Bel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Teruggekeerd.
M 2450
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
WOENSDAG 16 AUG.
1905.
FEUILLETON.
Oorlog tusschen ianan en Rusland.
UNO VAN ALTEN/>
?00R
Dit blad versch^at WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementiprgi: per 3 maanden f l.OO.
franco per poet zonder prjjayerhooging. Afzonderlijke
nammers 5 cent.
Adrertentien ran 16 regel» 50 et. Elke regel
meer 77i et. Groote letter» naar plaatsruimte.
Adrertentien worden tot Dinsdag- en Vrjjdagavond
ingewacht.
Kolonisatie van Suriname door
Nederlandsche boeren.
Jaar in jaar uit vertrekken uit alle
streken van ons land landbouwers en
veehouders, arbeiders en handwerkslie
den, wieD het in het vaderland minder
goed gaat, naar de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika, naar de La Plata-
Staten, naar Venezuela zelfs en naar
Zuid-Afrika, en niemand van die allen
denkt er aan, dat wij een prachtige
kolonie bezitten, waarheen hij kon trek
ken, met veel minder moeite en met
veel meer kans op succes, omdat daar
het vet nog niet van den ketel is.
Het is een zonderling verschijnsel,
dat men ver zoekt wat dichtbij te ver
krijgen is en men zou meenen, dat er
in de genoemde landen, zooals men zegt
„goud te halen is", zoovelen trekken
er heen. De stroom van landverhuizers
gaat maar steeds voornamelijk d dér heen.
Niettegenstaande de slechte berichten,
welke van tijd tot tijd tot ons komen
omtrent de treurige ervaring van velen
dier emigranten; ondanks de talrijke
voorbeelden van bedrogen verwachtin
gen, door opzettelijke misleiding ver
oorzaakt; ondanks de verschrikkelijke
voorbeelden van totale verarming in die
landenvan een terugkeeren, nog armer,
nög berooider dan te voren, blijft de
stroom van landverhuizers zich richten
naar die streken.
Maar waarheen dan?
Naar Suriname is mijn antwoord. En
ofschoon het waarlijk de eerste keer
niet is, dat ik dien raad in het publiek
geef, wil ik het gaarne nog eens doen
en volgens eer en geweten vertellen
wat kolonisatie naar Suriname beteekent.
Nu het weer tijd is, dat een nieuwe
gouverneur moet worden benoemd, is
het plicht, de aandacht te vestigen op
het eenige middel, dat Suriname kan
helpen en dat tevens een prachtigen
uitweg biedt aan de overbevolking van
ons land.
Vroeger was Suriname een land, dat
ons schatten opleverde. Dat was in den
tijd van de slavernij. Toen in 1863 in
de kolonie de slavernij werd afgeschaft,
had men niet kunnen denken, dat deze
maatregel, door beschaving en huma
niteit geboden, zulke treurige gevolgen
voor de kolonie zou hebben, dat er
nagenoeg de ondergang der kolonie door
bewerkt werd.
De negers toch, de slaven, de werk
lieden der plantages, hoewel zich zeer
i)
Het had den heelen nacht door gesneeuwd
en nu de morgenschemering aanbrak, lag
de sneeuw wel een voet hoog. De lage deur
van een schamele woning, aan den ingang
van een afgelegen dorpje, werd geopend en
een bejaard man, moeilijk ter been en met
een blauwe slaapmuts op het grijze hoofd,
kwam naar buiten en begon de opgejaagde
sneeuw voor het huis weg te scheppen.
„Vader, drink eerst een kop koffie," riep
een stem^ van binnen. De oude man staakte
zijn arbeid, slofte het woonvertrek weer in
en zette zich aan de ruwe, houten tafel,
terwijl zijn vrouw hem een kop dampende
koffie toereikte.
„Je zult een zuren tocht hebben, oudje!"
zei hij, terwijl hij welbehagelijk het geurige
vocht opslurpte, „er ligt dikop sneeuw en
het is nog zoo donker als de nacht."
De vrouw trok de magere schouders op,
stak een paar sneden brood bij zich, knoopte
een bonten doek om de ooren, sloeg een
kalen, maar tamelijk warmen mantel om,
daarover een groven zak, gevuld met aller
lei pakjes en doozen, en haalde eindelijk
een groote, groengeruite parapluie, die ook
voor stok dienst deed, uit een hoek van
het vertrek. Ze gaf niet veel om regen of
sneeuw, en wat haar betrof, had zij de pa
rapluie wel thuis kunnen laten, maar zij
moest haar zak beschermen en daarom
„Je hebt hem toch wel goed nagezien,
Jozef, heb je?" En op zijn geruststellend:
ordelijk gedragend, verlieten voor het
grootste gedeelte de plantages, zetten
zich in en nabij Parimaribo neer en
begonnen daar een kalm en bedaard
maar ongeregeld leven, zonder bepaald
middel van bestaan. Want de Suri-
naamsche neger vond werken, voorna
melijk veldarbeid op de plantages, een
schande. Later is daarin, vooral door
het goede voorbeeld der Hollanders,
eenige verbetering gekomen.
