Net Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard,
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2485. Zaterdag 10 December.
1905.
FEUILLETON.
Juffer Belinfla's linneMeven.
De Wetenschap in dienst der Justitie.
UNB VAN ALTEHi
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f l.OO,
franco per post zonder prijsverbooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vg ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
't "Wordt er voor de boeven en boef
jes niet beter op. Toen indertijd de
telegraaf werd ingevoerd begon 't al.
Als men juist meende in veiligheid over
de grenzen te gaan, bleek daar reeds
de boodschap van zijn vermoedelyke
komst te zijn aangekomen.
Maar 't is hand over hand erger ge
worden. De justitie, die vroeger hare
speurhonden had om achter geheimzin
nige misdaden te komen, heeft die nog,
en wel twee- en in sommige landen
ook viervoetige. Zij heeft echter de
nieuwere vindingen der wetenschap in
haren dienst genomen, met name de
fotografie en de microfotografie, die de
geheimen van het microscoop te aan
schouwen geeft èn de vergrootings-
fotografie, die de vervalschingen van
allerlei oorkonden en papieren duidelijk
te zien geeft.
Elk groot politiebureau houdt er dan
ook tegenwoordig een fotografisch atelier
op na, waar men opnamen doet volgens
de methode van den heer Bertillon te
Parijs. Deze man heeft zich een groote
verdienste verworven op het gebied der
waarnemingen van het uiterlijk van
verdachten en veroordeelden.
Toch is het gefotografeerde uiterlijk
niet voldoende, om met zekerheid te
beslissen of een persoon al of niet de
gezochte misdadiger is. Want een ge
laat kan zoo velerlei veranderingen
ondergaan. Dezelfde persoon voor of na
een ernstige ziekte kan een zoo ver
schillend gelaat te zien geven, dat
men twijfelt of men met dezelfde per
soon te doen heeft. Daarom moeten
die afbeeldingen telkens worden her
haald. Ook doet zich hierhij nog een
ander gevaar voorde gelijkenis. Som
tijds toch gelijken twee verschillende
personen op elkander als twee drup
pelen water, zoodat de fotografie een
welkom hulpmiddel moge zij wezen,
niet volstrekt betrouwbaar is.
Dan heeft de meting van de verschil
lende vingertoppen veel meer waarde. In
den laatsten tijd is het vooral de vin
gerafdruk, waaraan groote beteekenis
wordt gehecht, en op eik portret van
een verdachte of veroordeelde wordt
dan ook een vergroote foto van den
indruk van duim en vinger aangebracht.
't Is al van veel vroeger bekend dat
die lynen, bogen, slingers enz., welke
gevormd worden in de huid aan de
toppen onzer vingers, bij verschillende
menschen verschillend zijn.
3.)
Zelfs de langste weg heeft een bocht,
hoewel het pad, door sommige menschen
betreden, zoo lang en zoo recht is, alsof
er geen einde aan schijnt te komen, en zoo
werd de gewone gang van het leven op
Lang Hall eindelijk gestoord. Den geheelen
winter was Miss Belinda sukkelend en zwak
ker dan gewoonlijk, en toen de lente was
gekomen, verloor zij meer in kracht dan
zij er in won. Zij werd al zwakker en
zwakker, totdat hare flauwe levensvlam
geheel was uitgebluscht en de arme Miss
Philippa alleen overbleef. Tot het laatst
toe sprak zij in haar ijlen over George
Leslie; en zij stierf met zijn naam op hare
lippen en zijn laatsten brief in hare hand
geklemd.
Miss Philippa was niet iemand om te
jammeren of zich dood te treuren, maar
na den dood van hare zuster was zij niet
meer dezelfde vrouw, die zij geweest was.
Zij was er werkelijk door verouderd en
van eene vrouw van middelbaren leeftijd
een oude vrouw geworden. Zij vatte veel
genegenheid voor mij op zeker om den
wille van hare overleden zuster en sprak
soms wel een uurlang over Miss Belinda.
„Linda," vroeg zij mij op zekeren dag
opeens, „denk je, dat die geschiedenis met
George Leslie een bron van geluk voor haar
is geweest?',
„Daar ben ik zeker van," antwoordde ik
Een jonge dame, die in de medi
cijnen had gestudeerd en te Aberdeen
werkzaam werd gesteld in een labora
torium, heelt 1500 vingerafdrukken
onderzocht en daaronder geen twee ge
lijke gevonden.
