Het Land van Hensden en AHena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Ingeslapen.
BROEDERSCHAP.
ah
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
M 2248.
ZATERDAG 5 SEPT.
1903.
-;Z*i
^',T LAND VAN ALTES^
YOOH
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO.
franco per poat zonder prjjsverhooging. Afzonderljjke
nummers 5 cent.
Advertentiën ran 16 regela 50 et. Elke regel
meer 7% et. Groote lettere naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinadag- en Vrijdagavond
ingewacht.
Naast de vele ongunstige verschijn
selen van onzen tijd, treffen wij, het
moet erkend worden, ook zeer aange
name en verblijdende aan.
Zóó b.v. zien wij eene sterke ont
wikkeling van het gemeenschaps-gevoel.
Reeds de vorige eeuw noemde men de
eeuw van associeeren en vereenigen.
Men begon de waarheid in te zien van
de oude spreuk, dat eendracht macht
maakt. En de twintigste eeuw schijnt
hare voorgangster in dit opzicht nog
te zullen overtreffen. Ook de bijzondere
belangen van hen, die in den maat-
schappelijken strijd om het bestaan in
minder gunstigen toestand verkeeren,
worden niet meer over het hoofd gezien.
En nu moge het vereenigingsleven zijne
schaduwzijden hebben, zeer veel goeds
staat daar onmiskenbaar tegenover.
Honderd jaren geleden werden de
lagere standen geheel aan zich zelf over
gelaten. Zij hadden geene middelen om
zich eenigszins op to werken en werden
niet geholpen. De particuliere liefdadig
heid moge ook toen hare zegeningen
verspreid hebben, gemeenschapsgevoel,
gevoel voor broederschap was er niet.
Nu zouden wij niet gaarne willen
beweren dat ook thans de zelfzucht niet
vaak een beduidende rol speelt; maar
dit wordt ten minste eenigszins verklaard
door den soms zeer z waren strijd om
het stoffelijk bestaan. Bovendien moet
men met de toepassing van het woord
broederschapeen schoon woord en van
verheven beteekenis, een weinig voor
zichtig zijn.
Ook het begrip van broederschap
wordt wel eens miskend.
Zeker, wij hebben te leven om anderen
beter en gelukkiger te maken; daarbij
moeten wij strijden tegen de zelfzucht
en niet in de eerste plaats op eigen eer
en voordeel zien.
Maar, alles wel beschouwd, is broe
derschap slechts de eenvoudige toepas
sing van de leer der naastenliefde en
die leer zegt ons, dat wij den naaste
moeten liefhebben als ons zeiven.
Liefde tot eigen behoud en zorsf voor
eigen behoefte zijn dus in het begrip
van het zedelijk leven volstrekt niet
uitgesloten. En, dit is ook zeer natuur-
FEUILLETON.
>Een speld
Mb ar ge hebt er daar eenige voor u,
daar maar daar Ze steken u de
oogen uit
»Ze Bteken u de oogen uit! Kunt ge wel
een onaangenamer uitdrukking vinden
>Hoe onaangenaam Ik put mjj
uit, om u alles aan te dragen en hoe
dikwjjls als 't totaal niet noodig is Een
duiker zet niet half zoo veel in oproer om
cp den bodem der zee te daleD, als eene
vrouw om naar een partij te gaan
Voor den spiegel heft mevrouw tegeljjk
de vermoeide oogen en de armen, de een
met een kam, de andere met een borstel
gewapend, ten hemel.
»Te moeten denken, dat ge mg geen
genoegen kunt aanbieden, zonder het mjj
te bederveD, ook al is het sleehts voor de
grap met uwe hateljjke aanmerkingen,
't Is vreeseljjk! Een maand lang zet ik
mg in 't hoofd naar 't bal te gaan en
dat was nog al te mooi ik moest.
Zjjn handen in de zakken, beschouwt de
echtgenoot hare zorgen met droefgeestig ge
laat.
Als zjjne vrouw begint te weenen, dan
is 't uit met de poudre de riz en coldcream
dan zal er opnieuw gesmeerd en gepoeierd
lijk. Ons eigen belang ligt ons na aan
het hart; niet omdat wij zelfzuchtigen
zijn; maar omdat het noodzakelijk is.