Maar toen gaf het ons een geduchten
klap. Tal van eenmaal bloeiende plan
tages, waar schatten verdiend werden,
gingen te gronde. Natuurlijk zocht men
wel naar middelen om het kwaad te
herstellen, maar het ging niet. De een
achtte Chineezen geschikt, de andere
Engelsch-Indische koelies het redmiddel,
een derde Javanen. Dit laatste beant
woordt nog het best aan de verwachting,
maar het is op verre na niet voldoende.
Wat Suriname ontbreekt, is dus eene
bevolking van nijvere menschen, om te
beginnen boeren, die voor zich zelf
werken, die zich zelf opwerken en door
hnn welvaart ook welvaart in het land
verspreiden zullen. Want waar het den
landbouwer goed gaat, volgt de rest
van zelf.
Heeft men dan nooit een poging ge
daan om Hollandsche landbouwers naar
Suriname te doen emigreeren?
Ja, dat is gebeurd en deze proef, die
door een samenloop van omstandig
heden is mislukt, wordt door de tegen
standers van emigratie steeds aangevoerd
als een bewijs, dat de zaak niet slagen
kan, niettegenstaande de bewijzen daar
zijn, dat de mislukking van die proef
aan verkeerde maatregelen te wijten is
en niettegenstaande er bewijzen te over
zijn aan te voeren voor het welslagen
van emigratie.
In het kort is de geschiedenis als
volgt
In 1845 werd door drie predikanten
den koning een plan aangeboden tot
emigratie van Hollandsche boeren naar
Suriname. Dit plan viel in goede aarde
en 50 huisgezinnen werden uitgezonden
en een aantal jongelieden. Deze emi
granten zouden o. m. genietenvrijen
overtocht, een handgeld enz. Zij zouden
bij aankomst in Suriname woningen
voor zich gereed vinden en land, be
bouwd met hetgeen zij het eerst noodig
haddenverder zouden zij nog op allerlei
wijze geholpen worden, tot zij in staat
waren voor zich zelf te zorgen. Dit alles
was zeer fraai, maar het zou anders
uitkomen.
De eerste fout, welke men beging,
was een landbouwkolonie te stellen on
der leiding van drie predikanten. Ik
behosf daarover zeker niet uit te weiden.
Met alle respect voor predikanten, acht
ik hen toch niet bij voorkeur de aan
gewezen personen om een landbouw
kolonie te leiden. De tweede was, dat
het uitgekozen terrein (de verlaten mi
litaire post Groningen) een ongezonde
plaats was, waarvan de officier van
gezondheid Tydeman zeide„Zorg dan
ook voor een begraafplaats, groot ge
noeg voor de helft der kolonisten".
De derde fout was, dat toen de emi
granten aankwamen, nöch de woningen,
nöch de grond gereed was. Reeds spoe
dig brak er een epidemie uit, die meer
dan Vg der bevolking ten grave sleepte.
Kortom, de ellende was groot, de proef
mislukte totaal.
(Slot volgt.)
lluitenland.
Te Blackpool in Engeland heeft een
werkman zich om een weddenschap in
een beestenspel in het leeuwenhok ge
waagd. Het gebeurde buiten de voor
stelling en naar 't schijnt was er verder
maar een man bij. Deze is verdwenen
en het verminkte lijk van den waag
hals is later uit het hok gehaald.
In Macao (China) zijn er negen uur
lang aanhoudende schokken van aard
beving gevoeld, waarvan twee lang
duurden. De menschen vullen de par
ken. De Chineesche priesters voorspel
len de verwoesting van Macao. Stoom
schepen die naar Ilonkong vertrekken
zijn vol vluchtelingen. Te Honkong
zelf zijn lichte schokken gevoeld.
Uit Teheran wordt gemeld, dat de
Engelschen op de grens van Perzië en
Beloedsjïstan een groote werkzaamheid
aan den dag leggen. Naar het schijnt
zijn zij van plan, de strategisch be
langrijke, goed gewapende plaatsen Lao-
dro, Dusab en Mirdshiwa in bezit te
nemen. Laatstgenoemde plaats hadden
zij reeds bezet, maar moesten zij aan
Perzië teruggeven.
