Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Het verborgen testament.
PARASIETEN.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
ZATERDAG 6 SEPT.
1902.
IAN0 VAN ALTE^«
TOOK
Dit blad verschuilt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
Franco per post zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
■M 3044.
Advertantiën ran 16 regels 50 et. Elke regel
meer 77, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Adrertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
In de dierenwereld geeft men dien
naam aan zekere kleine wezens, die
leven op of in het lichaam van groo-
tere dieren, zich van hen voeden, geheel
hun bestaan aan deze ontleenen, zonder
de hun afgedwongen gastvrijheid zich
niet in het aanzijn zouden kunnen hou
den. Iets dergelijks vinden we bij de
planten, van welke onderscheiden soor
ten op gelijke wijze ten koste van andere
zich ontwikkelen.
Maar ook in de menschenmaatschappij
is het parasitisme geen onbekend ver
schijnsel. Aan een zoölogische of bota
nische studie zullen we ons niet wageD
we wenschen ons, heel bescheiden, te
bepalen bij onze eigen natuurgenooten.
Wij zullen de echte parasieten even
laten verschijnen, niet om ze, op den
ouderwetschen trant, vogelvrij te ver
klaren; we zouden hen liever op een
andere manier onschadelijk maken, door
ze te noodzaken, als gewone menschen
aan den kost te komen.
Laten we ze verdeelen in drie klas
sen, naar de eischen eener wetenschap
pelijke methode. Tot de eerste, van
onderaf gerekend, behooren de bedelaars,
de landloopers, en verder degenen die
slechts in schijn een nutteloos bedrijf
uitoefenen, bij voorkeur de welbekende
soort van kleinhandel.
De overlast, dien zij veroorzaken, is
door alle eeuwen heen een voortdurende
reden van klachten geweest, en boek-
deelen zouden volgeschreven kunnen
worden met de eenvoudige vermelding
van de maatregelen, van overheidswege
genomen, om hun aanwas tegen te gaan
en hun brutaliteit te beperken. Para
sieten ook in de hierboven genoemde
rijken der organische schepping hebben
deze bijzondere eigenschap, dat zij snel
vermeerderen, en in de middeleeuwen,
ook later nog, was de talrijkheid van
vagebonden een ernstig gevaar, waar
tegen men zich slechts kon beveiligen
door aan hunne eischen toe te geven.
Het mag als een groote vooruitgang
FEUILLETON.
36)
Nu waren ze in den tuin. Het slot zelf
brandde, en de felle oostenwind blies de
vlammen krachtig aan. Krakend stortte het
d*k in; het binnenste van het slot was een
en al vuur, een ware vuurzeeWee den-
gene, die zich nu daarin bevond!
Bliksemsnel overzag Eduard den toe
stand. Buiten de muren van den slottuin
stond een groote menigte menschen, maar
niemand scheen lust te hebben om een hel
pende hand te reiken. De haat, door Ro-
galla von Altenbrak gezaaid, droeg hier zjjn
vruchtenmet spottende voldoening zag de
menigte het slot in een puinhoop verande
ren. Alleen de knechts en belienden van
het slot hielpen bjj het redden van de kost
bare meubelen.
>0, mjjnheer Montelli, wat een geluk dat
u met uw brandweer komtlc riep de oude
inspecteur Feldcer Edaard toe. »Nu kun
nen wjj misschien den eenen vleugel nog
redden, waarin de vertrekken van mevrouw
de barones zjjn.*
Eduard gaf zjjn bevelen en na weinige
oogenblikken spoten de waterstralen der
beide brandspuiten met alle kracht in de
vlammen.
»De wind drjjft de vlammen hier heen;
wjj moeten aan de zjjde van het park aan
pakken^ zei Edusrd.
»Daar heb ik onze spuit opgesteld, maar
het zon goed zjjn, als een van uw spuiten
daar ook werd geplaatst.*
»Zjjn al de bewoners van het slot in vei
ligheid
»De baron is met zjjn familie in het ambts
huis, voor zoover ik weet.*
Eduard liet een spnit in het park plaat
sen. Daar trof hjj de arbeiders van Feldner
aan, die daar de spuit van het slot bedien-
J der beschaving worden aangemerkt, dat
het nu lang niet zoo erg meergestdd
is; althans in onze eeuw en inzonder
heid in ons land is de bedelarij sterk
verminderd, zoodat we gaan denken
over de kans, om haar geheel den kop
in te drukken. Met een overmachtigen
vijand transigeert men; krimpt zijn
macht in, dan kunnen we beraadslagen
of het niet mogelijk is, hem meester te
worden.
