Het Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. GEWOONTE. Het verborgen testament. M 3042. Uitgever: L.. J. VEERMAN, Heusden. ZATERDAG 30 AUG. 1902. Uns vam alten*1 VOOB Dit blad Tersest WOENSDAG en ZATERDAG. Abonsementiprgi: per 3 maanden f l.OO. Franco per poet zonder prgsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën ran 16 regale 50 et. Elke regel meer 7Vi ct. Groote lettere naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinedag- en Vrijdagavond ingewacht. „Een mensch went aan alles." Dit gezegde vindt men in den mond des volks, dat gewoonlijk zich nogal abso luut uitdrukt en met uitzonderingen weinig rekening houdt. Toch is er zeer veel waars in't is op elk gebied op te merken, bij allerlei veranderingen in de uitwendige zaken. We spreken van onzen" smaak, maar die wordt in niet geringe mate be- heerscht door de dingen om ons heen. Als iemand zich b.v.b. vestigt in een plattelandsstreek, waar nog de voor vaderlijke gehechtheid aan harde, scherp begrensde kleuren is bewaard gebleven, dan vindt hij zulks in den aanvang gansch niet mooi, maar het oog schikt er zich naar. Wat echter van veel meer belang is voor het welzijn der menschen, dat is het onbetwistbaar feit van de gewoonte op zedelijk gebied. Haar invloed is zoo ontzaglijk groot, haar werking zoo al gemeen, dat men baar als een der voor naamste factoren in de ontwikkeling moet beschouwen. Reeds kan worden waargenomen, dat zelfs meeningen, hoofdzakelijk product van het verstand, aan datzelfde ver schijnsel zijn onderworpenzij ontsnap pen er eerst dan aan, wanneer zij in derdaad door eigen geestesarbeid, onaf hankelijk van anderen, en na zorgvuldig, nauwlettend onderzoek zijn verkregen. Maar wat door de omgeving is aange bracht, wordt dikwijls door een nieuwe omgeving gewijzigdons aanpassings vermogen komt, soms onbewust, in wer king; hooren we bijna geen andere opiniën uitspreken, dan die welke wij in het begin wellicht voor onhoudbaar hielden, maar toch ja, niet zoo on zinnig blijken te zijn dat er volstrekt geen waarde aan is te hechten, dan is spoedig de eerste schrede tot overneming gedaan, vooral wanneer geen weten schappelijke bewijsgronden, doch zede lijke beginselen het punt van uitgang vormen. Want dat, wat eigenlijk de steun- frilaar, de wervelkolom onzer individua- iteit behoort te wezen, ons zedelijk „zijn," ons boveüdierlijk bestaan, in het aanzijn getreden door de wijze, waarop de omstandigheden van iederen aard FEUILLETON. 34) »Wat ben ik big, dat ge gekomen egt, mijn jongen,* sprak de zieke met holle stem. >Hebt ge mjjn wensch geraden, of heeft Gerda je geschreven, dat ik je gaarne nog eens wilde zien?* »Vader, ik hoop dat wjj elkaar nog me nigmaal zullen zien. De dokter zal a wel aanraden naar het Zuiden te gaan, en ik hoop, dat u daar nw gezondheid geheel zal terngkrjjgen. Zjjn vader lachte ongeloovig. >Geloof niet, wat de dokters zeggen, Harry, antwoordde hg. >lk zal het Zuiden niet meer zien. Ik wil er niet heenik wil hier bljjven op het stamslot van ons geslacht wil ik de oogen sluiten.* Vermoeid zonk hg in zjjn zetel terng en lag een poos bewegingloos. Toen zag men vreemde, zenuwachtige trekkingen ia zjjn mager, waskleurig gelaat. Hg sloeg de oogen weer op en de hand van zjjn zoon grjj- pende, zeide hg»Harry, mgn zoon, als ik er niet meer zal zjjn, draag dan zorg voor je zusterHarry, er leven nog eenige bloedverwanten van ons ik weet niet waar ge moet ze opzoekenge moet hen verzoenen en schadeloos stellen. Beloof me, dat ge mjjn testament nauwkeurig zult uit voeren. Niemand kent het, niemand weet daarvan het ligt daar in mgn schrijf tafel, daaruit zult ge alles vernemen, alles Maar vraag mg na niets; ik kan niets zeggen; geef me je woord daarop, dat ge niets zult vragen en niets onderzoeken.