Het heet, dat de Perzische regeering
haar blijkbaar omkoopbaren, de Perzi
sche belangen nadeel berokkenden com
missaris van daar terug zal roepen.
De Engelschen moeten in den herfst
op het aan Beloedsjistan grenzende
Perzische gebied een telegraaflijn willen
aanleggen.
De in verband met den aanslag op
„Zeker, zeker," dronk ze haar laatste slokje
koffie op en trad de deur uit.
„Heere alevel," riep Jozef nogmaals, „wat
een sneeuw! Je kunt er niet door, moeder
er is geen pad te bekennen en je kunt geen
water van land onderscheiden."
Het oudje antwoordde niet, maar tuurde
scherp naar beide kanten van den weg.
Geen kans dat er vandaag een boerenkar
haar opnemen zouer lag te veel sneeuw
later op den dag misschien een slee, maar
de paarden moesten eerst scherp gezet,
't Kon laat worden; ze mocht niet langer
talmen, wilde ze nog bijtijds in de stad
zijn. Zoo, met een „Atjuus Jozef, denk om
de warme zemelen voor de kippen en breng
den vorm naar den bakker," trekt zij den
roodbonten doek wat strakker om de ooren
en aanvaardt haren tocht.
Jozef keek haar nog lang na, schudde het
grijze hoofd en ging toen huiverend naar
binnen.
Het wós een zure tocht. Ja zij ondervond
het wel, toen ze bij iederen stap in de sneeuw
zonk en de stramme beenen al spoedig moe
werden van de ongewone inspanning, 't Was
ook niet zonder gevaar, Jozef had gelijk!
Maar zij kon den weg wel blindelings vin
den. Hoe ontelbaar veel malen had ze hem
al afgelegd. Ze kende iedere heg en struik
ze wist precies waar de weg een draai nam,
of een brug zonder leuning over een ondiep
water voerde. Ze had nog nooit een onge
luk gehad; daar was ze trotsch op en met
Gods hulp zou zij nu wel weer den tocht
er goed afbrengen; maar 't viel haar zwaar.
Zij werd in den laatsten tijd erg gauw moe
en het was zoo'n eind, drie uur gaans! en
dat door de ongebaande sneeuw!
Ze is boodschaploopster van het dorp en
een gewichtig persoon, daar ze de gemeen
schap onderhoudt met de groote stad. Het
den Sultan van Turkije in hechtenis
genomen Belg Joris is, naar aanleiding
van de inbeslagneming van voor hem
bestemde brieven bij de Duitsche post
te Konstantinopel, bekentenissen gaan
afleggen. Hij heeft gezegd, dat de reeds
verdachte Bulgaar Rippe inderdaad de
dader is, samen met een Russisch Ar
meniër uit den Kaukasus. Uit de ver
dere mededeelingen van Joris zou ge
bleken zijn van een groot complot, waar
bij talrijke Bulgaren, Armeniërs, Russen
en Jong-Turken, te Genève woonachtig,
zouden zijn betrokken. Over den aan
slag zelf zou Joris hebben verteld, dat
onder den bok van het rijtuig, waarvan
de daders zich bedienden, tachtig kilo
gram meliniet was verborgen, dat ge
noeg was om de moskee en alles in
den omtrek volkomen te vernietigen.
Dat dit niet gebeurd is valt te verkla
ren door de omstandigheid, dat de ont
plofbare stof in kleine hoeveelheden
aangevoerd en vochtig geworden was.
Het onderzoek wordt voortgezet.
Te Boekarest zijn een groot aantal
vrouwen en kinderen van de in Roe
menië aanwezige matrozen van de Po-
temkin aangekomen, wien het na on
beschrijfelijke moeite gelukt was de
Russische grens over te komen. De
overheid zal de vrouwen en kinderen
naar hunne in het land verstrooide
mannen en vaders vervoeren.
Roemenië geeft daarmede tegenover
Russische deserteurs een navolgens
waardig voorbeeld van menschelijkheid.
In verschillende streken van Spanje
hebben de veldarbeiders zich 's nachts
van de schaapskudden meestergemaakt,
die zij slachtten, om aan voedsel te
komen. De overheid is machteloos. Als
er een paar gevat worden, komen alle
arbeiders aangeloopen, om te zeggen
dat zij allen schuldig zijn. De gevan
genen zijn trouwens met hun lot tevre
den, omdat zij nu ten minste te eten
hebben.