Want, indien de mensch zich zelf niet
zeer na ware, dan zou hij immers een
zorgloos en onverschillig wezen zijn,
terwijl de zedeleer ijver, doorzicht en
geestkracht als de beste burgerdeugden
erkent
Den naaste lief te hebben, als broe
ders en zusters te handelen, dat is een
onzer hoogere plichten. Maar, hoe zou
den wij toch dien plicht naar eisch
kunnen vervullen, wanneer wij begon
nen met de zorg voor ons zeiven te
verwaarloozen
Naastenliefde en eigenliefde zijn deug
den die eigenlijk niet van elkander te
scheiden zijn.
Ons leven en ons lot zijn onzeker.
Wij willen ijverig arbeiden, om daar
door onze maatschappelijke stelling te
verbeteren en langzamerhand de toe
komst van ons zeiven en de onzen te
verzekeren. Zeer zeker zullen wij niet
alles wat wij verdienen en niet nood
wendig moeten gebruiken voor levens
onderhoud, zoo maar dadelijk en geheel
weggeven aan anderen, die er meer
behoefte aan hebben.
Maar, aangenomen eens dat wij het
wèl deden en het is van algemeene
bekendheid dat in onzen tijd door som
migen dat beginsel gepredikt wordt
zouden wij dan door die opoffering ver
standig handelen?
Immers neenWij zelf zouden voor
de toekomst alle zekerheid missen en
later misschien op onze beurt van an
deren afhankelijk worden. Wij zouden
bovendien, door dat bloote weggeven,
zonder maatstaf of oordeel handelen.
Het zou altijd nog de vraag wezen, of
wij inderdaad wèl dedén.
Maar bovendien, laat ons eens aan
nemen, dat algemeen zóó gehandeld
werd en men het begrip van broeder
schap zóó opvatte, dan zou immers
de prikkel der maatschappelijke voort
brenging, een gepast eigen belang, ont
breken en een algemeene verarming
en achteruitgang noodzakelijk moeten
volgen?
In de ware broederschap of de ware
naastenliefde, wat ongeveer op hetzelfde
neerkomt, is niet de algeheele overgave
van ons zeiven en van al het onze aan
de gemeenschap van allen begrepen.
moeten worden en izg vertrekken twee
uur te laat.
En dan zal ze daar zitten, «net roodbe-
kreten ooaren en de vriendinnen zullen on
der elkander zeggen: »Ziet ge daar dien
grooten George? 't Is afgrgselgk, hg
slaat zgne vrouw .ja, mgn lieve, bg slaat
zgne vrouw als een hond.c
George tracht zich als naar gewoonte
uit dien toestand te redden.
Mgn "liefste, ge neemt ook alles kwaljjk.
Ge zjjt van avond zeer zenuwachtig.*
>Dan moest gjj daar ook rekening mee
houden en mg niet ergerenIndien ge
meent, dat 't mg vermaakt tot pop te dienen,
reeds 3 uren lang, dan vergist ge u zeer
En 't is alles voor u, dat ik dat doe.*
De vrede is gesloten.
Mevrouw heeft zich weer aan haar toilet
begeven, haar gelaat naar den spiegel ge
keerd.
Voor haar op de knieën, met vuurroode
wangen, den mond vol spelden, naalden van
allerlei soort aan haar ljjfje gestoken, naait
om het zoo uit te drukken de kamenier 't
kleed om het lichaam van hare meesteres.
>Maar, kindliefgg wilt me toch niet
bespottelijk maken? Dat sluit hier niet
en ge zgt rag daar mgn groene rok met
witte zjjde gaan naaien waar hebt ge
uw gedachten toch?*
George wandelt met de handen op den
rug als een wgsgeer de kamer op en neer,-
een liedje neuriënde.
sGaorgel wat ik u bidden mag
wandel toch niet zoo achter mgn rug
ge maakt mg zenuwachtig
George, gewillig als altjjd, houdt op met
wandelen en zet zich op 't pianostoeltje neer.
Zonder aan iets te denken, slaat de on-
Dat lean niet. Het is een wanbegrip.
De toepassing ervan zou aan de ge
meenschap toch niet ten goede komen.
Broederschap, gemeenschaps-gevoel,
naastenliefde, het zijn zeer schoone klan
ken, die treffende deugden weergeven;
maar men mag noch deze deugden, noch
de ondeugd der zelfzucht overdrijven.