Yan allen nu, die in aanraking ko
men met de justitie, wordt een vinger
afdruk genomen en deze wordt zorg
vuldig bewaard. En dat dit niet te ver
geefs gebeurt, blijkt wel daaruit, dat
alleen in 't vorig jaar te Londen 5155
personen zijn herkend aan die afdruk
ken en dit getal wordt jaarlijks meer.
En zoo voorzichtig kan een dief of
inbreker niet te werk gaan of hij laat
hier of daar een spoor na, dat, door
de fotografie vergroot, een duidelijk
beeld van zijn persoon geeft. Onbewust
liet hij dat portret achter op een ven
sterglas, op een drinkglas tijdens zijn
arbeid gebezigd, op een gepolijste plaat
of gepolitoerd meubel of glanzend ge
schilderde deur.
Er behoeft maar ergens een „vinger"
op zichtbaar te zijn en de politie foto
grafeert die, vergroot die en kijkt in
hare verzameling na of zij den eigenaar
soms kent. Een stuk papiér, even aan
gevat en weer neergelegd, is voldoende
om een bewijsstuk te vormen. Onzicht
baar voor 't bloote oog brengt de ver-
grootingsfoto haar aan 't licht.
Ook in ander opzicht wodt de foto
grafie gebezigd, n.l. om op het terrein
waar een misdaad is gepleegd, den toe
stand in duurzaam beeld te brengen,
wat altijd later bij 't lev ren van be
wijzen van schuld of onschuld van
belang kan zijn. Zoo is het voorgeko
men, dat op zulk een foto van een
opengebroken brandkast door een bu
reau uit een andere plaats de aandacht
was gevallen. En daar zag men aan
de methode waarop wa^ te werk ge
gaan, dat men met een daar bekende
bende te doen had. Op eenige personen
van deze werd de aandacht gevestigd
en daarvan werden er een paar op
vermoeden gevat. En toen kwam de
microfotografie te hulp, die uit, wij
zouden zeggen ondenkbare gegevens,
de schuld der verdachten opbouwde.
Toen bleek het in het vuil hunner
nagels, dat daarin krijt zat van de
kast, en een microscopisch vezeltje van
het tapijt der kamer waar zy gewerkt
hadden werd de strop om hen te doen
hangen. Bij inbraken zijn het trou
wens vaak de vinger-indrukken, die de
eerste aanwijzing geven.
De wetenschappelijke fotografie is
een ware toovenares. Uit bloeddroppels,
huidschilfertjes, nagelvuil, ja uit alles
weet zij op verbluffende wijze bewijzen
te halen.
Ook ontdekte zij vervalschingen, door
cijfers te radeeren of te veranderen,
datums te vervalschen, enz. Somtijds
zoo dat aan het document niets te zien
was, maar de vergroote foto liet in
het gladde papier de ruwe radeering
zien. Ook wel dat het geradeerde cijfer
dan in zijn geheel duidelijk voor den
dag kwam. Of soms ook reageerden
de verschillende inkten die gebezigd
waren zoo verschillend in de foto, dat
daarin dadelijk zichtbaar werd wat
later bijgeschreven was.
't Wordt een kwade tijd voor de
boeven en boefjes, zeiden we. Maken
deze zich de vorderingen der weten
schap ten nutte zoodat zij steeds meer
volleerd worden de justitie van ha
ren kant doet het niet minder en na ir
wij gelooven en hopen zal de laatste
aan 't langste eind trekken.
(Z. N. en A)
fluks.
„Dat was, geloof ik, het eenige, wat haar
aan het leven hechtte en haar al die jaren
ook in het leven heeft behouden. Zij had
zoo weinig levenskracht, dat zij waarschijn
lijk weggekwijnd zou zijn, als zij dit punt
van belangstelling niet had gehad."
„Ik dank je, mijn kind, voor dat gezegde.
Als ik het niet met je eens was geweest,
zou ik 't mijzelve nooit kunnen vergeven,
dat ik het zoo lang had laten voortgaan."
„Maar wat stak er voor kwaad in vroeg
ik. Ik vond het onzinnig, dat eene vrouw
van Miss Belinda's leeftijd geen minnaar
zou mogen hebben, als zij er lust in had
en er een kon vinden.
Miss Philippa gaf geen antwoord.
„Hoe is het nu met kapitein Leslie?"
giDg ik voort. „Hebt gij hem al geschre
ven om hem Miss Belinda's overlijden te
melden en hoe zij hem stervend nog ge
zegend heeft?"