Ambtelijke berichten uit Andaluzië
bevestigen den jammerlijken toestand
van de landelijke bevolking. De minis
ter van landbouw zegt dat een crediet
van 12 millioen pesetas niet voldoende
zou zijn, om den nood te lenigen en
de openbare werken tot werkverschaf
fing voort te zetten.
Een passagierstrein van de New-
York-Cicago-St. Louis Railroad is tus-
schen Lorain en Vermillion op een
goederentrein geloopen.
Twaalf menschen kwamen om en vijf
en twintig werden gewond.
Te Sulphur Springs, in Texas, is een
neger, beschuldigd van aanranding van
is een goed baantje en toen ze het begon,
was zij jong en klaagde zij nooit over ver
moeienis, noch gaf zij iets om hitte of kou,
snerpenden wind, of zwiepende regenvlagen,
Toen had haar het meest gehinderd het
ongerief, dat ze lezen nog schrijven kon.
Wat was dat lastig geweest bij de menig
vuldige boodschappen, die haar werden op
gedragen. Maar ze was er aan gewend ge
raakt en nu hoewel ze nog geen a voor
een b kende wist ze alles door kruisjes
en andere teekens uit elkander te houden
en haar geheugen was zóó geoefend, dat ze
vermaard was geworden om de nauwkeu
righeid, waarmee ze zich van de minste op
dracht kweet. Dat was haar roem en trots
ze wist ook wel, dat ze onmisbaar was en
hoeveel jonge hartjes vooral er verlangend
klopten, als zij avonds thuis werd gewacht,
met haar schatten uit de stad.
„Zou de naaister haar woord gehouden
hebben, en Sanne de japon meebrengen?
Zou het garneersel geruild zijn en zij om
de schoentjes gedacht hebben?"
FoeiSanne denkt aan alles en stelt
niemand te leur. Als de naaister het werk
niet klaar heeft, weet zij haar zóó de les
te lezen, dat zij er soms in slaagt, het be
geerde toch mee te krijgen, als zij 's mid
dags teruggaaten als zij iets koopen moet,
dat niet in den eersten den besten winkel
te krijgen is, dan schuwt zij geen moeite
om het machtig te worden en zoekt onver
moeid, tot zij gevonden heeft. Ja, ze is on
misbaar, maar ze wordt oud, in 't najaar
reeds drie en zestig, en ze begint nu wel
naar rust te verlangenmaar ze moet den
kost ophalen. Jozet is nog eenige jaren ouder
en reeds lang ongeschikt voor den arbeid.
Hij verdient af en toe een duitje met knut
selwerk en bezorgt in haar afwezigheid het
huishouden, maar op haar komt eigenlijk
alles neeren als zij eens ziek moe3t worden
en niet meer kon, wat dan? Het had zoo
anders kunnen zijn, als ze haar kinderen
had mogen behouden, haar Frans en haar
Geerte.
Ze heeft een uur ongeveer geloopen. De
bleeke, sombere winterdag heeft zich nu
geheel uit de nachtelijke nevelen losgemaakt,
maar het is er daarom niet vroolijker op
gewordengeen zonnestraal verlevendigt het
landschapzwaar en grauw hangt de met
sneeuw bezwangerde lucht op de uitgestrekte
veldende boomtakken buigen onder 't ge
wicht der sneeuw; geen vogel doet zich
hooren, slechts een eenzame, bonte kraai
vliegt schichtig op met luid gekrijsch
De oude vrouw staat een oogenblik stil
en kijkt onderzoekend naar alle richtingen.
Geen spoor nog van eenig voertuig! Een
zucht ontsnapt haar. Het verweerde gelaat,
dat gewoonlijk zoo opgeruimd onder de
groote muts komt uitkij ken, staat nu somber;
de verwelkte wangen zijn hooggekleurd door
de inspanning en de vermoeide oogen tranen
van het verblindend witte sneeuwkleed.
Voort gaat ze weer en haar droevige ge
dachten gaan mee. Ja, wat was het anders
geweest, als Frans voor hen had kunnen
zorgen op hun ouden dag, als ze hem had
mogen behouden. Hij was zoo'n vlugge jon
gen, altijd de eerste op school en de lie
veling zijner onderwijzers.
Het was haar hartewensch geweest hem
eens schoolmeester te zien, maar de jonge
krullebol had geen zin in 't stil zitten, hij
hunkerde er naar millitair te worden, en
toen hij in de loting was gevallen, had hij
dienst genomen voor zes jaren. Wel was
het haar hard gevallen hem te zien heen
gaan, maar wat stond die uniform hem goed,
en hoe hartelijk had hij haar toegeroepen
een blanke vrouw, door een woedende
volksmenigte naar het marktplein ge
sleept, met petroleum begoten en levend
verbrand.