Men mag noch alles opofferen aan an
deren noch alles aan zich zelf. Den gulden
middenweg te bewandelen is zeker niet
gemakkelijkmaar, zoo ergens, dan is
die gulden middenweg hier de weg der
ware wijsheid.
Leven alleen tot eigen baat en eer,
consequent een stelsel toepassen van
onverschillig toezien, waarbij men geen
vinger verroert om anderen te schragen
en hun strijd, den soms zoo zwaren en
moeilijken levensstrijd, te verlichten, dat
wordt zeer zeker veroordeeld door het
heilzaam beginsel der broederschap. Dat
zelfzuchtig, koud egoïstisch streven werkt
de maatschappelijke verheffing tegen
en weerhoudt den stroom van gemeen
schapsgevoel.
Maar, wij wezen er reeds op, er is
ook wel degelijk een gepaste zelfzucht
en dit is zóó waar dat, waar deze ont
breekt, men gerust kan zeggen, dat ook
het ware gevoel van broederschap wel
ontbreken zal.
De mensch moet met al zijn ver
mogen zich toeleggen op verstandelijke
en geestelijke ontwikkeling en verster
king zijner arbeidskrachten, om daar
door te komen tot verhooging van stof
felijke welvaart, en daarvan dan ook
anderen de vruchten te doen plukken.
Nog altijd blijft waar, wat de ont
werpers onzer eerste grondwet, van
1798, zoo schoon daarin schreven:
„Al de plichten van den mensch in
de maatschappij hebben hun grondslag
in deze heilige wetdoe een ander niet
wat gij niet wenscht dat aan u ge
schiede doe aan anderen ten allen tijde
zooveel goeds, als gij, in gelijke om
standigheden, van hen zoudt wenschen
te ontvangen."
Buitenland.
Het »Petit Journal* meldt dat er bg de
velddienstoefeningen, die dezer dagen bg
Clermont Perrand zgn gehouden, bedenke
lijke dingen zgn gebeurd. Den len September
reeds werd op het terrein uit de gelederen
geluksvogel om den tjjd te dooden drie of
vier krachtige accoorden aan. Maar van
uit den anderen hoek van 't vertrek wordt
een lange, gerekte kreet aangeheven.
Een gehuil, een klaaggeschrei in extra
hooge tonen. 't Is de kleine Helens, die
ontwaakt.
Helena is het, de kleine erfgen ime met
blauwe oogen, 't allerliefste popje, bewon
derd kleinood, bedorven, op beide knieën
aangebeden in 't rose omkleedsel van haar
wieg.
Wat ge aan alle kanten ziet in den salon,
is haar portret.
En ge weet, als men zgn persoontje zoo
zeer gevierd ziet, heeft men wel 't recht
rustig te slapen en niet gestoord te worden.
Dit recht laat Helena nu gelden.
Steeds harder huilende, terwjjl mama een
blik van hevige verontwaardiging werpt op
dien dwaze, die haar zoo schrikkelijk plagen
kan.
Er zgn oogenblikken in 's menschen leven,
waarin men wenschen zou, een kwartier
tenminste, zieh onder de aarde te verbergen.
George stelde zich tevreden met achter
de piano te kruipen. Vóór hem, streng en
verbolgen in haar zeegroen kleed (dat Ge
orge veel geld heeft gekost) haalt mevrouw
de schouders op.
>Men zou nu zeker gaan gelooven, dat
gg het met opzet deed, dat ge gezworen
hadt rag te verhinderen klaar te komen.*
»Och, kom kon ik dan vooruit we
ten
>0tracht u niet te rechtvaardigen,
dat niet!*
George komt temg, 't corpus delicti in de
armen.
LeBeke, rood als een kreeft, spartelt als
van de manschappen een schot gelost op
een groep officieren, in wier midden een
kapitein stond. Niemand werd geraakt, maar
de oefening ging niet door. Woensdag her
haalde zich het geval. Het onderzoek he ft
niets opgeleverd. Alleen is men er achter
gekomen, dat men het op een paar be
paalde officieren gemunt had.
Te Le Mans is een dynamietaanslag ge
pleegd. In den avond is een bom gelegd
voor de deur van een kruidenierswinkel. De
kruidenier, een zekere Oyon, is lid geweest
van den gemeenteraad en een dor voor
mannen van de socialisten nit de plaats.
