Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Goud en Zilver. M 2089. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. 1902. WOENSDAG 26 FEBR. De Slaapwandelaarster. JfoTSf. ■SB|gr*w?bi UN0 VAN ALTENfc yoob Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATEBDAG. Abonnementiprgi: per 3 maanden f l.OO. Franco per post zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke regel meer ll/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiên worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond ingewacht. Die hier eenige notities meent te zullen lezen over den marktprijs der edele metalen, zal bedrogen uitkomen, 't ls over twee daarmee overeenkomende waarden, dat we enkele opmerkingen willen maken. Volgens een aloud spreek woord staat zilver gelijk met spreken, en is zwijgen goud. Ergo is zwijgen van hooger waarde dan spreken. Zou dat waar zijn? 't Is waar, er wordt veel gesproken, te veel misschien en wat er gesproken wordt, ware soms beter gezwegen. We spreken over alles en nog wat, tegen dichtbij staanden en veraf wonenden. De wetenschap en de industrie hebben ons in staat gesteld afstanden te bespreken, waarvan men in den tijd, toen het spreek woord uitgevonden werd, geen begrip had. Over daken en pleinen, over bos- schen en bergen, over zeeën en afgronden bereiken we met onze stem den naaste. Ja, men stelt ons in staat nog na onzen dood te spreken, met onze eigen stem. De leden van het Engelsche ministerie grijpen alle gelegenheden aan om te spreken. In de kamer en aan diners trachten ze al pratende de gruwelen van den oorlog te bemantelen, wat hun echter al heel slecht afgaat, daar wat eenmaal slecht is, niet recht geredevoerd worden kan. Zeker deden ze beter te zwijgen, dan het spreken zóó te ver lagen. Met zwijgen kan men ook heel wat zeggen. Den lasteraar, den valschen beschuldiger kan men geen sprekender antwoord geven dan botaf te zwijgen, zijn eigen tong aan banden te leggen. Het doodzwijgen is een zeer probaat middel om wat er op literair gebied misdreven wordt, zoo min mogelijk de biet te bezorgen. Het voorkomt veel onheil en bederf van jeugdige harten en hoofden. Tocb kunnen we „spreken is zilver, zwijgen goud" maar niet voetstoots aan nemen. Zeker, als alle spreken toeging k la Chamberlain en Brodrick, zouden we stemmen voor het zwijgen, maar men kan toch al wat over de tong rijdt, niet spreken noemen. We hebben daar 2.) Dien middag kwam een heer zich aan melden, een jonge, flinke man. Het was een commissaris van politie en bleek een ken nis van Leo. Hg informeerde, of we iets bijzonders ge merkt hadden vannacht, maar Leo zei van neen, en ik ook. Hg wilde bljjkbaar niet uitgelachen worden. Op zjjn verzoek echter nam de commissaris ons mee om nog eens de kamer te onderzoeken, waar de oude Da.'tigs gestorven was. De kamer was achter op zolder (het wa ren alle kleine huizen met één verdieping op de Voldersgracht) en heel klein oneen voudig. Het gelaat van den doode was kalm en vriendelgk, zonder uitdrukking van pjjn. Hoe laat vermoedt ge, dat de dood is in getreden, dokter? vroeg de commissaris aan den heer, die bjj het bed stond. Om drie uur ongeveer, was het antwoord. Ik zag een kleine zenuwtrilling op Leo's gezicht. De commissaris deelde nog mede, dat er niet de minste sporen van inbraak waren. Het raam was opgeschoven, maar de over ledene sliep altjjd zoo. Er werd ook niets vermist, behalve het gouden horloge. Maar de oude meid, de eenige huisgenoote, wist niet te zeggen, of meneer dat al eerder ge mist had, alleen, dat hg er vroeger een droeg. Alle deuren van het huis waren gesloten. Inbraak zou door het zolderraam moeten gebeurd zgn, maar