Hel Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Onvolmaaktheid. Uitgever: L. J. YEEEMAH, Heusden. M 2366. WOENSDAG 26 OCT. 1904. Oorlog tnsschen Japan en Rusland. !i^lANB VAN ALTEK^ voob Dit blad versch^at WOENSDAG en ZATERDAG. Abonaementaprj'i: per 3 maanden f 1.06. franco per poet zonder prgsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentien van 16 regels 50 et. Elke regel meer TVs °L Groote lettere naar plaatsruimte. AdrertentiSn worden tot Dinsdag- en Vrgdagavond ingewacht. Als we de natuur en het menschelijk leven aanschouwen, zien wij, dat niets volmaakt is in deze wereld, alles heeft zijn licht en schaduw, zijn voor en tegen. Hoeveel heeft de zomer dat ons be koort lange dagen, korte nachten, zoele luchten, geurig hooi, rijpend koren, oogst van vruchten, ontwikkeling. Maar daar staat tegenover, drukkende warmte, bederf in bloem en plant, geen blad meer ongeschonden, een heirleger van vijan dige machten zich opmakend om het geschapene weer te verdelgen. Hebben zcmer en lente veel bekoor lijks, en verkiest men hem verre boven den winter, ook deze biedt veel schoons; als wij ons gezellig om het haardvuur mogen scharen, dan ligt daarin een be koring, waarbij geen lentevreugd en zomerweelde haalt. Gelijk in de natuur zoo is 't in het leven, nergens volmaaktheid. Jeugd, ge zondheid, schoonheid, kracht, huwelijk, kinderen, rijkdom, eer, zeker, xe zijn heerlijk en begeerlijk, maar er gaan zorgen en lasten mee gepaard, waarvoor ouderdom, zwakheid, armoede, onge huwde staat, nederige stand, schoon vaak ook een plaag, ons vrijwaren. Het buitenleven verdient in menig opzicht de voorkeur boven het leven in de stad, maar doet er ook in menig opzicht voor onder. Is het aangenaam, vrij, het is op den duur eentonig ontwikkelend. De natuur zwijgt, geeft niet, doet ons droomen, dwepen, phantaseeren, tenzij we er in leggen wat we in ons zeiven hebben om het er als door een trechter weer uit te halen. Doch hoe weinigen hebben iets in zich zeiven en zij brengen het buiten dan ook niet veel verder dan tot allerlei uitroepenHoe wonderschoon ziet die dauw als parelen op de blaren, ziet dat heerlijk panorama, ziet die prachtige kleurmengeling bij het onder gaan der zon, enz. Hoe genoeglijk rolt het leven des genisten landmans been, althans in een gedicht, niet altoos in de werkelijkheid. Zullen we verder wijzen op de voor- en nadeelen van kennis en kunst, van vermaken en uitspanningen, 't is altijd weer hetzelfde, veel voor en veel tegen, op de eene weegschaal het genot, op de andere het tegenovergestelde. Zóó is het in de geheele wereld, ner- FEUILLETON. Een Poolsch verhaal. 32) Hg zag er schrikwekkend nit, maar zgn band beefde niet en hg mikte met vastheid en kalmte. Nog een oogenblik, en ik bad de britsehka met mgn hand knnnen raken, toen er plotseling een schot knalde mg a paard sprong ter zjjde, deed nog een paar groote sprongen, maar viel toen op de voor- pooten neder; ik trok het overeind, het steigerde op de achterpooten, hggde akelig en rolde met mg over den grond. Ik sprong aanstonds weder overeind en begon uit alle macht te loopen, maar dit was vergeefsche moeiteKort daarna was het lichte rgtuig ver van mg verwgderd, en ging steeds verder, totdat ik het nog slechts zag, wanneer een bliksemstraal de wolken doorkliefde. Het rgtnig verdween geheel aan mgn blikken en met het rgtnig ook mgn laatste straal van hoop. Ik trachtte te schreeuwen, maar kon niet, want mgn ademhaling bleef stekenik struikelde ten slotte over een steen en viel op den grond. Maar ik sprong weder overeind. >Zg zgn weg en verdwenen le herhaalde ik hardop, en ik wist niet meer, wat er met mg gebeurde. Mgn krachten waren uitgeput en ik was alleen en verlaten, buiten, in nacht en storm! Die dnivelsche Selim Mirsa had de overwinning op rag behaald! >Acb, ware Kazimierz maar niet met vader meegereden, dan hadden wg hen te zaraen kannen achtervolgen! Maar na? gen 8 vinden we iets, dat ons volkomen bevredigt. En toch ligt de trek naar het volmaakte in ons. Wij willen al het onaangename, al het kwade, wat in ons en in de natuur is, uit den weg ruimen, overwinnen. 