Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Boinmeierwaard.
IHBISCH ALLERLEI.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
2452
WOENSDAG 23 AUG.
1905.
voos
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per S maanden f 1.00.
franco per post zonder prgsverhooging. Afzonderlijke -j
nummers 5 cent.
i
Advertentiën ran 16 regels 50 et. Elke regel
meer 71/, ot. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagavond
ingewacht.
In het Algemeen Handelsblad" werd
in de laatste dagen weder het reeds
van zooveel kanten beziene vraagstuk
der hygiëne in de tropen ter sprake
gebracht en wel naar aanleiding van
een onderhoud, dat de redacteur van
dat blad met een Amerikaan, die hem
vroeg of men bij ons te lande bij het
uitzenden van jongelieden naar Indië
ook lette op hunne lichaamsgesteldheid
en kleur van haar.
Aanleiding tot die vraag had de
Amerikaan, omdat men volgens hem
bij het uitzenden van landgenooten naar
de Philippijnen niet genoeg rekening
had gehouden met den invloed van de
tropische zon op sommige individuen.
Het aantal jonge levens, dat de nieuwe
kolonie hen reeds gekost had, zou ont
zaglijk groot zijn. Het blonde, blanke,
volbloedige noordsche type zou beslist
ongeschikt zijn, terwijl niet al te groote
jonge mannen, van een droog type als
het ware, bruin van huidskleur en don
ker van haar verreweg zouden zijn te
verkiezen.
Deze meening was gebaseerd op een
werk van zekeren majoor Woodruff,
waarin deze de inwerking bespreekt
van tropisch zonnelicht op blanken. De
natuur zou in deze een vingerwijzing
geven, daar het felle zonnelicht in de
tropen alom aan donkerhuidige rassen
het aanzijn ^eeft geschonken.
Waarschijnlijk is het niet zoozeer de
groote hitte, die op zoovelen uit Europa
in Indië een doodelijke uitwerking heeft,
als wel de felle chemische stralen, waar
tegen geen beschermende kleur van
huid den mensch uit Europa beschermt.
Licht is opwekkend evenals alcohol,
thee en koffie en moet met matigheid
gebruikt worden.
Tot zooverre de beschouwingen der
Amerikaansche heeren, waarbij zeker
een tot nu toe nieuw gezichtspunt ten
aanzien van de hygiëne in de tropen
wordt geopend.
Voor ons als groote koloniale mo
gendheid is dit onderwerp van veel aan
belang en het zal dan ook zeker van
medische zijde niet onbesproken blijven.
Als leek veroorloven wij ons echter bij
voorbaat enkele opmerkingen en be
schouwingen.
De werking van het licht, de bijzon
dere geneeskrachtige invloed van som
mige chemische stralen van het licht
is bekend; denken wij slechts aan de
werking der stralen van radium en de
genezing van lupus met behulp van de
Finsensche lamp.
Bij dit alles heeft men echter te
doen met een specifieke werking, met
den invloed op de huid in bepaald aan
gegeven ziekten vormen. Dat evenwel
FEUILLETON.
Door liefde overwonnen.
i)
„Wanneer de armoede de deur binnen
komt, vliegt de liefde het venster uit."
Zoo zeggen de menschen gewoonlijk. Maar
ik kan het niet gelooven, ik zal het nooit
gelooven. Wat mij ergert, is niet zoozeer
de wreedheid van het spreekwoord als wel
de onwaarheid er van. Want, niet waar, wan-
nesr de armoede de deur binnentreedt, dan
krijgt de liefde opeens nieuwe en goddelijke
kracht om den vijand weerstand te bieden,
dan worden onze zwaar beproefde harten
nauwer en inniger verbonden dan te voren
door een eigenaardigen en schoonen band.
Zoo was het met Philip en mij. Armoede
had de klink opgeligt, de deur opengedaan,
eerst zachtjes, en daarna ruwer en met ge
weld; de armoede keek naar binnen en
staarde ons vlak in :t gelaat.
Ik zat alleen bij den haard in onze ar
moedige kamer. Het was laat op den na
middag van een kouden, buiïgen herfstdag.