Op den grooten St. Bernhard heeft
een groote aardstorting plaats gehad.
Een massa van 40,000 kubieke meter
stortte naar beneden. De weg is op vijf
plaatsen onderbroken, een brug ver
nield.
Uit Victoria, Britsch-Columbia, wordt
gemeldEr heeft een aardverschuiving
bij Spencesbridge, aan den Canadian
Pacific Spoorweg, plaats gehad. Er zijn
ongeveer dertig personen, voornamelijk
Indianen, gedood. De Cbompionrivier
is geheel versperdhet water stroomde
terug en overdekte de spoorlijn.
Zoodra Witte's telegram, behelzende
de vredesvoorwaarden der Japanners,
was aangekomen op Peterhof, belegde
de Tsaar een familieraad. De groot
vorsten Wladimir en Nikolaas zouden
hebben aangedrongen op. afbreken der
vredesonderhandelingen. In 't algemeen
heerscht er een gedrukte stemming ten
hove en in politieke kringen, want
men ziet er op deze wijze niets terecht
komen van de onderhandelingen.
Kokoftsof, de minister van financien,
moet zich aldus hebben uitgelaten:
„Ik kan niet zeggen of de Japansche
voorwaarden in den vorm van een
ultimatum zijn gekleed of dat zij slechts
moeten voorstellen wat Japan meent
te kunnen krijgen. Maar als deze voor
waarden Japan's laatste woorden zijn,
dan vrees ik, dat de vredesconferentie
zal eindigen met een breuk".
De Petersburgsche berichtgever van
de Vossische Ztg. meldt, dat de Tsaar
last heeft gegeven, om den oorlog voort
te zetten.
De Russische pers, met de Beurscou-
rant, de Roes, de Slowo en de Razjwet
aan het hoofd, teekent verzet aan tegen
de Japansche voorwaarden, voorspelt
hun verwerping en zegt dat de „oorlog
van de regeering" of „koloniale oorlog"
daarna een nationale oorlog zal worden.
Want Rusland zal niet alleen te strijden
hebben voor zijn invloed in het Verre
Oosten, maar ook voor de integriteit
van zijn gebied en zijn levensbelangen.
De liberale Nasja Dzjidzjn merkt op
dat de inlandsche troebelen de Russische
natie zoo drukken, dat zij haar even
onverschillig maken voor den vrede
als voor de voortzetting van den onpo-
pulairen oorlog.
De Russische hulpkruiser Anadyr is op
de terugreis naar Libau door de Groote
„Wees maar getroost, moedertje, over een
tijdje ben ik korporaal en dan kom ik eens
over.
En, hij had woord gehouden. Zij had hem
weergezien met zijne korperaalsstrepen en
later als sergeant, maar toen ach, toen
had hij overgeteekend voor Indië, want daar
kon hij misschien officier worden, had hij
gezegd, en zij had geschreid en hem moe
ten afstaan. Jozef en zij hadden hem weg
gebracht aan boord van 't groote schip, waar
mee hij de reis zou doen. Nooit in haar
leven was zij zoo ver van huis geweest en
nooit zou zij dien tocht vergeten: hoe ze
haar jongen had gezien, voor 't laatst, tus
schen al de andere militairenhoe hij met
muts en zakdoek had gewuifd en zij, met
haar van tranen verduisterde oogen, hem
al dra niet meer had kunnen onderscheiden.
Hoe hoopvol en opgewekt waren in den
eersten tijd zijn brieven geweest, die buur
vrouw hun telkens weer voor moest lezen.
Zij had ze allen bewaard. Ze lagen nog in
't hoekkastje met een rood lintje bijeenge
bonden en zijn portret in de mooie Indische
uniform er boven op. Hij schreef altijd zoo
opgeruimd, dat ze op 't laatst ook bijwijlen
haar kommer vergat en met vader de mo
gelijkheid van zijn terugkeer besprak, en
hoe heerlijk het weder hier zou wezen.
Het had niet zoo mogen zijn!
Eens op een dag bracht de gemeentebode
hun een grooten brief; zij konden hem
niet lezen en de man, die het op hun ver
zoek voor hen deed en de angstige spanning
op het gelaat der oudjes zag, had bijna
niet den moed hun te zeggen, dat hun
zoon gestorven was, gesneuveld op het veld
van eer.
(Slot volgt.)
IIGIIWSBL4D