Gelakkig was de familie al te bed boven,
en zoo zgn ze er allen heelhuids afgekomen.
De winkel is geheel vernield en ook de
naburige huizen hebben erg geleden. Twee
honderd meter in den omtrek zjju da ruiten
gesprongen. De mijningenieur Dauriac heeft
de overblijfselen van het helsche werktuig
onderzocht. Hjj meende, dat de bom ge
laden was geweest met verscheiden ponden
dynamiet, en dat de maker vertrouwd moet
geweest zgn met de behandeling van ont
plof bare stoffen.
Aan de »Odjek« wordt uit Teheran ge
schreven, dat de Shah van Perzië zeer ver
bolgen is op zgn grootvizier. Deze wordt
verdacht van den Russischen invloed in
Perzië te steunen. Aan het Hof te Teheran
zou zich eene cóterie hebben gevormd, onder
Engelschen invloed staande, en gericht tegen
Rusland.
Thans zgn de heeren Soederhjelm, hoofd
van de gemeentelijke politie te Viborg,
Eckerson, zgn voorganger en luit.-kolonel
Aminos uit Finland verjaagd.
Aan de Zuidkust van Cuba worden ver
woestingen aangericht door een onbekende
ziekte dia nog erger is dan de gele koorts.
Groot opzien verwekt bg de in Servië
vertoevende vreemdelingen een open brief,
afgedrukt in het blad »Narodni List,* door
den hoofdredacteur gericht tot den miuister
van buitenlandsche zaken. De hoofdredacteur
vraagt of het waar is dat een groot koopman
te Belgrado uit de schatkist ontvangen
heeft 300.000 francs en voor welk doel.
Het betreft hier een quaestie, welke in nauw
verband staat met den koningsmoord. In
een worm, trekt krampachtig aaa haars
vaders baard.
De klaroen seint den aanval
Welnu Zg valt aanzg Helenaen
hevig ook. Pas opDe kraag van mijnbeer
zit al scheef en de das, gekneed tusscben
de vernielzuchtige vingertjes, hangt reeds
als een verknoeide lap om zjjn hals.
De ongelukkige George vindt 't noodig
zgne erfgename aan de kamenier over te
geven, maar Anna is met spelden en naal
den bedekt. Dus neemt mevrouw het kind
en kant en klaar alreeds voor 't bal, draagt
zg Helena en wiegt haar ongeduldig op de
met lange handschoenen bedekte armen.
Ja, geloof 't maar ja water drin
ken en Leneke zal dra slapen gaan
dadel jjk zeker mgn lieveling
Niettegenstaande haar vier jaar heeft ze
't begrepen, de kleine. Ze ziet iedereen
keurig uitgedostde waaier, 't balboekje,
de hoed met veeren, de handschoenen, de
wollen doek, de overjas Dus gaan ze
weg, papa en mama weg zonder haar
Ze hebben haar thuis willen laten nu
zal zg hen thuis houden.
Mevrouw houdt op haar linkerarm haar
kind en haar sleep, schudt koortsachtig iets
in een glaseen grjjze vloeistof, en houdt
't boven het gas, om 't warm te maken.
»Niemand ter wereld wordt zoo tegenge
werkt als ik van avondAch, indien ik
eens niet daar kwam... wat zouden de gra
vinnen De L. zeggeneen uur reeds te
laat
George staat bg haar als een geslagen
houd; hg kg kt toe.
>Wat maakt ge daar klaar?*
»Een drankje, om haar, 't koste wat het
wil, te doen slapen
»Dat is misschien gevaarlijk.
»Gevaarljjk!«... en opnieuw ziet zg haar
de samenzwering tegen koning Alexander
heeft het geld een groote rol gespeeld.
Het gerucht loopt thans, dat de bewuste
koopman, wiens naam genoemd wordt, aan
de moordenaars genoemd bedrag gegeven
heeft, en dat hg later deze som terugkreeg
uit de staatskas. De beruchte adjudant
Naumowitsj kreeg voor zgn moordenaars
werk ruim 12000 gulden.