De ramen ratelden onophoudelijk; de wind
huilde droef klagend in den schoorsteen,
de doode bladeren, dwarrelende door de
lucht, maakten den grauwen hemel zoo
de invloed van het felle zonnelicht op
het geheele individu van zoodanigen
aard zou zijn, dat het daardoor in
hoogst ongunstige levenscondities zou
komen, in dien zin, dat zijn physiek
niet meer bestand zou zijn tegen scha
delijke invloeden en dus in het alge
meen zijn weerstandsvermogen zou ver
minderen, komt vooralsnog vrijwel voor
onderstellend voor en niet in overeen
stemming met hetgeen de ervaring ons
tot nu toe in Indië leerde.
Over het algemeen kan men zeggen,
dat, de beslist als zoodanig aangewezen
ongezonde plaatsen buiten beschouwing
latende, het over de geheele aarde meer
een kwestie is hoe men leeft, dan waar
men leeft.
Nu is in geen enkel opzicht bewezen,
dat Indië ongezond is. Wij spreken
hier natuurlijk in het algemeenonge
zonde plaatsen heeft men daar even
goed als in elk ander land ter wereld,
en wanneer nu de Europeaan in Indië
zijn leven geheel inricht naar de eischen,
welke het klimaat stelt, dan is het zeer
de vraag of de theorie der zonnestralen
op den duur wel houdbaar is.
Yolgens professor Stokvis behoeft de
verplaatsing van den Europeaan naar
de tropen geen schadelijken invloed op
dezen uit te oefenen, wanneer de witte
man ook als een verstandig mensch
leett. Doch zulks is niet altijd het ge
val. De woelige jeugd gaat zich wel
eens te buiten en dan blijven de ge
volgen niet uit, want het zware werk,
dat over het algemeen in Indië ver
richt wordt, laat niet veel buiten
sporigheden toe.
Doch ook de uiterst kalm en solide
levende personen, begaan meermalen
grove fouten in zake de gezondheid.
Een groote dwaling is de redeneering
om zich in alles te regelen naar de
gewoonten en gebruiken van het land
men zal verstandig doen zich aan die
gewoonten en gebruiken geleidelijk te
wennen, en niets over te nemen, dat
niet bepaald geschikt voor het gestel
is gebleken. Zoo is het de gewoonte in
Indië meermalen per dag te baden. De
nieuweling zij hiermede echter voor
zichtig en zal verstandig doen het aan
tal malen, dat hij een bad neemt en
de uren waarop, te regelen naar zijn
gestel.
Yooral zal men zijn aandacht aan
de voeding moeten wijden, zoowel wat
soort als hoeveelheid betreft. Yelen zijn
van meening, dat men in Indië goed
moet eten om de invloeden van het
klimaat te neutraliseeren en te verdra
gen. Nu staat het als een paal boven
water, dat men zich overal goed moet
voeden, doch velen verstaan er in Indië
onder, dat zij buitengewoon veel voed
sel tot zich moeten nemen. Dit is ge
heel verkeerd, en geeft dan ook, naast
mogelijk nog somberder.
Ik trachtte mijn magere handen te warmen
boven het vuur, terwijl ik gedachteloos
mijn trouwring heen en weer bewoog, die
in den laatsten tijd zoo ruim was geworden
om mijn vinger. Ja, ik was heel, heel ma
ger en daarbij had ik een leelijke blauwe
striem om een van mijn polsen.
Klein Kareltje lag te slapen in zijn kribje.
Flora was naar de markt gegaan om eenige
inkoopen te doen; het kind deed dat gaarne
en had er slag van en haar lief treurig ge
zichtje bewoog de winkelier om ons langer
krediet te verleenen, dan ik op mijn meest
dringend verzoek zou kunnen verkrijgen.
Onze kamer zag er armoedig, ellendig
armoedig uit, de vloer was oud en zonder
één enkel kleedje, overal vertoonden zich
de sporen van onze bekrompen omstandig
heden, en de weinige meubelen zagen er
verwaarloosd en verveloos uit. Bij het venster,
op een ezel, stond een halfafgewerkte schil
derij, terwijl op de tafel een palet lag,
waarop de kleuren verdroogd waren, en
enkele schilderpenseelen lagen hier en daar
verspreid. De gereedschappen waren er wel
maar niet de man, die ze hanteeren moest.
Mijn man was uit; hij probeerde niet
langer om te werken, en door zijn voort-
durenden tegenspoed in geldelijke zaken,
liet hij, wanneer hij toevallig thuis was,
altijd weer hetzelfde refrein hooren:,,Wer
ken! Wat geeft het om te werken? O, om
het onoordeelkundig gebruik van sterke
kruiden en prikkelende spijzen, aan
leiding tot de zoo veelvuldig voorko
mende ziekten der spijsverterings
organen.