Twee middelen kunnen daartoe tege
lijkertijd worden aangewend. Het eene
is verbetering van de armenzorg, die
de hulp, aan ongelukkigen te verleenen,
onder verstandige leiding plaatst. Dat
is een van de groote maatschappelijke
vraagstukken van onzen tijd, waarmede
ernstige mannen en vrouwen zich voort
durend bezighouden, en tot welker op
lossing in meerdere mate dan tot dus
ver geschiedde, de steun van het staats
gezag zal worden ingeroepen. Al be
reiken wij daarmede niet dadelijk een
idealen toestand, al is het te voor
zien dat nog veel strijd zal noodig
wezen eer we uitgepraat zijn over het
beste en doelmatigste stelsel, stap
voor stap komen we toch verder. Het
is een moeilijke weg: te hart loopen
doet gevaar voor struikelen ontstaan.
En dan zijn we ook volkomen in
ons recht, met nadruk aan te dringen
op de toepassing van het tweede mid
del, onverbiddelijke afwijzing van
elke soort van bedelarij. Wees maar
eens schijnbaar hard tegenover de be
roepsjammerklachten; die hardheid is
nuttig en noodig. Wij moeten ons de
parasieten van het lijf schudden, het
kan niet andershet is een maatschap
pelijk belang te zorgen, dat zij nergens
terecht kunnen.
Verwijs den bedelaar naar het bureau j
van politie, als hij vreemdeling is; daar
zal gezorgd worden dat hij niet van
honger sterft en naar zijn woonplaats
wordt teruggevoerd, waar hij het best
geholpen kan worden. Als gij dat steeds
doet, zonder er ooit van af te wijken,
zult gij bij de heeren en dames van het
gilde in zulk een slecht blaadje komen,
dat zij zich niet meer verwaardigen u
met een bezoek te vereeren. Eu wat de
den. Een jonkman, die hier het blusschingjs-
werk scheen te leiden, kwam hem tegemoet.
Het was Harry von Altenbrak.
Getroffen keken beide jong* mannen el
kaar een oogenblik aan. Toen reikte Harry
Eduard de hand en zeide ernstig met ean
lichte beving in de stem»Ik dank u, neef,
dat ge gekomen zjjt. Maar het slot redden
wjj niet meer.*
Mat een stevigen druk greep Eiuard de
aangeboden hand. Toen ging hg aan het
werk. Daar zag hg opeens bjj het schjjnsel
der vlammen Gerda von Altenbrak naast
haar broeder staan. Zjj wrong de handen
en Eduard hoorde, dat zjj uitriep; Harry,
vader is niet in het ambtshuis. Wg dach
ten dat hg hier bg je was. Maar de angst
liet mg geen rust; ik moest naar hier. Als
hem maar geen ongeluk is overkomen. Waar
is hg Niemand heeft hem gezien.*
Met vertwijfeling keek Harry naar het
gedeelte van het slot, waar de kamers van
zjjn vader waren. Daar was de brand uit
gebroken de vleugel dreigde elk oogenblik
ia te storten. Aan reddiog van iemand, die
in dat deel van het slot was, viel niet te
denken.
De beide jonge mannen stonden ver
stomd; geen van beiden kon een woord
uitbrengen.
>Mjjn vader, mjjn arme vader!* barstte
Gérda in jammeren uit.
Doodsbleek keerde Eduard zich om. »Wjj
moeten hem redden 1* mompelde hg tns-
8cben de tanden.
Maar ia het volgende oogeablik gebeurde
wat men verwacht had. De vlammen stegen
tot een geweldige hoogte op en loeiden als
de stormwind. Een luid geschreeuw klonk
door het park. Krakend, donderend, bral
lend en knetterend stortte de vleugel van
het slot in en veranderde in een gloeienden,
blakerenden puinhoop 1
XXIV.
Twee waken waren verloopen sedert deü
brand van het slot. In rouwgewaad stond
kleine negotie betreft, zulke handelslui
kunnen we ook best missen, en zij zullen
bun diensten niet meer aanbieden als
zij weten dat gij ze in geen geval aan
neemt.
E? wordt gezegd dat wij zoodoende
ons blootstellen aan de kans, wezenlijk
ongelukkigen ongetroost af te wijzen.