„Neen, dat heb ik niet."
„Maar mij dunkt, dat moest gij dan
toch doen, Miss Philippa," zeide ik leven
dig. „Het zou zeker een troost voor den
armen man zijn te weten, hoe innig zij
hem liefhad."
Miss Philippa glimlachte eenigszins.
„Zoo'n persoon als George Leslie bestaat
niet," zeide zij.
„Bestaat hij niet?" riep ik verbaasd uit,
vreezende, dat droefheid over hare zuster
de arme vrouw van hare zinnen had be
roofd. „O, Miss Philippa wat bedoelt gij?"
„Eenvoudig wat ik zeg. Ik heb al die
brieven aan Belinda geschreven en ze mijn
zaakwaarnemer te Londen gezonden om ze
daar op de post te doen."
Ik was te verbaasd om te spreken.
Kil i te SI land.
Het Handelsblad van Antwerpen
schrijft
In 1888 werd de notaris Coquerelle,
van Amiens (Frankrijk), vervolgd voor
belangrijke aftroggelarijen. Hij trok
naar den vreemde. Men zocht, maar
vond hem niet, en het assisenhof ver
oordeelde hem bij verstek tot 13 jaren
opsluiting.
Na in verscheidene landen, verbleven
te hebben, kwam Coquerelle zich in
1895 te Sint-Joost-ten-Noode vestigen,
Op de bevolking der gemeente was hij
ingeschreven onder den naam van zijn
eersten klerk, wiens papieren hij in
zijn bezit had.
Sinds dit tijdstip woonde hij zeer
gerust in de gemeente. Ongelukkig
werd hij door een zijner slachtoffers
herkend en bij het parket aangeklaagd.
Maandagavond werd hij opgesloten voor
het dragen van een valschen naam en
het parket van Amiens werd onmiddel
lijk van de aanhouding verwittigd.
De gezanten hebben de Porte thans
een gezamenlijke nota overhandigd,
waarin zij zeggen geen verdere wijzi
gingen in de voorwaarden te kunnen
toestaan. Zij hebben geen bezwaar te
gen de weglating der militaire uitgaven
van het Macedonische budget, mits een
eventueel tekort overeenkomstig artikel
12 van de overeenkomst tusschen de
Ottomansche bank en de Porte wordt
gedekt uit de douane-ontvangsten.
De internationale vloot heeft nog
geen bevel gekregen terug te keeren.
Een ernstige toestand is geschapen
aan de Turksch-Perzische grens. Op
twee punten, tegen welker overschrij
ding de Perzische inwoners zich steeds
hebben verzet. In het Perzische district
Suj. Bulak, ten zuiden van het meer
Urumiah, hebben zich, volgens Turksche
berichten, 5000 gewapende Perzen ver
zameld, die dreigen een inval te zullen
doen en bezit te nemen van een strook
Turksche grondgebied. Om tegen deze
mogelijkheid gewapend te zijn, hebben
de Ottomaansche autoriteiten twee ba
taljons infanterie met 3 kanonnen naar
de bedreigde plaatsen gezonden. De
Vali van het vilayet Monsul vraagt om
versterking. Een dergelijk geval dreigt
aan de grens in de buurt van Bayazid.
De medicinale wereld te San Remo
wordt levendig bezig gehouden door
een merkwaardig geval van nona. Het
betreft een jong meisje van 16 jaar, dat,
vroeger volgzaam en vriendelijk, op
haar 12de jaar gesloten, boosaardig en
leugenachtig werd. Bij de geringste
berisping liep zij het huis uit.
In Augustus van het afgeloopen jaar
trad een zonderlinge phase van haar
ziekte in. Een beknorrend woord was
in staat het meisje in een slaap te
brengen, die twee, vier tot acht dagen
duurde, gedurende welken tijd zij ge
heel gevoelloos was, en waarna zij lang
zaam weer tot bewustzijn kwam. Haar
slaap, die geheel normaal schijnt te
zijn, en haar een grooten honger ver
oorzaakt, wordt als hysterisch be
schouwd, en treedt steeds in bij de
minste aanleiding tot verwarring.
„Ik deed het uit bestwil," ging Miss Phi-
bedaard voort; „en je hebt zooeven
zeit gezegd, welk een genoegen het voor
Belinda was. Maar ik zal je alles uitleggen,
als je 't hooren wilt."
„Doe dat, alsjeblieft."
