Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
WSkT WR «1 m
A Bj| J
M 2278.
Eensgezindheid.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
Heilwenschen.
ZATERDAG 19 DEC.
1903.
UND VAM ALTEN^
YOOB
Dit blad verschat WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonaementiprgi: per 3 maanden l.OO.
franco per poet zonder prjjsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Met het oog op de a.s. Feest
dagen zal het nummer van 23 op
24- dezer verschijnen, terwijl het
Zaterdagnummer dan achterwege
blijft.
Het nummer van 30 dezer ver
schijnt een dag vroeger, en het
nummer van 2 op 1 Januari.
In dit laatste is weder de ge
legenheid opengesteld tot het
plaatsen van
Hiervoor wordt tijdige toezen
ding verzocht.
„Hoe arm is eenigheit". Deze aan
haling uit een der werken van den vorst
onzer dichters staat als zinspreuk ge
schilderd in de trouwzaal van het raad
huis te Kampen. Zij is aardig gekozen
in de tegenstelling, die zij juist daar
wil aanduiden, ligt humor, een geest
van vernuft en scherts beide. Daar, waar
harten sluiten 't verbond der liefde en
handen zich ineenleggen om dat te
bezegelen, zet de mensch eene belang
rijke schrede op den weg die naar zijn
bestemming leidt; daar neemt toe de
rijkdom zijns levens. Maar arm is, bij
hem vergeleken, wie in „eenigheid"
zijne dagen doorbrengt, de eenzame.
„Het is niet goed dat de mensch alleen
zij". Dat het aantal huwelijken in de
laatste tientallen jaren eer af- dan toe
neemt, wordt terecht door denkers van
verschillende richting en studie be
schouwd als een onrustbarend teeken.
Onze samenleving heeft groot belang
bij 't vormen van huisgezinnen.
„Hoe arm is eenigheit". Er is groote
waarheid in dit woord van Vondel. Men
veronachtzaamt niet straffeloos de aan
wijzing van moeder natuur. Zeker er
zijn ongelukkige huwelijken, ongelukkig
door allerlei omstandigheden, die haar
oorzaak en reden hebben om en in de
echtgenooten zelf. En er zijn ook onder
de ongehuwdblij venden, wier leven is een
zegen in kleineren en grooteren kring.
Maar dit neemt alles niet weg, dat
„eenigheit" arm is, d. w. z. iets mist,
dat 't leven voller maakt en dieper,
FEUILLETON.
18)
DOOE
C. PARKER.
Het weinige licht dat naar binnen scheen,
kwam door een kleine opening in den muur.
Overal betastte hg den muur, telkens
een nieuwe lucifer aanstekende en eindeljjk
vond hg een oneffenheid die aanduidde dat
hier een geheime deur moest zjjn. Hg luis
terde daartegen en duidelgk hoorde hg het
geluid der ademhaling van iemand, die
zich vermoeid heeft en zgn best doet om
zgn adem in te houden.
»Wie is daar?< riep lord Alton.
Hg kreeg geen antwoord, zelfs op zgn
herhaalde bedreigingen bleef alles stil.
De woede verdubbelde de kracht van
lord Alton. Hg trapte en sloeg tegen de
deur, totdat het slot eindeljjk week en hem
toegang gaf tot de plaats, waar hg het ge
luid had gehoord.
Hg trad door de opening naar binnen,
maar ook hier heerschte een diepe duister
nis. Hg stak een lucifer aan en zag dat
hg in een groot gewelf stond, maar van
een levend wezen ontdekte hg geen spoor.
Heel in de verte scheen een flauw straaltje
licht te schitteren en er op afgaande, kwam
hg eindelgk aan een grot, waartegen het
water der zee klotste.
De maan wierp een akelig bleök licht
naar binnen en toen hg rondkeek, zag hg
een man, uitgeput van vermoeienis en hg-
daaraan inhoud geeft en waarde.
Wat zullen wij nog meer van deze
dingen zeggen? Wat kunnen wij anders
dan, wie gehuwd zijn, opwekken af te
steken naar de diepte van eigen gemoed,
om daar te gevoelen, zich er van be
wust te worden, levendig en diep, hoe
veel zij bezitten in echtgenoot en kind,
hoe rijk zij zijn in en door elkander.