Als wij ieder geval in bijzonderheden
konden nagaan, als wij konden weten,
welk gebruik gemaakt wordt van de
bijeengescharrelde gaven, die vrees zou
grootendeels verdwijnen. Wat er van
overblijft moet ons een spoorslag zijn,
om weldadigheid uit te oefenen op de
ruimst mogelijke schaal, maar op een
wijze, die het gezond verstand niet in
het aangezicht slaat.
De tweede klasse onzer parasieten
wordt gevormd door de achtbare leden
van het beruchte gilde, bekend onder
den naam van „de zwarte bende,"
anders gezegd de flesschentrekkers. Men
beweert dat het in Nederland sterk is
vertegenwoordigd, en onder de buiten
landers vele dupes maakt; en het is
zoo erg, dat er wettelijke maatregelen
worden gevraagd om dit kwaad tegen
te gaan. Tot nog toe wachten we op
een duidelijke omschrijving van hetgeen
men eigenlijk van de Regeering ver
langt; de klagers zijn het daarover lang
niet eens. Inmiddels beproeve men zijn
eigen wapens. Zeer veel handelaars, tuk
op nering, zijn veel te goed van ver
trouwen, en dat gaat niet in zaken.
Men moet niet schroom en, behoorlijke
waarborgen van soliditeit te eischen,
alvorens crediet te verleenen. Al stelt
men zich bloot aan het gevaar, door
dien eisch soms een solide afnemer te
ontstemmen, dat komt wel terecht;
als deze een fatsoenlijk man is, die zich
de moeite geeft eventjes na te denken
vóór hij kwaad wordt, dan zal hij het
goed recht van den koopman erkennen,
en het zelfs in hem waardeeren, dat
hij niet in elk lokaas bijt. Wat ons
betreft, wij zouden liever niet te doen
hebben met een handelsman, onnoozel
genoeg om er telkens „in te vliegen";
het gemis van nauwgezetheid, waarvan
hij de dupe wordt, pleit zeker niet voor
zijn degelijkheid.
barones Rogalla aan het venster van de
eenvoudige kamer, die zjj na de ramp in
het a nbtshuis bewoonde, en staarde somber
voor zich heen. Toen keerde zjj zich naar
haar zoon, die bjj de tafel midden in de
kamer stond en het testament zjjns vaders
in de hand hield. Daarin had zgn vader
neergeschreven, wat twintig jaar^geleden
was gebeurdhjj erkende het huweljjk van
zjjn broeder Eduard als wettig en verzweeg
alleen, dat hg de bewgzen daarvan op aan
stoken van zjjn vronw had verduisterd.
»Ik begrjjp die sentimenteele dwaasheden
niet,* klonk het nu hard van de lippen der
barones. »Ik heb mgn leven lang gestreden
voor mgn recht, want het zon een onrecht
geweest zgn, het erf van je voorvaderen
over te leveren aan de kinderen van Eduard
von Altenbrak... Val mg niet in de rede!
Ik weet wat ge zeggen wilt. Hat f'ormeele
recht mag aan de zjjde van die mensehen
zjjn, het natuurljjke recht is aan onzen kant.
Wie weet, hoe het gerecht, hoe de koning
zouden beslist hebben! Waarschjjnljjk ten
gunste van ons.*
»Hefc kan zjjn*, antwoordde Harry som
ber. »Dat huweljjk werd niet gesloten tus-
schen lieden van geljjken stand. Maar toch
hebt ge eerloos gehandeld, en de eer van
mgn geslacht moet rein en onbevlekt zgn.
Zelfs gjj, moeder, hebt geen recht die te
bezoedelen.*
Rogalla hjjgde naar adem. Zjj gloeide
van toorn, haar oogen schoten vuur, zjj
balde de vuisten o, dat zjj daar zoo in
machtelooz j woede tegenover haar eigen zoon
moest staanIn hare oogen weerspiegelde
zich hare duivelachtige inborst haat,
verachting, alle hartstochten van het in
wendige leven zjj dreigden haar te ver
stikken.
>Doe dan, wat ge niet laten kunt, dwaze
knaap!* riep zjj nit* >Maar ik wil niets
meer met je te doen hebben!»
Moeder I*
»Hoor mgn laatste woord! Wanneer je
naar verzoening met die menschen tracht,
De flesschentrekkerij zal verdwijnen,
als de kooplui de handen ineenslaan om
haar voedsel te weigeren.