* hebben ingewerkt op onzen zich ont wikkelenden aanleg, verkeert altijd in een gevaarlijken staat van onafhanke lijkheid van uitwendige invloeden. Ook hier doet de gewoonte zich krachtig gelden. Wordt iemand, die tot dusver met stipte nauwgezetheid de grens van „mijn en dijn" heeft geëerbiedigd, geplaatst in dagelijkschen omgang met lieden van ruimere opvattingen op dit punt, dan is de kans groot dat ook hij voor bekrompenheid zal gaan aanzien wat hem vroeger een gewoon voorschrift der eerlijkheid toescheen; hij gewent aan zekere beschouwingen en hande lingen. Eerbaar opgevoede menschen, met de losbandigheid in aanraking ko mende, zullen niet zelden den afkeer verliezen, die de bespreking en de waar neming van onzedelijke dingen aanvan kelijk verwekte, en do aantrekking der zinnelijkheid minder krachtig weerstand bieden. Hoe gemakkelijk went men zich niet aan ruwe taal, als men ze maar dagelijks verneemt; in het begin klinkt zij als iets vreeselijks, onmogelijk om aan te hooren, en wie haar kan ontvluchten, doet het natuurlijk. Maar dat kan dikwijls niet; vooral jonge menschen, die niet zeiven hun plaats kiezeD maar wien zij wordt aangewezen, kunnen zich niet onttrekken aan het genot der hen omringende welsprekend heid. Wat is dan vaak het gevolg? Na eenigen tijd schijnt het niet meer zoo leelijk, is het maar een bijzondere, min of meer ongewone, soms oorspron kelijke, weieens grappige manier van uitdrukking; er is geen reden om dien vorm wegens zijn eigenaardigheid be paald te verwerpen, men neemt er nu en dan iets van over Men zou dus moeten gelooven dat de gewoonte een kwaad is, een eigenschap ten onzen verderve aan de menschelijke natuur toegevoegd. Het omgekeerde schijnt ons waar te zijn. Want ook aan het goede gewennen wij met des te meer gemak omdat het zooveel aantrekkelijker is. Plaats iemand van twijfelachtige eerlijkheidsbeginselen in een kring van menschen van onver dachte en onverdenkbare rechtschapen heid; zou ook hij niet, onder de heer schappij van woord en daad, met het voorbeeld van regelmaat en goede trouw dagelijks onder de oogen, en ook, de gelegenheid missende om zich op on- Als Harry door zjjn zuster en Ednard Montelli niet met het familiegeheim bekend was gemaakt, zou hg de woorden van zjjn vader aan een ijlkoorts hebben toegeschre ven. Nu echter begreep hg den verholen zin dier woorden wel en zgn ziel werd vervuld met medelijden voor zgn ongeluk- kigen vader, die zulk een zware schnld op zich geladen had. Hg wiet na alleshg wist, dat Eduard Montelli de waarheid had gezegd. >Wees gerust, vader,* sprak hjj aange daan en legde zgn warme hand in de be vende, gzig koele rechterhand van zgn va der. Uw laatste wil zal mg heilig zgn; ik zal dien uitvoeren, alal zou die mg ook verdrijven uit het slot mjjner voorvaderen.* Vreeselgk zwoegde de borst van den zieke, die met gesloten oogen in de kussens rustte, nog steeds de hand van zgn zoon vasthoudende. Gerda knielde bjj haar vader neer en legde schreiend haar hoofd op zgn knie. Wat haar vader gedaan mocht hebben, hjj was gebukt gegaan onder den last zjjner schuld, dat gevoelden de kinderen op dit oogenblik, en aan hen stond het niet over hun vader een oordeel uit te spreken. XXI. Het was nacht. Op hun vaders uitdrak- keljjken wensch hadden Gerda en Harry hem alleen gelaten. En terwjjl broeder en znster voor elkaar hun hart uitstortten, lag de zieke in zgn bed, zonder dat de slaap zgn oogen sloot. Hjj had niet willen toe staan, dat zgn dochter ook 's nachts bjj hem waakteeen ander mocht dat veel minder hg