die onderstelling was al te onwaarschjjnljjk. I11'■WW l»'V IWilHII lichtte hg het hoofd op en keek scherp achter in den nek. Dokter, dit is immers de plek, waar de levensknoop zit? Jawel. Ziet ge hier niet een prikj8 met een heel fijne speld of naald? De dokter onderzocht de plek met een vergrootglas. Ik zou zeggen, dat u geljjk hebt, maar het gaatje is zoo uiterst fijn, dat ik het niet zeker durf verklaren, het kan een toeval zgn. Een goed aangebrachte prik op die plaats heeft echter dadeljjk den dood ten gevolge. De naald, fluisterde Leo me beteekenis- vol toe. De commissaris toonde zich echter onge- loovig. Toch deed hg nog enkele stappen, en onderzocht bg voorbeeld of de man van onze juffrouw, die niet gunstig bekend stond, thuis geweest was of »losgeloopen had*. Juffrouw Knoop echter verklaarde, dat haar man thuis was geweest en wjj konden dat bevestigen, want om twee uur, toen we naar bed gingen, hadden we den waardigen echtgenoot nog hooren vloeken tegen zgn vrouw. De zaak had dan ook voorloopig geen ge volg, behalve dat een geheim agent 's nachts in de buurt kwam surv*-illeeren. Er ging een week voorbjj, zonder dat er iets bgzonders gebeurde. Annie kwam nog eens over, maar wjj vertelden haar natuur lijk niets van de vermoedens omtrent den dood van den ouden Uartigs. Alleen begon Jan zich fe ergeren over ons lang verblgf. Hoor eens, jongelui, zei hg, jelui komst was me zeer aangenaam, maar dat lange verblgf houdt me te veel van mjjn werk af. Nu, zei Leo, we zgn je toch niet erg tot last, en het kan toch geen kwaad, dat er iemand bg je is, na de buurt zoo onveilig schjjnt. andere termen voor, waarvan wawelen en kletsen, de meest onschuldige zijn. Onder spreken willen we ten minste verstaan goed spreken, spreken in 't recht en naar waarheid en heilige overtuiging. En dan is onze meening dat dit spre ken een schoone, niet hoog genoeg te schatten kunst is, een kunst, waarin we niet allen het meesterschap kunnen behalen, maar waarin iedereen zekere hoogte kan bereiken. Een hoogte, die zelden bereikt wordt, want over 't alge meen wordt er slecht gesproken. Ga de eerste de beste vergadering bezoeken en ge kunt u overtuigen van het peil, waarop de kunst van spreken staat. En wanneer nu elk, die deze kunst niet verstaat, zich daarvan maar bewust was, en een wacht voor zijn lippen plaatste, maar juist hier worden de eigen uilen voor valken versleten en praat men er maar op los, en er om heen, zonder tot de kern door te dringen, men repe teert tot in 't oneindige, 't geen anderen soms beter gezegd hebben en meent al een heele kaaskooper te zijn als men ten slotte met een woordenvuurwerk de handen en voeten in beweging vermag te brengen. Spreken moet geleerd wordenpraten kunnen we allen, maar tot goed spreken is oefening nooaig. In 't ouderlijk huis moet de grond tot deze kunst gelegd worden. Het „zwijg jongen" van den vader en „hou je mond" van de moeder, wanneer zoon of dochter iets gepast in 't midden willen brengen, verstikt deze kunst in den grond. Tot spreken be hoort een zekere mate van vrijmoedig heid en deze moet door de ouders worden aangemoedigd. Zonder deze staan we, al kunnen we spreken, met den mond vol tanden, als 't hart ons tot spreken dringt. Het is daarom in de school een goede oefening den leerling ten over staan van de heele klas zijn op- en aanmerkingen te doen meedeelen, een gelezen les te laten navertellen enz. Het onderwijs is er op ingericht de kinderen te leeren spreken, maar wij ouders moeten er vóór de schooljaren aan den ken, anders krijgt de vrijmoedigheid een onherstelbare knak. Ja, er wordt slecht gesproken. Onder een vloed van woorden bedelft een