Maar er is ook rijke eenigheid. Wij
nemen 't woord nu in een anderen zin,
meer overeenkomstig ons hedendaagsch
spraakgebruikdien van eensgezindheid.
Ja, die is'waarlijk rijk. Men wist ook
dit sinds lang. Gij kent 't woord van
den Spreukendichter: „Beter een maal
van groente waar liefde is, dan een ge
meste stier met haat er bij."
Eenigheid, eensgezindheid is rijk.
Breng haar waar ge wilt, in een huis
gezin, in een familie, een werkplaats,
eene vergadering, eene stad, een staat,
een kleinere of groote vereeniging, ge
brengt er een der beste dingen, die ge
er brengen kunt. Neem haar weg, drijf
haar uit, verstoor haar en gij maakt
van een hemel een hel, van een paradijs
een woestenij. De eerste, beslissende
oorzaak van den maatschappelijken ach
teruitgang eener familie met al zijn na
sleep van ellende, ligt vaak in een kleinen
twist, door stijfhoofdige kleingeestigheid
en hooghartige dwaasheid brandende
gehouden. Dat meer dan één staat te
gronde ging, vindt zijne reden in ge
mis aan eenigheid. De vreeselijkste aller
oorlogen is de burgeroorlog. Eene
staatkundige partij lijdt de nederlaag,
zoodra zij op den voorgrond plaatst meer
wat scheiding maakt en verdeelt dan
wat vereenigt. Hoeveel meer kracht
ten goede zou van menige vereeniging
kunnen uitgaan, indien zij waarlijk een
vereeniging, een één-zijn in het hoogste
en beste was. Dan is eigenbelang niet
nummer één.
Maar er is meer. Waar eenigheid
is, is de zaligheid van het geven en
ontvangen beide; daar leeft men niet
één klein, zelfzuchtig, eng bekrompen
leven, maar leeft men in en voor el
kander. Daar worden de kleinere en
grootere steenen des aanstoots uit den
weg geruimd of vermeden. Daar bedekt
men met den mantel der liefde, voor
zichtig, wat bedekt wordeD mag. Daar
is een gevoel van veiligheid door weder
zij dsch vertrouwenvan onbezorgdheid
doordat men op elkander durft rekenen
Daar is kracht, macht, sterkte. Yan
wie één zijn iD doel en wenschen, één
grende, op den grond liggen. Hg boog zich
over de gestalte, maar deinsde terug van
schrik.
>Jack,< riep hg uit. »Mjjn God!«
Eindelgk stond de man op en keek met
verwilderde blikken naar de zee.
Lord Alton begreep niet wat hg op dat
oogenblik denken of zeggen moest. Einde
ljjk vroeg hg:
»Ben je ziek geweest?*
De man lachte op een vreemde, akelige
wjjze en de rotsen herhaalden dien sombe
ren lach.
»Ah, ik ben ziek geweest,* antwoordde
hg. Toen keek hg weer als wezenloos en
herhaalde nog eens:
»Ah, ik ben ziek geweest.* En zich plot
seling tot lord Alton wendende, keek hg
hem vlak in het gelaat en vroeg: Waarom
liet ge mg niet in vrede sterven?*
>Ik kwam hier niet om jou te zoeken,*
antwoordde hg. »Ik kwam hier om eenige
papieren van mjjn vader na te zien en ont
dekte, dat er in mgn eigen hnis een ge
heim was. Had ik geen recht om te weten
wat dat was? En vertel eens, hoe ban jjj
hier gekomen en waarom ben je hier?*
»Ik kwam hier, omdat ik dacht mg veilig
hier te kannen verbergen.*
»En waarom liet vrouw Smith dat toe?*
»Zjj is mgn moeder en een moeder doet
veel om haar zoon voor de galg te bewa
ren. Overigens had zjj bevelen van de gravin.*
Lord Alton sidderde.
»Hoe kan vrouw Smith je moeder zjjn.*
vroeg hg.
»Mjja naam is ook Saiith, maar uw va
der noemde mg Jack omdat zgn eerste
van ziel en een van zin, gaan won
deren uit. Een klein volk weerstaat
eene geweldige overmacht, vecht zich
soms vrij. Eenigheid is rijk en maakt
rijk. Eendracht maakt macht.