wilde rust hebben, geheele rast. Nauwe ljjks duldde hg, dat in de aangrenzende kamer een bediende sliep, om in geval van rechtmatige wijze te verrijken, eenmaal zoo ver komen dat, wanneer zich eens die gelegenheid voordoet, haar niet ge bruikt maar aan de verzoeking het hoofd biedt. Zal niet te midden van beschaafde lieden de onhebbelijkheid van het bezigen van onzedelijke of ruwe taal verloren gaan? Maar dan is ook in werkelijkheid de „gewoonte" een machtige factor van den vooruitgang, en hebben wij het, mis schien, voor een niet gering deel aan haar te danken, dat ei door de mensch- heid eenige schreden op den langen weg der zedelijke ontwikkeling zijn afgelegd. Het is een algemeen verschijnsel, dat de leerling gaarne den meester wil over treffen, en dat moet ookelke navol ging bevat in zich de kiem eener ver betering. Welnu, dan is ook uitgemaakt, dat de drang tot nabootsing, het ver mogen om het aanvankelijk vreemde ons eigen te maken, de aanpassing van nieuwe begrippen, de gewoonte aan on bekende toestanden, ons een trapje hoo- ger moet voeren. Het komt er dan maar op aan, de omgeving zoo te kiezen of in te richten, dat zij daartoe dienstig is. Het eerste kunnen we niet altijd, maar toch heel vaak. Volwassen, voor eigen daden verantwoordelijke menschen weigeren zoo mogelijk het samenzijn met lieden die hun zedelijk karakter zouden kunnen schendennaarmate we door leeftijd en ervaring meer vastheid hebben gegeven aan eigen beginselen, kunnen wij die ook beter tegen vreemde en slechte invloeden beschermen. Maar het laatste, een omgeving onzer waardig maken! Dat is een van de voorname plichten, op ieder rustende. Natuurlijk, de inwerking is wederkeerig; er zijn niet eenerzijds een zeker aantal men schen die voorgaan, aan den anderen kant eenige die volgenmen neemt over van elkander, gewent zich onderling, aanvaardt begrippen van weerszijden. Wie alzoo het beste aanbiedt, zal van zijn kring het waaidigst lid zijn, het meest toebrengen om het gemiddeld gehalte te verhoogen, de vruchten der nabootsing beter te doen worden. En, zijt gij van eenigen kring het middelpunt, van eenige groep de leider, van het huisgezin bijvoorbeeld! dan is inzonderheid de verantwoorde lijkheid groot. Gij geeft dan den toon aan, dien de leden, de liefhebbende, onschuldige en tot u als model opziende kinderen, overnemenwat gij gewoon doet worden, zal voor hen een levens beginsel uitmakenhet beeld dat gij vertoont, wordt opgenomen in hun ziel en door hun persoonlijkheid terugge geven. Welk een grootsche roeping, en wat heilige plichten legt zij op nood bjj de band te zgn. Maar ondanks zgn slapeloosheid gevoelde bg heden een tevredenheid, als hg in langen tgd niet gekend had. Hg wist nu, dat de verzoening voor zgn euveldaad in de hand zges zoons lag, dat deze de verzoening met de onterfde kinderen zjjns broeders tot stand zou brengen. Zelf te zwak om die verzoening te bewerkstelligen, kon hg nu toch gerust uit dit leven scheiden. De dui sternis van den nacht had nu niets ver schrikkelijks meer voor den ziekezgn ge weten was tot rust gekomen, en zgn zenu wen schokten niet meer zoo pijnlijk bg het minste gedruisch, dat hg hoorde. Daarom verschrikte de zieke ook niet, toen omstreeks middernacht de deur van zgn kamer zacht werd geopend, en zgn vrouw binnentrad met een brandende lamp in de hand. Een donker morgenkleed om hulde in rjjke plooien haar lange gestalte haar trotsch hoofd was bedekt met een zwaren kanten omslagdoek, met een lossen knoop onder den kin vastgemaakt. Mevrouw von Altenbrak hield haar hand voor het licht en boog zich over den zieke. »Zjjt ge wakker, Willy? Dat is goed! Dan kan ik iets gewichtigs met je bespre ken.