ge tuige voor de rechtbank juist datgene wat hij zeggen wil en moet; met hak kelende zinnetjes komt op een examen het antwoord er uit. Een boodschap goed overbrengen is voor onze dienstboden dikwijls ondoenbaar." Zwijgen kan onder zekere omstandig heden goud zijn, maar spreken op zijn pas is dat altijd. Hebt ge niet wel eens berouw gevoeld, dat ge bij zekere gelegenheden z wij gr en goud achttet En spijt dat ge zoo dadelijk geen woorden bij de hand hadt? Het is tegenwoordig ook geen tijd van zwijgen. Men moet van zich af kunnen spreken of men raakt er onder. Men moet, waar men onrecht ontwaart, het kind bij zijn naam durven noemen. Wie zwijgt stemt toe, is ook een spreekwoord. En waar we dingen zien, die niet recht toegaan, mogen we niet toestemmen, maar den mond openen. „Ais u het hart tot spreken dringt, „Zoo spreek!" Buitenland. »Mjjnheer de commissaris, ik heb de Re- pnbliek gered zoo verklaarde dezer daa^en een welgedane burgervrouw voor den politie- com missaris van het 12e arrondisse ment te Par jjs. Zjj was erg opgewonden en zwaaide in de rechterhand een groeten sleutel. »Ik heb een complot ontdekt, ja mijn heer, dat heb ik. Lk heb de regeering ge red; en ik vraag als belooning om aan een tabaksdepot te worden geholpen.* De commissaris was niet weinig ver baasd toen bg zjjn zinnen weer bg elkaar had, vroeg bg »Waar zijn ze dan, die samenzweerders?* »Ja, kjjk eens aan.... dat weet ik nu eigenlijk niet meer....* antwoordde de goede vrouw en beukte zich het voorhoofd, »het kan zgn in de gevangenis te Mazas.... of in die van Ste Pélagie....* >Maar die gevangenissen bestaan niet meer,* hervatte de commissaris. »Och dan weet ik het zelf niet meer. Alles wat ik nog weet is, dat ik ze opge sloten heb, ergens, waar weet ik niet. Enfin... neemt in ieder geval den sleutel.* De commissaris wist natuurljjk al lang met wat soort persoon hg te doen had; Och, voor den duivel, dat is het juist. Jelui loopt op me te passen en gaat al mgn gangen na, of ik een klein kind ben. Ik gaf Leo een schop onder tafel, ten teeken, dat hg zgn mond moest houden, en zeide, dat we spoedig gingen vertrekken. We zouden wel uitvluchten vinden. Dien avond kwamen we met ons drieën laat thuis, het was drie uur 's nachts. De Voldersgracht lag te sluimeren in 't maan licht, het geleek een sprookje, het stille water, de trapgeveltjes, de oude brucgen zilverwit verlicht. Er was niemand te zien, maar onder de luifel van een der huizen gloeide het vurige stipje van een sigaar. Een mannenstem zeide ons »goeden nacht* toen we er voorbg kwamen. Het was de geheime agent van politie. Voor den duivel, kjjk daar! riep Leo in eens, daar boven op het dak! Wat dan? vroeg ik. Er liep een witte gedaante over het dak van dit huis, zei Leo. Komaan, zei ik, jjj ziet altgd witte ge daanten na een partjjtje, tegenwoordig. Ik heb 't ook gezien, zei Jan, het liep in dezelfde richting als wg en verdween achter den gevel van het huis naast ons. We traden ons huis binnen, alle drie eenigszins opgewonden, liepen naar het ka mertje van Leo, dat op zolder was, keken naar buiten en overal rond, maar zagen niets. Leo klauterde zelfs op het dak, maar kwam ook terug, zonder iets gezien te heb ben. We redeneerden zoo druk, dat er een stem uit de kamer naast ons kwam: Zouden de heeren niet wat stil kunnen zgn. Jawel, juffrouw, riep Jan gemoedeljjk. Het is een schandaal, zoo'n leven midden in den nacht, viel de zware stem van den waardigen echtvriend van onze juffrouw in, met een vloek aan het slot. De man heeft in zoover geljjk, dat ik ga hg beloofde de vrouw haar aan «en tabaks- depot te zullen helpen en deze was daar zoo verheugd over, dat