Wij zeiden zoo juist iets dat eenige
toelichting behoeft, waar wij beweerden
dat men te zamen alleen het goede kan
willen. Zijn er dan geen rooverbenden
geweest en zoeken ook zij, die het slechte
willen,hun kracht niet in aansluiting?
Maar wij vragenIs zulk een verbond
duurzaam, houdt zulk eene eenigheid
stand? Slechte menschen zijn eenzame
menschen. Ieder hunner zoekt ook in
de gemeenschap met anderen alleen 't
zijne en nooit voor anderen. Vandaar
ook minder vertrouwen onder hen
alleen dwang en overmacht. Zoodra
deze niet sterk genoeg meer zijn, gaan
ze uiteen, ieder den eigen weg in arme
eenzaamheid bij al den rijkdom naar
de wereld.
Maar goede, brave menschen zijn nooit
eenzaam, staan nooit alleen, al is er
misschien geen uiterlijke band. In
alle deugd is een bindend, in alle on
deugd een scheidend bestanddeel. Een
verbond, welke ook, tusschen man en
vrouw, vrienden, partijen, gesloten op
een grondslag van onwaarheid en zonde,
is niet duurzaam, eene bron van veel
ellende, smart, verdriet.
Zoo beijveren wij ons dan allen de
eenheid te bewarenze te stichten waar
verdeeldheid heerscht. Dan werken wij
ten goede tot ons eigen en anderen
welzijn.
In Dnitschland houden de vervolgingen
van het mishandelen van soldaten nog steeds
aan. Behalve luitenant Schilling te Metz,
welke veroordeeld is tot 15 maanden ge
vangenisstraf en ontslag uit den dienst,
hebben daar ook de kapitein Paschke en
de sergeant-majoor Kaffarneck terechtge
staan. Zjj waren beschuldigd, de klachten
van ondergeschikten over mishandeling niet
gerapporteerd te hebben. De kapitein kreeg
5 dagen kamerarrest, de sergeant-majoor
die pas twee maanden dien graad bekleedt,
werd daarentegen vrijgesproken, omdat de
voornaamste schuld zgn voorganger treft.
Intusschen is te Rendsburg ook weer een
soldatenbeul veroordeeld, de onderofficier
Franzki van het 85ste regiment infanterie,
wien meer dan 1500 gevallen van mishan-
getrouwe knecht ook zoo heette.
>Als ik geweten had, dat jg in die ka
mer was, Jack, dan had ik je misschien
met rust gelaten. Ik zeg: »misschien.< Maar
nu wjj weer tegenover elkaar staan, zal je
mg alles vertellen wat in dien verschrikke-
lgken nacht gebeurd is.<
>Mgn lippen mogen voor altjjd gesloten
worden, wanneer ik dat deed,* antwoordde
hg hartstochtelijk. »Wees verstandig, lord
Alton! Ik ben altgd getrouw geweest en
zal getrouw zgn tot in den dood. Ik kan
niets meer zeggen. Ge moogt gelcoven, dat
ik de moordenaar ben ge moogt mg in
zee werpen wanneer ge dat verkiest,
ik zal niet tegenstribbelen, maar ik zal n
niets vertellen.*
>En wat zal je dan zeggen als ik je uit
lever als de moordenaar van mgn vader?
Men zoekt overal naar je.«
»Dan nog zal geen woord over mgn
lippen komen. Het zou even vergeefsch zgn
als aan den vloed der zee te vragen om
niet verder te stjjgen.*
Onwillekeurig gevoelde Lord Alton eerbied
voor dezen man. Hg wist dat de getronwe
dienaar waarheid sprak en dat hg liever
sterven zon, dan het geheim, dat hem toe
vertrouwd was, te verraden. Het gesprek
op iets anders willende brengen, vroeg hg
>Hoe kom je deze grot te kennen?*
>De graaf zelf heeft mg die aangewezen
en ik had nooit gedacht daarvan gebruik
te zullen maken.*
Toen keerden zg om, om weer naar den
toren te gaan.