Door de groote warmte ontstaat de
verhoogde werking van de huid, de
meerdere vochtafscheiding, waardoor
aan de maag ook een deel van het
zoutzuur wordt onttrokken. Zulks zou
reeds een vingerwijzing moeten zijn
voor meerdere matigheid bij het eten.
Men kan dus wel nagaan als van de
maag nu juist integendeel nog meer
wordt gevorderd, een groot aantal maag
darm- en leverziekten hiervan het ge
volg moet zijn.
De eerste voorwaarde voor een ge
zond leven in de tropen is dan ook
„matigheid"; matig in alles, eten, drin
ken, baden en vermaken.
Houdt men zich hieraan stipt, dan
zal een Europeaan in Indië zeker niet
in gezondheid en weerstandsvermogen
achterstaan bij zijn rasgenoot, die in
het vaderland blijft, onverschillig of
hij een blank vel of blonde haren heeft.
De ervaring leert overigens in Indië,
dat zij, die hun bezigheden in de open
lucht verrichten, b.v. planters, over het
algemeen gezonder zijn, dan de kantoor-
heeren, en toch profiteeren de eersten
volop van zonnewarmte en chemische
stralen.
Ook is door Professor van Geer aan
de hand van uitgebreide gegevens en
sterftetabellen aangetoond, dat delevens-
kansen van Hollandsche vrouwen en
kinderen in Indië gunstiger zijn dan in
Holland.
De sterfte onder de Europeesche mi
litairen' bedroeg in het jaar 1905 15
op de duizend; in meerdere plaatsen
in ods land is dit cijfer hooger.
Al deze feiten wijzen er op, dat over
het geheel genomen Indië met zijn
warmte, niet ongezonder is dan Holland.
Die warmte is voor velen een schrik
beeld, doch men vergeet dan ons guur
voor- en najaarsweer en de bittere
koude in den winter. En hoe staat het
met onze gezondheid als de snijdende
noordewind blaast en de influenza en
longziekten offers bij honderden eischen
IltiUeitland.
Zaterdagmorgen kreeg de commissaris
van politie te Nogent aan de Marne
een brief van den volgenden inhoud:
Meneer de Commissaris,
Wees zoo goed, bij ontvangst hiervan,
naar de Avenue de Strassburg in te
gaan. Op de tweede étage, de linker
deur, zult gij vijf lijken vinden, van
mijn vrouw, mijn drie kinderen en mij
zelf. Wij benemen ons het leven uit
gebrek aan voldoende levensonderhoud
en uit ziekte.
De commissaris dacht in het eerste
oogenblik met een grappenmaker te
doen te hebben. Toch ging hij naar de
genoemde straat en vond er werkelijk
in een kamer op de tweede verdieping
het lijk van den ingenieur Ronfant,
diens vrouw en van de drie jongens,
zestien, veertien en elf jaar oud.
Het gezin woonde sinds Februari te
Nogent, en leefde geheel op zich zelf.
Ronfaut was een klein, mager mannetje
dat er ziekelijk uitzag, en met gebogen
hoofd en een droomende blik over de
straten liep. Zijn vrouw, betrekkelijk
nog jong, had reeds grijze haren en
keek altijd droevig, alleen wanneer
iemand haar iets liefs zeide over haar
drie flinke jongens glimlachte zij teeder.
De jongens André, Marius en Mathieu
waren ferme kereltjes, altijd net, zelfs
sierlijk gekleed; zij gingen op de ste
delijke school en behoorden er tot de
beste leerlingen.
De menschen gingen met bijna nie
mand om en niemand wist vanwaar zij
gekomen waren, alleen was het bekend,
dat Ronfaut aan onherstelbare maag
ziekte leed. Waarvan het gezin leefde
kan evenmin iemand zich begrijpen,
want voor de betrekking, die Ronfaut
in den eersten tijd van zijn verblijf te
Nogent aan een fabriek aldaar bekleedde,
had hij moeten bedanken, daar zijn
ziekte hem noodzaakte weken aan een
het bed te houden.
In een tweeden brief aan den commis
saris, dien dezen op de tafel vond, her
haalde Ronfaut, dat hij zich uit gebrek
en ellende genoodzaakt had gezien zich
van 't leven te berooven.. Zijn vrouw
had vrijwillig er in toegestemd hem
in den dood te volgen en van hun
jongens hielden ze te veel, dan dat ze
dezen alleen in het treurige leven zouden
hebben achtergelaten.