* Zjj sprak die woorden uit op een korten, gebiedenden toon, dien zjj sedert jaren te genover haar echtgenoot bad aangenomen. Willy bemerkte, dat het bleeke gelaat van zgn vrouw eeD sombere uitdrukking ver toonde. Met inspanning richtte hg zich op, en leunende op den elleboog van den rech terarm, zeide hg, niet zonder bitterheid: »Nn, omstreeks middernacht, komt ge nu om zaken te bespreken? Den ganschen dag laat ge u bjjna geen oogenblik zien.* Wordt nu niet sentimenteel, mgn waar Buitenland. Tasschen Brussel en Ostende is een mili taire afstandsrit gehouden, waarbg ergerljjke tooneelen zgn voorgevallen. Aan de Belgische kranten ontleeBen wg hieromtrent enkele bizonderheden. »Vooruit« beschrgft als volgt de aan komst te Synghem Het is afschuweljjk om te zieu hoe de arme paarden daar komen binnen gesukkeld. Hnane staarten beven, hunne ooren hangen, hunne beenen knikken, hunne neusgaten staan opengesperd en zg zuchten als blaas balgen. Al de dieren druipen en schuimen van modder en zweet. Twintig handen grjjpen naar de beesten en, terwjjl de rniter een glas champagne drinkt en zjjee kaart laat teekenen, worden zg gewavschen, gewreven, verzorgd aan poo- ten en tuig. Van verscheidene der paarden wordt de kop in de hoogte gehouden, ter wjjl men ze met geweld een flesch port in de keel giet. De meesten der raiters die hier binnen komen hebben letterljjk bet hoofd verloren, weten niet wat zg doen of wat zjj zeggen. Zjj slokken eeD glas wjjn binnen, loopen naar links of rechts, bekjjken hunne paarden of geven onzinnige bevelen. Een der ruiters komt zelf te voet aan, naast zijn paard en vertrekt alias, als men zjjne kaart gestempeld heeft. De »Etoile« verneemt uit Coolscamp: De eerste die hier aankwam was de Pransche officier Bausil, de groote favori, luitenant bg de dragonders te Sedan. Zgne zwarte merrie zag er nog heel frisch uit en men meende dan ook zeker dat hjj eerst zou aankomen. Kort daarop vernam men dat het paard was doodgevallen te Lich- tervelde. Een Ras kon niet meer verder, daar zgn paard da hoefijzers had verloren. Al de paarden die hier vóór 2 nre aan kwamen, zagen er redeljjk goed uit, maar zjj die na 2 ure Coolscamp doorreden, waren de«, antwoordde zjj met een spottenden glimlach. »Wat ik je heb mede te deelen, kan het daglicht niet verdragen en ook niet de tegenwoordigheid van Gerda, die altjjd in ja nabjjheid moet wezen. Ge weet, dat Harry gekomen is; weet ge ook, of hjj ons geheid vermoedt en of hg die geschiedenis van Einards kinderen kent?* »Uit zjjn woorden heb ik dat begrepen en ik heb hem zelf eenige aanduidingen daaromtrent gegeven.* >Zjjt ge krankzinnig?* klonk het ruw van Rogalla's lippen. »Wilt ge op het laatste oogenblik het werk van je geheele leven vernietigen? Wilt ge ons tot bedelaars maken?* >Neen, Rogalla, dat wil ik niet! Maar na mjjn dood moet Harry weer goedmaken wat ik misdeed, aangespoord door jou en je booze raadgevingen.* Willy, ik begrjjp niet, hoe ik dat moet verstaan. Wilt ge na je dood nog als mis dadiger bekend worden? Wilt ge na je dood nog pchande brengen over uw eigen hoofd en over het mjjne?* »NeeD, Rogalla, alles wordt in vrede vereffend. Harry zal mgn laatsten wil vol gens de voorschriften van mgn testament uitvoeren.* »En de kinderen ven je broer, zullen die vernemen, wat wjj gedaan hebben? Ge hebt me vroeger gezegd, dat de papieren vernie tig! zgn, die het bewjjs leverden van dat verwenschte huweljjk van je broer. Na vraag ik je: hebt ge de waarheid gesproken, of zgt ge daartoe te zwak of te lafhartig ge weest? Spreek!