Plotseling w^rd Jack nog bleeker dan hg
reeds was en met een gelaat, waarop dooda-
Advertentiën van 16 regels 50 et. Elke re
meer 7% ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Yrgdagavond
ingewacht.
deling ten laste waren gelegd. De beschul
digde gedroeg zich tjjdens de behandeling
van de zaak volslagen onverschillig. Wezen
loos erkende hg eenige geringere vergrijpen,
de ernstige loochende hg echter koel, of
hg zei, dat hg ze voor de grap had bedre
ven. In de zeer uitgebreide akte van be
schuldiging stond dat hg van half Oetobèr
1902 tot September 1903, das in een tjjd-
rairate van ongeveer tien maanden, zich
aan bovenbedoelde mishandelingen schuldig
gemaakt had, dat hg zgn positie misbruikte
om van de soldaten geschenken te krjjgea,
dat hg de manschappen, door ze met nog
ergere straffen te bedreigen, verhinderde,
zich te beklagen, en dat hg ondergeschik
ten dreigde met moord en doodslag.
Geljjk vele van zgn collega's, spuwde
Fraczki de soldaten in het gezicht; en de
mishandelingen en folteringen die hg bedacht,
waren van dien aard dat zg bjjna levens
gevaarlijk waren. Na eens bediende zg zich
van zgn vuisten, dan weer van een rjjzweep,
een ander Jmaal van een bezemsteel, dien
hg »Friedrich Wilhelm* noemde. Toen die
bezemsteel stuk was, verschafte hg zich een
anderen, den »grooten Frits*. Twintig sol
daten hadden onbeschrjjfeljjk te ljjden. Onder
dezm zgn er die 300, 250, 200, 180, 150,
140 en 100 mishandelingen te verduren
hebben gehad.
De krijgsraad vonniste Franzki tot 5 ja
ren gevangenisstraf en degradatie.
Tjjdens den oorlog van 1870'71 werd
van den hertog van Saksen-Meiningen Sen
zadel ontvreemd waarin o.m. 85000 francs
aan baar geld waren geborgen. Alle onder
zoek er naar bleef zonder gevolg. Dezer
dagen echter stierf te Orion (Luxemburg)
een slager onder wiens nalatenschap een
zadel werd gevonden, waaruit 85 bankjes
van duizend franc in goeden staat te voor
schijn kwamen. De hertog van Saksen-
Meiningen, met het geval in kennis gesteld,
zal een onderzoek naar een en ander doen
instellen.
Volgens de >Nazione« moet een kapitein
van het Italiaansche leger door menschen-
eters in de Congostaat gedood en opgegeten
zgn. Den minister van oorlog zgn ophel
deringen daaromtrent gevraagd.
De Russische expeditie, indertjjd uitge
zonden tegen de Chineesche rooverbenden
die de landstreek tasschen Kharbin en
angst stond te lezen, riep hg uit: »Luister,
luister!*
Op hetzelfde oogenblik hoorden zg het
woest geklots van water, dat bliksemsnel
de grot vulde, en waardoor zjj in eens
werden omringd.
»0, God, lord Bernard riep Jack han
denwringende uit, »nu eerst word ik met
recht een moordenaar. Ellendeling die ik
b8n, om u niet van hier te hebben gebracht.*
»Wat moet dat dan beduiden?* vroeg
lord Alton.
»De zee omringt ons. De vloed dringt
door tot in de geheime opening en de ge-
heele grot geraakt vol water* antwoordde
Jack in radeloozen angst.
Lord Alton rende naar buiten en keek
met verwilderde oogen om zich heen. Het
was waar, van alle kanten kwam het water
opzetten en de klippen bjj de grot waren
reeds bgna geheel onder.
Radeloos keerde hjj naar Ja ik terug, en
zag hem als krankzinnig heen en weer
loopen, terwjjl hjj jammerend herhaalde
»Oh, lord Bernard! lord Bernard, vergeef
mg, alles is mgn schuld. Ik heb u hier
gevoerd.*
Slechts een oogenblik was lord Alton
hevig verschrikt. Zgn gewone kalmte kwam
spoedig terug. Hg was overtuigd dat, als hg
sterven moest, geen jammerklachten hem
zonden baten.
»Wees niet bang, Jack* zeide hjj, >als
wjj sterven moeten, laten we dan als man
nen sterven.*
De zee had reeds de rots, waarop zjj
stonden, bereikt, en onheilspellend klotste
het water daar tegen.