't Geen ons als kind, als knaap of meisje ontbreekt, we hopen 't zelfs nog op onzen ouden dag te verkrijgen. En aan dien trek moeten wij gehoorzamen, we mogen niet stilzitten, niet rusten. Rust Ja rust na den strijd. Dat is juist onze strijd in dit wondere levenmoetenwillenstreven en toch het doel niet hunnen bereiken; aan den eenen kant het ideaal, aan den anderen kant de werkelijkheid. En zijn er, die in den strijd ter wille van de werkelijkheid het ideaal prijsgeven, anderen sluiten ter wille van het ideaal voor de werkelijkheid het oog. Zooals die laatsten gaat het vaak ook ons. Dat maakt ons licht ontevreden, gemelijk, slecht gehumeurd, ondankbaar, moede loos. O zeker, we weten dat 't volmaakte hier niet bestaanbaar is, maar als het op de toepassing aankomt zijn we het glad weer vergeten. Na den winter maken we ons illusies van de lente, na de lenie van den zomer, na de zomer van den herfst, en als dan de werkelijkheid daaraan niet beant woordt, zijn we ontstemd. We beloven ons gouden bergen van een te behalen winst, van een voorspoedigen oogst, van een voordeelige betrekking, van een herstelde gezondheid, van een volbrachte taak, van een huwelijk naar onzen wensch, maar valt de uitkomst tegen, dan zijn we geheel verslagen. Laat ons, waarin 't ook zij, in het groote en in het kleine, ons ideaal vast houden en doen wat in ons vermogen is om het te verwezenlijken, maar wor den we daarbij niet blind voor de wer kelijkheid. Met geestdrift ga een zekere nuchterheid, matiging, practische zin, kalme overweging van het voor en tegen van alle dingen gepaard. Zien we om het eeD het ander niet voorbij. Buitenland. De aanslag op de Engelsche Vissehersvloot. De Russische Oostzeevloot heeft in den nacht van Vrjjdag op Zaterdag de groote Engelsche noordelgke visschersvloot, terwgl deze aan het visschen was op 220 mglen Wat zal er nu gebeuren?* zoo schreeuwde ik met luider stemme, te midden van den nacht, om mgn eigen stem te hooren en het verstand er niet bg te verliezen. De storm scheen mg te bespotten en nit te lachen en mg toe te fluisteren: »Daar zit ge na aan den weg zonder paard, en ginds is hg bg haar!* Langzaam keerde ik naar mgn paard terag. Een stroom zwart geronnen blonl vloeide nit zgn neusgaten; het dier leefde nog, maar haalde moeieljjk adem en keek mg met reeds gebroken oogen aan. Ik zette mg naast het paard neder, leunde met mgn hoofd op zgn nek en toen bekroop mg een gewaarwording, alsof ook voor mg het einde genaderd was. En boven mgn hoofd gierde de wind en spotte: >Hg is bg baar!* Een zonderlinge verdooving overviel mg en ik kon niet zeggen, hoe lang zg ge duurd had. Toen ik weder tot bezinning kwam, was het onwedar voorbg en scheen de maan helder. L)e aanblik vau mgn dood en bgna reeds verstijfd paard riep mg het gebeurde in het geheugen terug. Ik ke^k om mg heen, om te zien, waar ik was. Aan mgn rechterhand zag ik op grooten afstand een licht glinsteren; ik snelde in deze richting voort en ontdekte, dat ik mg in de onraiddelgke nabjjheid van Ustrycka bevond. Ik besloot aanstonds naar het landgoed te gaan en den landheer van Ustrycka een bezoek