheid weergaf, nadat zjj gezworen hadden
zich niet langer te zullen verzetten tegen
het streven van het Bulgaarsch-Macedonisch
komitee.
Dezelfde troep nam te Pausowitz vjjf
Turken gevangen en verbrandde hen levend.
De Turkscbe overheid te Resna zond 50
soldaten tegen de onverlaten af, waarvan
3 in het gevecht werden gedood en 8 ge
wond; 7 man vielen den Bulgaren in han
den, waarop deze een bode zonden aan de
Turksche overheid te Monastir met den eisch
7 Bulgaarsche staatsgevangenen vrjj te laten,
onder bedreiging de gevangen soldaten van
het leven te zullen berooven. Er is nu een
geheel bataljon tegen de Bulgaren afge
zonden.
De slachtingen in Armenië schjjnen weer
te gaan beginnen, tenminste van uit Moesch
is aan den Sultan telegrafisch om bescher
ming verzocht tegen de buitensporigheden
der Koerden.
Een vreeseljjk drama heeft in het Hon-
gaarsehe dorp Tihany plaats gehad. Een
jongentje van 4 jaar speelde met lucifers.
Er ontstond brand in het huis, zoo hevig,
dat de vlammen oversloegen naar de aan
grenzende hoeve. De eigenares van die hoeve
ontstak in zulk een razende woede, dat zjj
op den jeugdigen, schuldeloozen brandstich
ter toesprong, het kind aangreep en het in
het vuur wierp, juist toen het dak instortte.
Al de vrouwen wierpen zich op haar en
zouden haar verscheurd hebben, indien zjj
niet een ander hnis was binnengevlucht.
Daar greep zjj een lang mes en trof daar
mede de moeder van haar slachtoffer, die
de moordenares in wanhoop nazette, doode-
ljjk in het hart.
10 gendarmen konden met groote moeite
Hjj hief zich halverwege op van de rust
bank en liet zjjn oogen op Chariclea vallen.
Haar dan gewaad, wit met groene ran
ken, liet den zachten nek en de blauk9
schouders vrjj, en de wjjze, waarop zjj haar
hoofd hield, verried de jonge huisvrouw uit
een edel geslacht, die gewoon was een tal-
rjjken stoet van slaven te gebieden.
Glaucns vatte haar zachte, met ringen
versierde hand.
En heb ik niet vervolgde hjj toen
een jonge en schoone vrouw?
Chariclea zag hem aan met haar don
kere oogen, en drukte zjjn hand als wilde
ze daarmee zeggen
En heb ik niet den schoonsten en bes
ten man
Zie mjj niet zoo teeder aan, mgn geliefde
sprak Glaucus glimlachend. Mgn geheele
ziel vliegt u tegemoet! Maar gjj weet, de
zeelieden zeggende schepen moeten rein
zjjn van de werken der liefde; vooreerst
omdat zjj heilig zijn, en bovendien past het
ons niet te schertsen, als we slechts door
eene dunne plauk van deu dood zjjn ge
scheiden.
Maar Chariclea luisterde niet naar hem.
Dus meent ge, vervolgde zjj pein
zend, dat wjj te gelukkig zjjn? Vreest
gjj de afgunst der Goden?
Zoo is het, antwoordde Glaucus fluis
terend, alsof hjj bang wa% door onzichtbare
ooren gehoord te zullen worden.
Troost u mgn vriend! De zalige Goden
hebben geen wenschen. Maar ik heb een
w nsch die zóó gewichtig is, dat de twjjfel,
of hjj wel vervuld zal worden, mg als een
doorn in het hart steekt.
VIEinSBliD
1 1 HIWWII 'IIMWWMI—IIH—WliW IW ■iMii l ■iiiwi i
i WWMMVJMIIIHUUI IMMHgWBBMMBWMIMBBBMHMBBBRWBBaHBPWIlWaW