Wladiwostok in hooge mate onveilig maak
ten, is thans teruggekeerd. Zjj ondervond
heftigen tegenstand, maar versloeg de Chi-
neezen volkomen, die meer dan 200 dooden
en een overgroot aantal gewonden moesten
achterlaten. De roovers namen ten slotte
de vlucht, doch werden door een gedeelte
der expeditie achtervolgd.
De Italiaansche driemaster San Leonardo,
een zeilschip, geladen met 1200 ton petro
leum, dat 10 December uit Philadelphia
aangekomen was, is in de haven van Mar
seille ontploft. De slag was zoo hevig, dat
zjj door de heele stad werd gevoeld. Het
schip vloog aanstonds in brand en stak
meteen een schip aan, dat er naast lag en
geladen was met calciumcarbide.
Yan alle kanten kwam dadeljjk hulp
opdagen, maar aanstonds bemerkte de brand
weer, dat er niet veel anders te doen viel,
dan te zorgen dat de brand niet oversloeg
op de pakbnizen in de baart. De brand
weer heeft niet kannen verhinderen, dat
23 spoorwagens, met steenkolen geladen,
door het vuur werden aangetast en in de
vlammen opgingen.
Dit is het ergste niet. Op het oogenblik
der ontploffing waren er menschen aan
boord, 4 of 8, het juiste aantal weet m n
nog niet. Die menschen zgn allen omge
komen in het vuur. Den kapitein heeft
men nog naar het hospitaal kannen bren
gen. Hjj had echter zoo hevige brandwonden
bekomen, dat bjj reeds bjj aankomst bezweek.
Schip en lading waren geen van beiden
verzekerd.
Behalve dat van een enkel huis het dak
is aangetast en afgebrand, heeft het vunr
zich niet verder uitgebreid. Men was zeer
bang, dat het schip met calciumcarbide, als
de lading met het water in aanraking kwam,
zon ontploffen. De andere schepen waren
dan ook allen uit de buurt weggehaald en
het publisk werd op verren afstand ge
houden.
Later is het echter, zonde; te ontploffen,
gezonken.
Een later bericht meldt, dat thans is
vastgesteld, dat de gezagvoerder en de eerste -
officier, zeven matrozen en een beambte die
aan boord gegaan was, om het leven ge
komen zgn.
De >Times« verneemt uit Calcutta: De
Engelsehe expeditie naar Tibet heeft het
eerste stuk van haar tocht over den Dzjilep-
»Ik zal probeeren te zwemmen, Jack,*
zeide lord Alton. Probeer achter mjj aan
te komen.*
Maar ook deze hoop was vergeefsch, want
Jack deed hem opmerken, dat men toch
niets zon kunnen uitrichten, want met geen
mogeljjkheid zou men over de rotsen kun
nen komen, die als golfbrekers dienst deden.
Bovendien was de maan weer onder gegaan
en de omgeving werd in diepe duisternis
gehuld.
De jonge man had nog altgd hoop, dat
er redding zou opdagen, al kon hjj in de
verste verte niet vermoeden onder welken
vorm, maar de oude Jack had alle hoop
opgegeven.
Plotseling schoot bjj lord Alton de ge
dachte binnen, dat Jack misschien nu zgn
geheim wel zou willen ontsluieren, nu hjj
toch vast en zeker meende, dat het on-
mogeljjk was aan den dood te ontkomen.
»Jack,« sprak hg, >ik wil je niet be
schuldigen, dat je de oorzaak van mgn dood
bent, alhoewel je geheel nutteloos naar hier
gevlucht zjjt. Maar toch wil ik je een gunst
vragen.*
»U wilt dat ik u zal vertellen
»Ja, je zult mg daardoor geruster doen
8terveu.<
Eu de oude man, zeer getroffen door dit
gezegde, antwoordde haastig:
•Laat ons hooger op de rots klimmen,
lord Bernard, dan zal ik ten minste nog
een paar minuten langer tjjd hebben om
mgn verhaal te doen.*
Hg beefde over zgn geheele lichaam en
lord Alton moest hem ondersteunen bjj het
klimmen. [Wordt vervolgd).
SBI/A»
Buitenland.