te brengen, wat des te gemakkelijker aitvoerbaar was, nu hg niet in hot slot zelf, maar gawoonlgk in een alleenstaand huisje woonde. Zgn vensters waren nog verlicht en ik klopte aan de denr. Hg deed zelf open, maar deinsde bg mgn aanblik van schrik terag: Drommels wat ziet ge ten oosten van Spnrnhead (niet ver ten noorden van Terschelling) plotseling be schoten, waarbg eenige personen gedood en vele gewond werden en een boot tot zinken werd gebracht. Een berichtgever van de Daily Mail* heeft van kapitein Peaker, van den stoom- logeer »Magpi,« welke daar ook tegen woordig was, de volgende beschrgving van het gebeurde vernomen Yrgdagnacht waren er ongeveer 40 stoom- treilers van de vloot uit Gramecock aun het visschen in de Noordzee, op een breedte van 55.15 N. en een lengte van 5.6 O., d. i. ten zuidoosten van Doggersbank. Het was een mistige nacht met motregen, en wg waren verspreid over een uitgestrekt heid van eenige mglen. Tnsschen elf en twaalf nur had de admiraal van de vis schersvloot, volgens de jpwoonfe, met vuur pijlen en gekleurde lichten geseind, in welke richting de vloot dien nacht moest stevenen. Op eens zagen wg door den mist en den regen een aantal lichten van schepen, groote en kleine. Daar wg wisten dat de Oostzee vloot op het punt was om te vertrekken toen wg in zes gingen, ea daar wg zagen dat de schepen recht op het Kanaal aan stuurden, vermoedden wg natuurlgk dat het de Russen waren. Maar, eerlgk gezegd, had ik op dat oogenblik niet kunnen zeg gen, wat voor schepen het waren. Al wat ik weet is, dat er vele waren, dat zg el kander rret lichten seinden, en dat zg met hun geweldige zoeklichten elk onzer onder zochten. Plotseling begonnen eenige van de oor logsschepen op ons te vuren of liever op ongeveer twintig booten die het dichtst bg ben waren. In het eerst dachten wg nataurljjk dat het losse schoten warea, en de bootsman van de Tomtit, die dicht bg lag, nam twee groote visschen in zgne handen en hield die op armslengte voor zich uit. Sommigen zeggen dat hg het voor de grap deed, als om de viach aan de Russen aan te bieden. Anderen denken dat hg wist dat de schoten scherp waren en hg de Ras sen wilde beduiden dat wg vreedzame vis- schers waren, en niet vganden die kwansuis op treilers waren. De oorlogsschepen weren zoo dicht bg enkele van de booten dat zg, met behulp van kgkers en zoeklichten, met gemak had den kannen zien, hoe de manschappen aan er nit, mgn waarde »In de nabgheid van Ustrycka heeft de bliksem mgn paard gedood. Ik wist niets beters te doen, dan n te gaan bezoeke» »Maar, duivels, ge zjjt door en door nat en half verstgfd! Het is reeds laat! Ik zal n aanstonds wat eten en droge kleeren laten geven.* »0 neen, neen, ik moet aanstonds weer weg >Maa? waarom is Hanna dan niet mede- gekomen Mijn vrouw vertrekt morgen om twee nur. Wg dachten, dat zg dezen nacht bg ons doorgebracht zou hebben.* Ik vormde aanstonds het besluit, hem alles mede te deelen, want ik had zgn hulp noodig. »Hoor u eens,* zoo begon ik, >er is een ongeluk bg ons gebeurd. Ik reken er echter ten stilligste op, dat u er met niemand, zelfs niet met uwe echtgenoote, over zult spreken, want het gaat om de eer van ons hnisl* Ik wist, dat ik na op zgn stilzwggen kon rekenen, en deelde hem dus alles nauw keurig mede alleen verzweeg ik hem mgne liefde voor Hanna. »Maar dan zult ge Selim toch wel uit dagen? Ni«t?< zeide hg, nadat hg met groote aandacht naar mgn verhaal geluis terd had. >Natuurljjk 1 Dat zal morgen gebeuren Maar vandaag wil ik d9 vluchtelingen nog verder nazetten, en daarom wilde ik n ver zoeken, mg twee nwer beste paarden te geven.