„Laten zij," zoo eindigde de brief, „die
een steen op mij zullen werpen, denken
aan den verschrikkelijken moed. dien
ik noodig had, om te doen wat ik ge
daan heb
Gods wil, zanik toch niet langer, Suze
Sommige menschen zijn voor bet ongeluk
geboren. Wat ter wereld helpt het om te
werken?"
Terwijl ik daar zoo alleen zat, keek ik
naar mijn trouwring en zuchtte. Ik zucht
te, want ik dacht aan de eerste weinige
jaren van ons huwelijk, toen werken voor
Philip niet alleen een kostwinning, maar
tevens een genot was, toen hij mij op de
warme zomeravonden in zijn armen hield
gesloten en mij vertelde van zijn idealen
voor de toekomst onze toekomst. Ik zucht
te, zooals de meeste vrouwen zuchten, denk
ik, wier verwachtingen zijn teleurgesteld
en wier illusiën zijn vernietigd. En toen
herkende ik het geluid van een welbeken
den zwaren voetstap op de trap en Philip
kwam binnen.
Hij sloeg de deur achter zich dicht, ter
wijl hij binnentrad; hij zag er bleek en
vermoeid en verstoord uit. Ik behoefde
slechts een vluchtigen blik op zijn bleek
gelaat te werpen om daarop den uitslag
te lezen van zijn zoeken op dien namiddag
wanhoop en teleurstelling waren daarop
duidelijk zichtbaar. En terwijl hij driftig
zijn laarzen uitschopte en ze naar het an
dere eind van de kamer wierp, bromde
hij„Niets meer te verdienen, altijd weer
dezelfde geschiedenis."
„Niet, Philip?"
„Niet? Ik zeg je immers, dat er niets
Lord Curson, de onderkoning van
Engelsch-Indië, heeft zijn ontslag inge
diend, hetwelk is aangenomen. Dit is
dus het gevolg van 't ernstig meenings-
verschil, dat heerschte tusschen Curzon
en Kitchener, den militairen bevelheb
ber van Britsch-Indië. Generaal Kitche
ner wilde, dat de civiele macht zou
staan onder de militaire, dat Curzon
zich zou onderwerpen aan zijn, Kitche
ner's, wil.
De Engelsche regeering had beide
mannen, die ieder afzonderlijk, met het
oog op het bestuur van het groote over-
zeesche rijk, over uitnemende hoeda
nigheden beschikken, gaarne willen be
houden.
Deze hoop is niet verwezenlijkt. Lord
Kitchener of Karthoum heeft de over
winning behaald. Of nu in 't vervolg
een soort van militaire dictatuur in
Engelsch-Indië heerschen zal
In een groot gedeelte van Engelsch-
Indië is de oogst mislukt. Honderden
meer te verdienen is. Vervloekt, als ik
weer naar een van die beroerde handelaars
ga. De volgende week vertrek ik naar Ame
rika en ga mijn geluk beproeven in de
mijnen of pak aan, wat werk voor de hand
komt. Precies gelijk wat, als ik maar een
ander leven krijg."
Ik zweeg. Philip was in een booze luim,
maar dit was belaas niets nieuws. Bij de
gedachte aan zijn vertrek naar Amerika,
kromp mij het hart ineen. Wat zou er van
mij en de kinderen worden? Wij hadden
niets om van te leven. En toch baarde dit
mij nog niet de grootste zorgmaar het
denkbeeld, om van Philip te moeten schei
den, kon ik niet verdragen.
„Wat een akelig hok is dit," zei bij. „Hebt
gij geen avondmaal voor mij, niets te eten
na mijn sjouwen den heel en dag?"
„Er is brood en kaas in de kast, beste
man, niets anders, en ik ben bang, dat ook
dit niet ruim is."
Ik stond op en haalde het brood en zette
het voor hem neer. Werktuigelijk at hij er
van, terwijl hij zijne oogen somber naar
den grond gericht hield.
„Hebt gij 't verstaan?" vroeg hij na een
poos.
„Wat verstaan. Philip?"
„Dat ik de volgende week naar Amerika
ga.
„O neen, neen!"
„Maar ik zeg je van ja. Wat zou my
en duizenden landbouwers in de pro
vincie Madras lijden vreeselijk door
den hongersnood.