„Je weet, dat Belinda na het ongeluk,
waardoor zij plotseling haar vader en hare
gezondheid had verloren, in een kwijnenden
toestand bleef. De dokter zeide, dat niets
haar aan het leven hechtte en dat zij een
voudig stierf, omdat zij geen lust had om
te leven."
„Dat heeft ze mijzelve gezegd," merkte
ik aan.
„Wat haar ook niet weinig verdriet deed,
was de gedachte aan George Leslie," zeide
Miss Philippa, „want hij had haar niet
lang te voren veel attenties bewezen en
hare genegenheid gewonnen; en natuurlijk
begreep zij, dat hare gebrekkigheid voor
altijd een einde had gemaakt aan hare
hoop op eene gelukkige vrouw te worden.
Je kunt je wel voorstellen, dat dit voor
een karakter als dat van Belinda nog wel
het zwaarste van den slag was. Ik voor mij
zou liever alle mannen in de wereld opof
feren dan het gebruik van mijne beenen
missen; maar zij, arm meisje, had allebei
verloren en betreurde het eerste het meest."
„Dat kan ik begrijpen; voor haarteeder
hart was het eene behoefte zich aan iemand
te hechten."
„Toen ik zag, hoe het er mee gesteld
was, stapte ik over mijne trotschheid heen
(wat ik voor mijn eigen geluk nooit ge
daan zou hebben) en schreef aar. George
Leslie."
„En wat zeide hij vroeg ik vol belang
stelling in deze merkwaardige bekentenis.
Op tot dusver onverklaarbare wijze
zijn uit de Vaticaansche bibliotheek
talrijke documenten en kostbare manus
cripten van Pius VII verdwenen, on
der meer diens herinneringen aan zijn
gevangenschap in Fontainebleau.
Koning Haakon van Noorwegen heeft
al gelegenheid gehad om met den ernst
van zijn ambt kennis te maken. Maan
dag ging er een optocht van een kleine
duizend volwassen mannen door de
straten van Kristiania. Op een banier,
voor den stoet uitgedragen, stond te
lezen: „Schaf ons werk voor den kost.
Wij kunnen niet langer wachten. Dui
zenden kinderen zullen van honger
sterven." Eerst ging liet naar den voor
zitter van het Storting, die beloofde
het Storting zoo spoedig mogelijk hun
belangen voor te leggen. Vervolgens
naar het paleis, waar de koning een
deputatie uit de werkeloozen ontving.
De deputatie verzocht hem hen in den
nood te helpen en de regeering te be
wegen hun werk te verschaffen. De
koning beloofde voor hen te doen wat
hij kon.
„O, George Leslie was naar mijne mee
ning, een gek, en zoo heeft hij zich ook
altijd gedragen. Hoe Belinda in zoo'n zots
kap zin kon hebben, gaat mijn begrip te
boven; maar kort en goed, zij had hem
nu eenmaal lief."
„Zond hij dan een dwaas antwoord op
uw brief? vroeg ik.
„Niet dwazer dan van zoo'n nieteling te
verwachten was. Er was niet veel kwaads
en niet veel goeds in George Leslie, zoo
ver ik merken kon. Hij schreef een fatsoen
lijken brief, zeggende, dat hij werkelijk ge
negenheid voor Belinda had opgevat en
vast voornemens was geweest haar ten hu
welijk te vragen, maar dat haar gebrekkige
toestand hem daarvan deed afzien, omdat
het toch niet te verwachten was, dat een
man zich zou verbinden met eene vrouw,
die van hare sofa niet kon opstaan. Dat
drukte hij natuurlijk kiescher uit, maar
daar kwam zijn antwoord toch op neer, en
hij zond haar nog verscheidene malle brie
ven, als een pleister op de wonde, die ik
haar echter nooit gegeven heb."
„Was zij door het antwoord niet diep
getroffen, die arme Miss Belinda?"
„Zij heeft het nooit geweten. Eerst durfde
ik het haar niet zeggen; zij was zoo ziek
en zwaken kort daarna stierf George Les
lie. Toen viel het mij in, George Leslie als
een middel te gebruiken om haar in het
leven terug te roepen; en je weet, hoe goed
mij dat gelukt is. Ik ben het met je eens,
dat dit haar al die jaren in 't leven heeft
behoudenen voorzeker deed het haar zoo
veel genoegen, als niets anders ooit had
kunnen doen."