* >Ge behoeft ze volstrekt niet na te zet ten; ik veronderstel, dat zg niet ver te zoeken zullen zgn. Vermoedelijk z(jn zg langs allerlei omwegen naar Chorzeli ge- dek de visch ontweiden, want alle booten waren daarmee doende, toen de eerste scho ten gelost werden. Wg waren verbijsterd toen wjj begon nen te beseffen, dat men in ernst op ons vuurde, dat de schoten goed gemikt waren en er menschen gewond en treilers bescha digd werden. Algemeene verwarring en schrik volgden. Sommige booten waren bezig hun sleepnetten in te halen, toen de beschieting begon; zg sneden de vleet af, maakten stoom en gingen er vandoor, zoo hard zg konden. Ik denk dat het vuren zoowat een half uur duurde en dat het kwam uit snelvuur kanonnen aan boord van de kruisers, te oordeelen althans naar de snelheid van het schieten. Ik heb enkele projectielen in de booten zien vastzitten. Zg hadden ongeveer de doorsnede, maar niet de lengte van een groote komkommer, en hadden koperen koppen. Wegens do duisternis en den regen, kon den wg de Russische booten niet zien, alleen hun stoomwolken en zijlichten, en de groote zoeklichten verblindden ons bovendien. Wjj waren volkomen hulpelooswg konden niets doen om ons bekend te maken, en het zag er naar uit, dat wg allen in den grond ga- boord zouden worden, den een na den ander, zonder een woord van opheldering. Maar gelukkig hielden de kanonnen na dertig minuten vurens in welken tgd dozjjnen en nog eens dozjjnen projecdelen op ons werdan gemikt plotseling op en stoomde de vloot snel weg naar het Kanaal. Waarom zg heenging, weet ik niet; mis schien bemerkten zg de vergissing. De treiler Crane leed het meest van den aanval. Den schipper van de Crane werd het hoofd geheel van de romp gescheiden, en een ander projectiel doodde den stuur man, het sneed zgn halve hoofd weg van de kin tot het haar. De geheele bemanning van zes koppen werd gewond, enkelen ern stig, en de bootsman verloor zgn linkerhand. Niemand wist dit nog op dat oogenblik, ofschoon men hoorde kreunen, tot men de Crane zag zinken. De schipper van de Gul), die het dichtst bg lag, zette dadelgk een boot nit en klampte de Crane aan. Hg vertelde mg dat het dek er vresselgk uitzag, bloed, overal bloed, de hoofdelooze romp van den kapitein en het afzichtelijk verminkte lgk van den stuurman zonder reden. Waarheen konden zg anders wel vluchten? Zg zgn stellig naar Chorzeli te ruggekeerd en zullen zich daar aan de voe ten van den ouden Mirsa geworpen heb benWat hadden zg anders moeten doen? De oude Mirsa zal zgu Selim op den zol der opgesloten en het meisje bg u terng gebracht hebben »Mjjnheer Ustrycka, ik bid n »Nu, na, maak je niet boos, mgn jongen! Ik neem het n volstrek niet kwalgk, maar met mgn dames zou het anders gaanLaat ons echter nu geen tgd meer verliezen!* »Natuurlgk, laat ons nu vertrekken!* Ustrycka aarzelde nog een oogenblik. >Ik weet na, wat ons te doen staat,* zeide hg, na een poosje nagedacht te heb ben; »ik zal onmiddellijk naar Chorzeli rjjden, en gg rgdt naar huis, of beter nog, gij blgft hier wachten. Is Hanna op Chor zeli, dan neem ik haar mede en breng haar o terug. Maar het zou ook kunnen gebeu ren, dat zg haar mg niet willen m rdegeven In ieder geval zon ik den ouden Mirsa ver gezellen, wanneer hg Hanna terugbrengt, want uw vader is zesr opvliegend. Hg zou den ouden Mirsa wel eens tot e*n duel kannen uit lagen, en deze heeft er toch vol strekt geen schuld aan gelooft u ook niet »Mgn vader is niet thuis.* »Des te beter, des te beter!* De landheer van Ustrycka klapte van vreugde hieroven in de handen. >Uans, kom hier!