Gedwongen op grond van de perswet, heeft
nu de »Narodni List* een verklaring ge
publiceerd, afkomstig van den minister van
buitenlandsche zaken, volgens welke ver
klaring het door het blad verspreide gerucht,
dat er uit het geheime fonds na den elfden
Juni een bedrag van driehonderd dnizend
fr. uitgekeerd zou zgu voor hoog politieke
doeleinden, onwaar zou wezen.
Het blad voegt er leukweg de opmerking
aan toe, dat de verklaring onvoldoende is.
Miss E. Hobhonse heeft van baar reis
door de oude Zuid- Afrikaansche republieken
brieven geschreven aan vrienden en ver
wanten in Engeland. Eenige daarvan, uit
den Vrjjstaat, worden in Engelsche bladen
opgenomen. Het zgn voor Nederlandsche
lezers bekende dingen die zg schrjjft.
Een paar aanhalingen kannen ook voor
onze lezers belang hebben. Den 15jn Juni
schreef Miss Hobhonse uit de pastorie te
Boshof: »De heer B. had dien ochtend de
officieele weigering van zgn militaire ont
vangbewijzen ontvangen. Hg bood ze mg
aan en ik sluit ze hierbjj in. Er zgn er zoo
honderden het heele land door ingeleverd,
sedert Chamberlain's toespraak. Eiken dag
maak ik met nieuwe gevallen kennis. De
boeren bemerken dat zg telkens bedrogen
worden, en de ontevredenheid neemt dage-
Ijjks toe. Men heeft hun gevraagd de schuld
bewijzen die zg van officieren hebben in te
leveren, en aanvankelijk twijfelden zg er
niet aan, dat zg ten volle betaald zouden
worden. Spoedig bleek dat er geen betaling
kwam. Toen volgde Chamberlain's toespraak,
waarin hjj zeide, dat de militaire schuld
bewijzen betaald zouden worden, en met
nieuwen jjver werden zg ingeleverd. Maar
vergeefs. Ik heb nog geen enkel geval ge
zien, dat een man betaling kreeg van zgn
vordering op ons leger, maar ik heb ge
hoord van een paar gevallen, waarin een
klein gedeelte van het verschuldigde bedrag
echtvriend aan, met verachtenden blik, zoo
als zoovele vrouwen dat kunnen, die macht
uitoefenen over haar man.
Vervolgens schudt zjj de vloeistof over in
een tweede glas, dan weer in een derde, om
't af te koelen, want een minuut langer
hier, is een minuut korter daar.... daar
ginder... waar als zoete droomen de be
vallige sirenen en sierlgke fantasiën rond-
d warrelen in een wilden, dollen dans, een
bedwelmende atmosfeer... Ach! George...
George 1
»Kom... drink gauw... lekker... veel
suiker!*
Maar Helena, een lekkerbekje, weigert
beslist.
De jonge vrouw spant al haar geduld,
al haar krachten in... want de tgd snelt
voorbjj. In een leunstoel neergevlijd, Helena
tegen zich aangedrukt, wiegt zg haar zacht
heel zacht en schjjnt voor een oogen-
blik haar denkbeeld te hebben verlaten.
>Leeljjke papa, die 't kleine meisje wak
ker maakte!*
>U gaat toch niet weg... niet weggaan
...ik wil niet, dat u weggaat!*
>Neen, rajjn liefste, neen, ik ga niet
wegik pas een kleed. Lena zal er ook
zoo een Iwjjgen.*
Jawel... u gaat weg!*
>Neen, mgn engeltjeik ga niet weg..
om jou plezier te doen, hé mgn hartje?...
Een moeder verlaat haar liefste kindje niet.
Maar jjj moet ook plezier doen aan mama.*
Zoo sprekende zet de moeder het glas
tusschen de tandjes van 't kind.
>Neen, ik ga niet weg... maar drinken,
hoor!... en anders gaat moedertje weg...
O, jaze gaat weg als Lena niet drinkt
voor 't keeltje.*
En in het salon, volgepropt als een mo-
demagazgD, vlgt mevrouw zich neer op de
sofa, bjjna op haar licht groen satgnen
kleed, dat de kamenier redt van eene on
herstelbare verkreuking Eu daar, zenuw
achtig, neemt zg 't hoofd in b«ide handen.
rs—eataasaB—a—b—n—iww jêêbêu*wct—whimu-
a* pop—g—