zij zich in alle blij moedigheid liet opsluiten in afwachting van haar overbrenging naar een gesticht. Twintig minuten later werd de commis saris weder opgeschrikt door een politie agent, die, rood van inspanning en opge wondenheid kwam binnenstuiven, roepende met van emotie bevende stem: »Daar op de boulevard Diderot, zitten menschen in een geheim Cabinet* opgesloten. Zjj brallen, dat het vreeselgk is om aan te hooren en trachtten de deur in te trappen. Men zoekt de bewaakster overal, maar zg is nergens te vinden. Een gew ldige massa menschen staat om het gebouwtje heen en de rjjtuigen kunnen niet meer passeerenc Vóór de agent uitgesproken had, had de commissaris hem reeds begrepen. De goede, dikke vrouw was de bewaakster van een dier huisjes, welke de stad Parjjs in haar zorg voor de gezondheid harer bur gers hier en daar nedergezet en waarin men, wanneer het nooüg is, eenige oogenblikken in de meest volmaakte afzondering kan doorbrengen. De sleutel van het gebouwtje lag op de tafel van den commissaris. De ongelukkige bewaakster was plotse ling krankzianig geworden ea had haar begunstigers voor samenzweerders aangezien. De commissaris nam den sleutel en begaf zich met den agent naar de aangewezen plek. Onmiddellijk stelde hg de samenzweer ders in vrjjheid, wier uittocht, gelgk te be- grjjpen valt, met luid gejuich door de om standers werd begroet. Er waren er zeveneen concierge, eene dame uit de groote wereld, een fabrikant van militaire distinktieven, een luchtschip per, eene poeliersvrouw, een loodgieter en een brillenkoopman. De menigte wilde hen in triomf rond dragen om aan die onderscheiding te ont komen, dienden zg in >aapjes« te stappen, die hen in draf uit de nabgheid van dit oord der verschrikking wegvoerden. Door het valsche gerucht, dat Tolstoj al overleden en begraven was, en bet bericht slapen, zei ik, een beetje ongeduldig over al dat gezeur. Spoedig volgden Leo en Jan mgn voorbeeld. Maar den volgenden morgen aan het ont bijt was er, helaas, weer nieuws: Hebben de heeren het al gehoord? vroeg onze juffrouw, terwjjl ze de thee bracht, de melkboer, Piet Smit, is in eens doodgeble ven, vannacht. Hjj had een vrouw en zeven kinderen meneer. De heele buurt is in opstand, meneer. De juffrouw van hiernaast wil verhuizen. Er is een vloek op deze buurt, zeggen ze, meneer. We lachten, maar het was niet geheel van harte. Dien morgen reeds hadden we den com missaris van politie bjj ons. Ditmaal vertelde Leo wat hg meende ge zien te hebben. De commissaris lachte niet. Het klinkt heel romantisch, zei hjj, maar Smit moet inderdaad omstreeks drie uur ge storven zg». Het is weer precies hetzelfde als de vorige gevallen, er zgn totaal geen uiterljjke kenteekenen. Maar er wordt nu iets vermist, wat den vorigen keer niet zeker washet horloge is weg en de portemonnaie ook. De rechercheur heeft niets gezien, de huisdeur en de ramen waren behoorljjk ge sloten vanmorgen. Inbraak door het zolder venster zou mogelgk zgn, want dat heeft opengestaan. We gingen het terrein opnemen, en be gonnen met uit het dakvenster van Smit, die drie huizen van ons af woonde, op het dak te klimmen. Er waren hier totaal geen sporen van inbraak te ontdekken, het raam was dan ook open geweest. Een wandeling over de daken was betrek- keljjk gemakkeljjk. Dat gaat nu heel mooi, zei de commis saris, maar hoe komt iemand van buiten op het dak En bg maanlicht ljjkt een wan deling over de daken ook niet zoo gemak keljjk als overdag. van zjjn dood nog onderdrukt werd tot de Synode beslist had, of de banvloek al of niet zou opgeheven worden, is onder da Petersburgsche studenten groote opgewon denheid ontstaan. Een paar honderd hunner probeerden onder het geroep van »Leve da onsterfelijke Tolstoj, Rusland's grootste man Weg met de honden!