* Willy keerde zgn gelaat naar den maar, om de dreigende blikken van zgn vrouw niet te zien, en antwoordde toen: »Zg zgn vernietigd. in een toestand, dat zjj onmogeljjk Oostende konden bereiken. Bg Pithern bleven er verscheidene steken. Uit Ardoye aan het Handelsblad van Antwerpen Een Pransch officier houdt stil voor de controle; het paard is in een afgrjjseljjken toestand, met knikkende pooten, doffe oogen, om er medeljjdea mee te hebben. Het bloed sjjpelt nit wonden, door spoorslagen ver wekt en aan de sporen hangen stukjes vleesGh, die de officier er flegmatiek nit verwjjdert. De menigte is verontwaardigd. Een veearts geeft het beest eene inspuiting, de ruiter springt terug in de zadel, geeft het dier een karwatsslag en voort strompelt het arme beest, dat nog twee, drie kilo meters aflsgt en dan neervalt, stervend, reutelend. 't Is in één woord walgeljjk Luitenant Haegeman, Belg, kwam ten 4 ure te Ardoye aan met een volkomen uit geput paard. Het beest kon niet verder. De veearts de Marbaix liet het in eenen stal brengen, om een aderlating te doen, maar het dier viel neer op het stroo, reutslde nog wat en was toen dood. Een slachter kocht het voor 50 fr. Om de waarheid te zeggen, de aankomst der raiters in het Wellingtonhippodroom was pjjnljjkwant men had medelgden met de paarden en sommige raiters zagen er al niet veel beter nit dan hnn paard. Majoor Dntillcenl, 25e aangekomen op een inlandseh paard, is in bezwjjming ge vallen aan den stal, toen hjj het beest daar ter verzorging bracht; hjj kwam echter spoedig bg. Al die tooneelen verkoelden ontzaglgk de geestdrift der menigte. Te Denterghem is het paard v»n den «enigen gendarmerie-luitenant, die aan den wedloop deelnam, ook bezweken. De pers maakt zich tot tolk van de algemeene verontwaardiging. Dezer dagen bemerkten de ambtenaren van de speelclub te Oostende, dat er een aantal valsche speelpcnningen in omloop waren. De verdenking viel op een Engelsch- man, twee Franschen en een dame, die daarop in hechtenis werden genomen. Zjj hadden reeds voor 12,000 francs valsche speelpenningen omgezet, welk bedrag de dame in haar kous verborgen had. Boven- »Nu goed. Dan heb ik je niets meer te zeggen. Dat was het, wat ik weten wilde daarom ben ik hier gekomen. Of ge de kinderen van je broer op andere wjjze scha deloos wilt stellen, is mg onverschillig, als Harry het majoraat maar behoudt en er geen publiek schandaal wordt veroorzaakt... Neem me niet kwaljjk, dat ik je gestoord heb, maar mgn gedachten kwelden me; ik moest zekerheid hebben. Ik hoop dat ge spoedig inslaapt. Goeden nacht!* Rogalla gevoelde zich, alsof haar een zware last van het hart was genomen. Zjj kon nu weer vriendeljjk lachen, ja zjj boog zich zelfs over haar zieken echtgenoot heen, om een kus op zgn voorhoofd te drukken. Doch van den zieke waren rust en vrede geweken; de oude rusteloosheid en spanning waren teruggekeerd. Die papierenAls een dreigend spook stonden zjj hem voor den geest. Hjj was ontevreden op zichzelven, omdat bg altjjd teruggedeinsd was voor het vernietigen. Had Rogalla geen geljjk, dat zjj eischte, dat de onschuldige Harry het majoraat zon behouden Had zjj geen geljjk, als eg de vernietiging verlangde van die papieren, die een onuitwischbaren vlek op haar en zgn naam konden werpen? Het onrecht was gepleegd; het kwam er nu slechts op a >o, dit te herstellen, zonder aan het oude onrecht een nienw toe te voegeD. Was het geen onrecht tegenover Harry en Gerda, hnn inzicht te geven in de eerlooze handelingen hunner onders? Hnn te beroo- ven van het erfdeel, waarop zjj recht meenden te hebben? En hun eer met een onuit- wischbaren vlek te bezoedelen? Neen, dat mocht niet gebeuren, nooit. iiEïwmu) Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1902 | | pagina 1