De gevaarlijkste soort van maatschap
pelijke parasieten hebben wij voor het
laatst bewaardhet zijn oplichters met
beschaafde manieren, die met een zeld
zame listigheid geld weten los te kloppen.
Daartegen te waarschuwen is plicht;
als de eerlijke lieden niet slimmer zijn
dan de gauwdieven, worden de laatsten
als het ware aangefokt. Er is maar één
middel, en het is afdoendeleen nooit
geld aan onbekenden, onder welk voor
wendsel ook. Stel u liever bloot aan de
kans, een verwachte winst te moeten
missen; het algemeen belang, en ook
uw eigen, eischen dat gij de voorzich
tigheid betracht. Er is bijna niemand,
die niet weet te vertellen van onder
scheiden gelegenheden, waarbij hij is
beetgenomen. Welnu, laat dat voortaan
uit zijn. Het maatschappelijk parasitisme
moet met kracht worden aangepakt,
want het heeft een taai leven. Het te
bestrijden is ieders plicht.
JESuLitesilarsdL,
In ons vorig no. maakten wjj melding
van eene vreesalgke storm, welke te Port-
Eliaabeth, Kaapkolonie, gewoed heeft. De
Kaapsche correspondent van de Daily
Mail* seint hierover de volgende bjjzonder-
heden
De storm barstte in de buurt van Port
Elisabeth tegen middernacht los met het
geweld van een cycloon. Een regen a!s een
stortvloed en helle bliksemstralen verge
zelden hem.
De nacht was zwart als roet en het eenige
teeken van de verschrikkeljjke verwoestingen
die onder de sehepen in Algoa-baai werd
aangericht, bestond in den ragen van ont
ploffende vuurpglon, die door de in nood
verkeerende schepen op de reede werden
opgelaten. De reede is enkel voor N.-W.
stormen bescbnt, maar wordt door Z.-O.
stormen volkomen bestreken.
Verscheidene sleepbooten trachtten n&ar
buiten te gaan om aan de in nood ver
keerenden hulp te brengen, maar de nacht
dan zie je me hier voor het laatst!*
Moeder, bedenk wat ge doet! Verscheur
den laatsten band niet tusschen u en uw
kinderen.*
Een oogenblik scheen Rogalla te wanke
len; toen richtte zjj haar hoofd trotsch op
en zeide; »Ge hebt mgn besluit gehoord. Ik
zal afwachten wat ge doet, en daarnaar zal
ik mjjn handelingen richten.*
Met deze woorden verliet zjj in trotsche
houding de kamer.
Er zjjn twee jaren verloopen sedert dien
versehrikkeljjken nacht van den brand. De
sporen der verwoesting door het verteerende
element zgn reeds lang verdwenen. Ter
plaatse van het oude slot staat een vrooljjk,
nieuwerwetsch gebouw, met fraaie kroon
lijsten, torentjes en vriendeljjke veranda's.
Alleen de oude toren staat nog in het park,
omgeven door dicht struikgewas en eeuwen
oude boomen, als een herinnering aan den
ouden tjjd. Maar het nieuwe slot heeft het
sombere karakter van den ouden tjjd afge
legd; het toont een kind van den nienweren
tjjd te zgn.
En met den nieuwen tjjd zgn ook nieuwe
menschen in het slot gekomen. De jonge
gebiedster wiegt haar eerstgeborene in haar
armen, en de j >nge slotheer staat naast haar
met een gelukkigen glimlach op het gelaat.
Hg slaat zgn arm om de schouders van zgn
beminde vronw en flaistert haar in 't oor
»Ziet ge wel, Greta, dat ik niet zoo'n slechte
lichtzinnige knaap ben, als ge toen dacht?*
»Ik heb mgn dwaling reeds lang inga-
zien, Harry*, antwoordde de jónge vrouw
met een schelmsch lachje. >Maar het heeft
toch moeite gekost, voor ge wat verstandi
ger werd.*
Met een kus sluit de gelukkige man haar
schelmschen mond.