* riep hg. Zgn kauier- bediende kwam binnen. Paarden en rgtnig binnen tien minuten! Heb ja't gehoord?* »En voor mg geen paara?* vroeg ik. »En voor mjjnheer ook paarden!* Wg bewaarden beiden het stilzwggen. Eindelgk vroeg ik hem: »Mag ik even aan gezicht, en de gewonden weggekropen waar zg maar konden De dooden en gewonden werden juist bgtgds van de Crane gehaald, voor zg zonk. Zg had groote gaten op zp, door welke het water naar hinnen gutste. De gewon den werden aan boord van het kerkschip »Sarah Myles* gebracht, dat haar lichten bedekte, ofschoon de Rassen toen al ver genoeg weg waren... Yerscheidene andere treilers werden ge havend. De Mino kreeg acht of negen scho ten boven de waterljjn, en de bemanning moest beddegoed in de gaten stoppen, om haar drjjvende te honden... Het is onmogelijk, zoo besloot kapitein Peaker, om te denken dat torpedo-jagers er als treiler zouden kunnen uitzien. De ge heele bonw van onze schepen is anders en gemakkelijker te herkennen. Elke boot droeg hare lichten volgens de reglementen van het ministerie van koophandel. Ik denk dat de Rassen hun kop kwijtraakten, in verwar ring er op los schoten en daarna wegstoom- den toen zg geen antwoord kregen en be merkten, dat wg onschuldige visscherlni waren. Volgens een bericht uit Portsmouth wordt het geheele aantal gewonde visschers als 29 opgegeven. De secretaris van de Russische ambassade heeft tegen een vertegenwoordiger van de Daily News* gezegd, dat Rusland al weken geleden tegen een Japanschen aanslag ia de Noordzee was gswaarschuwd. Zoodoende kan het dat de Russische officieren meenden, dat de visschersbooten van torpe io-lanceer- bnizen waren voorzien. Een correspondent van de Petit Parisien weet te vertellen dat van de 35,000 ge wonde Rassen die dezer dagen te Moekden binnengebracht zgn, er reeds 7000 zgn overleden. Uit de ambteljjke telegrammen van Rus land en Japan bljjkt thans, dat de Russen bg den laatsten slag 14 Japansche kanon nen hebben buitgemaakt bg den aanval op Jatnada'a koloDne en later nog een van hun eigen kanonnen, dat de vgand had achtergelaten, teruggehaald hebben. De Ja panners daarentegen veroverden ia de eerste Selim schrgvea? Ik zou hem liever schrif telijk uitdagen!* Waarom?* »Ik vrees, dat de oude Mirsa h8m geen verlof zal gaven om te dnelleeren. Hg zal hem eenigen tgd opgesloten houden en dit als een voldoende bestraffing beschouwen. Maar voor mjj is dit geen voldoening! Is Seli n opgesloten, dan kunt u hem niet spreken; door middel van den onde kan nen wg niets aanvangen, maar een brief kan iemand hem wel toestoppen. Ik zal er mgn vader ook niets van zeggen, dat ik ga dnelleeren. Hg zou den oude kannen uit dagen, en deze is onschuldig. Heb ik reeds geduelleerd met Selim, dan heeft hg hiertoe geea aanleiding meer. U hebt immers zelf gezegd, dat ik moet dnelleeren?* >Zoo denk ik er ten minste over. Dnel leeren, duelleerenDat is de eenige weg voor den edelman, of hg oud of jong is, dat doet niets ter zake! Voor andere lieden geldt dit niet, maar voor den edelman ten stelligste. Welnu, schrgf dan; gehebtgelgk?* Ik ging aan tafel zitten en schreef het volgende: Je bent een schoftMet dit blad papier sla ik je in het gezicht Wanneer je mor gen niet met pistool ot sabel bg de woning van Wach bent, beschouw ik je als een laaghartigen lafaard, wat je naar allen schgn altgd geweest bent!* Ik verzegelde den brief en overhandigde hem aan den heer van Ustrycka; daarna gingen wg naar buiten. De britsehka stond reeds voor de deur. Bg het instappen schoot mg echter een ontzettende gedachte door de hersenen, (Wordt ^vervolgd)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1904 | | pagina 1