„Misschien heeft zij George Leslie nu hier
namaals ontmoet," zeide ik. „Welk eene
In de laatste dagen is een epidemie
van hersenvlies-ruggemergsziekte uit
gebroken in Fincham, een klein dorpje
bij Lynn, Norfolk. De ziekte heeft zich
snel uitgebreid, en ongeveer 15 perso
nen zijn aangetast. Feitelijk is er nau
welijks een woning te vinden, waarin
niemand ziek is.
Het eerste geval vond plaats in een
boerderij, en het slachtoffer was een
dienstmeid, wier ongesteldheid men
eerst hield voor influenza. Binnen drie
weken stierf zij, en een paniek ontstond
onder de bewoners van het dorpje.
De dragers waren slechts met de groot
ste moeite te bewegen, de lijkkist naar
het kerkhof te dragen.
De volgende persoon, die ziek werd,
was haar meester. Fincham is feitelijk
geïsoleerd, daar zich niemand in het
paatsje waagt, die er niet zeer dringende
zaken heeft.
De „Daily Chronicle" verneemt uit
Johannesburg dat de Chineezen een
paar van hun eigen mandoeren vermoord
hebben.
De Koreaansche agent in Amer ks
zegt dat hij een merkwaardig telegi
van den Keizer van Korea heeft ont
vangen, verklaren^*? dat het verdras
met Japan nietig is, omdat het met
geweld verkregen is.
Uit Tokio wordt aan de Daily T-
graph geseindChina is van plan
bezetting van honderd duizend ma:
Sjin-king, Girin en elders in de Amoer-
provinciën te leggen. De Chineez
komen onder bevel tip Japanners
staan. China wil zoot.oende de or e
handhaven en zijn gezag in Mantsjoerije
laten gelden.
Wederc n s er volgens de „Temp
een gruw;: tuk ontdekt n het Fn
he d. Een sergeant
koloniale infanterie was naar de Bov ;-
Sangha gezonden aan het hoofd van
een afdeeling miliciens om daar de be
lasting in natwa te in&en. Deze ser
geant is voor dei: krijgsraad gedaagd
omdat hij blijkens de beschuldiging
-— op de aanwijzingen van een han
delsagent, drie of vier inlander-a, die
geweigerd of verzuimd hadden belas
ting te betalen, gevangen had laten
zetten en zonder regelmatig vonnis had
laten ter dood brengen. Waar verluidt
heeft de troep miliciens
gebrachte inlanders opgegeten, en da?
wel op enkele passen air: 1 van le
hut, waar de onderofficier z
De staking van de bootwem te
Emden is nog niet gedaan. Daar eebter
het aantal goedgezinden die zich voor
werk komen aanmelden, toeneemt,
groeit de verbittering onder de uit-
geslotenen.
zonderlinge ontmoeting!"
„Groote goedheid, kindNu kan ik niets
meer voor hen doendat moeten zij maar
met elkaar uitmaken. Maar nu zal George
Leslie wel tot inzien gekomen zijn, hoe
dwaas en zelfzuchtig hij jegens Belinda ge
handeld heeft, en er berouw over hebben."
„Ge denkt dus, dat hij wijzer is dan hij
geweest is?"
„Hoe kan je dat nog vragen, kind! Als
een gewelddadige dood niet wat dwaasheid
uit een mensch klopt, wat zou het dan doen
Ik denk, dat George nu wel een verstan
dig wezen en mijne Belinda waardig is.
En bovendien is zij nu niet langer gebrek
kig en hulpbehoevend, dus houdt zijn vroe
ger bezwaar geen steek."
„O, Miss Phillippa, gelooft gij, dat ge
lieven elkaar hiernamaals zullen wederzien,
en dat alles, wat de menschen op aarde
gemist hebben, hun in den Hemel vergoed
zal worden?"
„Hoe weet ik dat, Linda? Ik begrijp
niet, waarom vrouwen altijd in deze we
reld dat gehaspel met mannen willen heb
ben, laat staan in de toekomende: en wat
er voor pleizier in is, kan ik mij heele-
maal niet voorstellen.
„Maar dó&r ben ik zeker van, dat de
Almachtige ons zóó geschapen heeft, dat
wij zonder het een of ander bijzonders niet
gelukkig kunnen zijn. Dat bijzondere zal
Hij ons eenmaal geven hetzij in deze
wereld of in de toekomende als wij Hem
er maar om vragen en Zijn gelegen tijd
afwachten.
„Maar hoe dat bijzonder iets ooit een
man kan zijn, gaat mijn verstand te boven."
Uit het Engelsch.
{Slot.)