Een anarchist, zekere Jori, die te
Bozen in hechtenis genomen was onder
verdenking van een aanslag op keizer
Frans Jozef in het schild te voeren,
heeft zich in de gevangenis opgehangen.
Hij was in het bezit van twee pisto
len en een bom, toen men hem pakte.
Te New-York werd aan het adres
van den heer Jacob H. Schiff, hoofd
der bankiersfirma Kuhn, Loeb Co.
een pakje gezonden, dat bleek een ge
vaarlijke bom te bevatten.
Door afwezigheid van den heer Schiff
werd het pakje, bestaande uit een kar
tonnen doosje met daarop vastgemaak-
ten deksel, geopend door een klerk.
Had deze er op de gewone wijze het
deksel afgetrokken, waarop de vervaar
diger van het helsche werktuig schijnt
te hebben gerekend, dan zou een ont
ploffing het zekere gevolg zijn geweest.
In plaats daarvan echter sneed G. de
doos met een mes open en ontdekte
zoo tijdig het gevaar van den inhoud,
die bestond uit lucifers, kruit en kogels.
De politie stelt een onderzoek in.
Men gelooft dat de aanslag in verband
staat met een bezoek door den heer
Schiff en eenige andere Joodsche ban
kiers aan den heer Witte gebracht.
Generaal-majoor Keim, de bekende
Duitsche mili aire deskundige die ook
in de Vlootvereeniging totdusver een
groote rol heeft gespeeld, maakt in de
Tag een opstel openbaar over de mili
taire weerkracht van kleine staten. Hij
stelt daarin in het licht dat België zoo
min als Nederland op de hoogte van
hun militaire taak zijn. Het Belgische
veldleger telt ten hoogste 100.000 man,
het Nederlandsche maar 36,000 man
en 15,000 bezettingstroepen. Naar de
maatstaven van Roemenië of Zwitser
land gemeten, die een hoogst eerbied
wekkende militaire macht bezitten, zou
den België en Nederland samen, al naar
zij het Roemeensche of het Zwitsersche
stelsel invoerden, 600,000 tot 800,000
man met 900 tot 1200 veldstukken in
het veld kunnen brengen. Duitschland
zal, uit hoofde van zijne geheele poli
tieke samenstel, wel nooit eraan denken
de zelfstandigheid van België of Neder
land op de een of andere wijze aan te
tasten, maar heeft er een algemeen
staatkundig belang bij dat beide nabu
rige staten België en Nederland meer
praesteeren op militair gebied. Van
welken aard dat „algemeene staatkun
dige belang" is, zegt Keim niet. (Blijk
baar bedoelt de generaal dat Duitsch
land er belang bij heeft, dat zijne buren
zich kunnen verweren, opdat het geen
andere huurlieden aan zijn westelijke
grens krijgt
In het begin van zijn opstel zegt
Keim nog, dat het eenige afdoende mid
del tegen politieke inlijvingsneigingen
van anderen is de eigen militaire macht
van een land. Onder de Skandinaafsche
beletten om te gaan? Dit leven verveelt mij,
alles walgt mij."
„Ik zal het je beletten, beste man," zei
ik bevend. „Neen, ik wil je niet laten gaan
ik wil niet, dat je ons verlaat."
„Jij wilt het niet?" vroeg Philip met een
spottenden lach en een vloek. Maar ik bleef
dicht bij hem staan.
„Ik wil het niet. Och, Philip, luiBter naar
mij, luister!"
Eensklaps stond hij toornig op en duwde
mij weg, en terwijl ik trachtte hem te vol
gen, greep hij mij ruw bij den arm en wierp
mij van zich, zóó heftig, dat ik waggelde
en bijna viel.
Ik voelde mij zwak en ziek, tengevolge
van gebrek aan voedsel, denk ik, want de
heele kamer scheen met mij te draaien. Ik
bracht mijn band aan mijn voorhoofd, en
terwijl ik dit deed, viel het oog van Philip
op de blauwe striem van mijn pols de
striem die bij er op gemaakt had toen hij mij
pas gisteren zoo woest had aangegrepen.
En daarop wendde hij zich plotseling af
met een blik, waarin diepe smart te lezen
stond, en wierp zich weer op zijn stoel bij
de tafel en verborg het gelaat in zijne
handen.
Er was een oogenblik van stilzwijgen
tusschens ons. Ik kon de zware ademhaling
van Philip hooren; ik kon zien, dat zijne
schouders op en neer gingen; ik wist, dat
hij weende. (Slot volgt.)