* naar de Kazan- kathedraal te trekken en kwamen daarbjj met de politie in botsing. Er zgn vele stu denten in hechtenis genomen. Te Charkof en Kief zjjn de hoogescholen eveneens wegens onlusten gesloten. Te Char kof maakten arbeiders en de studenten ge- meene zaakbjj het handgemeen met de politie vielen verscheidene gewonden. Alle boekhandelaars hebben zich moeten v^rbin- dsn om geen portretten of beelden van Tolstoj in hun kast te zetten. Eveneens zgn alle prentbriefkaarten met zgn portret in beslag genomen. Tolstoj's toestand is op het oogenblik wat beter, zoodat zgn zoon uit de Krim te Petersburg terug is gekeerd. Men verbiedt de kranten eigen berichten over Tolstoj's toestand te geven. Ze mogen die alleen overnemen uit de Jaltasche pro vinciale krant die onder ambteljjke censuur staat. Vrjjdag, toen de toebereidselen voor prins Heinrich's ontvangst zoo goed als afgeloo- pen waren, werd het weer op de Atlanti sche kust buitengewoon slecht, en pas Zon dag klaarde het op. Een sneeuwstorm, welke aaa de booze dagen van 1888 herinnerde, teisterde de stad New York: alles werd met sneeuw en jjs bedekt, de straten verkeerden weldra in een onbeschrjjfeljjken toestand. De telegrafische verbinding met Stateneiland, Sandy Hook en Fire Island werd verbroken, zoodat het signaleeren van de Kronprinz Wilhelm langs den gewonen weg onmogelijk werd. Het eskader van schout-bjj-nacht Evans zat eergisteren geheel in het jjs vast, ea kon geen gemeenschap onderhouden met den wal. Men vreesde dat het program voor de feestelgke ontvangst van den prins op gegeven zou moeten worden. Intnsschen is, gelgk telegrafisch gemeld wordt, da Kron prinz Wilhelm behouden in de haven bin- nengeloopen. Daar was niet veel tegen te zeggen. Het waren alle huizen van een verdieping bo ven de geljjkvloersche. Een inbreker, die van uit een der tuintjes achter de huizen zjjn kans wilde beproeven, kon gemakkeljjk de ramen geljjkvloers bereiken, maar om hooger te komen, zou hjj zich van de goot- buizen moeten bedisnen, en dit leek onmoge lijk voor iemand, die niet een geoefend acrobaat en daarbjj zeer licht gebouwd was. We namen dus d<m terugtocht aan en klom men door het zolderraam naar binnen. Smit's vrouw had in hetzelfde kamertje geslapen, maar in een ander bed. Zjj ver klaarde, niets gemerkt te hebben. >Zjj had gedroomd*, vertelde ze in tranen, »van een witten engel, die zich over haar man heen boog en hem zegende*. Vervloekt, daar is weer die witte gedaante, zei de commissaris driftig. Wat is het dan toch? Ja, wat was het? Op verzoek van Leo onderzocht de dokter, die nu ook verscheen, nauwkeurig opnieuw het Ijjk, en vooral hals en nek. En weer constateerden we een prikje achter in den nek, zoo fjjn, dat het niet met zekerheid te zeggen was, of het van buiten was aan gebracht. Ik vergat nog te melden, dat het slaapka mertje van Smit geljjkvloers Was. We gin gen de trappen af en onderzochten of dis kraakten, het bleek inderdaad, dat men, voorzichtig stappende, bjjna onhoorbaar naar beneden kon loopen. Alles in aanmerking genomen, leek inbraak door het zolderraam echter het eenig mogeljjke. Maar verdere resuldaten had het onderzoek dien dag niet. Er werd naar alle familie-omstandigheden geïnformeerd. Ook onderzocht men of onze vriend Knoop thuis had geslapen, wat we reeds hoorden, dat het geval was, maar er kwam geen licht. (Slot volgt). ■-JP mr Leo had intnsschen aandaehtig het ljjk bekeken en met een plotselinge beweging r '"Wiay—

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1902 | | pagina 1