Ginds verheffen zich de hooge schoor-
steenen van de fabriek te Neuenbrak. Ook
daar heerscht een nieuwe heer en een nieuwe
geest. Eduard Montelli, thans Eduard von
was zoo donker, dat men in het geheel niet
kon nagaan wat er eigenljjk voorviel. Toen
de dag aanbrak, lag de kust ten noorden
van de baai als bestrooid met schepen, die
daar hoog en droog lagen. Andere bevonden
zich midden in de branding, terwjjl reuzen
golven over ze heen Bpoelden. Alle zeil
schepen op de reede waren tegen den
middag gestrand, op vier na, die met man
en muis waren gezonken. Ook zgn vier
sleepbooten gezonken, terwjjl dertig lichters
op de kust zitten.
Tal van stoomschepen in de baai, die
den geheelen nacht den Etorm doorstaan
hadden, stoomden tegen het ranbreken van
den dag weg. Er zjjn schrikkeljjk veel men-
schenlevens verloren gegaan. Reeds spoelden
52 ljjken aan.
Uit Pretoria wordt aan de »Morning
Post* gemeld, dat daar in het bureau voor
inboorlingenzaken een vergadering van 400
stamhoofden is gehouden, waar hun de
proklamatie werd uiteengezet, waarbjj hun
gelast wordt alle in hun bezit zjjnde wa
penen en munitie in te leveren.
Men beweert dat de uitgaven der Engel-
schö schatkist ten behoeve van Z.-Afrika,
in het kwartaal na het sluiten van den
vrede, bjjna even hoog zgn als gedurende
de laatste 3 maanden van den oorlog.
Bg eene oefening van eene Engelsche
militaire luchtscbeepvaartafdeeling werd de
proef genomen, of een in beweging zjjnde
ballon bjj de landing door wielrjjders zou
kannen worden ingehaald. Na afloop was
de leider der proefneming onvoorzichtig ge
noeg om de wielrjjders en andere menschen
kleine opstjjgingen te laten doen, waarbjj
het touw van den ballon vastgehouden werd.
De ballon verbief zich plotseling met groo-
tere kracht dan men verwacht had, terwjjl
hg aan de touwen twee menschen, een sol
daat en een landarbeider mede in de lacht
voerde.
De soldaat liet zich nog intjjds naar be
neden vallen en kwam er met een geringe
kwetsuur af, terwjjl de arbeider zich eerst
liet vallen toen de ballon reeds 50 voet hoog
Altenbrak za Neaenbrak, is heer en eige
naar van Neuenbrak geworden. De beide
neven hebben het landgoed verdeeld, al ver
loren zjj daardoor de rechten van het ma
joraat. Maar als degeljjke mannen zullen
zjj ook zmder die voorrechten hun eigen
dom wel voor hun kinderen en erfgenamen
behouden.
Behoudt gjj Altenbrak, slot en goed,*
had Ednard tot Harry gezegd. »Ik bekom
mer mg niets om die rjjke erfenis, nu ik
de eer van mjjn moeder gered en den naam
van mgn vader verkregen heb. Ik ben een
kind van den nieuwen tjjd, ik pas niet op
het adelljjke slot; ik wil mg vergenoegen
met de fabriek, die evenals ik, een kind
van den nieuwen tjjd is. Ook Gerda vindt
dat goed. Zg trekt met mg uit het oude
ridderslot naar het slot van den arbeid.
Daar zal voortaan ook onze moeder haar
intrek nemeH, om hare zorgen tusschen mgn
gezin en het uwe te verdeelen, en van ons
beider geluk getuige te zjjn.«
In de groeve der oude, kleine kerk vau
Altenbrak rusten de overbljjfselen van Willy
von Altenbrak, die bjj het opruimen der
puinhoopen gevonden werden. De eer van
zgn naam is gered: niemand h eft de toe
dracht der zaak vernomen.
En Rogalla von Altenbrak?
In onmin met zichzelve en met de we
reld, heeft ze zich teruggetrokken in een
gesticht voor adelljjke dames, waar zjj door
haar strengheid de schrik is van haar adel
ljjke medebewoonsters; als zjj door de hol
klinkende gangen van het gesticht wandelt,
is zjj de type van een soort menschen, die
thans uitsterft, onder de invloeden van den
Dienwen tjjd.
Dut Hendrik Tiedeman gelukkig was,
toen de rechten van Margherita erkend
waren, behoeft zeker geen betoog. Menigen
zomer nog bezocht hg Greta en Eduard in
hun nieuwe omgeving.
IEUWSBLtD
'UiiJWI II Mü.OOt
jaruitau
I
--- jr-y ■'■"W.K'-'J- [■■iBiü 11 nnr—
(Slot.)